direct naar inhoud van Regels
Plan: De Poortmannen 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1658.BPPoortmannen2015-vs01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan De Poortmannen 2015 met identificatienummer NL.IMRO.1658.BPPoortmannen2015-vs01 van de gemeente Heeze-Leende

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.6 bebouwingspercentage

een in de regels of op de plankaart aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel bepaalt dat maximaal mag worden bebouwd.

1.7 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.8 bedrijfsplan

een beschrijving van een samenhangend geheel van op elkaar afgestemde keuzes omtrent door het bedrijf te nemen beslissingen of te verrichten handelingen, teneinde een of meer bedrijfsdoelstellingen te bereiken. Het bedrijfsplan dient in ieder geval de volgende gegevens te bevatten:

  • voorgeschiedenis bedrijf;
  • bestaande toestand bedrijf;
  • uitbreiding ter plaatse, met inbegrip van efficiënt ruimtegebruik;
  • alternatieve vestigingsmogelijkheden, met inbegrip van efficiënt ruimtegebruik;
  • hergebruik van vrijkomende ruimte;
  • conclusie: algehele afweging "uitbreiding ter plaatse" en "alternatieve vestigingsmogelijkheden".
1.9 bedrijfs-/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.10 bedrijvigheid

het vervaardigen, bewerken en/of verwerken van stoffelijke objecten/goederen.

1.11 beroep aan huis

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.12 beroeps-, c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.13 bestaand
  • bij bouwwerken: op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan krachtens een bouwvergunning aanwezig of in uitvoering, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning;
  • bij gebruik: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, mits dat niet reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan inclusief de overgangsbepaling van dat plan.
1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond of functioneel bij elkaar behorende gronden die in de directe nabijheid van elkaar zijn gelegen, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.24 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto’s, boten, caravans, keukens en sanitair, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen, alsmede tuincentra en bouwmarkten.

1.25 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht.

1.28 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.29 hoofdgebouw

een gebouw, dat gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.30 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.31 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg:
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.32 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de lijst van de bedrijven, bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals deze is opgenomen als bijlage 1, behorende bij deze regels.

1.33 waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen, alsmede voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen en inlaten.

1.34 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de (bouw)hoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dan wel de harten van de scheidingsmuren.

2.7 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergronds gelegen (deel van het) bouwwerk.

2.8 uitzondering ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven uit ten hoogste de categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), dan wel bedrijven die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven uit de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met een bouwperceelsoppervlakte van minimaal 1.000 m² en maximaal 5.000 m²;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijf van categorie 2 tot en met 3.2': bedrijven uit de categorieën 2 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), dan wel bedrijven die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven uit de categorieën 2 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met een bouwperceelsoppervlakte van minimaal 1.000 m² en maximaal 5.000 m²;
  • c. groothandel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': ten hoogste één bedrijfswoning per bouwperceel;
  • e. buitenopslag is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en op een afstand groter dan 5 m van de zijdelingse en achterste perceelgrens;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, als ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

waarbij tevens geldt dat:

  • g. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi-bedrijven) niet zijn toegestaan;
  • h. geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zoals genoemd in artikel 2.1 onder 3 Besluit omgevingsrecht, niet zijn toegestaan;
  • i. indien de bestaande bouwperceelsoppervlakte van een bedrijf ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan meer bedraagt dan 5000 m2, deze oppervlakte geldt als de maximale oppervlakte.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

3.2.1 Parkeren
  • a. Per bedrijf dient in voldoende mate te zijn voorzien in de te verwachten behoefte aan ruimte voor parkeren of stallen van auto's in, op of onder de bedrijfsbebouwing, dan wel op of onder het onbebouwde terrein, dat bij de bedrijfsbebouwing behoort, overeenkomstig de normen uit de Parkeervisie van de gemeente, zoals in onderstaande tabel vermeld:

Parkeerkencijfers Bedrijventerrein De Poortmannen, Heeze

functie   parkeernorm  
arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven
loods, opslag, transportbedrijf  
0,85 pp per 100 m2 bvo  
arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven
industrie, werkplaats, laboratorium  
2,65 pp per 100 m2 bvo  
groothandel, detailhandel in volumineuze goederen   4,5 pp per 100 m2 bvo  

stedelijkheidsgraad: niet stedelijk; stedelijke zone: rest bebouwde kom

  • b. De onder a. bedoelde ruimte voor het parkeren moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten
    • 1. bij haaks of gestoken parkeren: ten minste 2,5 bij 5 meter bedragen;
    • 2. bij langsparkeren: ten minste 2 bij 6 meter bedragen;
  • c. Per bedrijf dient in voldoende mate te zijn voorzien in de te verwachten behoefte aan ruimte voor laden en/of lossen van goederen, in of onder de bedrijfsbebouwing, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij de bedrijfsbebouwing behoort.
3.2.2 Gebouwen
  • a. bedrijfsgebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse en achterste bouwperceelgrenzen bedraagt minimaal 5 m;
  • c. bedrijfswoningen worden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ gebouwd;
  • d. het bebouwingspercentage bedraagt minimaal 50% van het bouwperceel;
  • e. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m, tenzij anders is aangeduid.
3.2.3 Bouwlocatie voor praalwagens

Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwlocatie', gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van tenten voor praalwagens is maximaal 8,5 meter;
  • b. bouwwerken van de bij de tenten behorende gebouwen is maximaal 3,5 meter;
  • c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen is maximaal 2 meter;
  • d. de totale oppervlakte per bouwgroep bedraagt maximaal 800 m²;
  • e. de bouwwerken zijn toegestaan tussen 1 juni en 1 oktober.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m, behoudens ter plaatse van het bouwvlak binnen het bouwperceel Industrieweg 111 waar de hoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 5,75 m bedraagt;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 7 m;
  • c. de afstand van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de zijdelingse en achterste perceelgrens bedraagt minimaal 5 m.
3.2.5 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen geldt de volgende regel:

  • a. de verticale diepte bedraagt maximaal 4 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Parkeren

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1:

  • a. indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
3.3.2 Afstand tot zijdelingse- en achterste perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 onder e. en van het bepaalde in 3.2.4 onder c. ten behoeve van het bouwen op een kleinere afstand tot de zijdelingse en achterste perceelgrenzen, mits:

  • a. dit uit een oogpunt van brandveiligheid en andere veiligheidsaspecten verantwoord is;
  • b. andere belangen niet onevenredig worden geschaad.
3.3.3 Grotere hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.4 onder a. ten behoeve van een grotere hoogte van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 4 m;
  • b. het bepaalde in 3.2.4 onder b. ten behoeve van een grotere hoogte van:
    • 1. masten en kranen e.d. tot maximaal 15 m;
    • 2. silo’s tot maximaal 10 m.
3.3.4 Bouwlocatie voor praalwagens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsplanregels voor

bouwlocaties van praalwagens, waarbij voor het bouwen van bouwwerken de volgende

bepalingen gelden:

a. de bouwhoogte van tenten voor praalwagens is maximaal 8,5 meter;

b. bouwwerken van de bij de tenten behorende gebouwen is maximaal 3,5 meter;

c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen is maximaal 2 meter;

d. de totale oppervlakte per bouwgroep bedraagt maximaal 800 m²;

e. de bouwwerken zijn toegestaan tussen 1 juni en 1 oktober.

3.3.5 Toelaatbaarheid

De in 3.3.1 t/m 3.3.3 genoemde afwijkingsmogelijkheden kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de stedenbouwkundige en landschappelijke waarden;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Specifiek gebruik bouwpercelen Industrieweg 103 en 111
  • a. In afwijking van het bepaalde in 3.1 onder b. bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van de bouwpercelen Industrieweg 103 en 111 maximaal 14.815 m².
  • b. In afwijking van het bepaalde in 3.1 onder e. is buitenopslag toegestaan tot op de zijdelingse en achterste perceelgrenzen van de bouwpercelen Industrieweg 89, 91, 103 en 111.
3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. buitenopslag op een afstand minder dan 5 m van de zijdelingse en achterste perceelgrens;
  • b. uitoefening van een andere tak van handel, bedrijf of dienstverlening dan ingevolge het bepaalde in 3.1 is toegestaan, behoudens ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor woondoeleinden, behoudens de bedrijfswoning;
  • d. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte en als afhankelijke woonruimte;
  • e. het gebruik van gebouwen voor zelfstandige kantoren;
  • f. het gebruik van de gronden en gebouwen ter plaatse van het bouwperceel Sterkselseweg 16 voor de in artikel 3.1 onder a genoemde bedrijfsactiviteiten indien de ontsluitingsweg naar de Industrieweg niet is gerealiseerd of niet duurzaam in stand wordt gehouden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Buitenopslag tot op de perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4.2 onder a. ten behoeve van het toestaan van buitenopslag op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse en achterste perceelgrens, mits de opslag uit een oogpunt van brandveiligheid en andere veiligheidsaspecten verantwoord is.

3.5.2 Detailhandel in volumineuze goederen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4.2 onder b. ten behoeve van het toestaan van detailhandel in volumineuze goederen, mits:

  • a. uit onderzoek blijkt dat elders binnen de gemeente Heeze-Leende geen alternatieve locatie aanwezig is;
  • b. er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaat.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en het behoud van groen in de vorm van inheemse, opgaande beplanting met natuurlijke en/of landschappelijke waarden;
  • b. een grondwal, met een hoogte van maximaal 2 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’: een voorziening ten behoeve van de waterberging;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals paden en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de hoogte bedraagt maximaal 2 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor kamperen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen of verwijderen van beplanting;
  • b. het verlagen of verwijderen van een grondwal;
  • c. het aanbrengen van verharding van meer dan 10 m²;
  • d. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;
  • e. de aanleg van drainage ongeacht de diepte;
  • f. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • g. het graven verdiepen of dempen van watergangen en waterpartijen.
4.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de betreffende bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien

  • a. geen onevenredige aantasting van natuurlijke en/of landschappelijke waarden plaatsvindt en indien tevens in compensatie van de te verwijderen beplanting is voorzien;
  • b. bij het toepassen van de in artikel 4.4.1 onder d. t/m g. het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. begeleidende groenvoorzieningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding en de verlichting.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bestaande afstanden en maten

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand van bouwwerken, die rechtens tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven respectievelijk maximaal toegestaan.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' moeten van de aanwezige gebouwen de gevels inclusief de gevelopeningen een warmtebelasting van 15 kW/m2 gedurende minimaal 30 minuten kunnen doorstaan.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het plan ten behoeve van vermeerdering dan wel vermindering van de voorgeschreven maten en normen, mits de vermeerdering of vermindering ten hoogste 10% bedraagt;
  • b. het plan voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de plankaart ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • c. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtbehandelingsapparatuur, liftopbouwen en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting ten hoogste 5 m² bedraagt;
    • 2. de hoogte ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  • d. het plan voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, het openbaar vervoer of het wegverkeer, mits de bebouwde oppervlakte ten hoogste 25 m² en de hoogte ten hoogste 5 meter bedraagt.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels bestemmingsplan De Poortmannen 2015.