direct naar inhoud van Artikel 10 Wonen-1
Plan: Kom Sterksel
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1658.komsterksel-OHR1

Artikel 10 Wonen-1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet met inbegrip van een aan huis verbonden beroep;
  • b. ondergeschikte detailhandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (dh);
  • c. (ondergrondse) bergings- en infiltratievoorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
  • a. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer dan 50% bedragen, met uitzondering van bouwpercelen met een oppervlakte tot 250 m², waarvan het bebouwingspercentage niet meer dan 60% per bouwperceel mag bedragen;
  • b. nieuwe vrijstaande woningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', met dien verstande dat de toevoeging van een woning aan de woningvoorraad moet passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b. geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – monument' uitsluitend inpandig verbouwd mag worden ten behoeve van nieuwe woningen/ wooneenheden, zoals deze worden toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.

10.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden in aanvulling op 10.2.1 de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met een maximale diepte van 15 meter;
  • b. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte';
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan:
  • 3,00 m bij vrijstaande hoofdgebouwen;
  • 3,00 m bij halfvrijstaande hoofdgebouwen aan één zijde;
  • d. de breedte van de voorgevel mag niet minder bedragen dan:
  • 7,00 m bij een vrijstaand hoofdgebouw;
  • 5,00 m bij overige hoofdgebouwen (stramienbreedte);
  • e. het hoofdgebouw moet voorzien zijn van een kap met een dakhelling van niet minder dan 20º en niet meer dan 65º.

10.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen én bijgebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden opgericht;
  • b. de voorgevel van de aan- en uitbouwen én bijgebouwen moet achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd op een afstand van niet minder dan:
  • 8,50 m bij vrijstaande hoofdgebouwen;
  • 3,00 m bij overige hoofdgebouwen.
  • c. voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits:
  • de afstand van de voorgevel van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m bedraagt;
  • de totale hoogte niet hoger is dan de maximale hoogte van het hoofdgebouw;
  • de breedte van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dat 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • de afstand van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelgrens minimaal 2 m bedraagt.
  • d. overkappingen mogen tot 1,50 m voor de voorgevel worden gebouwd, mits de afstand tot de voorste perceelgrens niet minder dan 3,00 m bedraagt en het voor de voorgevel gebouwde niet met enige wand omsloten is;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen én bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,50 m en de bouwhoogte niet meer dan 2/3 van de bouwhoogte van het hoofdgebouw met een maximum van 6,00 m, met dien verstande dat de hoogte in elk geval moet zijn gelegen binnen een denkbeeldig vlak onder 65º, gaande door de goothoogtelijn van 3,50 m op de zijdelingse perceelgrens;
  • f. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,00 m;
  • g. de totale oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen voor zover gelegen buiten het bouwvlak mag per woning niet meer bedragen dan:
  • 50 m²: bij een perceelsgrootte tot 250 m²;
  • 75 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 250 m² tot 500 m²;
  • 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m² tot 2000 m²;
  • 120 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 2000 m²;
  • h. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 1,00 m, tenzij op de perceelgrens wordt gebouwd;
  • i. bij hoekpercelen mag de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aan de zijde van het openbare gebied niet minder bedragen dan 3,00 meter;
  • j. tot een afstand van 25,00 meter achter de voorgevel moet, bij vrijstaande woningen, aan één zijde van het perceel een zone van minimaal 3,00 m uit de zijdelingse perceelgrens vrij blijven van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.

10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2,00 m en voor de voorgevel niet meer dan 1,00 m;
  • b. de hoogte van pergola's voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2,70 m;
  • c. de bouw van antennes is toegestaan achter de achtergevel van het hoofdgebouw, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 15,00 m;
  • d. de bouw van schotelantennes is toegestaan achter de achtergevel van het hoofdgebouw, mits:
  • de doorsnede niet groter is dan 2,00 m;
  • de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer bedraagt dan 3,00 m.
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m;de bouw van een zwembad is toegestaan achter de achtergevel van het hoofdgebouw en op een afstand van niet minder dan 5,00 m tot de zijdelingse en achterste perceelgrens.

10.2.5 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 13 'Waarde - Archeologie', de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan als onderbouw onder hoofd- en aan- en bijgebouwen;
  • b. de verticaal gemeten diepte mag niet meer bedragen dan 4,00 m.

10.2.6 Openluchtzwembad

Voor het aanleggen van een openluchtzwembad gel-den de volgende regels:

  • a. de afstand van het zwembad tot de zijdelingse en achterste bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 5,00 m;
  • b. de oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • c. het zwembad mag uitsluitend worden gesitueerd achter de achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, op een afstand van niet meer dan 50 m;
  • d. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid.

10.4 Ontheffing van de bouwregels
10.4.1 Ontheffingen

Burgermeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaaalde in:

  • a. 10.2.2 onder d ten behoeve van een afwijkende maat in geval van bijzondere woningen, zoals zorgwoningen;
  • b. 10.2.2 onder e ten behoeve van een afwijkende dakhelling;
  • c. 10.2.3 onder a op hoekpercelen ten behoeve van de bouw van een bijgebouw buiten het bouwvlak voor hoofdgebouwen en de zone voor bijgebouwen, mits deze niet minder dan 3 m en niet meer dan 12 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd is gelegen.

10.4.2 Voorwaarden

De in 10.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie.

10.4.3 Procedure

Voor het toepassen van de in 10.4.1 genoemde ontheffingsbevoegdheid is de in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in 18.1.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woonruimte en als afhankelijke woonruimte.

10.5.2 Aan huis verbonden beroep

Gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep
  • b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als onderschikte activiteit en wel in verband met die activiteit.

10.6 Ontheffing van de gebruiksregels
10.6.1 Maximaal vloeroppervlak aan huis gebonden beroep

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.5.2 onder a, tot maximaal 75 m², mits de omvang van de activiteit niet meer gaat bedragen dan 50% van de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel.

10.6.2 Afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.5.1 onder a. en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m².

10.6.3 Voorwaarde gebruik afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing, verleend op grond van 10.6.2 in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

10.6.4 Voorwaarden

De in 10.6.1 en 10.6.2 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie.

10.6.5 Situering en vorm bouwvlakken

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen in die zin, dat de situering en de vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken worden opgenomen.

10.6.6 Voorwaarden situering en vorm bouwvlakken

Voor de in 10.6.5 genoemde ontheffing gelden de volgende criteria:

  • a. de uitbreiding van het aantal woningen moet passen in het gemeentelijke woningbouwprogramma;
  • b. de financieel-economische uitvoerbaarheid moet verzekerd zijn;
  • c. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
  • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • 3. de verkeersveiligheid;
  • 4. de sociale veiligheid;
  • 5. de archeologische waarden;
  • 6. de flora- en faunawaarden.

10.6.7 Aan huis verbonden bedrijf

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.1. voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:

  • a. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • b. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m2;de bedrijven vallen onder de categorieën 1 of 2, zoals aangegeven in de tot de regels behorende Bedrijvenlijst of bedrijven die niet voorkomen in de Bedrijvenlijst, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de categorieën 1 of 2;
          • a. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als onderschikte activiteit en wel in verband met die activiteit;
          • b. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
          • c. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn.

10.6.8 Procedure

Voor het toepassen van de in 10.6.1., 10.6.2., 10.6.5. en 10.6.7. genoemde ontheffingen is de in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.