Plan: | De Bulders |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1658.BPdebulders-vs02 |
In deze regels wordt verstaan onder:
het Chw bestemmingsplan 'De Bulders' van de gemeente Heeze-Leende;
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1658.BPdebulders-vs02 met de bijbehorende regels en bijlagen;
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen
een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
een dienstverlenend beroep, niet gericht op consumentenverzorging, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Gastouder als bedoeld in de Wet Kinderopvang en Kwaliteitseisen Peuterspeelzalen (WKKP) is hieronder begrepen;
denkbeeldige lijn die gelegen is op de maximale bouwdiepte als bedoeld in 6.2.1 sub f, die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel en die doorloopt tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
de grens van een bouwperceel;
het vlak dat begrensd wordt door de voorgevellijn, de achterste bouwgrens en de zijdelingse perceelsgrenzen;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon of de architectuur;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
de lijn die de grens vormt tussen het openbaar gebied en het bouwperceel. Indien het bouwperceel aan een ontsluitingsweg gelegen is, dan geldt de rand van de weg (inclusief de daarbij behorende voorzieningen waaronder fiets- en voetpaden, bermen, trottoirs en parkeervakken) als erfgrens;
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en waarbij het gebruik weinig invloed heeft op de doeleinden binnen de bestemming;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;
het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;
de waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied;
woning welke nog niet aanwezig was op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
een bouwwerk dat bestaat uit een dakconstructie met maximaal 2 wanden;
een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;
de doorgaande weg die de Leenderweg met de Muggenberg verbindt;
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
een in stedenbouwkundig opzicht samenhangend geheel van bebouwing, waarbij de oriëntatie van de voorgevels van de hoofdgebouwen bepalend is voor de vraag of het hoofdgebouw onderdeel uitmaakt van de straat;
Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.
de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekgevel is er slechts sprake van één voorgevel);
de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan;
een woning die hoogstens door middel van de bijgebouwen met een andere woning verbonden is en waarvan geen van beide zijgevels in de zijdelingse perceelgrens staan;
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer en waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, helofytenfilters, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten et cetera;
een complex van ruimten, dat uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter is.
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1,50 meter.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbijbehorende:
Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.3.1 voor de aanleg van parkeerplaatsen, met dien verstande dat:
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.3.1 voor het afwijken van het aangegeven dwarsprofiel, met dien verstande dat:
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende
met de daarbij behorende bouwwerken.
Bij de toepassing van deze bouwregels dient rekening gehouden te worden met de beleidsregels ten aanzien van duurzaamheid en beeldkwaliteit als bedoeld in 6.6.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van een onoverdekt zwembad gelden de volgende regels:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.1 sub c en toestaan dat hoofdgebouwen op een kortere afstand dan 18 meter ten opzichte van het hart van de dichtst bij de bestemming 'Woongebied' gelegen rijbaan van de randweg gebouwd worden, mits aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen uit de Wet geluidhinder.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
Het gebruik van bouwwerken voor 'Woongebied' is uitsluitend toegestaan indien er in het plan per straat minimaal voorzien wordt in de onderstaande parkeernormen en deze parkeerplaatsen in stand worden gelaten:
Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsplanregels om toe te staan dat een aan-huis-verbonden bedrijf in of bij een woning mogelijk is, met dien verstande dat:
Bij de toetsing van de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor afwijken dienen de aspecten als benoemd in 6.6.1 afgewogen te worden. De regels in dit artikel zijn beleidsregels als bedoeld in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht.
Bij de realisatie van het plan dienen de beeldkwaliteiteisen zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels ter inspiratie gebruikt te worden. Daarnaast geldt in algemene zin dat bij de entrees zoals aangegeven in voornoemd beeldkwaliteitsplan een duidelijk onderscheidend woningtype gerealiseerd moet worden.
Uitgegaan wordt van korte bouwstroken met weinig symmetrie in verband met afwisseling. Dit betekent dat er maximaal 5 woningen in een rij gerealiseerd mogen worden. Daarnaast moeten bij maximaal 4 aaneengesloten woningen gelijke geveltinten, dakvorm, steensoort en kleur gehanteerd worden. Dit geldt niet voor het gebied dat is aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - hofbebouwing'.
Voorts dienen per deelgebied (zoals beschreven op p. 42 e.v. van het beeldkwaliteitsplan) de volgende beeldkwaliteitseisen in acht te worden genomen:
Deelgebied 1
Centraal in deelgebied 1 is een ruimtelijk sterk samenhangend bebouwingscluster opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwvorm - bebouwingscluster'. De gevels hebben een lichte kleurstelling en grijze pannen op de daken.
Deelgebied 2
Centraal in deelgebied 2 is een hofbebouwing gesitueerd, bestaande uit een gebouw dat duidelijk een andere maat heeft dan alle omliggende woonbebouwing omdat het als object is ontworpen. Het gebouw heeft een lichte kleur en antracietkleurige dakpannen. Daarbij is het rondom naar de buitenzijde georiënteerd en heeft het een besloten binnenruimte (het hof) waar het mogelijk is om elkaar te ontmoeten.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent' wordt de entree geaccentueerd door een meer rijzige bebouwingsmassa. De maximale goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent' bedraagt 10 respectievelijk 14 meter.
De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor:
waarbij de volgende bestemmingsbreedten gelden gemeten aan weerszijden uit het hart van de leiding:
Leiding | |
Hoogspanningsverbinding | 70 meter |
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in de in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend worden gebouwd:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het verbod als bedoeld in lid 7.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
De andere werken als bedoeld in lid 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energievoorziening.
De voor 'Waarde - Archeologie 1' (gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern en linten) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.1 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de Waarde, die aan een gebied wordt toegekend in verband met het voorkomen van cultuurhistorische, aardkundige, milieuhygiënische, natuurlijke en/of architectonische waarden van de bebouwde en onbebouwde omgeving door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 8.4.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 8.4.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een ontheffing geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het bepaalde in lid 8.5.1 is niet van toepassing:
Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 8.5.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:
voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder lid 8.6.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
De voor 'Waarde - Archeologie 2' (gebied met een hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.2.1 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden, die aan een gebied wordt toegekend in verband met het voorkomen van cultuurhistorische, aardkundige, milieuhygiënische, natuurlijke en/of architectonische waarden van de bebouwde en onbebouwde omgeving door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 9.4.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 9.4.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een ontheffing geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het bepaalde in lid 9.5.1 is niet van toepassing:
Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 9.5.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:
voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder lid 9.6.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
De voor 'Waarde - Archeologie 3' (gebied met een middelhoge verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.2.1 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
Indien uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden, die aan een gebied wordt toegekend in verband met het voorkomen van cultuurhistorische, aardkundige, milieuhygiënische, natuurlijke en/of architectonische waarden van de bebouwde en onbebouwde omgeving door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 10.4.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.4.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een ontheffing geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het bepaalde in lid 10.5.1 is niet van toepassing:
Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.5.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:
voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder lid 10.6.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
De voor 'Waarde – Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, primair bestemd voor het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de ter plaatse aanwezige bomenstructuur, ten behoeve van:
De bestaande bomenrijen op de gronden binnen deze dubbelbestemming dienen in stand gehouden te worden. Indien dit niet mogelijk is, is het noodzakelijk de randen van het plangebied, voorafgaand aan de in gebruik name van de randweg, voldoende groen in te richten. Deze inrichting dient goedgekeurd te zijn door een ecoloog en landschapsarchitect, en functioneel te zijn voorafgaand aan de kap van de betreffende bestaande bomen. Eventuele straatverlichting dient gericht te zijn op de weg zelf.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Ten behoeve van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving dient de randweg als bedoeld in artikel 5 in bruikbare vorm beschikbaar te zijn voordat de omgevingsvergunning voor bouwen van de 192e woning als bedoeld in artikel 6 verleend kan worden.
Ten behoeve van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving dient ter hoogte van de woningen aan de Buldersweg 12 t/m 16 een absorberend geluidscherm met een minimale lengte van 71 meter en een minimale hoogte van 1 meter opgericht te zijn en duurzaam in stand te worden gehouden, voordat de randweg als bedoeld in artikel 5 in gebruik genomen kan worden.
Het gebruik conform de bestemming 'Verkeer' (artikel 5) en 'Woongebied' (artikel 6), is alleen toegestaan indien voldoende waterberging vooraf wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden in overeenstemming met de uitgangspunten voor hydrologisch neutraal ontwikkelen volgens de keur van Waterschap de Dommel.
Bij de aanleg van de randweg dient stil asfalt in de vorm van een dunne deklaag type B toegepast te worden, welke leidt tot een geluidsreductie conform CROW publicatie 316, of hieraan qua geluidreductie gelijkwaardig.
Voorafgaand aan de ingebruikname van de randweg dient op de Leenderweg conform het in bijlage 2 bij de toelichting opgenomen akoestisch onderzoek, stil asfalt in de vorm van een dunne deklaag type A toegepast te zijn, welke leidt tot een geluidsreductie conform CROW publicatie 316, of hieraan qua geluidreductie gelijkwaardig.
Voorafgaand aan de ingebruikname van de randweg dient op de Muggenberg conform het in bijlage 2 bij de toelichting opgenomen akoestisch onderzoek, stil asfalt in de vorm van een dunne deklaag type B toegepast te zijn, welke leidt tot een geluidsreductie conform CROW publicatie 316, of hieraan qua geluidreductie gelijkwaardig.
Bij de aanleg van de randweg dient over minimaal de lengte langs het perceel Buldersweg 16 te Heeze een funderingsdikte van 0,75 m toegepast te worden voor de het dichtste bij de woningen aan de Buldersweg gelegen rijbaan van de randweg.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden nadere regels voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op de in artikel 14.1.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in lid 14.2.1 is niet van toepassing op andere werken die:
De andere werken als bedoeld in lid 14.2.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of toekomstige functioneren van de molen als werktuig of de molen als landschapsbepalend element.
Indien niet op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken van deze regels kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het volgende:
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Chw bestemmingsplan 'De Bulders'.