Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Watertoren e.o.
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1672.13BPHRwatertoreneo-VG01

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. overkluizingen; 
  3. parkeervoorzieningen; 
  4. waterlopen en waterpartijen; 
  5. groenvoorzieningen; 
  6. parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, oeververbindingen, water en ontsluitingen;
  7. tuinen en erven;
  8. aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 lid 4.2;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens kantoor en of detailhandel is toegestaan;
  10. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'rijksmonument', tevens voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden behorend bij de aan de omgeving eigen situering van de bebouwing en de aan de omgeving eigen perceelindeling.
 

11.2 Bouwregels

11.2.1 Hoofdgebouwen

Op de voor Wonen aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd woningen met bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
  1. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal woningen dan welhet maximum aantal woningen aangegeven op de verbeelding met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  2. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  3. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven; 
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ mogen uitsluitend aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  5. ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
  6. ter plaatse van de aanduiding ’vrijstaand’ mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
  7. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn.
 

11.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken zoals bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning van vrijstaande, twee-aaneen gebouwde of aaneengesloten woningen mag per woning niet meer bedragen dan 50 m², met dien verstande dat het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste 50%;
  2. de goothoogte van bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning bedraagt ten hoogste 3 m, in het geval van aanbouwen en uitbouwen vermeerderd met 0,25 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  3. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5,5 m;
  4. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn worden geplaatst niet meer mag bedragen dan 1 m;
  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  6. de afstand van aanbouwen en bijgebouwen bij vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen tot de voorgevelrooilijn bedraagt tenminste 5 m;
  7. de afstand van aanbouwen en bijgebouwen bij overige woningen tot de voorgevelrooilijn bedraagt tenminste 1 m;
  8. vrijstaande bijgebouwen mogen uitsluitend worden afgedekt met een kap.
 

11.2.3 Bouwen voor de voorgevelrooilijn

Voor het bouwen van aanbouwen voor de voorgevel gelden de volgende regels:
  1. per gevelvlak van een woning mag één aanbouw worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag, vermeerderd met 0,25 m;
  3. de bouwdiepte bedraagt maximaal 1,0 m;
  4. de afstand tot de voorste perceelsgrens bedraagt ten minste 2 m;
  5. de breedte bedraagt maximaal 2/3 van het betreffende gevelvlak van de woning.
 

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in artikel 11 lid 2.1 sub c en toestaan dat de op de verbeelding opgenomen goothoogte mag worden overschreden, onder de voorwaarden dat:
    1. de overschrijding niet meer mag bedragen dan 1 meter;
    2. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
    3. bij de afwijking het behoud van een stedenbouwkundige eenheid van de desbetreffende straat in acht wordt genomen;
  2. het bepaalde in artikel 11 lid 2.2 sub a voor een oppervlakte van ten hoogste 60 m² onder de voorwaarden dat:
    1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedraagt dan 60%;
    2. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
    3. de stedenbouwkundige eenheid van de desbetreffende straat niet wordt aangetast;
  3. het bepaalde in artikel 11 lid 2.2 sub f tot een afstand van tenminste 1 m onder de voorwaarden dat:
    1. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
    2. de stedenbouwkundige eenheid van de desbetreffende straat niet wordt aangetast;
  4. het bepaalde in artikel 11 lid 2.2 sub h voor het plaatsen van een vrijstaand bijgebouw met een plat dak onder de voorwaarde dat:
    1. de stedenbouwkundige eenheid van de desbetreffende straat en de bebouwingskarakteristiek niet worden aangetast.
 

11.4 Specifieke gebruiksregels

11.4.1 Verbod

Het is verboden bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woonruimte.
  

11.4.2 Beroeps- en bedrijfsuitoefening

Op deze gronden is het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
  1. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 45 m²;
  2. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  3. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte detailhandel die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  4. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van het betreffende perceel.