direct naar inhoud van Bestemmingsregels
Plan: Kom Heeze 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1658.bpkomheeze2014-vs01

Bestemmingsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Kom Heeze 2015" met identificatienummer NL.IMRO.1658.BPkomheeze2014-vs01 van de gemeente Heeze-Leende;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanbouw/uitbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-verbonden bedrijf:

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.7 aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, niet gericht op consumentenverzorging, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Gastouder als bedoeld in de Wet Kinderopvang en Kwaliteitseisen Peuterspeelzalen (WKKP) is hieronder begrepen;

1.8 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning met een zelfstandige woonvoorziening waarin een huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) of het houden van dieren, met uitzondering van intensieve veehouderij;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een bedrijf, inclusief opslagruimten, sanitaire ruimten en dergelijke;

1.13 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bestemd voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag:

het doorlopende geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimten in een gebouw met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, zolder en vliering;

1.20 bouwlocatie:

plaats die dient voor de opbouw en afbraak van Brabantsedagwagens en waar ten behoeve van deze functie een tijdelijk bouwwerk, dat dient als onderkomen voor deze praalwagens, mag worden opgericht;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon of de architectuur;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Bedrijven gericht op consumentenverzorging, zoals kappers, schoonheidsspecialisten en nagelstudio's zijn hieronder begrepen;

1.27 dienstverlening:

het verlenen van diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, al dan niet door middel van een baliefunctie, met uitzondering van een seksinrichting;

1.28 evenement:

een georganiseerde publieke gebeurtenis in de vorm van een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak in de vorm van sport, spel, cultuur, tradities en dergelijke;

1.29 extensief recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en waarbij het gebruik weinig invloed heeft op de doeleinden binnen de bestemming;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen dan wel personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.32 handel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals caravans, auto's etc. Bouwmarkten zijn hieronder tevens begrepen.

1.33 hoofdgebouw:

een gebouw, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, gelet op die bestemming, het belangrijkste is;

1.34 horecabedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, het exploiteren van zaalaccommodatie of nachtverblijf. Tot de hieronder genoemde begrippen Horeca 1 tot en met Horeca 3 worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

Horeca 1 (daghoreca):

vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm en openingstijden aansluiten bij winkelvoorzieningen en waarbij de activiteiten primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren of dranken voor nuttiging al dan niet ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans geen of slechts in lichte mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals broodjeszaken, ijssalons en lunchrooms.

Horeca 2:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals (eet)cafés, restaurants, brasseriën, cafetaria's etc., met uitzondering van een discotheek, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

Horeca 3:

een bedrijf waar bedrijfsmatig logies worden verstrekt met als nevenfunctie het verstrekken van maaltijden of dranken (aan de logerende gasten), zoals hotels en pensions.

1.35 huishouden:

een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderling verbondenheid;

1.36 intensieve veehouderij:

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

1.37 kamerverhuur:

de verhuur van een woning of woongebouw geheel of nagenoeg geheel via kameruitgifte, waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken er in van wezenlijke voorzieningen zoals een eigen kook- of wasgelegenheid of toilet;

1.38 kantoor:

een locatie die dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord worden gestaan en geholpen;

1.39 landschappelijke waarden:

het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;

1.40 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

1.41 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.42 natuurlijke waarden:

de waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied;

1.43 ondergeschikte detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten;

1.44 ondersteunende horeca:

horeca-activiteiten die uitsluitend in samenhang met en ondersteunend aan de hoofdactiviteit mogen plaatsvinden en waarbij de openingstijden van de horeca-activiteiten gelijk zijn aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;

1.45 overkapping:

een bouwwerk dat bestaat uit een dakconstructie met maximaal 2 wanden;

1.46 peil:
  • a. bij nieuw te bouwen hoofdgebouwen en daarbij behorende aan- of uitbouwen:
    het straatpeil ter plaatse van de perceelgrens vermeerderd met 3 centimeter per meter afstand tussen de hoofdtoegang van het gebouw en die perceelgrens met een maximum van 30 centimeter;
  • b. bij nieuw te bouwen bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde:
    de gemiddelde maaiveldhoogte van het aansluitend afgewerkte terrein;
  • c. bij bestaande gebouwen:
    een denkbeeldig vlak op 5 centimeter onder het niveau van de afgewerkte begane grondvloer;

1.47 prostitutiebedrijf:

een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;

1.48 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.49 vloeroppervlak:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.50 voorgevel:

de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekgevel is er slechts sprake van één voorgevel);

1.51 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;

1.52 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer waterafvoer, en waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten et cetera;

1.53 woning:

een complex van ruimten, dat uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.54 zorgwoning:

een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw, bedoeld voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen, gericht op het verlenen van zorg;

1.55 zorgwonen:

begeleid wonen, waarbij voorzieningen voor 24-uurs begeleiding tot de mogelijkheden behoort.

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Meetwijzen

de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;

de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel

de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde bouwperceel zijn of mogen worden opgericht op grond van een verleende vergunning of zijn opgericht op grond van artikel 2.3 lid 1 Bor juncto artikel 3 van bijlage 2 Bor, met inbegrip van de oppervlakten van (gedeelte van) gebouwen die volledig onder maaiveld zijn gelegen;

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen de buitenwerkse gevelvlakken of de harten van scheidsmuren;

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische doeleinden;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. behoud van bestaande paden en wegen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1,50 meter.

Artikel 4 Agrarisch - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarisch bedrijf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - melkrundveehouderij', een melkrundveehouderij;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning al dan niet met aan-huis-verbonden-beroep;

met de daarbij behorende

  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. verkeer- en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • c. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 70% van het bouwperceel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - melkrundveehouderij' is vergroting van de bestaande oppervlakte bebouwing ten behoeve van de veehouderij welke op de peildatum 21 september 2013 aanwezig of in uitvoering was, dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende omgevingsvergunning niet toegestaan.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in aanvulling op 4.2.1 de volgende regels:

  • a. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.


4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. één gevel moet in de naar de weggekeerde bouwgrens worden gebouwd;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 1000 m3, met dien verstande dat ondergrondse ruimten zoals kelders niet worden meegerekend;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

4.2.4 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • b. overkappingen mogen tot 1,50 meter voor de voorgevellijn worden gebouwd, mits de afstand tot de voorste perceelgrens minimaal 3,00 meter bedraagt en het voor de voorgevellijn gebouwde niet met enige wand omsloten is;
  • c. de totale oppervlakte van de aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 80 m2;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter;
  • f. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelgrens bedraagt minimaal 1 m, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd.

Voor de voorgevel van de bedrijfswoning mogen erkers, entreeportalen, balkons, luifels, overkappingen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • g. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
  • h. de hoogte (met uitzondering van balkons) niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;
  • i. de hoogte van de onderdoorgang onder een balkon niet minder bedraagt dan 2,60 meter;
  • j. de hoogte van de wand van een balkon maximaal 1,50 meter hoog is;
  • k. de gezamenlijke breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning indien de breedte minder bedraagt dan 6 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning meer bedraagt dan 6 meter;
  • l. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3 meter bedraagt.

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2,00 meter en voor de voorgevel niet meer dan 1,00 meter;
  • b. de hoogte van silo's mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – sleufsilo's' mogen alleen sleufsilo's en kuilvoerplaten worden gebouwd tot een maximale hoogte van 3 m;
  • e. de bouw van antennes is toegestaan achter de achtergevel van de bedrijfswoning, mits de hoogte maximaal 15 m bedraagt.

4.2.6 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.

4.2.7 Openlucht zwembad

Voor het bouwen van een onoverdekt zwembad gelden de volgende regels:

  • a. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan, op een afstand van niet meer dan 50 meter;
  • b. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is minimaal 3 meter;
  • c. de oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • d. per bouwperceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
  • e. het zwembad mag niet hoger zijn dan 1 meter;
  • f. de ondergrondse bouwdiepte van het zwembad bedraagt maximaal 2,5 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Houden van dieren bij een veehouderij
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - melkrundveehouderij' mag binnen de gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren.

4.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik voor (verblijfs)recreatieve doeleinden;
  • b. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte en als afhankelijke woonruimte;
  • c. het splitsen van bedrijfswoningen in meerdere woningen;
  • d. het gebruik van de gebouwen voor kamerverhuur.

4.3.3 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 45 m²;
  • b. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
  • c. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'bedrijven categorie 1': bedrijven voor zover deze bedrijven voorkomen in categorie 1 van de in Bijlage 1 bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 2. 'bedrijven t/m categorie 2': bedrijven voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 1 bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 3. 'specifieke vorm van bedrijf - autowasserette': autowasserette;
    • 4. 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw': een bedrijfsverzamelgebouw, voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 1 bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 5. 'specifieke vorm van bedrijf - buitenopslag': buitenopslag;
    • 6. 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf': garagebedrijf;
    • 7. 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf': gemeentewerf;
    • 8. 'specifieke vorm van bedrijf - molen': molen;
    • 9. 'specifieke vorm van bedrijf - showroom': showroom;
    • 10. 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning al dan niet met aan-huis-verbonden-beroep;
    • 11. 'verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg': verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg;
    • 12. 'verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg': verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
    • 13. 'groothandel': groothandel;
    • 14. 'hovenier': hovenier;
    • 15. 'brandweerkazerne': brandweerkazerne;
    • 16. 'specifieke vorm van bedrijf – onderzoek en ontwikkelingswerk': bedrijf in onderzoek en ontwikkelingswerk;
  • b. bedrijven zoals genoemd in de 'Tabel Bedrijven':

Tabel Bedrijven:

Nr.

sb  
Adres   Bedrijfsactiviteiten  
1.   Vondellaan 2a   Dierenarts  
2.   Prins Bernhardlaan 5   Fijnmechanica  
3.   Geldropseweg 114   Opnamestudio  
4.   Achter Nieuwendijk 36/38   Vleesverwerking  
5.   Nieuwendijk 42a   Handel in rondhout  
6.   Achter Ginderover 18/20   Utiliteitsbouw  
7.   Ginderover 19a   Gitarenfabriek  
8.   Achter Ginderover 23a   Hovenier  
9.   Achter Sterkselseweg 16   Autotechniek  
10.   Achter Sterkselseweg 20   Handel in auto's en motorfietsen, onderdelen reparatie en service  
11.   Sterkselseweg 24/26   Aannemersbedrijf, betonverwerking  
12.   Somerenseweg 37a   Sloopwerkzaamheden  
13.   Heipoldersstraat 6   Beton – en houtbouw  

  • c. opslag;

met de daarbij behorende

  • d. ondergeschikte detailhandel;
  • e. erven en terreinen;
  • f. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 70% van het bouwperceel;

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. één gevel moet in de naar de weggekeerde bouwgrens worden gebouwd;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 1000 m3, met dien verstande dat ondergrondse ruimten zoals kelders niet worden meegerekend;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

5.2.4 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 meter achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • b. overkappingen mogen tot 1,50 meter voor de voorgevellijn worden gebouwd, mits de afstand tot de voorste perceelgrens minimaal 3,00 meter bedraagt en het voor de voorgevellijn gebouwde niet met enige wand omsloten is;
  • c. de totale oppervlakte van de aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 80 m2;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter;
  • f. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelgrens bedraagt minimaal 1 m, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd.

Voor de voorgevel van de bedrijfswoning mogen erkers, entreeportalen, balkons, luifels, overkappingen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • g. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
  • h. de hoogte (met uitzondering van balkons) niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;
  • i. de hoogte van de onderdoorgang onder een balkon niet minder bedraagt dan 2,60 meter;
  • j. de hoogte van de wand van een balkon maximaal 1,50 meter hoog is;
  • k. de gezamenlijke breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning indien de breedte minder bedraagt dan 6 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning meer bedraagt dan 6 meter;
  • l. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3 meter bedraagt.

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw is maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw is maximaal 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen, is maximaal 4 meter;
  • d. de hoogte van een luifel bij een benzineverkooppunt is maximaal 6 meter;
  • e. de bouw van antennes is toegestaan achter de achtergevel van de bedrijfswoning, mits de hoogte maximaal 15 m bedraagt.

5.2.6 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.

5.2.7 Openlucht zwembad

Voor het bouwen van een onoverdekt zwembad gelden de volgende regels:

  • a. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan, op een afstand van niet meer dan 50 meter;
  • b. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is minimaal 3 meter;
  • c. de oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • d. per bouwperceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
  • e. het zwembad mag niet hoger zijn dan 1 meter;
  • f. de ondergrondse bouwdiepte van het zwembad bedraagt maximaal 2,5 meter.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Perceel Sterkselseweg 24/26, Heeze

Op het perceel Sterkselseweg 24/26 zijn 2 bedrijfswoningen toegestaan.

5.3.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. het splitsen van bedrijfswoningen in meerdere woningen;
  • c. het gebruik van percelen voor meer dan één bedrijf, met uitzondering van percelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw';
  • d. het gebruik van de buitenruimte voor opslag, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - buitenopslag';
  • e. het gebruik van de gebouwen voor kamerverhuur.

5.3.3 Ondergeschikte detailhandel

De omvang van ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 20% van het vloeroppervlak met een maximum van 100 m2.

5.3.4 Detailhandel bij verkooppunt motorbrandstoffen

Detailhandel is ter plaatse van de aanduidingen 'verkooppunt van motorbrandstoffen met LPG' en 'verkooppunt van motorbrandstoffen zonder LPG' tot ten hoogste 100 m2 vloeroppervlak toegestaan.

5.3.5 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 45 m²;
  • b. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
  • c. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Afwijkingen
  • 1. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1 onder a om activiteiten toe te laten die niet in de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomen, of om activiteiten toe te laten die in de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn vermeld in een categorie die in principe niet is toegestaan op het desbetreffende bouwperceel, mits:
    • a. onderzoek aantoont dat de bedoelde activiteiten qua milieubelasting kunnen worden gelijkgesteld met de krachtens de regels van dit plan ter plaatse toelaatbare categorie bedrijfsactiviteiten.
  • 2. Ten behoeve van handel in volumineuze goederen.

Met een omgevingsvergunning kan handel in volumineuze goederen worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • de verkeersveiligheid.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Wijziging naar Gemengd of Maatschappelijk

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Gemengd' of 'Maatschappelijk'. De bestemming kan slechts worden gewijzigd, mits er geen woningen worden toegevoegd en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de verkeersveiligheid.


Voor zover de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft op de gronden die zijn gelegen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groenblauwe mantel', geldt tevens dat de bestemming slechts kan worden gewijzigd, mits:

  • a. de beoogde wijziging niet tot gevolg heeft dat de totale omvang van het bouwperceel meer dan 5000 m² bedraagt;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, de beoogde wijziging niet tot gevolg heeft dat de totale omvang van het bouwperceel meer dan 1,5 hectare bedraagt, uitsluitend indien de wijziging ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groenblauwe mantel' toeziet op de vestiging van een horecabedrijf of maatschappelijke voorziening;
  • c. de ontwikkeling gepaard gaat met een positieve bijdrage aan water, natuur of landschap op basis van de kenmerken van het gebied;
  • d. is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • e. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een bedrijf behorend tot de milieucategorie 3 of hoger en daarnaast niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • f. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie of een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m²;
  • g. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een ontwikkeling waarbij blijkens economisch effectenonderzoek, de som van het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen meer dan 150.000 per jaar bedraagt;
  • h. de beoogde wijziging gepaard gaat met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving. Onder deze fysieke verbetering wordt onder meer verstaan de landschappelijke inpassing van bebouwing;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder h kan, indien de beoogde wijziging niet gepaard gaat met een fysieke verbetering van de kwaliteit van het gebied of de omgeving, een passende financiële bijdrage worden gedaan in een landschapsfonds.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen van openbaar nut, zoals energie-, warmte- en telecommunicatievoorzieningen en naar de daarmee gelijk te stellen voorzieningen;


met de daarbij behorende:

  • b. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • c. de bouwhoogte van zend- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 40 meter.

Artikel 7 Bedrijf - Oude Stationsstraat 25

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Oude Stationsstraat 25' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw': een bedrijfsverzamelgebouw voor zover deze bedrijven voorkomen in de in Bijlage 2 bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten Oude Stationsstraat 25;
  • b. opslag;


met de daarbij behorende:

  • c. ondergeschikte detailhandel;
  • d. erven en terreinen;
  • e. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw is maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw is maximaal 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen, is maximaal 4 meter.

7.2.3 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Algemeen
  • a. in het bedrijfspand mogen maximaal 4 bedrijven worden gevestigd;
  • b. voor ieder bedrijf geldt een maximum bedrijfsvloeroppervlak van 400 m².

7.3.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. het gebruik van de buitenruimte voor opslag,
  • c. het gebruik van de gebouwen voor kamerverhuur.

7.3.3 Ondergeschikte detailhandel

De omvang van ondergeschikte detailhandel bedraagt maximaal 20% van het vloeroppervlak met een maximum van 100 m². Bij groothandel is ondergeschikte detailhandel uitgesloten.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Afwijken voor gelijkgestelde bedrijfsactiviteiten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1 onder a om activiteiten toe te laten die niet voorkomen in de in Bijlage 2 bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten Oude Stationsstraat 25, mits:

  • a. onderzoek aantoont dat de bedoelde activiteiten qua milieubelasting kunnen worden gelijkgesteld met de krachtens de regels van dit plan ter plaatse toelaatbare categorie bedrijfsactiviteiten.

7.4.2 Afwijken ten behoeve van handel in volumineuze goederen

Met een omgevingsvergunning kan handel in volumineuze goederen worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de verkeersveiligheid.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid
7.5.1 Wijziging naar Gemengd of Maatschappelijk

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Gemengd' of 'Maatschappelijk'. De bestemming kan slechts worden gewijzigd, mits er geen woningen worden toegevoegd en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de verkeersveiligheid.

Artikel 8 Centrum

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet met aan huis-verbonden-beroep, waarbij het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • b. detailhandel, niet zijnde detailhandel in volumineuze goederen;
  • c. dienstverlening;
  • d. kantoor, met uitzondering van ter plaatse van de aanduiding "kantoren uitgesloten (-k)";
  • e. ondersteunende horeca;
  • f. maatschappelijke voorzieningen;
  • g. horecabedrijven uit de categorie Horeca 1;
  • h. evenementen;
  • i. kiosk;
  • j. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'supermarkt': een supermarkt;
    • 2. 'garage': garageboxen;
    • 3. 'specifieke vorm van centrum - garagebedrijf': garagebedrijf;
    • 4. 'verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg': verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
    • 5. 'horeca categorie Horeca 2': horecabedrijven uit de categorie Horeca 2;

met de daarbij behorende:

  • k. erven en terreinen;
  • l. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. terrassen;
  • o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de maximale inhoud voor woningen bedraagt 1.000 m³, met dien verstande dat ondergrondse ruimten zoals kelders niet worden meegerekend;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn uitsluitend garageboxen toegelaten met dien verstande dat:
    • 1. de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,50 meter;
    • 2. de maximale oppervlakte per garagebox niet meer bedraagt dan 25 m².

8.2.2 Kiosk

Voor het bouwen van ten behoeve van een kiosk gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte bedraagt maximaal 4 meter onder peil.

8.2.3 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen niet worden opgericht ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen uitgesloten (-bg)”;
  • b. aanbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de totale oppervlakte van de aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan:
    • 1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;
    • 2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m² tot 2.000 m²;
    • 3. 120 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 2.000 m²;
    • 4. 150 m²: uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - maximum oppervlak';
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter;
  • f. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelgrens bedraagt minimaal 1 m, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd.

Voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen, balkons, luifels, overkappingen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • g. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
  • h. de hoogte (met uitzondering van balkons) niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;
  • i. de hoogte van de onderdoorgang onder een balkon niet minder bedraagt dan 2,60 meter;
  • j. de hoogte van de wand van een balkon maximaal 1,50 meter hoog is;
  • k. de gezamenlijke breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte minder bedraagt dan 6 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 6 meter;
  • l. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3 meter bedraagt.

8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw is maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw is maximaal 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 3 meter;
  • d. de hoogte van een luifel bij een benzineverkooppunt is maximaal 6 meter;
  • e. de bouw van antennes is toegestaan achter de achtergevel van het hoofdgebouw, mits de hoogte maximaal 15 m bedraagt.

8.2.5 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.

8.2.6 Openlucht zwembad

Voor het bouwen van een onoverdekt zwembad gelden de volgende regels:

  • a. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel van de woning of het verlengde daarvan, op een afstand van niet meer dan 50 meter;
  • b. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is minimaal 3 meter;
  • c. de oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • d. per bouwperceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
  • e. het zwembad mag niet hoger zijn dan 1 meter;
  • f. de ondergrondse bouwdiepte van het zwembad bedraagt maximaal 2,5 meter.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijkingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.1 onder a. en toestaan dat een hoofdgebouw wordt uitgebreid buiten een bouwvlak, mits:

  • a. de uitbreiding plaatsvindt aan de achterzijde van het bouwvlak;
  • b. de uitbreiding maximaal 30% van de diepte van het bouwvlak beslaat;
  • c. de afstand van de achtergevel van het hoofdgebouw tot de achterste perceelgrens minimaal 10 meter bedraagt.

8.3.2 Voorwaarden afwijking

De omgevingsvergunning genoemd in 8.3.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de verkeersveiligheid.

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Gebruik van de verdiepingen
  • a. de verdiepingen mogen uitsluitend gebruikt worden voor wonen;
  • b. op onderstaande adressen mogen de verdiepingen eveneens gebruikt worden voor de in onderstaande tabel opgenomen functies:

Adres   Functie  
Kapelstraat 23   Horeca 2  
Kapelstraat 29   Horeca 2  
Kapelstraat 68   Horeca 2  
Kapelstraat 53B   Horeca 2  
Schoolstraat 2   Expositieruimte/vergaderruimte  
Jan Deckersstraat 2   Kantoren  
Jan Deckersstraat 7   Horeca 2  
Jan Deckersstraat 29   Kantoren  
Jan Deckersstraat 43   Horeca 2  
Jan Deckersstraat 45   Galerie  
Jan Deckersstraat 53   Horeca 2  

8.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. het splitsen van woningen in meerdere woningen;
  • c. het gebruik van de buitenruimte voor opslag;
  • d. het gebruikt van gebouwen voor kamerverhuur.

8.4.3 Detailhandel bij verkooppunt motorbrandstoffen

Detailhandel is ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt van motorbrandstoffen zonder LPG' tot ten hoogste 100 m2 vloeroppervlak toegestaan.

8.4.4 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 45 m²;
  • b. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
  • c. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Recreatiewoningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.4.2 ten behoeve van het gebruik van een woning als recreatiewoning met dien verstande dat:

  • a. de recreatiewoning voor maximaal 10 personen gebruikt mag worden;
  • b. de afstand tussen twee recreatiewoningen minimaal 150 meter bedraagt;
  • c. indien de woning in gebruik wordt genomen als recreatiewoning er geen sprake mag zijn van reguliere bewoning;
  • d. het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken indien 2 jaar geen gebruik is gemaakt van de functiewijziging tot recreatiewoning.

8.5.2 Afwijken ten behoeve van horeca 2 of 3

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.1 voor het toestaan van een horecabedrijf uit categorie 2 of 3, mits:

  • a. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast.Hiervan is sprake indien:
      • het muziekniveau in de horecagelegenheid met aanpandige woningen ten hoogste 70 dB(A) bedraagt;
      • het muziekniveau in de horecagelegenheid zonder aanpandige woningen ten hoogste 80 dB(A) bedraagt;
      • in geval van een gewenst hoger binnenniveau van meer dan 70 respectievelijk 80 dB(A) dit wordt aangetoond met een akoestisch onderzoek.
      • in geval van een gewenst terras dit wordt aangetoond met een akoestisch onderzoek;

8.5.3 Gebruik van de verdiepingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.4.1 ten behoeve van het gebruik van de verdiepingen voor een andere functie dan wonen met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid
8.6.1 Wijzigingsbevoegdheid onbebouwde bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om onbenutte of deels onbenutte bouwvlakken te verwijderen of het maximum aantal wooneenheden te verminderen, indien:

  • a. het een onbebouwd bouwvlak betreft, waar binnen 2 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan ter plaatse van het bouwvlak met een omgevingsvergunning geen woonbebouwing is opgericht, danwel in oprichting is;
  • b. er binnen 2 jaar na sloop van een hoofdgebouw ter plaatse van het bouwvlak met een omgevingsvergunning geen nieuwe woonbebouwing is opgericht, danwel in oprichting is;
  • c. er binnen 2 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan met een omgevingsvergunning minder wooneenheden zijn opgericht danwel in oprichting zijn dan volgens de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de locatie is toegestaan.

Artikel 9 Gemengd

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet met aan huis-verbonden-beroep, waarbij het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • b. dienstverlening;
  • c. kantoor;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'detailhandel'; detailhandel, niet zijnde handel in volumineuze goederen;
    • 2. 'detailhandel volumineus': handel in volumineuze goederen;
    • 3. 'supermarkt': supermarkt;

met de daarbij behorende:

  • f. erven en terreinen;
  • g. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de maximale inhoud voor woningen bedraagt 1.000 m3, met dien verstande dat ondergrondse ruimten zoals kelders niet worden meegerekend;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

9.2.2 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van de aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan:
    • 1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;
    • 2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m² tot 2.000 m²;
    • 3. 120 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 2.000 m²;
    • 4. 150 m²: uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - maximum oppervlak';
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter;
  • e. tot een afstand van 25,00 meter achter de voorgevel moet, bij vrijstaande woningen, aan één zijde van het perceel een zone van minimaal 3,00 m uit de zijdelingse perceelgrens vrij blijven van bijbehorende bouwwerken;
  • f. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelgrens bedraagt minimaal 1 m, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd.

Voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen, balkons, luifels, overkappingen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • g. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
  • h. de hoogte (met uitzondering van balkons) niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;
  • i. de hoogte van de onderdoorgang onder een balkon niet minder bedraagt dan 2,60 meter;
  • j. de hoogte van de wand van een balkon maximaal 1,50 meter hoog is;
  • k. de gezamenlijke breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte minder bedraagt dan 6 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 6 meter;
  • l. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3 meter bedraagt.

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw is maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw is maximaal 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 3 meter;
  • d. de bouw van antennes is toegestaan achter de achtergevel van het hoofdgebouw, mits de hoogte maximaal 15 m bedraagt.

9.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.

9.2.5 Openlucht zwembad

Voor het bouwen van een onoverdekt zwembad gelden de volgende regels:

  • a. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel van de woning of het verlengde daarvan, op een afstand van niet meer dan 50 meter;
  • b. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is minimaal 3 meter;
  • c. de oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • d. per bouwperceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
  • e. het zwembad mag niet hoger zijn dan 1 meter;
  • f. de ondergrondse bouwdiepte van het zwembad bedraagt maximaal 2,5 meter.

9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. het splitsen van woningen in meerdere woningen;
  • c. het gebruik van de buitenruimte voor opslag;
  • d. het gebruik van panden voor kamerverhuur.

9.3.2 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 45 m²;
  • b. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
  • c. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

9.3.3 Ontsluiting bedrijven

Het perceel Kapelstraat 10 mag tevens worden gebruikt voor de ontsluiting van het achterliggende bedrijf.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels
9.4.1 Afwijken m.b.t. ondersteunende horeca

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1 ten behoeve van ondersteunende horeca, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de toegang tot de horeca-activiteit uitsluitend via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit verloopt. Ten behoeve van de horeca-activiteit mag geen aparte ingang worden opgericht.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid
9.5.1 Wijziging functieaanduidingen 'detailhandel' en 'supermarkt'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de functieaanduiding 'detailhandel' en 'supermarkt' te verwijderen indien er langer dan 3 jaar geen detailhandel of supermarkt in het pand gevestigd is.

9.5.2 Wijzigingsbevoegdheid onbebouwde bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om onbenutte of deels onbenutte bouwvlakken te verwijderen of het maximum aantal wooneenheden te verminderen, indien:

  • a. het een onbebouwd bouwvlak betreft, waar binnen 2 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan ter plaatse van het bouwvlak met een omgevingsvergunning geen woonbebouwing is opgericht, danwel in oprichting is;
  • b. er binnen 2 jaar na sloop van een hoofdgebouw ter plaatse van het bouwvlak met een omgevingsvergunning geen nieuwe woonbebouwing is opgericht, danwel in oprichting is;
  • c. er binnen 2 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan met een omgevingsvergunning minder wooneenheden zijn opgericht danwel in oprichting zijn dan volgens de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de locatie is toegestaan.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. evenementen;
  • f. kunstobjecten;
  • g. paden;
  • h. kiosk;
  • i. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'geluidscherm': geluidswerende voorzieningen;
    • 2. 'parkeerterrein': parkeren;
    • 3. 'specifieke vorm van groen - bouwlocatie': bouwlocaties voor praalwagens;

met de daarbij behorende:

  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een kiosk gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte bedraagt maximaal 4 meter onder peil.

Voor het overige mogen er geen gebouwen worden opgericht.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van een geluidswerende voorziening mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

10.2.3 Bouwlocatie voor praalwagens

Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - bouwlocatie', gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van tenten voor praalwagens is maximaal 8,5 meter;
  • b. bouwwerken van de bij de tenten behorende gebouwen is maximaal 3,5 meter;
  • c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen is maximaal 2 meter;
  • d. de totale oppervlakte per bouwgroep bedraagt maximaal 800 m²;
  • e. de bouwwerken zijn toegestaan tussen 1 juni en 1 oktober.

10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. parkeren, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'parkeerterrein'.

10.3.2 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.1 voor de aanleg van parkeerplaatsen, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak voor de parkeerplaatsen aangetoond moet zijn;
  • b. er geen onevenredige aantasting van het groen plaatsvindt.

Artikel 11 Horeca

11.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. horecabedrijven uit de categorie Horeca 2 en 3, waarbij het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • b. woningen, al dan niet met aan huis-verbonden-beroep;
  • c. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'specifieke vorm van horeca - gamehal': een gamehal;

met de daarbij behorende:

  • d. terrassen;
  • e. erven en terreinen;
  • f. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de maximale inhoud voor woningen bedraagt 1.000 m³, met dien verstande dat ondergrondse ruimten zoals kelders niet worden meegerekend;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

11.2.2 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van de aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan:
    • 1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;
    • 2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m² tot 2.000 m²;
    • 3. 120 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 2.000 m²;
    • 4. 150 m², uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - maximum oppervlak';
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter;
  • e. tot een afstand van 25,00 meter achter de voorgevel moet, bij vrijstaande woningen, aan één zijde van het perceel een zone van minimaal 3,00 m uit de zijdelingse perceelgrens vrij blijven van bijbehorende bouwwerken;
  • f. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelgrens bedraagt minimaal 1 m, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd.

Voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen, balkons, luifels, overkappingen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • g. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
  • h. de hoogte (met uitzondering van balkons) niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;
  • i. de hoogte van de onderdoorgang onder een balkon niet minder bedraagt dan 2,60 meter;
  • j. de hoogte van de wand van een balkon maximaal 1,50 meter hoog is;
  • k. de gezamenlijke breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte minder bedraagt dan 6 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 6 meter;
  • l. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3 meter bedraagt.

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw is maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw is maximaal 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 3 meter;
  • d. de bouw van antennes is toegestaan achter de achtergevel van het hoofdgebouw, mits de hoogte maximaal 15 m bedraagt.

11.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.

11.2.5 Openlucht zwembad

Voor het bouwen van een onoverdekt zwembad gelden de volgende regels:

  • a. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel van de woning of het verlengde daarvan, op een afstand van niet meer dan 50 meter;
  • b. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is minimaal 3 meter;
  • c. de oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • d. per bouwperceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
  • e. het zwembad mag niet hoger zijn dan 1 meter;
  • f. de ondergrondse bouwdiepte van het zwembad bedraagt maximaal 2,5 meter.

11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. het splitsen van woningen in meerdere woningen;
  • c. het gebruik van de buitenruimte voor opslag;
  • d. het gebruik van panden voor kamerverhuur.

11.3.2 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 45 m²;
  • b. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
  • c. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. woningen, al dan niet met aan huis-verbonden-beroep, waarbij het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • c. ondersteunende horeca;
  • d. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'begraafplaats': begraafplaatsen;
    • 2. 'horeca': horeca 1 en 2;
    • 3. 'kinderdagverblijf': kinderdagverblijf
    • 4. 'zorgwonen': zorgwoningen

met de daarbijbehorende:

  • e. erven en terreinen;
  • f. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de maximale inhoud voor woningen bedraagt 1.000 m3, met dien verstande dat ondergrondse ruimten zoals kelders niet worden meegerekend;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

12.2.2 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van de aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan:
    • 1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;
    • 2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m² tot 2.000 m²;
    • 3. 120 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 2.000 m²;
    • 4. 150 m²: uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - maximum oppervlak';
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter;
  • e. tot een afstand van 25,00 meter achter de voorgevel moet, bij vrijstaande woningen, aan één zijde van het perceel een zone van minimaal 3,00 m uit de zijdelingse perceelgrens vrij blijven van bijbehorende bouwwerken;
  • f. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelgrens bedraagt minimaal 1 m, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd.

Voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen, balkons, luifels, overkappingen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • g. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
  • h. de hoogte (met uitzondering van balkons) niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;
  • i. de hoogte van de onderdoorgang onder een balkon niet minder bedraagt dan 2,60 meter;
  • j. de hoogte van de wand van een balkon maximaal 1,50 meter hoog is;
  • k. de gezamenlijke breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte minder bedraagt dan 6 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 6 meter;
  • l. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3 meter bedraagt.

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw is maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw is maximaal 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 3 meter;
  • d. de bouw van antennes is toegestaan achter de achtergevel van het hoofdgebouw, mits de hoogte maximaal 15 m bedraagt.

12.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.

12.2.5 Openlucht zwembad

Voor het bouwen van een onoverdekt zwembad gelden de volgende regels:

  • a. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel van de woning of het verlengde daarvan, op een afstand van niet meer dan 50 meter;
  • b. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is minimaal 3 meter;
  • c. de oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • d. per bouwperceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
  • e. het zwembad mag niet hoger zijn dan 1 meter;
  • f. de ondergrondse bouwdiepte van het zwembad bedraagt maximaal 2,5 meter.

12.3 Specifieke gebruiksregels
12.3.1 Kapsalon als ondergeschikte detailhandel

Op de locatie Berkelmanspad 6 is een kapsalon met een omvang van maximaal 45 m2 als ondergeschikte detailhandel toegestaan.

12.3.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. het splitsen van woningen in meerdere woningen;
  • c. het gebruik van de buitenruimte voor opslag;
  • d. het gebruik van panden voor kamerverhuur.

12.3.3 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 45 m²;
  • b. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
  • c. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

12.4 Afwijken van de gebruiksregels
12.4.1 Afwijken m.b.t. kinderdagverblijven

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.1 onder d ten behoeve van kinderdagverblijven, indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.5 Wijzigingsbevoegdheid
12.5.1 Wijziging specifiek gebruik kapsalon Berkelmanspad 6

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de specifieke gebruiksregels voor Berkelmanspad 6 te verwijderen indien er langer dan 3 jaar geen kapsalon in het pand gevestigd is.

Artikel 13 Recreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kampeerterrein;

met de daarbij behorende:

  • b. erven en terreinen;
  • c. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen is maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 3 meter.

13.2.3 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.

13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. het gebruik van de buitenruimte voor opslag;
  • c. het gebruik van panden voor kamerverhuur.

Artikel 14 Sport

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de beoefening van sport met bijbehorende voorzieningen;
  • b. ondersteunende horeca;
  • c. evenementen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'specifieke vorm van sport - bouwlocatie': bouwlocaties voor praalwagens;

met de daarbij behorende

  • f. erven en terreinen;
  • g. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. het maximale bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven. Indien een dergelijke aanduiding ontbreekt, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van tribunes mag niet meer bedragen dan 6,5 meter;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en schutsbomen mag niet meer bedragen dan 18 meter;
  • c. de bouwhoogte van vangnetten en ballenvangers mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • d. de bouwhoogte van terreinafscheidingen is maximaal 2 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

14.2.3 Bouwlocatie voor praalwagens

Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van sport - bouwlocatie', gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van tenten voor praalwagens is maximaal 8,5 meter;
  • b. bouwwerken van de bij de tenten behorende gebouwen is maximaal 3,5 meter;
  • c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen is maximaal 2 meter;
  • d. de totale oppervlakte per bouwgroep bedraagt maximaal 800 m²;
  • e. de bouwwerken zijn toegestaan tussen 1 juni en 1 oktober.

Artikel 15 Tuin

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin, behorende bij de op de aangrenzende bestemming 'Wonen' gelegen hoofdgebouwen;

met de daarbij behorende:

  • b. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

15.2.1 Hoofdgebouwen

Op of in deze gronden zijn geen hoofdgebouwen toegestaan;

15.2.2 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen, balkons, luifels, overkappingen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
    • 2. de hoogte (met uitzondering van balkons) niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;
    • 3. de hoogte van de onderdoorgang onder een balkon niet minder bedraagt dan 2,60 meter;
    • 4. de hoogte van de wand van een balkon maximaal 1,50 meter hoog is;
    • 5. de gezamenlijke breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte minder bedraagt dan 6 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 6 meter;
    • 6. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3 meter bedraagt.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen uitgesloten (-bg)” aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet mogen worden opgericht.


15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. de oppervlakte van overkappingen met maximaal 1 wand mag maximaal 15 m² zijn.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 15.2.2 onder a en toegestaan worden dat erkers, entreeportalen, luifels en overkappingen mogen worden gebouwd achter de voorgevel:

  • a. het straatbeeld daardoor ruimtelijk niet wordt aangetast,
  • b. de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet;
  • c. geen afbreuk wordt gedaan aan de benodigde parkeermogelijkheden op eigen terrein;
  • d. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming 'Tuin' is het op onderstaande adressen toegestaan om de achterliggende bedrijven te ontsluiten:

  • Prins Bernhardlaan 5, Heeze
  • Ginderover 20, Heeze
  • Ginderover 23a, Heeze
  • Ginderover 53, Heeze
  • Sterkselseweg 16, Heeze
  • Sterkselseweg 20, Heeze
  • de Kluis 8, Heeze
  • de Waarden 26, Heeze

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. evenementen;
  • e. kunstobjecten;
  • f. kiosk;
  • g. terrassen behorende bij aangrenzende horecavoorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'garage': garageboxen;
    • 2. 'evenemententerrein': evenemententerrein;
    • 3. 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling': fietsenstalling;
    • 4. 'specifieke vorm van verkeer - bouwlocatie': bouwlocaties voor praalwagens;

met de daarbijbehorende:

  • i. erven en terreinen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduidingen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn uitsluitend garageboxen toegelaten, mits:
    • 1. de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,50 meter;
    • 2. de maximale oppervlakte per garagebox niet meer bedraagt dan 25 m²;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn uitsluitend tenten toegelaten ten behoeve van evenementen, mits de maximale bouwhoogte 8,5 meter is;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling' zijn uitsluitend fietsenstallingen toegelaten mits de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,50 meter.

16.2.2 Kiosk

Voor het bouwen van een kiosk gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte bedraagt maximaal 4 meter onder peil.

16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.

16.2.4 Bouwlocatie voor praalwagens

Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - bouwlocatie', gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van tenten voor praalwagens is maximaal 8,5 meter;
  • b. bouwwerken van de bij de tenten behorende gebouwen is maximaal 3,5 meter;
  • c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen is maximaal 2 meter;
  • d. de totale oppervlakte per bouwgroep bedraagt maximaal 800 m²;
  • e. de bouwwerken zijn toegestaan tussen 1 juni en 1 oktober.

 

Artikel 17 Verkeer - Spoorweg

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Spoorweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegverkeersdoeleinden met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen;

met de daarbij behorende

  • b. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4,5 meter, gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 meter, gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf.

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijvingen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. het behoud en de ontwikkeling van de natuur- en landschappelijke waarden van de waterloop en bijbehorende oevers;
  • c. extensief recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende

  • d. wegen en paden;
  • e. groenvoorzieningen.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.3.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of van werkzaamheden op de in artikel 18.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  • a. het afgraven, ophogen of egaliseren van de oevers;
  • b. het vellen en rooien van houtopstand;
  • c. het dempen van water;
  • d. het verleggen van water;
  • e. het herprofileren van waterlopen;
  • f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
  • g. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen.

18.3.2 Weigeringsgrond

De andere werken als bedoeld in lid 18.3.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover de waterhuishouding en het behoud en de ontwikkeling van de natuur- en landschappelijke waarden van de waterloop en bijbehorende oevers hierdoor niet onevenredig worden geschaad.

18.3.3 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 18.3.1 is niet van toepassing op andere werken die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. vallen onder de Keur van het Waterschap.

 

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet met aan huis-verbonden-beroep, waarbij het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'garage': garageboxen;
    • 2. 'zorgwoning': zorgwonen;
    • 3. 'specifieke vorm van wonen - bouwlocatie': bouwlocaties voor praalwagens;

met de daarbij behorende

  • c. erven en terreinen;
  • d. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de maximale inhoud voor woningen bedraagt 1.000 m³, met dien verstande dat ondergrondse ruimten zoals kelders niet worden meegerekend;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal:
      • 3 m bij vrijstaande woningen;
      • 3 m bij een blok van twee-aaneen, aan één zijde;
      • 2 m bij eindwoningen van aaneengebouwde woningen aan één zijde, met dien verstande dat op hoeksituaties een afstand van 3 m geldt;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn uitsluitend garageboxen toegelaten met dien verstande dat:
    • 1. de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,50 meter;
    • 2. de maximale oppervlakte per garagebox niet meer bedraagt dan 25 m²;

19.2.2 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van de aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per woning niet meer bedragen dan:
    • 1. 75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;
    • 2. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m² tot 2.000 m²;
    • 3. 120 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 2.000 m²;
    • 4. 150 m²: uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - maximum oppervlak';
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter;
  • e. tot een afstand van 25,00 meter achter de voorgevel moet, bij vrijstaande woningen, aan één zijde van het perceel een zone van minimaal 3,00 m uit de zijdelingse perceelgrens vrij blijven van bijbehorende bouwwerken;
  • f. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelgrens bedraagt minimaal 1 m, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd.

19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw is maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw is maximaal 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 3 meter;
  • d. de bouw van antennes is toegestaan achter de achtergevel van het hoofdgebouw, mits de hoogte maximaal 15 m bedraagt.

19.2.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.

19.2.5 Openlucht zwembad

Voor het bouwen van een onoverdekt zwembad gelden de volgende regels:

  • a. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel van de woning of het verlengde daarvan, op een afstand van niet meer dan 50 meter;
  • b. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is minimaal 3 meter;
  • c. de oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 100 m² ;
  • d. per bouwperceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
  • e. het zwembad mag niet hoger zijn dan 1 meter;
  • f. de ondergrondse bouwdiepte van het zwembad bedraagt maximaal 2,5 meter.

19.2.6 Bouwlocatie voor praalwagens

Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van wonen- bouwlocatie', gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van tenten voor praalwagens is maximaal 8,5 meter;
  • b. bouwwerken van de bij de tenten behorende gebouwen is maximaal 3,5 meter;
  • c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen is maximaal 2 meter;
  • d. de totale oppervlakte per bouwgroep bedraagt maximaal 800 m²;
  • e. de bouwwerken zijn toegestaan tussen 1 juni en 1 oktober.

19.3 Specifieke gebruiksregels
19.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. het splitsen van woningen in meerdere woningen;
  • c. het gebruik van panden voor kamerverhuur;
  • d. het gebruik van de woning als recreatiewoning.

19.3.2 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 45 m²;
  • b. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
  • c. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

19.3.3 Ontsluiting bedrijven

Binnen de bestemming 'Wonen' is het op onderstaande adressen toegestaan om de achterliggende bedrijven te ontsluiten:

  • Prins Bernhardlaan 5, Heeze
  • Ginderover 20, Heeze
  • Ginderover 23a, Heeze
  • Ginderover 53, Heeze
  • Sterkselseweg 16, Heeze
  • Sterkselseweg 20, Heeze
  • de Kluis 8, Heeze
  • de Waarden 26, Heeze

19.4 Afwijken van de gebruiksregels
19.4.1 Recreatiewoningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.3.1 ten behoeve van het gebruik van woning als recreatiewoning met dien verstande dat:

  • a. de recreatiewoning voor maximaal 10 personen gebruikt mag worden;
  • b. de afstand tussen twee recreatiewoningen minimaal 150 meter bedraagt;
  • c. indien de woning in gebruik wordt genomen als recreatiewoning er geen sprake mag zijn van reguliere bewoning;
  • d. het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken indien 2 jaar geen gebruik is gemaakt van de functiewijziging tot recreatiewoning.

19.5 Wijzigingsbevoegdheid
19.5.1 Wijzigingsbevoegdheid onbebouwde bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om onbenutte of deels onbenutte bouwvlakken te verwijderen of het maximum aantal wooneenheden te verminderen, indien:

  • a. het een onbebouwd bouwvlak betreft, waar binnen 2 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan ter plaatse van het bouwvlak met een omgevingsvergunning geen woonbebouwing is opgericht, danwel in oprichting is;
  • b. er binnen 2 jaar na sloop van een hoofdgebouw ter plaatse van het bouwvlak met een omgevingsvergunning geen nieuwe woonbebouwing is opgericht, danwel in oprichting is;
  • c. er binnen 2 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan met een omgevingsvergunning minder wooneenheden zijn opgericht danwel in oprichting zijn dan volgens de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de locatie is toegestaan.

Artikel 20 Leiding

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor:

  • a. de aanleg, instandhouding of bescherming van:
    • 1. bovengrondse hoogspanningsleidingen ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning';
    • 2. ondergrondse rioolwaterleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - rioolwaterleiding';
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

waarbij de volgende bestemmingsbreedten gelden gemeten aan weerszijden uit het hart van de leiding:

Leiding   Bestemmingsbreedte  
Hoogspanningsleiding tussen de masten 111 en 115   70 meter  
Hoogspanningsleiding (overig)   80 meter  
Rioolwaterleiding van gemaal richting riool zuid (Eindhoven)   10 meter  
Rioolwaterleiding (overig)   5 meter  

20.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in de in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 meter voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse transportleidingen;
  • b. hoogspanningsmasten tot een maximale bouwhoogte van 35 meter ten behoeve van bovengrondse hoogspanningsleidingen.
  • c. uitbreidingen van hoofdgebouwen of aanbouwen, bijgebouwen of overkappingen bij hoofdgebouwen bij bestaande, positief bestemde woningen.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening dient te zijn gewaarborgd;
  • b. het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
  • e. het aanbrengen van hoogopgaande bomen en beplanting (alleen bij bovengrondse hoogspanningsleidingen);
  • f. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

20.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 20.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn of voortvloeien uit het normale onderhoud of gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

20.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 20.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening zijn gewaarborgd.

Artikel 21 Waarde - Archeologie 1

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' (gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern en linten) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen
  • a. Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft met een oppervlakte van maximaal 250 m² en een verstoringsdiepte van 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld;
  • b. bouwplannen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder a. kunnen uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld;
    • 2. gebouwen tot maximaal 4,00 meter uit bestaande fundering worden opgericht.

21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

21.4 Afwijken van de bouwregels
21.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 21.2.1 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

21.4.2 Voorwaarden

Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

21.4.3 Bouwverbod

Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de Waarde, die aan een gebied wordt toegekend in verband met het voorkomen van cultuurhistorische, aardkundige, milieuhygiënische, natuurlijke en/of architectonische waarden van de bebouwde en onbebouwde omgeving. omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 21.4.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

21.4.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 21.4.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een ontheffing geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,30 meter onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • i. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,30 meter onder maaiveld.

21.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 21.5.1 is niet van toepassing:

  • a. de verstoring zich beperkt tot 0,30 meter onder het oppervlak;
  • b. indien de grootte van de bodemingreep kleiner is dan 250 m²
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • e. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 4,00 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 21.5.1;
  • h. voor zover uit objectieve gegevens blijkt dat de grond tot op het gewenste af te graven niveau al geroerd is.

21.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 21.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een rapport zoals genoemd in 21.5.3 onder a achterwege kan blijven, als door de aanvrager aantoonbaar kan worden gemaakt dat de archeologische waarden reeds verstoord zijn (bijv. door zandwinning of diepe grondbewerkingen);
  • c. voor zover de in 21.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen,
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

21.5.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 21.5.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

21.6 Wijzigingsbevoegdheid
21.6.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  • a. naar ligging wordt verschoven, dan wel;
  • b. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
  • c. wordt verwijderd, dan wel;
  • d. van bestemming wijzigt in 'Waarde – Archeologie 2' of 'Waarde – Archeologie 3'

voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

21.6.2 Advies

Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder lid 21.6.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 22 Waarde - Archeologie 2

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' (gebied met een hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen
  • a. Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft met een oppervlakte van maximaal 500 m² en een verstoringsdiepte van 0,30 meter en 0,50 meter bij esdekken ten opzichte van het maaiveld;
  • b. bouwplannen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder a kunnen uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,30 meter en 0,50 meter bij esdek ten opzichte van het maaiveld;
    • 2. gebouwen tot maximaal 4,00 meter uit bestaande fundering worden opgericht.

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

22.4 Afwijken van de bouwregels
22.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 22.2.1 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

22.4.2 Voorwaarden

Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

22.4.3 Bouwverbod

Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de Waarde, die aan een gebied wordt toegekend in verband met het voorkomen van cultuurhistorische, aardkundige, milieuhygiënische, natuurlijke en/of architectonische waarden van de bebouwde en onbebouwde omgeving. omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 22.4.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

22.4.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 22.4.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een ontheffing geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,30 meter en bij esdekken dieper dan 0,50 meter onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • i. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,30 meter en bij esdekken 0,50 meter onder maaiveld.

22.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 22.5.1 is niet van toepassing:

  • a. de verstoring zich beperkt tot 0,30 meter en 0,50 meter bij esdekken onder het oppervlak;
  • b. indien de grootte van de bodemingreep kleiner is dan 500 m²;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • e. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 4,00 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 22.5.1;
  • h. voor zover uit objectieve gegevens blijkt dat de grond tot op het gewenste af te graven niveau al geroerd is.

22.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 22.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een rapport zoals genoemd in 22.5.3 onder a achterwege kan blijven, als door de aanvrager aantoonbaar kan worden gemaakt dat de archeologische waarden reeds verstoord zijn (bijv. door zandwinning of diepe grondbewerkingen);
  • c. voor zover de in 22.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen,
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

22.5.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 22.5.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

22.6 Wijzigingsbevoegdheid
22.6.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  • a. naar ligging wordt verschoven, dan wel;
  • b. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
  • c. wordt verwijderd, dan wel;
  • d. van bestemming wijzigt in 'Waarde – Archeologie 1' of 'Waarde – Archeologie 3'

voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

22.6.2 Advies

Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder lid 22.6.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 3

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' (gebied met een middelhoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen
  • a. Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft met een oppervlakte van maximaal 2.500 m² en een verstoringsdiepte van 0,30 meter en 0,50 meter bij esdekken ten opzichte van het maaiveld;
  • b. bouwplannen met een grotere oppervlakte dan genoemd onder a kunnen uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,30 meter en 0,50 meter bij esdek ten opzichte van het maaiveld;
    • 2. gebouwen tot maximaal 4,00 meter uit bestaande fundering worden opgericht.

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

23.4 Afwijken van de bouwregels
23.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 23.4.1 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

23.4.2 Voorwaarden

Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

23.4.3 Bouwverbod

Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de Waarde, die aan een gebied wordt toegekend in verband met het voorkomen van cultuurhistorische, aardkundige, milieuhygiënische, natuurlijke en/of architectonische waarden van de bebouwde en onbebouwde omgeving. omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 23.4.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

23.4.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 23.2.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een ontheffing geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' onder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,30 meter en bij esdekken dieper dan 0,50 meter onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • i. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,30 meter en bij esdekken 0,50 meter onder maaiveld.

23.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 23.5.1 is niet van toepassing:

  • a. de verstoring zich beperkt tot 0,30 meter en 0,50 meter bij esdekken onder het oppervlak;
  • b. indien de grootte van de bodemingreep kleiner is dan 2.500 m²;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • e. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 4,00 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 23.5.1.
  • h. voor zover uit objectieve gegevens blijkt dat de grond tot op het gewenste af te graven niveau al geroerd is.

23.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 23.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet worden geschaad.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een rapport zoals genoemd in 23.5.3 onder a achterwege kan blijven, als door de aanvrager aantoonbaar kan worden gemaakt dat de archeologische waarden reeds verstoord zijn (bijv. door zandwinning of diepe grondbewerkingen);
  • c. voor zover de in 23.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen,
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

23.5.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 23.5.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

23.6 Wijzigingsbevoegdheid
23.6.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  • a. naar ligging wordt verschoven, dan wel;
  • b. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
  • c. wordt verwijderd, dan wel;
  • d. van bestemming wijzigt in 'Waarde – Archeologie 1' of 'Waarde – Archeologie 2'

voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

23.6.2 Advies

Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder lid 23.6.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 24 Waarde - Plaatse Strabrecht

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Plaatse Strabrecht' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming mede bestemd voor de bescherming en het in stand houden van de binnen het ensemble Strabrecht voorkomende, dan wel de daar aan eigen cultuurhistorische waarden, met in het bijzonder de herkenbaarheid van de volgende elementen:

  • a. het driehoekig plein, met informele loofbomenstructuur in het grasveld;
  • b. het collectieve open voorerf aan de oostzijde van het plein;
  • c. de bestaande wegenstructuur;
  • d. de informele bebouwingsstructuur in langgeveltypologie, evenwijdig aan de straatas, met doorkijk naar het achtererf;
  • e. hagen binnen de bestemming 'Tuin' tot maximaal 1 m hoog als erfafscheiding.

24.2 Bouwregels

In aanvulling op de regels ten aanzien van de maatvoering in de basisbestemming, gelden de volgende regels:

24.2.1 Algemeen

de bestaande situering en hoofdvormgeving van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak mogen niet worden gewijzigd.

24.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. aan de straatzijde zijn in het dakvlak alleen dakramen toegestaan;
  • b. de nokrichting van het hoofdgebouw dient evenwijdig te liggen aan de straatas;
  • c. de dakhelling bedraagt minimaal 45º en maximaal 60º;
  • d. de breedte van de voorgevel mag niet meer zijn dan de breedte van de woning op het moment van inwerkingtreding van dit plan.

24.2.3 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. voor de voorgevel van een hoofdgebouw mogen geen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de nokrichting van de bijgebouwen binnen het bouwvlak dient haaks te staan op de richting van de straatas;
  • c. de dakhelling van bijgebouwen binnen het bouwvlak bedraagt minimaal 45º en maximaal 60º;
  • d. een overkapping moet minimaal 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gesitueerd.

24.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

de hoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen de bestemming 'Tuin' bedraagt maximaal 1 m.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan, gehoord de monumentencommissie en de welstandscommissie, worden afgeweken van het bepaalde in 24.2.1 en 24.2.2, teneinde de bestaande hoofdvormgeving te veranderen, mits:

  • a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het stedenbouwkundig en landschappelijk karakter en van de bouwkundige samenhang van de bebouwing.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk slopen van de gebouwen;
  • b. het kappen of verwijderen van bomen;
  • c. het verwijderen van hagen;
  • d. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • e. het wijzigen van de perceelsindeling zoals die door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven;
  • f. het aanleggen, verharden of opheffen van wegen;
  • g. het verwijderen van houtgewas, bosjes en boomgroepen.

24.4.2 Uitzondering

Het onder 24.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend.

24.4.3 Toelaatbaarheid

De onder 24.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend, indien door de genoemde werken en werkzaamheden, dan wel door de daardoor direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen blijvende, onomkeerbare verstoring van de cultuurhistorische structuur zoals genoemd in 24.1 zal optreden.

24.4.4 Sloop van gebouwen kan alleen worden toegestaan indien:
  • a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is;
  • c. het delen betreft van een pand of bijgebouwen, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de karakteristieke hoofdvorm.

Artikel 25 Waterstaat - Attentiegebied EHS

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Attentiegebied EHS’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor verdrogingsbestrijding.

25.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 25.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bebouwing mag niet leiden tot een vermindering of verslechtering van het waterpeil van de gronden;
  • b. het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij het waterschap voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologische waarden.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervangen een reeds bestaande drainage;
  • d. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • e. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk;
  • f. het aanbrengen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

25.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 25.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. binnen het bouwvlak plaats vinden.
25.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. de in lid 25.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterpeil.
  • b. alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 26 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 27 Algemene bouwregels

27.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan met een verleende omgevingsvergunning toegestane afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen, die meer bedragen dan de maximale maten welke in hoofdstuk 2 zijn voorgeschreven, moeten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan met een verleende omgevingsvergunning toegestane afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen die minder bedragen dan de minimale maten welke hoofdstuk 2 is voorgeschreven, moeten als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. in geval van (her)bouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de (her)bouw op dezelfde plaats plaatsvindt, waarbij de afwijking niet groter mag zijn dan de vergunde situatie.

27.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
27.2.1 Parkeergelegenheid bij of in gebouwen

Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.

27.2.2 Afmetingen

De in 27.2.1. bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de afmetingen:

  • a. van bedoelde parkeerruimten bij langsparkeren ten minste 1,80 meter bij 5,00 meter en ten hoogste 3,25 meter bij 6,00 meter bedragen;
  • b. van bedoelde parkeerruimten bij haaksparkeren ten minste 2,40 meter bij 5,00 meter en ten hoogste 3,25 meter bij 6,00 meter bedragen;
  • c. van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte -voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst- ten minste 3,50 meter bij 5,00 meter bedragen.

27.2.3 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien binnen de bestemming op eigen terrein.

27.2.4 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.2.3:

  • a. indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Artikel 28 Algemene aanduidingsregels

28.1 Overige zone - aardkundig waardevol
28.1.1 Omschrijving

De voor ‘Overige zone - aardkundig waardevol’ aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, herstel en de duurzame ontwikkeling van de aardkundige waarden en kenmerken van het gebied.

28.1.2 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem) van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld;
  • b. het leggen van leidingen resp. het diepploegen, diepwoelen van de bodem op diepte van meer dan 0,60 m;
  • c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • d. het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;
  • e. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
  • f. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

28.1.3 Uitzonderingen

Het in lid 28.1.2 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

28.1.4 Toelaatbaarheid
  • a. de in lid 28.1.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aardkundige waarden van de gronden;

28.2 Veiligheidszone
28.2.1 Veiligheidszone - bevi

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' geldt dat de bouw van kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan. Voorts geldt dat bij het verlenen van een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) deze veiligheidszone als uiterste grenswaarde in acht genomen moet worden.

28.3 Vrijwaringszone - Molenbiotoop
28.3.1 Omschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden nadere regels voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.

28.3.2 Bouwregels

Bij de bouw van bouwwerken op de in 28.3.1 bedoelde gronden dient de volgende regel in acht genomen te worden:

  • a. de hoogte mag niet meer bedragen dan 1/50 van de afstand, gemeten tussen het bouwwerk en de voet van de op de verbeelding aangeduide molen, vermeerderd met de hoogte van de belt, zijnde 6,75 meter;
  • b. het onder a. bepaalde geldt niet voor bouwwerken waarvan de hoogte lager is dan het niveau van de belt van de molen, zijnde 6,75 m.

28.3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of van werkzaamheden op de in artikel 28.3 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

      • het aanbrengen van hoogopgaande bomen en beplanting.
  • b. Uitzondering

Het hiervoor onder a. vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen, dan wel die voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming.

  • c. Toelaatbaarheid

De hiervoor onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige of toekomstige functioneren van de molen als werktuig of de molen als landschapsbepalend element.

28.4 Waterberging, EHS, EVZ en beekherstel
28.4.1 Gebouwen
  • a. ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingszone – wijzigingsgebied waterberging’, ‘wetgevingszone – wijzigingsgebied ehs’ en ‘wetgevingszone – wijzigingsgebied evz beekherstel’ mag, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, op of in deze zone begrepen gronden, met uitzondering van de gronden binnen de bestemming ‘Bedrijf’, 'Bedrijf - Nutsvoorziening', ‘Horeca', 'Gemengd', 'Groen' en ‘Wonen’, geen bebouwing worden opgericht.
  • b. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid a ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de voor deze gronden geldende bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing het waterbergend vermogen van de gronden, respectievelijk de ecologische structuur en/of ecologische verbinding niet wordt aangetast;
  • c. alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap.
28.4.2 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingszone – wijzigingsgebied waterberging’, ‘wetgevingszone – wijzigingsgebied ehs’ en ‘wetgevingszone – wijzigingsgebied evz beekherstel’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen van kaden of het wijzigen daarvan.
  • c. het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem) van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld;
  • d. het leggen van leidingen resp. het diepploegen, diepwoelen van de bodem op diepte van meer dan 0,60 m;
  • e. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
  • f. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • g. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage dan wel het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
  • h. het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;
  • i. het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 m, opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt;
  • j. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
  • k. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
28.4.3 Uitzonderingen

Het in lid 28.4.2 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

28.4.4 Toelaatbaarheid
  • a. de in lid 28.4.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door deze werken of werkzaamheden, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      • het waterbergende vermogen van de gronden;
      • het behoud, herstel of de ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur of de ecologische verbinding;
  • b. alvorens te beslissen over de verlening van de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap.

Artikel 29 Algemene afwijkingsregels

29.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken van deze regels kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het volgende:

  • a. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • b. het oprichten van liftschachten en trappenhuizen als onderdeel van de hoofdbouw tot maximaal 3 meter boven de toegelaten goothoogte voor de hoofdbouw;
  • c. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter wering van geluidhinder of luchtverontreiniging, brand- en explosiegevaar, mits de hoogte ten hoogste 5 meter is;
  • d. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclamedoeleinden direct nabij de openbare weg, mits de hoogte ten hoogste 2,5 meter is.

29.2 Aan-huis-verbonden-bedrijf

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsplanregels om toe te staan dat een aan-huis-verbonden-bedrijf in of bij een (bedrijfs)woning mogelijk is, met dien verstande dat:

  • a. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 45 m²;
  • b. de woonfunctie de hoofdfunctie blijft;
  • c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • d. detailhandel alleen plaatsvindt ondergeschikt aan en in direct verband met de lichte bedrijvigheid;
  • e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

29.3 Bed & breakfast

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsplanregels ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning of bijgebouwen bij de woning voor bed and breakfast-voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de voorzieningen dienen te worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
  • b. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden bedraagt acht, met een maximum verblijfsduur van 6 weken;
  • c. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • d. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • e. bedoeld gebruik mag geen hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • f. bedoeld gebruik mag geen belemmering voor de omliggende bedrijven opleveren;
  • g. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • h. de maximale oppervlakte in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat maximaal 50% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw ten behoeve van de Bed & Breakfast in gebruik mag zijn.

29.4 Internetverkoop

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsplanregels ten behoeve van het gebruik van ruimten voor internetverkoop, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er mag geen showroom of andersoortige winkelopstelling aanwezig zijn;
  • b. het assortiment is alleen te bezichtigen via internet of catalogus;
  • c. fysiek bezoek door klanten is niet toegestaan;
  • d. levering van producten vindt alleen plaats via post of koeriersdiensten;
  • e. de vestiging mag niet leiden tot onveilige c.q. overlastgevende (verkeers)situaties.

29.5 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsplanregels voor het gebruik van een deel van de (bedrijfs)woning of een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is van uit een oogpunt van mantelzorg, blijkend uit een advies van een terzake deskundige;
  • b. de oppervlakte die wordt gebruikt als afhankelijk woonruimte, niet meer bedraagt dan de maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 80 m²;
  • c. de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de afstand tussen het hoofdgebouw en het vrijstaande bijgebouw dat wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte niet meer dan 20 m bedraagt.

De omgevingsvergunning zoals hierboven vermeld kan worden ingetrokken als de noodzaak voor mantelzorg niet meer aanwezig is.

29.6 Ondergronds bouwen ten behoeve van parkeren

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsplanregels voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken ten behoeve van parkeren buiten het bouwvlak, mits:

  • a. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken maximaal 4 meter onder peil bedraagt.
  • b. er geen blijvende verstoring van de waterhuishouding plaatsvindt. Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap.

29.7 Bouwlocatie voor praalwagens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsplanregels voor bouwlocaties van praalwagens, waarbij voor het bouwen van bouwwerken de volgende regels gelden:

  • a. de bouwhoogte van tenten voor praalwagens is maximaal 8,5 meter;
  • b. bouwwerken van de bij de tenten behorende gebouwen is maximaal 3,5 meter;
  • c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen is maximaal 2 meter;
  • d. de totale oppervlakte per bouwgroep bedraagt maximaal 800 m²;
  • e. de bouwwerken zijn toegestaan tussen 1 juni en 1 oktober.


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

30.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

30.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

 

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kom Heeze 2015 van de gemeente Heeze-Leende.