direct naar inhoud van Regels
Plan: Gemert-Bakel Stedelijke gebieden, oktober 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1652.Stedelijk102014-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan partiële herziening “Gemert-Bakel Stedelijke gebieden, oktober 2014” met identificatienummer NL.IMRO.1652.Stedelijk102014-VA01 van de gemeente Gemert-Bakel;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 verbeelding

de verbeelding, waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied zijn gelegen zijn aangegeven;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het bebouwen van gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan een gebouwde woning/ wooneenheid

een blok van meer dan twee aaneen gebouwde woningen inclusief de van dit blok deel uitmakende eind- of hoekwoningen;

1.7 aan-huis-verbonden bedrijf

het door één van de bewoners maar zonder personeel, bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteiten, niet zijnde prostitutie of detailhandel, met uitzondering van detailhandel via een webwinkel met ondergeschikte opslag niet groter dan 20 m2, maar door zijn beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling met behoud van de woonfunctie in een woning en met de daarbij behorende bijbehorende bijbouwen kan worden uitgeoefend;

1.8 aan-huis-verbonden beroep

het door één van de bewoners maar zonder personeel, uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van een administratieve-, juridische, medische, therapeutische, lichaamsverzorgende- (incl. kapsalon), kunstzinnige of ontwerptechnische diensten, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, maar door zijn beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling met behoud van de woonfunctie in een woning en met de daarbij behorende bijbehorende bijbouwen kan worden uitgeoefend. Nadrukkelijk wordt geen detailhandel, geen showroom en geen prostitutie toegestaan of daarmee gelijk te stellen activiteiten;

1.9 aardkundige waarden

de waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege het aanwezig zijn van geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en/of processen Hieronder wordt mede verstaan de peelrandbreuk;

1.10 achtergevel

een van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een (hoofd)gebouw niet zijnde een hoeksituatie voor zover gelegen in het achtererfgebied;

1.11 achtergevel op hoeksituaties

een van de weg of openbaar toegankelijk gebied afgekeerde gevel van een (hoofd)gebouw welke grenst aan het grootste onbebouwde deel van de (achter-)tuin voor zover gelegen in het achtererfgebied;

1.12 achtergevelrooilijn

de denkbeeldige lijn over het perceel ter hoogte van de achtergevel van het hoofdgebouw voor zover gelegen in de 2,5 m-zone in het achtererfgebied;

1.13 achtererfgebied

erf aan de achterkant en aan de niet aan het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan één meter van de voorgevel van het hoofdgebouw;

1.14 afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin tijdelijk een gedeelte van een huishouding gevestigd is uit oogpunt van mantelzorg;

1.15 afrastering

afscheiding in de vorm van een open hekwerk bestaande uit houten palen met bedrading c.q. draadwerk, dan wel in gaasvorm

1.16 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/ of het houden van dieren en dat een omvang heeft van tenminste 8 Nederlandse grootte eenheden (Nge);

1.17 agrarische waarden

de waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de goede mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodemexploitatie;

1.18 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen alsook - in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang - het verkopen en/of leveren van deze goederen;

1.19 appartementen / wooneenheden

boven dan wel beneden of naast elkaar gesitueerde woningen in één gebouw waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.20 archeologisch monument

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.21 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.22 archeologische waarden

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.23 bar/dancing

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen;

1.24 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.25 bebouwingspercentage

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een (bouw)perceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.26 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.27 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van een persoon (en diens gezin), wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is;

1.28 beeldbepalend pand

de aan een bouwwerk toegekende waarde met betrekking tot karakteristiek, gaafheid/herkenbaarheid

(materie en concept), ouderdom en samenhang;

1.29 beeldkwaliteit

waardering en herkenning van alle visuele waarnemingen vanaf een bepaalde locatie;

1.30 beeldkwaliteitplan (nen)

geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld beeldkwaliteitplan(nen) en als onderdeel onlosmakelijk verbonden met dit bestemmingsplan;

1.31 begane grondlaag

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;

1.32 beschermde monumenten (rijk en gemeentelijk)

roerende en onroerende monumenten welke krachtens de monumentenwet of een gemeentelijke monumentenverordening bescherming genieten;

1.33 bestaand

bij bouwwerken:

  • vergund, al dan niet feitelijk aanwezige bouwmassa (bestaand) of ter uitvoering ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp of;
  • na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning met betrekking tot een activiteit bouwen als bedoeld in artikel 1.1, 2.1 eerste lid en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend c.q. dat voor dat tijdstip is gemeld op grond van het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

bij gebruik:

  • vergund, al dan niet bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
1.34 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.35 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.36 bijbehorend bouwwerk (vanaf 2 wanden)

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.37 .bijzondere woonvorm

een voorziening voor de huisvesting van personen die bij de normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden, jongeren of gehandicapten;

1.38 bouwaanduiding(en)

een op de verbeelding en in de planregels opgenomen aanduiding waarvan de inhoud van de bijbehorende bepaling voor gaat op de algemene bouwregels mist deze ondergeschikt blijft aan de onderliggende bestemming;

1.39 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

1.40 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.41 bouwhoogte

maximale hoogte van een bouwwerk gerekend vanaf peil met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, antennes, liftschachten of daarmee gelijk te stellen onderdelen;

1.42 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd zulks met inbegrip van de begane grond (eerste bouwlaag) en met uitzondering van onderbouw en zolder;

1.43 bouwpeil

het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;

1.44 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop in gevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.45 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.46 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.47 bouwwerk

elke bouwkundige constructie van enige omvang welke indirect duurzaam met de aarde is verbonden is;

1.48 bungalow

een vrijstaande woning in één bouwlaag;

1.49 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/ dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.50 cafetaria

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereid etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;

1.51 cultuurhistorie

de aan een (bouw)werk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

1.52 cultuurhistorische waarden

de waarden die aan een gebied of object worden toegekend in verband met het voorkomen van archeologische waarden, bouwkundige waarden of historische landschapswaarden al dan niet in onderlinge samenhang of beïnvloeding. Er is dan sprake van een driedeling:

  • archeologische waarden;
  • bouwkundige waarden of waarden van de gebouwde (of: bebouwde) omgeving;
  • historische landschapswaarden of historisch-geografische waarden;
1.53 daknok

hoogste punt van een schuin dak(vlak);

1.54 dakopbouw

toevoeging aan de bouwmassa van het schuine dak (geen dakkapel zijnde) of toevoeging aan een plat dak;

1.55 dakvlak

schuin of horizontaal vlak van het dak;

1.56 dakvoet

laagste punt van een schuin dak(vlak);

1.57 defensiezone

radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel alsmede zonering gelegen rondom Vliegbasis De Peel: Inner Horizontal en Conical Surface, invliegfunnel, munitiezones, KE-zones en geluidzone grondgebonden geluid.

1.58 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.59 dienstverlening

het bedrijfsmatig en/of beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.60 differentiatiegrens

een op de verbeelding zodanig aangegeven grens waarmee een verschil wordt aangeduid ten aanzien van: maatvoeringseisen, aantallen woningen, woningtypen, nokrichting en/of de grens tussen twee verschillende differentiatievlakken;

1.61 erotisch getinte horeca

een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken; onder dit begrip vallen tevens een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.62 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte kan worden uitgeoefend;

1.63 extensieve recreatie

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving en die naar hun aard harmoniëren met natuur en landschap zoals wandelen, fietsen, skeeleren, kanoën en paardrijden;

1.64 functieaanduiding(en)

een op de verbeelding en in de planregels opgenomen aanduiding waarvan de inhoud van de bijbehorende bepaling voor gaat op de algemene bouwregels mist deze ondergeschikt blijft aan de onderliggende bestemming;

1.65 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.66 Gebruiken

Gebruiken, doen of laten gebruiken;

1.67 geluidsgevoelig object

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.68 gemeenschappelijke voorzieningen

ruimten, opstelplaatsen, aansluitingen, installaties, apparatuur en dergelijke die gebruikt kunnen worden door bewoners van twee of meer kamers;

1.69 geschakeld of (vrijstaand) geschakeld

woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijbehorende bouwwerken met elkaar verbonden zijn en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;

1.70 gestapelde woningen

boven dan wel beneden elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid al dan niet direct vanaf de weg of openbaar toegankelijk gebied gewaarborgd is;

1.71 gestapelde woningen

de denkbeeldige lijn over het perceel strak langs de voorgevel van een gebouw tot aan de zijdelingse perceelgrenzen die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen tenzij anders op de verbeelding aangegeven;

1.72 gevellijn

de denkbeeldige lijn over het perceel strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelgrenzen die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen tenzij anders op de verbeelding aangegeven;

1.73 groene erfinrichting

Een groenelement, bestaande uit beplanting en / of andere groenelementen, zoals een poel of een vlinderweide, dat gelegen is binnen een bestemmingsvlak. De groene erfinrichting is van belang voor het behoud of versterken van de beeldkwaliteit ter plaatse;

1.74 groepswonen

een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden, jongeren of gehandicapten;

1.75 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.76 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf, waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het productievermogen van de gronden die bij het bedrijf behoren en die in de directe omgeving van het bedrijf zijn gelegen. Als grondgebonden bedrijf worden in ieder geval aangemerkt: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondtuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven kunnen in de meeste gevallen, gezien de wijze waarop ze geëxploiteerd worden, ook worden aangemerkt als grondgebonden bedrijf;

1.77 handelsbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen, hetzij in de vorm van detailhandel hetzij in de vorm van groothandel;

1.78 hekwerk

een bouwwerk met als functie erf- of perceelsafscheiding, niet zijnde bouwwerken geen gebouwzijnde voor de functie paardenrijbak;

1.79 hoofdgebouw

een of meer panden, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.80 horeca

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren: daaronder worden begrepen: nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning);

1.81 horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, uitgezonderd seksinrichting;

1.82 huishouden

een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band aan elkaar gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke voorzieningen en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid (zoals een gezin, een gezin met inwonende familieleden) die continue een eenheid vormt;

1.83 industrieel bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend verwerken van grondstoffen en/ of vervaardigen van producten (nijverheids- en productieftechnische bedrijven);

1.84 intensieve veehouderij

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf of bedrijfsonderdeel waarbij de bedrijfsuitoefening bestaat uit het houden van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren;

1.85 kap

het gedeelte van een dak tussen goot- en bouwhoogte m.u.v. gevelbekleding;

1.86 kantoor

het bedrijfsmatig en/of beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.87 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, welke worden bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.88 lijst van bedrijven / bedrijfsactiviteiten

een lijst met daarin opgenomen de vergunde bedrijven met bijbehorende milieucategorie zoals aanwezig in het plangebied ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan;

1.89 maatschappelijk

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.90 maatschappelijke dienstverlening

het verlenen van diensten, op het gebied van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, onderwijs, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid, verenigingsleven, opvoeding, cultuur en recreatie (daaronder niet begrepen sportvelden);

1.91 maatvoeringaanduiding

een op de verbeelding nader aangeduide maatvoering waarvan de inhoud voor gaat op de algemene bouwregels;

1.92 mantelzorg

het bieden van zorg op het fysieke, psychische en/ of sociale vlak op vrijwillige basis en buiten een georganiseerd verband aan een ieder die hulpbehoevend is;

1.93 maximum

voor (delen van) bestemmingsvlakken met de aanduiding 'maximum' geldt het aangegeven getal als maximum;

1.94 molenbiotoop

de gehele omgeving van de op de verbeelding aangeduide molen binnen een straal van 400 m¹ rond de molenbelt;

1.95 natuurwaarden

de waarden die aan een gebied zijn toegekend in verband met het voorkomen van biotische en/of abiotische elementen die bijdragen aan de diversiteit en natuurlijkheid van een gebied;

1.96 natuurlijke poel

geïsoleerd stilstaand water dat gevoed wordt door grond- en/of regenwater en een voortplantingsbiotoop vormt voor flora en fauna;

1.97 nevenfunctie

functie waarvoor maximaal 50% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

1.98 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Voorbeelden zijn: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven, champignonbedrijven, witlofkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;

1.99 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.100 ondergeschikt

de hoofdbestemming van het perceel en de bestemming van omliggende percelen mag niet onevenredig nadeel ondervinden van de ondergeschikte functie, waarbij de hoofdfunctie behouden moet blijven;

1.101 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 35% van de vloeroppervlakte van de hoofdfunctie als zodanig mag worden gebruikt;

1.102 onverharde weg

een onverharde weg met beperkt gebruik als ontsluitingsweg van de daaraan gelegen gronden zonder verkeersbetekenis en met landschappelijke, ecologische en/of cultuurhistorische betekenis;

1.103 onzelfstandige woonruimte

een verblijfsruimte en/of kamer die door de aard van de inrichting en gebruik het privédomein is van een bewoner en is aangewezen op het gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen;

1.104 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet 1994 alsmede parken, plantsoenen, pleinen en ander openbaar gebied, niet zijnde water, dat voor publiek algemeen toegankelijk is;

1.105 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.106 overige dienstverlening

het verlenen van diensten, zoals die genoemd worden in de SBI-codes 75, 80 en 85 van de Staat van bedrijven;

1.107 overkapping

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en maximaal drie -al dan niet tot het bouwwerk behorende- scheidingsconstructies, bestemd om te dienen als:

  • schuilgelegenheid;
  • stalling van voertuigen en onderkomens;
  • opslag van materialen en goederen;
1.108 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.109 parkeerplaats

plaats voor het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen. De minimale lengte van één parkeerplaats bedraagt 6 m¹;

1.110 patiowoning

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen (bouw)perceel aanwezige gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.111 peil

het bouwpeil overeenkomstig de gemeentelijke bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte terrein;

1.112 publiekverzorgend ambacht en dienstverlening

onder publiekverzorgend ambacht en dienstverlening wordt verstaan een ambachtelijk bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een schoenmaker, kapper, goudsmid e.d.

1.113 praktijkruimte

een gedeelte van een woning dat dient voor het uitoefenen van een beroep, dat in de woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;

1.114 productiegebonden detailhandel

detailhandel die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan hoofdbedrijfsactiviteit(en) van het bedrijf zoals ter plaatse gevestigd, met uitzondering van detailhandel van voedingsmiddelen en genotmiddelen. Uitzondering hierop vormt de aanduiding 'verkooppunt van brandstof' waar (ondergeschikte) verkoop van voedingsmiddelen en niet-verdovende genotmiddelen wel zijn toegestaan.

1.115 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen, zoals het exploiteren van een seksclub, privé-huis raamprostitutie, escortservice, thuisprostitutie, en bemiddelingsbureau dat bemiddelt tussen prostituee en klant;

1.116 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.117 staat van bedrij ven/ bedrijfsactiviteiten

een bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen (bijlage 1a)

1.118 supermarkt

een zelfbedieningszaak in goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotsmiddelen;

1.119 sociaal-cultureel

overkoepelende term voor het verlenen van sociale-, educatieve en/of culturele activiteiten voor- en diensten aan derden op overwegend kantooruren en waar geen nachtverblijf is toegestaan, zoals: jeugd- en jongerenwerk, peuterspeelzalen, vormings- en ontwikkelingswerk, muzikale vorming, amateurkunst, sportieve recreatie, opbouwwerk, dorpshuizen etc.;

1.120 sociaal-medisch

werkzaamheden die bestaan uit het verlenen van medische en/of sociaal-medische diensten aan derden op overwegend kantooruren en waar geen nachtverblijf is toegestaan, zoals huis- en tandartsenpraktijken, fysiotherapeuten, poliklinische dienstverlening, ambulante geestelijke gezondheidszorg, dieetadvisering, sociaal-emotionele begeleiding en naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen medische en/of sociaal-medische functies;

1.121 specifieke vorm van wonen

een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden, jongeren of gehandicapten;

1.122 teeltondersteunende voorzieningen

voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en – verlating, terugdringing van onkruidgroei en vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water;
  • voldoen aan de kwalitatieve eisen die de afnemers aan de producten stellen (visueel aantrekkelijke producten eisen bijvoorbeeld hoge en/of overdekte teelt);

er wordt onderscheid gemaakt in:

Permanente teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen, die in principe jaarrond aanwezig zijn;

Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen, die zo lang de teelt het vereist, aanwezig zijn met een maximum van acht maanden per jaar;

Omkeerbare teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen die eenvoudig te verwijderen zijn waardoor de oorspronkelijke toestand wordt teruggebracht;

Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbei-teelttafels, afdekfolies, antiworteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, containerveld, plastic tunnels,

ondersteunende kassen, schaduwhallen en vraatnetten;

1.123 trekkershut

een recreatieverblijf van eenvoudige constructie en met een maximale grootte van 15 m², voor (nacht)verblijf voor wisselende groepen van recreanten, die elders hun hoofdverblijf hebben;

1.124 twee aaneen gebouwde woningen

blokken van maximaal twee aaneen gebouwde woningen, waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar gekoppeld zijn;

1.125 vergund

een vergunning met een onherroepelijke status, al dan niet bestaand, ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan;

1.126 volkstuin

een volkstuinencomplex met daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen tuinhuisjes, kweekkassen, berg-, toilet- en wasruimten en groenvoorzieningen;

1.127 voorgevel

de naar de weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde representatieve gevel van een hoofdgebouw gelegen in het voorerfgebied;

1.128 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn over het perceel strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelgrenzen die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen tenzij anders op de verbeelding aangegeven;

1.129 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.130 waterhuishouding

de wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, verbruikt of afgevoerd wordt;

1.131 water

waterlichaam ten behoeve van de afvoer van water;

1.132 webwinkel

het al dan niet hobbymatig dan wel bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom.

1.133 weg

alle openbare wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.134 wet

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals die luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan;

1.135 winkel

een gebouw dat dient voor de uitoefening van detailhandel, inclusief het gebruik voor ambachtelijke bedrijvigheid voor zover dat gebruik in verband staat en essentieel onderdeel is van de ter plaatse uitgeoefende detailhandel, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie;

1.136 winkelgebonden of - ondersteunende dienstverlening

een winkelgebonden c.q. winkelondersteunend, dienstverlenend bedrijf met dien verstande dat de bedrijfsactiviteit wat aard en omvang betreft past binnen een overwegend winkelgebied en geheel of gedeeltelijk is gebonden aan c.q. ondersteunend voor de winkelfunctie van dat gebied daarbij lettend op de aard en ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;

1.137 winkelgebonden of - ondersteunende horeca

een winkelgebonden c.q. winkelondersteunend horecabedrijf met dien verstande dat de bedrijfsactiviteit zoveel mogelijk dient te geschieden in een rechtstreeks contact met het publiek, bijvoorbeeld door middel van een baliefunctie;

1.138 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden. Onder woning wordt tevens verstaan een zelfstandige wooneenheid zoals een appartement;

1.139 woningblok

een gebouw, dat uit tenminste twee woningen bestaat;

1.140 woning in gesloten bebouwing

blokken van meer dan twee aaneengesloten woningen;

1.141 wooneenheid/ appartement

boven dan wel beneden of naast elkaar gesitueerde woningen in één gebouw waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.142 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. Onder woonwagen wordt niet verstaan: een woonwagen met een eigen aandrijving en een wagen waarvoor bij de verplaatsing over de weg geen afwijking van de Wegenverkeerswet 1994 of voorschriften voor verkeersregels en verkeertekens zijn vereist (dus campers en caravans zijn geen woonwagens);

1.143 (woonwagen) standplaats

een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente worden aangesloten;

1.144 zadeldak

een zadeldak is een kapvorm waarbij beide (schuine) dakvlakken in één lijn bij elkaar komen;

1.145 zakelijke dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals die genoemd worden in de Staat van bedrijven

behorende bij deze regels;

1.146 zijgevel

een gevel van een (hoofd)gebouw, niet zijnde een voor- of achtergevel;

1.147 zolder

ruimte(n) in een gebouw die geheel is/ zijn afgedekt met hellende daken en die in functioneel opzicht geen deel uitmaakt/ uitmaken van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het (bouw)perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 afstand tot de bestemmingsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de bestemmingsgrens;

2.3 afstand tussen gebouwen

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Zie ook bijlagen t.b.v. een illustratie;

2.5 breedte van bouwpercelen

de afstand tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het (bouw)perceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens of perceelsgrens;

2.6 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met dien verstande dat goten van het totaal aan dakkapellen met een gezamenlijke kleinere breedte dan 50% van de breedte van het dakvlak, waarin zij zijn geplaatst, topgevels, schoorstenen, antennes en andere ondergeschikte bouwdelen, niet meegerekend worden;

  • 1. de goothoogte van gebouwen met een rieten kap wordt gemeten vanaf het peil tot de onderkant van de rieten kap. Waarbij de druiplijn van een rieten kap wordt gezien: de snijlijn van de kap met het muurvlak;
  • 2. voor platte daken geldt: vanaf het peil tot de snijlijn van de gevel met de bovenzijde van het dakvlak.
2.8 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen exclusief ondergronds bouwen;

2.9 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken van gebouwen en/of hart van de scheidsmuren;

2.10 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf-A

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf-A' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. industriële en ambachtelijke bedrijven/inrichtingen en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorie 2 van de Staat van bedrijven;
  • b. industriële en ambachtelijke bedrijven/inrichtingen en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorie 3.1 en 3.2 van de Staat van bedrijven daar waar deze bestaan ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan én als zodanig zijn opgenomen in de Lijst van bedrijven;
  • c. categorie 4-bedrijven met de daarbij behorende gebouwen en voorzieningen, met dien verstande dat deze uitsluitend zijn toegestaan daar waar deze bestaan ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan én ter plaatse van de functieaanduiding: 'specifieke vorm van bedrijf- productiebedrijf';
  • d. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel', detailhandel tot maximaal 1 winkel per bouwperceel;
  • e. één bedrijfswoning voor zover vergund, al dan niet bestaand ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg én de verkoop van (ondergeschikte) productiegebonden detailhandel inclusief. voedingsmiddelen en niet verdovende genotmiddelen;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg én de verkoop van (ondergeschikte) productiegebonden detailhandel inclusief van voedingsmiddelen- en niet verdovende genotmiddelen;
  • h. horecavoorzieningen die ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van de doeleinden als genoemd in deze bestemmingsomschrijving onder a, b en c;
  • i. niet-zelfstandige kantoren als onderdeel van de bedrijven;
  • j. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedingsmiddelen en genotsmiddelen;

met de daarbij behorende:

  • k. groenvoorzieningen;
  • l. overige (openbare) nutsvoorzieningen;
  • m. parkeer- en verkeersvoorzieningen al dan niet ondergronds, met dien verstande dat parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd;
  • n. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • o. tuinen, erven en terreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemmingsomschrijving behorende bij dit artikel genoemde doeleinden worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. binnen op de verbeelding voorkomende L.P.G.-cirkel is ingevolge het besluit L.P.G.-tankstations Milieubeheer geen nieuwbouw van woningen en nieuwbouw van categorie II objecten, zoals bedoeld in voornoemd Besluit, mogelijk;
  • b. ten oosten van de op de verbeelding aangeduide 35 KE-lijn is geen nieuwbouw van geluidsgevoelige objecten toegestaan;
  • c. de op de verbeelding aangegeven bouwgrens mag aan de wegzijde niet door gebouwen worden overschreden;
  • d. indien op de verbeelding een bouwvlak is aangegeven dienen de gebouwen binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  • e. indien in de verbeelding het maximum aantal bedrijven is opgenomen, betreft dit het maximale aantal toelaatbare bedrijven;
  • f. indien in de verbeelding het maximum aantal bedrijfswoningen is opgenomen, betreft dit het maximale aantal toelaatbare bedrijfswoningen;
  • g. het bebouwingspercentage op percelen met een bouwgrens bedraagt maximaal 70%;
  • h. het bebouwingspercentage op percelen met een bouwvlak bedraagt 100%;
  • i. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 2 m¹ bedragen;
  • j. indien in de verbeelding het maximum aantal bedrijven is opgenomen, betreft dit het totaal maximaal aantal toelaatbare bedrijven voor dat bouwvlak met een maximum van één bedrijf per bouwperceel;
  • k. indien in de verbeelding het maximum aantal bedrijfswoningen is opgenomen, betreft dit het totaal maximaal aantal toelaatbare bedrijfswoningen voor dat bouwvlak met een maximum van één bedrijfswoning per bedrijf én per bouwperceel.
3.2.2 Hoofdgebouwen: bedrijfsgebouwen, geen bedrijfswoning zijnde

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. er is maximaal één bedrijf per bouwperceel toegestaan voor zover vergund, al dan niet bestaand ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingplan, tenzij anders op de verbeelding aangeduid;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 6,5 m¹ bedragen, tenzij anders op de verbeelding aangeduid;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m¹ bedragen, tenzij anders op de verbeelding aangeduid;
  • d. gebouwen dienen in of op de achterste perceelsgrens worden gebouwd dan wel minimaal 3 m¹ uit de achterste perceelgrens;
3.2.3 Bijbehorend bouwwerk
  • a. de maximale oppervlakte mag niet meer dan 50 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 4,5 m¹ bedragen, tenzij anders op de verbeelding aangeduid;
  • c. de goothoogte van een direct aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,3 m¹ bedragen, tenzij anders op de verbeelding aangeduid;
3.2.4 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen de volgende bepalingen:

  • a. er is maximaal één bedrijfswoning per bedrijf én per bouwperceel toegestaan voor zover vergund, al dan niet bestaand ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingplan, tenzij anders op de verbeelding aangeduid;
  • b. de bedrijfswoning mag een inhoud van maximaal 600 m³ hebben;
  • c. de bouw- en goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouw- en goothoogte, tenzij anders op de verbeelding aangeduid;
  • d. erkers, luifels en overkappingen mogen tot 1,20 m voor de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn worden gebouwd, mits:

  • 1. de afstand tot de aan de weg gelegen perceelgrens minimaal 2 m bedraagt;
  • 2. de breedte van de erker niet meer dan 60% en van de luifel niet meer dan 40% van de bestaande gevel van het hoofdgebouw bedraagt, en;
  • 3. de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedraagt.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m¹ bedragen, met dien verstande dat deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m¹ mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten mag maximaal 12 m¹ bedragen;
  • c. de bouwhoogte van luifels mag maximaal 6 m¹ bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m¹ bedragen.
3.2.6 Afwijken van de bouwregels

Burgmeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.2.1 onder c. en 5.2.1 onder d. voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk, indien noodzakelijk in verband met de functie van een bouwwerk, buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak of voorbij de op de verbeelding aangegeven bouwgrens, waarbij het bouwvlak danwel de bouwgrens met maximaal 2 m1 mag worden overschreden, mits;

    • 1. de lengte van de te bouwen bijbehorend bouwwerk niet meer dan 5 m1 bedraagt;
    • 2. de overschrijding stedenbouwkundig verantwoord is.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Toegestane gebruiksmogelijkheden
  • a. productiegebonden detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de hoofdbedrijfsactiviteiten van het bedrijf is toegestaan. Dit wil zeggen dat de detailhandel als bedrijfsactiviteit van mindere betekenis is dan de overige bedrijfsactiviteiten van het bedrijf c.q. de hoofdbedrijfsactiviteiten van het bedrijf niet mag verdringen. Ten aanzien van de toelaatbaarheid gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. deze activiteit mag niet als zelfstandige activiteit worden uitgeoefend c.q. mag de hoofdactiviteit niet verdringen;
    • 2. de totale verkoopvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 10% van de totale vloeroppervlakte, met een maximum van 500 m²;
    • 3. bij de aanduiding 'verkooppunt van brandstof' is (ondergeschikte) verkoop van voedingsmiddelen- en niet verdovende genotmiddelen toegestaan.
3.3.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan:

  • a. de uitoefening van een andere tak van handel, bedrijf, of dienstverlening dan volgens het bepaalde in de bestemmingsomschrijving is toegestaan;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een ambachtelijk- en/of industrieel bedrijf, anders dan bedoeld in de bestemmingsomschrijving behorende bij dit artikel;
  • c. geluidszoneringsplichtige inrichtingen, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld onder de bestemmingsomschrijving behorende bij dit artikel;
  • d. BEVI-inrichtingen, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld onder de bestemmingsomschrijving;
  • e. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in de bestemmingsomschrijving;
  • f. wonen, behoudens in de woningen als bedoeld in de bestemmingsomschrijving;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een horecavoorziening, anders dan bedoeld in deze bestemmingsomschrijving;
  • h. het gebruik van bouwwerken voor de uitoefening van zelfstandige kantoren.
  • i. seksinrichtingen en escortbedrijf;
  • j. buitenopslag / open opslag van goederen, voorwerpen of materialen op de bedrijfspercelen met uitzondering voor het uitstallen van auto's door bedrijven die zich richten op de verkoop van auto's.
3.3.3 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgmeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder deze bestemmingsomschrijving onder a. t/m c. voor de vestiging van een bedrijf dat niet is vermeld in de Staat van bedrijven, terwijl de vergunningsverlener van oordeel is dat de activiteiten naar aard en omvang wel passend zijn. In een dergelijk geval gaan burgemeester en wethouders na of de bedoelde activiteit qua milieubelasting kunnen worden gelijkgesteld met de krachtens de bepalingen van dit plan toelaatbare categorieën bedrijfsactiviteiten. Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidshinder, geurproductie, stofuitworp, gevaar, het al dan niet continue karakter van de activiteit, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water, alsmede de verkeersaantrekking en met dien verstande dat:

    • 1. het bedrijf zowel binnen als buiten het plangebied geen onevenredige milieubelasting mag opleveren, met name ten aanzien van de in de omgeving gelegen woningen;
    • 2. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling dienen te worden betrokken: geluidshinder, geurproductie, stofuitworp, gevaar, straling, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water en de verkeersaantrekkende werking;

  • b. Burgmeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder deze bestemmingsomschrijving onder a. t/m c. ten behoeve van bedrijvigheid in een categorie hoger dan de toegelaten categorieën indien de vestiging van het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met een bedrijf wat voorkomt onder de toegelaten categorieën, zoals opgenomen in de bij deze voorschriften behorende Staat van Bedrijven en mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

    • 1. het bedrijf dient qua terreinbehoefte te grootschalig te zijn voor een woonomgeving en/of het bedrijf heeft voor een woonomgeving en te sterke verkeersaantrekkende werking;
    • 2. de vestiging van bedrijven en inrichtingen welke zijn opgenomen in categorie 2 en 3 van de Staat van Bedrijven alsmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid mag niet onevenredig worden belemmerd;
    • 3. voor het overige is het bepaalde in dit artikel onverminderd van toepassing.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a. van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van de op de verbeelding geprojecteerde bouwgrenzen c.q. bouwvlak met betrekking tot deze bestemmingsomschrijving genoemde bedrijven, ten behoeve van de praktische uitvoering van bouwplannen in verband met uitbreidingen of herschikking van bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad;
  • b. ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van milieuaspecten c.q. belasting van het milieu gewenst is, rekening is gehouden met de toegelaten gebruiksmogelijkheden in de bestemmingen en de omgeving;
  • c. er geen sprake is van strijdigheid met of strijdigheid ontstaat met de voorschriften voortvloeiende uit de wettelijke bepalingen zoals de Wet milieubeheer dan wel een AmvB op grond van de Wet milieubeheer.
3.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening':

  • a. over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand', 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument' en/ of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld in dit artikel onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
  • c. het in dit artikel onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

    • 1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

Algemene afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden

In hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan staan de eventueel van toepassing zijnde algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsbevoegdheden.

Artikel 4 Centrum-B

4.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. detailhandelsdoeleinden;
  • b. horecadoeleinden;
  • c. kantoren, al dan niet met een baliefunctie;
  • d. kleinschalige maatschappelijke voorzieningen;
  • e. publiekverzorgend ambacht en dienstverlening;
  • f. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand', een beeldbepalend pand;
  • g. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument', een gemeentelijk monument;
  • h. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', een rijksmonument;
  • i. wonen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  • j. groenvoorzieningen;
  • k. langzaamverkeersdoeleinden, ontsluiting en parkeren.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de tot 'Centrum-B' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemmingsomschrijving   genoemde doeleinden worden gebouwd, tevens moet worden voldaan aan de volgende bepalingen.

  • a. een op de verbeelding aangegeven bouwgrens mag aan de wegzijde niet door bebouwing worden overschreden;
  • b. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 80% in de op de verbeelding aangegeven zone.
4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt het in artikel 4.2.1 bepaalde en gelden tevens de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen dienen in de op de verbeelding aangegeven bouwgrens te worden gebouwd;
  • b. de diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 15 m¹ bedragen, tenzij anders op de verbeelding aangeduid;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte, tenzij anders op de verbeelding aangeduid.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 3 m1 achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 4,5 m¹ bedragen, tenzij anders op de verbeelding aangeduid;
  • c. de goothoogte van een direct aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,3 m¹ bedragen, tenzij anders op de verbeelding aangeduid.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mag maximaal 3 m¹ bedragen;
  • b. de hoogte van terreinafscheidingen, voor zover deze als bouwwerken, geen gebouwen zijnde, kunnen worden aangemerkt, niet meer dan 2 m¹ mag bedragen.
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen die voor antennemasten maximaal 12 m¹ waarbij deze niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw.
4.3 Afwijken bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van :

  • a. In tegenstelling tot het bepaalde in artikel 4.2.3 en 4.2.4 zijn voor woningen die ten tijde van tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan zijn gelegen op de gronden met deze bestemming, de voorschriften voor bijbehorend bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde als bedoeld in artikel 4.2.3 en 4.2.5, alsmede de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 4.5.2 van overeenkomstige toepassing.
  • b. Met betrekking tot bouwen van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder b. voor een grotere diepte van het hoofdgebouw voor zover hiervoor in functionele zin aanleiding bestaat, zoals bij een supermarkt en een grootschalige detailhandelsvestiging. Deze afwijking wordt uitsluitend verleend indien voldaan wordt aan de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het bebouwingsbeeld: rekening dient gehouden te worden met een verantwoorde, samenhangende en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)-kwaliteit, gelet hierbij wordt op:
      • een goede samenhang tussen bouwmassa en gevelbeeld;
      • de samenhang met aangrenzende bebouwing;
      • het beeld van bebouwd en onbebouwd deel van het perceel;
      • de hoogtedifferentiatie;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden: een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken dient voorkomen te worden.
    • 3. de woonsituatie: het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:
      • de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
      • het uitzicht;
      • de aanwezigheid van voldoende privacy.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Toegestane gebruiksmogelijkheden

Per bestemming zijn volgende gebruiksmogelijkheden toegelaten:

  • a. Detailhandelsdoeleinden, horecadoeleinden en kantoren zonder baliefunctie: bestaande vestiging toegestaan, nieuwvestiging niet toegestaan
  • b. Kantoren met baliefunctie, publiekverzorgend ambacht en dienstverlening, kleinschalige maatschappelijke voorzieningen: nieuwvestiging als hoofdfunctie toegestaan
  • c. Wonen: nieuwvestiging als hoofdfunctie toegestaan + wonen op verdieping als hoofdfunctie toegestaan.

4.4.1a Detailhandelsdoeleinden:

Nieuwvestiging van detailhandel niet toegestaan. De bestaande vestigingen binnen deze zone worden geacht aan het plan te voldoen.

 

4.4.1b Horecadoeleinden

  • a. Nieuwvestiging van horecabedrijven is niet toegestaan;
  • b. Daarnaast worden bar/dancings, discotheken, erotisch getinte horeca en/of seksinrichtingen worden binnen het plangebied niet aanvaardbaar geacht, vanwege de onverenigbaarheid van dergelijke vestigingen met de overige functies binnen het plangebied.

 

4.4.1c Kantoren, al dan niet met baliefunctie

Bij kantoren wordt een onderscheidt gemaakt in kantoren met of zonder basisfunctie, afhankelijk van het al dan niet direct gericht zijn op het publiek:

  • a. Kantoren met baliefunctie: zijn centrumvoorzieningen bij uitstek en sluiten aan bij de detailhandels- en horecafuncties en zijn als hoofdfunctie toegestaan;
  • b. Kantoren zonder balie functie: beschikken niet over een centrumfunctie. Bestaande vestigingen binnen deze zones worden geacht aan het plan te voldoen. Nieuwvestiging van kantoren zonder baliefunctie is niet toegestaan.

 

4.4.1d Publiekverzorgend ambacht en dienstverlening

Onder publiekverzorgend ambacht en dienstverlening dient te worden verstaan een ambachtelijk bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een schoenmaker, kapper, goudsmid e.d. Deze functie is als hoofdfunctie toegestaan.

 

4.4.1e Kleinschalige maatschappelijke voorzieningen

Vestiging van kleinschalige medische en paramedische praktijkruimten toegestaan.

 

4.4.1f  Wonen

Wonen op de begane grond als hoofdfunctie is toegelaten.

4.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan:

4.4.2a Ander gebruik bouwwerken:

  • a. voor de uitoefening van een detailhandel, horeca, seksinrichting, ambachtelijk en/of industrieel bedrijf, anders dan op grond van het bepaalde in deze bestemmingsomschrijving is toegestaan;
  • b. voor de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
  • c. van ruimten als verkoopruimten van winkels en als ruimten van de dienstverlenende bedrijven waarin het contact met het publiek plaatsvindt (balieruimte) anders dan op de begane grondlaag;
  • d. van gebouwen voor de uitoefening van een supermarkt.

 

4.4.2b Ander gebruik gronden:

  • a. voor de uitoefening van een detailhandels-, horeca, ambachtelijk- en/of industrieel bedrijf, anders dan op grond van het bepaalde in de artikelen 4.1 en 4.4 is toegestaan;
  • b. als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. voor het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. voor de verkoop van motorbrandstoffen.
4.4.3 Afwijken gebruiksregels
  • a. Aan het bepaalde in artikel 4.4.2 onder c. voor het gebruik van de etage ten behoeve van winkels en dienstverlenende bedrijven, mits:
    • 1. het geen opslag betreft:
    • 2. de woonfunctie in zijn totaliteit niet onevenredig wordt teruggedrongen.

Dit betekent, dat de afwijking slechts incidenteel mag worden toegepast.

 

4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening' over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand';
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
  • c. het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
4.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening':

  • d. over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand', 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument' en/ of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
  • e. het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld in dit artikel onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
  • f. het in dit artikel onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

Algemene afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden

In hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan staan de eventueel van toepassing zijnde algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsbevoegdheden.

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'tuincentrum', een tuincentrum met daarbij behorende bouwwerken;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - meubelhandel, meubelhandel
  • d. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - reparatiewerkplaats', een reparatiewerkplaats toegestaan;
  • e. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - showroom', een showroom toegestaan;
  • f. ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen', wonen toegestaan;
  • g. wonen voor zover vergund, al dan niet bestaand ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds;
  • k. tuinen, erven en terreinen;

met de daarbij behorende:

  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemmingsomschrijving genoemde doeleinden worden gebouwd.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen op het (bouw)perceel mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte, tenzij anders op de verbeelding aangeduid.
5.2.3 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m¹ bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;
  • b. bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m¹ bedragen, met dien verstande dat deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m¹ mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m¹ bedragen;
  • c. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m¹ bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Toegestane gebruiksmogelijkheden

Voor de gronden met de aanduiding 'tuincentrum' mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in deze bestemmingsomschrijving onder b. genoemde doeleinden worden gebouwd, die tevens voldoen aan de navolgende bepalingen:

  • a. de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan bestaande bebouwing mag worden gehandhaafd, hersteld en vervangen, met dien verstande dat wanneer de bebouwing afwijkt van hetgeen in de hierna volgende bouwvoorschriften is aangegeven, de afwijking niet mag worden vergroot;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte, tenzij anders op de verbeelding aangeduid;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m1, uitgezonderd erf-/terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 m1 mag bedragen.
5.3.2 Strijdig gebruik
  • a. Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan:
    • 1. het gebruik van de bouwwerken voor wonen behoudens als bedoeld in deze bestemmingsomschrijving onder e. en/ of onder f.;
    • 2. het gebruik van de grond en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;
    • 3. het gebruik het gebruik van de bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf;
    • 4. buitenopslag / open opslag van goederen, voorwerpen of materialen op de bedrijfspercelen.
  • b. Tot strijdig gebruik van grond en bouwwerken met aanduiding 'tuincentrum', als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan:
    • 1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een andere vorm van bedrijvigheid als aangegeven deze bestemmingsomschrijving onder b.;
    • 2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor wonen, anders dan bedoeld in deze bestemmingsomschrijving e. en / of onder f.;
    • 3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een ambachtelijk- en/of industrieel bedrijf.
5.4 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  • a. Artikel 5.2.2 onder a. voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk, indien noodzakelijk in verband met de functie van een bouwwerk, buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, waarbij het bouwvlak met maximaal 2 m1 mag worden overschreden, mits:
    • 1. de lengte van de te bouwen bijbehorend bouwwerk niet meer dan 5 m1 bedraagt;
    • 2. de overschrijding stedenbouwkundig verantwoord is;
  • b. Artikel 5.2.2 onder b. ten behoeve van een hogere goot- of bouwhoogte, voor zover noodzakelijk in verband met de functie van het bouwwerk, mits:
    • 1. de goot- of bouwhoogte maximaal 6 m1 bedraagt;
    • 2. de verhoging stedenbouwkundig verantwoord is.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6. lid 1 sub a. van de Wet ruimtelijke ordening deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' waarbij:

  • a. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse moeten zijn beëindigd;
  • b. geen nieuwe woningen mogen worden gebouwd;
  • c. dient te worden aangesloten bij het bepaalde in de bestemming 'wonen'.
5.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening':

  • a. over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand', 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument' en/ of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld in dit artikel onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
  • c. het in dit artikel onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

Algemene afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden

In hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan staan de eventueel van toepassing zijnde algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsbevoegdheden.

Artikel 6 Dienstverlening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

dienstverlening;

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening – archief', een archief;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening – dierenartsenpraktijk', een dierenartsenpraktijk;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening – fysiopraktijk', een fysiotherapiepraktijk;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – heemkunde', de heemkundekring op de verdieping;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen', wonen, al dan niet op de verdieping;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds;
  • i. tuinen, erven en terreinen;

met de daarbij behorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemmingsomschrijving genoemde doeleinden worden gebouwd en gelden de volgende regels.

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • c. voor zover ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een bebouwingspercentage is aangegeven mag het oppervlak aan bebouwing niet meer bedragen dan het aangegeven bebouwingspercentage.
6.2.3 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;
  • b. bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
6.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan:

  • a. het gebruik van de bouwwerken voor wonen behoudens als bedoeld in deze bestemmingsomschrijving onder b.;
  • a. het gebruik van de grond en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;
  • b. het gebruik het gebruik van de bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf;
  • b. buitenopslag / open o pslag van goederen, voorwerpen of materialen op de percelen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening':

  • a. over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand', 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument' en/ of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld in dit artikel onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
  • c. het in dit artikel onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

Algemene afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden

In hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan staan de eventueel van toepassing zijnde algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsbevoegdheden.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. overheidsvoorzieningen;
  • b. sociaal-culturele voorzieningen;
  • c. sociaal-medische voorzieningen;
  • d. wijkvoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen', wonen toegestaan;
  • f. wonen voor zover vergund, al dan niet bestaand ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan

met daaraan ondergeschikt:

  • g. kunstobjecten;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • k. parkeer- en verkeersvoorzieningen, al dan niet ondergronds;
  • l. tuinen, erven en terreinen;
  • m. horeca ten dienste van en ondergeschikt aan maatschappelijke voorzieningen als bedoeld a t/m d

met de daarbij behorende:

  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 7.1  genoemde doeleinden worden gebouwd.

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouw- en goothoogte van gebouwen op het (bouw)perceel mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte, tenzij anders op de verbeelding aangeduid.
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' is uitsluitend binnen het bouwvlak de bestaande bebouwing van de molen toegestaan.
7.2.3 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m¹ bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;
  • b. bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 2 m¹ bedragen, met dien verstande dat deze voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m¹ mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van antennes mag maximaal 12 m¹ bedragen;
  • c. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 5 m¹ bedragen;
  • d. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 3,5 m¹ bedragen;
  • e. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m¹ bedragen.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan:

  • a. gebruik van bouwwerken voor wonen, anders dan bedoeld in de artikelen 7.1 onder e. en/ of in 7.1 onder f.;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf, anders dan bedoeld artikel 7.1;
  • g. het gebruik van bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en escortbedrijf.
7.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening' over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een gemeentelijk monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
  • c. het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in de vorm van aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde, (vrijstaand) geschakeld, vrijstaand, vrijstaand 1, vrijstaand 2 en gestapelde woningen/ wooneenheden, met dien verstande dat enkel de maatvoering, het aantal, type en soort woning is toegestaan met dien verstande dat enkel de maatvoering, het aantal, type en soort woning is toegestaan zoals vergund of mag worden gebouwd zoals aangegeven in de planregels tenzij anders op de verbeelding aangeduid;

en ter plaatse van de volgende aanduidingen en maatvoeringduiding, specifiek bestemd voor:

de volgende bepalingen gelden uitsluitend ter plaatse van de volgende aanduidingen én met dien verstande dat de inhoud van de bijbehorende bepalingen voor gaan op de algemene bouwregels mits deze ondergeschikt blijft aan de onderliggende bestemming:

bouwaanduidingen:

  • b. de bouwaanduiding 'gestapeld',  gestapelde woningen/ wooneenheden toegestaan conform bijbehorende planregels;
  • c. de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand', een beeldbepalend pand conform bijbehorende planregels;
  • d. ter plaatse  van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen', is een bijgebouw toegestaan conform bijbehorende regels;
  • e. de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument', een gemeentelijk monument conform bijbehorende planregels;
  • f. de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – (vrijstaand) geschakeld', (vrijstaand) geschakelde woningen toegestaan conform bijbehorende planregels;
  • g. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw toegestaan', is nieuwbouw toegestaan, met dien verstande dat enkel het aantal-, type- en soort wooneenheden mag worden gebouwd zoals ter plaatse op de verbeelding aangeduid inclusief de daarbij opgenomen maatvoering;
  • h. ter plaatse  van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 1', één vrijstaande woning conform bijbehorende planregels;
  • i. de bouwaanduiding 'twee-aaneen', twee aaneen gebouwde woningen toegestaan conform bijbehorende planregels;
  • j. de bouwaanduiding 'vrijstaand',  één vrijstaande woning toegestaan conform bijbehorende planregels;

functieaanduidingen:

  • k. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf', zijn uitsluitend bedrijven toegestaan   die genoemd staan in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijven en/of bedrijven die genoemd staan in milieucategorie 3.1 van de Staat van bedrijven én daar waar deze bestaan ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan én als zodanig zijn opgenomen in de Lijst van bedrijven;
  • l. ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf aan huis', een bedrijf aan huis voor zover vergund, al dan niet bestaand ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan;
  • m. detailhandel, voor zover op de verbeelding aangeduid 'detailhandel' voor zover vergund, al dan niet bestaand ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan;
  • n. horeca, voor zover op de verbeelding aangeduid 'horeca' voor zover vergund, al dan niet bestaand ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan;
  • o. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer', een langzaam verkeersroute;

maatvoeringaanduidingen:

Indien op de verbeelding een van de onderstaande maatvoering is opgenomen is het -in tegenstelling tot de algemene bouwregels toegestaan- om e.a. conform de opgenomen maatvoering uit te voeren:

  • p. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', mag de goothoogte niet meer bedragen dan de aangegeven goothoogte;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' , mag de hoogte niet meer bedragen dan de aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m)( maximum goothoogte (m)' , mag de goothoogte niet meer bedragen dan de aangegeven goothoogte;

Figuren:

  • u. ter plaatse van het figuur 'gevellijn' dient het bijbehorend bouwwerk op of achter de gevellijn gesitueerd te worden.

Met daaraan ondergeschikt

  • v. Bijbehorende bouwwerken
  • w. Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • x. Tuinen en erven
  • y. (openbare) nutsvoorzieningen
  • z. waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2  Bouwregels

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van hetgeen omschreven is in de bestemmingsomschrijving van dit artikel worden gebouwd én gelden de volgende bepalingen tenzij anders op de verbeelding aangeduid:

8.2.1 Algemeen
  • a. Met betrekking tot het aanleggen en in standhouden van parkeervoorzieningen dient voldaan te worden aan het gemeentelijke parkeerbeleid dat geldend is op het moment van toetsen van de vergunningsaanvraag;
  • b. Het bepaalde in artikel 8.2.1 onder a. geldt niet voor reeds vergunde- en te handhaven woningen/ wooneenheden daar waar niet voorzien is of kan worden in tenminste één parkeerplaats op het eigen (bouw)perceel waarbij echter bouwactiviteiten niet mogen leiden tot een onevenredige vergroting van de parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • c. c.   het bebouwingspercentage voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken per (bouw)perceel mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 50% voor vrijstaande woningen;
    • 2. 30% voor vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 1' tot een maximum van 350 m², uitzondering hierop vormt het totale bebouwingspercentage t.b.v. het (bouw)perceel Heuvel 62 in Gemert waarbij het maximum van 350m2 mag worden opgehoogd met de bestaande oppervlakte van het te herbouwen bakhuisje (= ± 8m2);
    • 3. 50% voor vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 2' tot een maximum van 270 m²;
    • 4. 60% voor twee-aaneen gebouwde woningen;
    • 5. 60% voor (vrijstaand) geschakelde woningen;
    • 6. 60% van aaneen gebouwde woningen;
  • d. in afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.1 onder c. geldt dat voor patiowoningen een onbebouwde buitenruimte van ten minste 15 m² aanwezig dient te zijn; 
8.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. tenzij anders op de verbeelding aangeduid is het op onderhavige gronden niet toegestaan nieuwe woningen/ wooneenheden ten dienste van wonen te realiseren tenzij:
    • 1. het vervangende nieuwbouw betreft;
    • 2. op de verbeelding de 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw toegestaan' is opgenomen;
    • 3. het een ontwikkellocatie met de bestemming 'wonen' betreft zoals in onderliggend bestemmingsplan is opgenomen:
  • b. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd
  • c. in aanvulling van het bepaalde in artikel 8.2.2 onder b. geldt:
    • 1. dat hoofdgebouwen in of maximaal 1 m1 voor en/of achter de voorgevelrooilijn of de naar de weg gekeerde bouwgrens van het bouwvlak dienen te worden gebouwd mits de afstand met de perceelsgrens minimaal 2 m1 bedraagt
    • 2. dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – situering hoofdgebouw2' de hoofdgebouwen in of maximaal 5 m1 achter de voorgevelrooilijn gebouwd mogen worden;
    • 3. dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – (vrijstaand) geschakeld' dient het hoofdgebouw aan één zijde in de perceelsgrens en aan één zijde minimaal 3m1 uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
    • 4. dat ter plaatse van het figuur 'gevellijn' het hoofdgebouw op de gevellijn gesitueerd dient te worden;
  • d. in afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.2 onder b. en c. zijn overschrijdingen van het bouwvlak door ondergeschikte bouwdelen, zoals balkons, overstekken en bloemramen, toegestaan, mits de diepte van dit ondergeschikte bouwdeel niet meer bedraagt dan 1 m1 en de oppervlakte niet meer dan 6 m²;
  • e. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de maximale goot- en bouwhoogte zoals vergund tenzij anders op de verbeelding aangeduid;
  • f. in afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.2 onder f. of de maatvoeringsaanduiding zoals opgenomen op de verbeelding mogen goot- en bouwhoogte met een maximum van 25% afwijken ten behoeve van:
    • 1. (de realisatie van) gevelopbouw(en) geplaatst in het gevelvlak: mits de totale breedte van de gevelopbouw(en) niet meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte én de bouwhoogte maximaal 6,5 m1 bedraagt;
    • 2. (de realisatie van) dakopbouw(en), mits de totale breedte van de dakopbouw(en) niet meer dan 50% van de breedte van de woning bedraagt én de bouwhoogte maximaal 10 m1 bedraagt;
  • g. het vergunde hoofdgebouw met kap mag in maximaal drie bouwlagen in de diepte met 5 m¹ tot een maximale diepte van 15 m¹ worden uitgebreid, gemeten vanuit de vergunde voorgevel van het hoofdgebouw én bij nieuw op te richten woningen gemeten vanuit de vergunde voorgevel, voor zover het (vergunde) hoofdgebouw uit drie bouwlagen bestaat;
  • h. ten aanzien van de situering van de woningen gelden regels:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 1' dient het hoofdgebouw minimaal 5 m¹ uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
    • 2. in geval van een vrijstaande woning of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 2' dient het hoofdgebouw minimaal 3 m¹ uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
    • 3. in geval van twee-aan-één gebouwde woningen en (vrijstaand) geschakelde woningen dient het hoofdgebouw aan één zijde in de perceelsgrens en aan één zijde minimaal 3 m¹ uit de perceelsgrens te worden gebouwd;
    • 4. in geval van aan-één gebouwde woningen dient het hoofdgebouw aan beide zijden in de perceelsgrens te worden gebouwd, met uitzondering van de hoekwoning waarbij geldt dat deze aan één zijde in de zijdelingse bouwgrens en aan één zijde minimaal 3 m¹ uit de perceelsgrens dient te worden gebouw.
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen aangebouwd en/ of vrijstaand worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak in het achtererfgebied te worden gebouwd tenzij:
    • 1. de bouwaanduidingen  'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen'; 'specifieke bouwaanduiding - bijbehorend bouwwerk' en 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerk geen gebouw zijnde' op de verbeelding zijn opgenomen, dan mogen de bijbehorende bouwwerken tevens binnen deze aanduidingen worden opgericht, daarbij dienen de bijgebouwen wel minimaal 3 m¹ achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
    • 2. op de verbeelding een figuur 'gevellijn' is opgenomen dan dient het bijbehorend bouwwerk dan op of achter de gevellijn gesitueerd te worden;
  • c. in afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.3 onder b:
    • 1. mogen bijbehorende bouwwerken tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
    • 2. dienen bijbehorende bouwwerken minimaal 1 m¹ achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;
    • 3. geldt bij vrijstaande woningen dat slechts aan één zijde tot 1 m achter de voorgevel tot in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd én dat de afstand tot de overige zijdelingse perceelgrens(zen) ten minste 3 m1 dient te bedragen. Achter de achtergevel van het hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • d. in afwijking van het bepaalde in het bovenstaande geldt dat erkers, luifels en overkappingen tot 1,20 m¹ voor de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd mits de afstand tot de aan de weg gelegen perceelgrens minimaal 2 m¹ bedraagt en mits de breedte:
    • 1. van de erker niet meer dan 60% van de vergunde gevel van het hoofdgebouw bedraagt en;
    • 2. van de luifel niet meer dan 40% van de vergunde gevel van het hoofdgebouw bedraagt;
  • e. voor een vrijstaande bijbehorend bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de oppervlakte per (bouw)perceel mag maximaal 80 m² bedragen, m.u.v. kavels met een oppervlakte van 1.000m2 waar een vrijstaand bijbehorend bouwwerk van 100m2 is toegestaan;
    • 2. de goothoogte mag maximaal 3,3 m1 bedragen;
    • 3. indien het vrijstaande bijbehorend bouwwerken wordt uitgevoerd met een dak:
      • mag de dakhelling maximaal 50o bedragen en;
      • mag de bouwhoogte maximaal 4/5 van de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen tot een maximum van 7m1;
  • f. in afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.3 onder e.
    • 1. mag de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk met maximaal 0,25 m¹ worden verhoogd indien dit noodzakelijk is voor de architectonische dan wel constructieve inpassing;
    • 2. is ter plaatse van de bouwaanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - bijbehorend bouwwerk 100 m²' een maximale oppervlakte aan bijbehorend bouwwerken van totaal 100 m² toegestaan;
    • 3. is ter plaatse van de bouwaanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - bijbehorend bouwwerk 200 m²' een maximale oppervlakte aan bijbehorend bouwwerken van totaal 200 m² toegestaan;
    • 4. is ter plaatse van de bouwaanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerk geen gebouw zijnde 50m2' een maximale oppervlakte aan bouwwerken geen gebouw zijnde toegestaan van maximaal totaal 50m2;
  • g. een overkapping geplaatst voor de voorgevel van het hoofdgebouw mag geen wanden bevatten;
  • h. aan de achtergevel en zijgevel van het hoofdgebouw mogen aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte mag maximaal 3,3 m¹ bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 4/5 van de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen.
8.2.4 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m¹ bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;
  • b. bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
8.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m¹ bedragen, uitgezonderd bij hoekpercelen waar de bouwhoogte van erf-/ terreinafscheidingen voor de zijgevel maximaal 2 m¹ mag bedragen, mits deze erf-/ terreinafscheiding wordt gebouwd minimaal 1 m¹ achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • b. de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 m¹ mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen;
  • d. de bouwhoogte van antennemasten mag maximaal 12 m¹ bedragen waarbij deze niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m¹ bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Vergroten maximum oppervlak bijbehorende bouwwerken
  • a. burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van afhankelijk wonen, mindervaliden en mantelzorg bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.3 onder e. sub 1. voor vergroting van vergunde bijbehorende bouwwerken en/of de bouw van extra bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 80 m² als genoemd in artikel 8.5.2 met dien verstande dat het voorgeschreven bebouwingspercentage ten aanzien van het (bouw)perceel met ten hoogste 10% mag worden verhoogd;
  • b. de omgevingsvergunning in artikel 8.3.1 onder a. wordt uitsluitend verleend indien de maximale oppervlaktemaat voor afhankelijke woonruimte zoals genoemd in de artikelen 8.5.2 en 8.3.1 onder a. niet overschreden wordt en voldaan wordt aan de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden:
      • een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
    • 2. de woonsituatie:
      • het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:
      • de lichttoetreding/ bezonning / schaduwwerking ten opzichte van (bebouwing op)
      • aangrenzende gronden;
      • het uitzicht;
      • de aanwezigheid van voldoende privacy;
      • waarbij in het bijzonder gekeken wordt naar de situatie aangaande de direct aangrenzende percelen.
8.3.2 Afwijken bouw en goothoogte

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.2 onder f. of de maatvoeringsaanduiding zoals opgenomen op de verbeelding door de goot- en bouwhoogte zoals vergund met  25% te verhogen tot een maximum van respectievelijk 6m1 en 9m1, mits voldaan wordt aan de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, alsmede beeldkwaliteit:  rekening dient gehouden te worden met een verantwoorde, samenhangende en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit, gelet hierbij wordt op:
    • 1. een goede samenhang tussen bouwmassa en gevelbeeld;
    • 2. de samenhang met aangrenzende bebouwing;
    • 3. het beeld van bebouwd en onbebouwd deel van het perceel;
    • 4. de hoogtedifferentiatie.
  • b. de gebruiksmogelijkheden: een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken dient voorkomen te worden;

de woonsituatie:

  • c. het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:
    • 1. de lichttoetreding/ bezonning/ schaduwwerking ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
    • 2. het uitzicht;
    • 3. de aanwezigheid van voldoende privacy.
8.4 Gebruiksregels

Deze gronden mogen uitsluitend gebruikt worden ten dienste van hetgeen omschreven is in de bestemmingsomschrijving van dit artikel en hiervoor gelden de volgende bepalingen tenzij anders op de verbeelding aangeduid:

8.4.1 Niet-strijdig gebruik

Onder niet-strijdig gebruik van de grond en bouwwerken wordt verstaan aan-huis-verbonden

beroepsmatige activiteiten in de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mits:

  • a. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft;
  • b. het medegebruik van de woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken beperkt is tot ten hoogste 35% van het grondoppervlak van de woning en de daarbij behorende bouwwerken tot maximaal 80m²;
  • c. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • d. er geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten plaatsvinden, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leiden;
8.4.2 Strijdig gebruik

Behoudens voor zover uitdrukkelijk toegestaan wordt onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan:

  • a. de uitoefening van een detailhandels-, horeca, seksinrichting, escortbedrijf, ambachtelijk, dienstverlenend en/of industrieel bedrijf anders dan bedoeld in bestemmingsomschrijving;
  • b. de uitoefening van een groothandelsbedrijf;
  • c. de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
  • d. voor zover het bijbehorende bouwwerken betreft voor permanente of tijdelijke bewoning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • e. als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • g. de verkoop van motorbrandstoffen.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.2 onder c. voor de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende gebouwen, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. in principe geen afwijking wordt verleend voor het uitoefenen van die bedrijvigheid welke vergunningplichtig is op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Besluit van 5 januari 1993, Stb. 1993, nr. 50) dan wel een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van de Wet milieubeheer, tenzij bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van het bedrijf blijkt, dat het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is. Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, trillinghinder, gevaar, straling, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water, alsmede de verkeersaantrekking;
    • 2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
    • 3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen publieksgerichte voorzieningen betreft;
  • c. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, d.w.z. dat degene die de activiteiten in het bijbehorend bouwwerk en/of hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • d. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • e. het onttrekken van (een deel van) de bij de desbetreffende woning bijbehorende bouwwerk aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop van ter plaatse vervaardigde producten als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van de aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteit;
  • g. geen showrooms zijn toegestaan;
  • h. ten hoogste 35% van het oppervlak van de woning en de daarbij behorende gebouwen ten behoeve van de aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteit in gebruik mag zijn, tot een maximum van 50 m². 
8.5.2 Tijdelijke bewoning bijbehorend bouwwerk

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning tijdelijk afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.2 onder d. van dit artikel voor het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt;
  • c. een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
  • d. de afhankelijke woonruimte een oppervlakte heeft van maximaal 80 m²;
  • e. het bijbehorend bouwwerk gelegen is op maximaal 15 m1 van het hoofdgebouw;
  • f. indien de verleende omgevingsvergunning vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer noodza kelijk is komt deze te vervallen.
8.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening':

  • a. over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand', 'specifieke bouwaanduiding – gemeente(lijk)monument' en/ of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld in artikel 8.6 onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
  • c. het in artikel 8.7 onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

Algemene afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden

In hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan staan de eventueel van toepassing zijnde algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsbevoegdheden.

Artikel 9 Wonen - MFA Handel

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - MFA Handel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

en ter plaatse van de volgende aanduidingen en maatvoeringduiding, specifiek bestemd voor:

de volgende bepalingen gelden uitsluitend ter plaatse van de volgende aanduidingen én met dien verstande dat de inhoud van de bijbehorende bepalingen voor gaan op de algemene bouwregels mits deze ondergeschikt blijft aan de onderliggende bestemming:

bouwaanduidingen:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', aaneen gebouwde woningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', een vrijstaande woning.

maatvoeringaanduidingen:

Indien op de verbeelding een van de onderstaande maatvoering is opgenomen is het -in tegenstelling tot de algemene bouwregels toegestaan- om e.a. conform de opgenomen maatvoering uit te voeren:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' , mag de hoogte niet meer bedragen dan de aangegeven goot- en bouwhoogte;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten in de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mits de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft en het medegebruik van de woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken beperkt is tot ten hoogste 35% van het grondoppervlak van de woning en de daarbij behorende bouwwerken tot maximaal 80m²;
  • f. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein.
  • g. bijbehorende bouwwerken;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. tuinen en erven;
  • j. (openbare) nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in deze bestemmingsomschrijving genoemde doeleinden worden gebouwd en gelden de volgende bepalingen:

  • a. Met betrekking tot het aanleggen en in standhouden van parkeervoorzieningen dient voldaan te worden aan het gemeentelijke parkeerbeleid dat geldend is op het moment van toetsen van de vergunningsaanvraag;
  • b. Het bepaalde in artikel 9.2.1 onder a. geldt niet voor reeds vergunde en te handhaven woningen daar waar niet voorzien is of kan worden in tenminste één parkeerplaats op het eigen (bouw)perceel waarbij echter bouwactiviteiten niet mogen leiden tot een onevenredige vergroting van de parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • c. het bebouwingspercentage voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken per bouwperceel mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 50% voor vrijstaande woningen;
    • 2. 60% voor aaneen gebouwde woningen.
9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. tenzij anders op de verbeelding aangeduid is het op onderhavige gronden niet toegestaan nieuwe woningen/ wooneenheden ten dienste van wonen te realiseren tenzij:
    • 1. het vervangende nieuwbouw betreft;
    • 2. op de verbeelding de 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw toegestaan' is opgenomen;
    • 3. het een ontwikkellocatie met de bestemming 'Wonen – MFA Handel' betreft zoals in onderliggend bestemmingsplan is opgenomen:
  • b. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. dienen hoofdgebouwen in of maximaal 1 m voor en/of achter de voorgevelrooilijn of de naar de weg gekeerde bouwgrens van het bouwvlak te worden gebouwd;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de op de verbeelding aangeduide maximale goot- en bouwhoogte;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', is het maximaal op de verbeelding aangegeven aantal woningen toegestaan;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a. zijn overschrijdingen van het bouwvlak door ondergeschikte bouwdelen, zoals balkons en overstekken, toegestaan, mits de diepte van dit ondergeschikte bouwdeel niet meer bedraagt dan 1 m en de oppervlakte niet meer dan 6 m².
9.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen aangebouwd en vrijstaand worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak in het achtererfgebied te worden gebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b. mogen bijbehorende bouwwerken tot in de zijdelingse perceelsgrens naar openbaar toegankelijk gebied worden gebouwd;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b. geldt bij vrijstaande woningen dat slechts aan één zijde tot 1 m achter de voorgevel tot in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd en de afstand tot de overige zijdelingse perceelgrens(zen) ten minste 3 m dient te bedragen. Achter de achtergevel van het hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken tot in de zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd;
  • e. de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk al dan niet met kap mag per bouwperceel maximaal 80 m² bedragen, de goothoogte maximaal 3 m en de bouwhoogte mag 2/3 van de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e. mag de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk met maximaal 0,25 m worden verhoogd indien dit noodzakelijk is voor de architectonische dan wel constructieve inpassing;
  • g. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de gevellijn te worden gebouwd;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder g. geldt dat erkers, luifels en overkappingen tot 1,20 m voor de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd mits de afstand tot de aan de weg gelegen perceelgrens minimaal 2 m bedraagt en mits de breedte:
    • 1. van de erker niet meer dan 60% en
    • 2. van de luifel niet meer dan 40%,
    • 3. van de bestaande gevel van het hoofdgebouw bedraagt.
  • i. een overkapping geplaatst voor de voorgevel van het hoofdgebouw mag geen wanden bevatten;
  • j. aan de achtergevel van het hoofdgebouw mogen aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken al dan niet met kap worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte mag maximaal 3,30 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 4/5 van de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1. mag de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk met maximaal 0,25 m worden verhoogd indien dit noodzakelijk is voor de architectonische dan wel constructieve inpassing.
  • k. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van garages dienen met een kap te worden afgerond.
9.2.4 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag maximaal 3 m bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m²;
  • b. bouwwerken van openbaar nut mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd.
9.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m bedragen, uitgezonderd bij hoekpercelen, waar de bouwhoogte van erf-/ terreinafscheidingen voor de zijgevel maximaal 2 m mag bedragen, mits deze erf-/ terreinafscheiding wordt gebouwd minimaal 1 m achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • b. de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen achter de voorgevellijn maximaal 2 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van antennemasten mag maximaal 12 m bedragen waarbij deze niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal
    3 m bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Vergroten maximum oppervlak bijbehorende bouwwerken
  • a. burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van afhankelijk wonen, mindervaliden en mantelzorg bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 9 onder e. voor vergroting van bestaande bijbehorende bouwwerken en/of de bouw van extra bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 80 m² met dien verstande dat het voorgeschreven bebouwingspercentage ten aanzien van het bouwperceel met ten hoogste 10 % mag worden verhoogd;
  • b. de omgevingsvergunning onder a. wordt uitsluitend verleend indien voldaan wordt aan de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden:
      • een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
      • de woonsituatie:
      • het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:
      • de lichttoetreding/ bezonning / schaduwwerking ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
    • 2. het uitzicht;
      • de aanwezigheid van voldoende privacy;
      • waarbij in het bijzonder gekeken wordt naar de situatie aangaande de direct aangrenzende percelen.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:

  • a. de uitoefening van een detailhandels-, horeca, seksinrichting, escortbedrijf, ambachtelijk, dienstverlenend en/of industrieel bedrijf;
  • b. de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
  • c. voor zover bijbehorende bouwwerken betreft voor permanente of tijdelijke bewoning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • d. als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. de verkoop van motorbrandstoffen.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4.1. onder b. voor de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende gebouwen, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. in principe geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van die bedrijvigheid welke vergunningplichtig is op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Besluit van 5 januari 1993, Stb. 1993, nr. 50) dan wel een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van de Wet milieubeheer, tenzij bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van het bedrijf blijkt, dat het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is. Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, trillinghinder, gevaar, straling, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water, alsmede de verkeersaantrekking;
    • 2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
    • 3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen publieksgerichte voorzieningen betreft;
  • c. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, d.w.z. dat degene die de activiteiten in het bijbehorend bouwwerk en/of hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • d. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • e. het onttrekken van (een deel van) de bij de desbetreffende woning behorende garage aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop van ter plaatse vervaardigde producten als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van de aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteit;
  • g. geen showrooms zijn toegestaan;
  • h. ten hoogste 35% van het oppervlak van de woning en de daarbij behorende gebouwen ten behoeve van de aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteit in gebruik mag zijn, tot een maximum van 50 m².
9.5.2 Tijdelijke bewoning bijbehorend bouwwerk

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning tijdelijk afwijken van het bepaalde in artikel 9.4.1 onder c van dit artikel voor het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt;
  • c. een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
  • d. de afhankelijke woonruimte een oppervlakte heeft van maximaal 80 m²;
  • e. het bijbehorend bouwwerk gelegen is op maximaal 15 m van het hoofdgebouw;
  • f. indien de verleende omgevingsvergunning vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer noodzakelijk is vervalt de persoonsgebonden beschikking.

Artikel 10 Wonen - Woonbos

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonbos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. de aanleg en instandhouding van bosbeplanting;
  • c. het behoud en/of herstel van de aanwezige landschappelijk-esthetische en cultuurhistorische waarden
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw toegestaan', nieuwbouw toegestaan, met dien verstande dat enkel het aantal-, type- en soort woning(en) mag worden gebouwd zoals ter plaatse op de verbeelding aangeduid inclusief de daarbij opgenomen maatvoering;
  • e. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' één woning toegestaan conform bijbehorende planregels;
  • f. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2' één woning toegestaan conform bijbehorende planregels;
  • g. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - 3' één woning toegestaan conform bijbehorende planregels;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. bijbehorende bouwwerken;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. tuinen en erven;
  • k. (openbare) nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

De tot 'Woonbos' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in deze bestemmingsomschrijving genoemde doeleinden worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend vrijstaande woningen met daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
  • b. de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • c. tenzij anders op de verbeelding aangeduid is het op onderhavige gronden niet toegestaan nieuwe hoofdgebouwen ten dienste van wonen te realiseren tenzij:
    • 1. het vervangende nieuwbouw betreft;
    • 2. op de verbeelding de 'specifieke bouwaanduiding-nieuwbouw toegestaan' is opgenomen;
    • 3. het een ontwikkellocatie met de bestemming 'Wonen-Woonbos' betreft zoals in onderliggend bestemmingsplan is opgenomen:
  • d. de totale inhoud van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mag niet minder 500 m3 en niet meer dan 1.300 m3 bedragen, tenzij op de verbeelding één van de volgende functieaanduidingen is opgenomen:
    • 1. in de 'specifieke vorm van wonen -1' mag de totale inhoud van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken niet minder dan 500 m3 en niet meer dan 1.000 m3 bedragen;
    • 2. in de 'specifieke vorm van wonen – 2' mag de totale inhoud van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken niet minder dan 500 m3 en niet meer dan 1.600 m3 bedragen;
    • 3. in de 'specifieke vorm van wonen-3' mag de totale inhoud van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken niet minder dan 500 m3 en niet meer dan 2.000 m3 bedragen;
  • e. alvorens met de bouw een aanvang wordt gemaakt dient middels een bodemonderzoek te worden aangetoond dat geen voor de bestemming 'Wonen' onaanvaardbare verontreiniging aanwezig is;
  • f. Met betrekking tot het aanleggen en in standhouden van parkeervoorzieningen dient voldaan te worden aan het gemeentelijke parkeerbeleid dat geldend is op het moment van toetsen van de vergunningsaanvraag;
  • g. Het bepaalde in artikel 10.2.1 onder f. geldt niet voor reeds vergunde en te handhaven woningen daar waar niet voorzien is of kan worden in tenminste één parkeerplaats op het eigen (bouw)perceel waarbij echter bouwactiviteiten niet mogen leiden tot een onevenredige vergroting van de parkeerdruk op de openbare ruimte;
10.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. de hoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan 9 m¹ bedragen, tenzij anders op de verbeelding aangeduid;
  • b. de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen, tenzij anders op de verbeelding aangeduid.
10.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 5 m¹ bedragen;
  • b. de goothoogte van een direct aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,3 m¹ bedragen.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mag maximaal 3 m¹ bedragen;
  • b. de hoogte van terreinafscheidingen, voor zover deze als bouwwerken, geen gebouwen zijnde, kunnen worden aangemerkt, niet meer dan 2 m¹ mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m¹ bedragen die voor antennemasten maximaal 12 m¹ waarbij deze niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.1 voor de bouw bouwwerken buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak tot een maximum oppervlakte van 50 m² en een bouwhoogte van 5 m¹. De afwijking wordt uitsluitend verleend indien voldaan wordt aan de voorwaarden dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het bebouwingsbeeld alsmede beeldkwaliteit: rekening dient gehouden te worden met een verantwoorde, samenhangende en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit, gelet hierbij wordt op:
    • 1. een goede samenhang tussen bouwmassa en gevelbeeld;
    • 2. de samenhang met aangrenzende bebouwing;
    • 3. het beeld van bebouwd en onbebouwd deel van het perceel;
    • 4. de hoogtedifferentiatie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden: een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken dient voorkomen te worden;
  • c. de woonsituatie: het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:
    • 1. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
    • 2. het uitzicht;
    • 3. de aanwezigheid van voldoende privacy;
  • d. landschappelijk-esthetische en cultuurhistorische waarden: het in stand houden van de bosbeplanting en behoud/herstel van de landschappelijk-esthetische en cultuurhistorische waarden, waarbij het kappen van bomen vermeden wordt.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik bouwwerken

Onder strijdig gebruik van bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:

  • a. de uitoefening van een detailhandels-, horeca, seksinrichting, escortbedrijf, ambachtelijk, dienstverlenend en/of industrieel bedrijf;
  • b. de uitoefening van een groothandelsbedrijf;
  • c. de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tenzij vergund zoals bedoeld in artikel 10http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1652.BPBMR-VA02/r_NL.IMRO.1652.BPBMR-VA01_2.21.html;
  • d. voor zover het bouwwerken betreft voor permanente of tijdelijke bewoning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte tenzij vergund zoals bedoeld in artikel 10http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.1652.BPBMR-VA02/r_NL.IMRO.1652.BPBMR-VA01_2.21.html;
  • e. als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • g. de verkoop van motorbrandstoffen.
10.4.2 Strijdig gebruik gronden

Onder strijdig gebruik van de gronden als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan:

  • a. voor de uitoefening van een detailhandels-, horeca, seksinrichting, ambachtelijk en/of industrieel bedrijf;
  • b. als standplaats voor onderkomens, met dien verstande dat per woning één caravan of één kampeerauto mag worden geplaatst achter de achterste begrenzing van het bouwvlak of het verlengde daarvan, mits deze niet voor bewoning wordt gebruikt;
  • c. als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen of producten;
  • d. voor het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik;
  • e. voor de verkoop van motorbrandstoffen.
  • f. voor kampeerdoeleinden;
  • g. voor commerciële en/of reclamedoeleinden.
10.4.3 Niet-strijdig gebruik bouwwerken en gronden

Onder niet-strijdig gebruik van de grond en bouwwerken wordt verstaan aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten in de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mits:

  • a. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft;
  • b. het medegebruik van de woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken beperkt is tot ten hoogste 35% van het grondoppervlak van de woning en de daarbij behorende bouwwerken tot maximaal 80m²;
  • c. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • d. er geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten plaatsvinden, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leiden.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.4.1. onder c. voor de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende gebouwen, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. in principe geen afwijking wordt verleend voor het uitoefenen van die bedrijvigheid welke vergunningplichtig is op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Besluit van 5 januari 1993, Stb. 1993, nr. 50) dan wel een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van de Wet milieubeheer, tenzij bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van het bedrijf blijkt, dat het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is. Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, trillinghinder, gevaar, straling, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water, alsmede de verkeersaantrekking;
    • 2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
    • 3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen publieksgerichte voorzieningen betreft;
  • c. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, d.w.z. dat degene die de activiteiten in het bijbehorend bouwwerk en/of hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • d. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • e. het onttrekken van (een deel van) de bij de desbetreffende woning bijbehorende bouwwerk aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop van ter plaatse vervaardigde producten als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van de aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteit;
  • g. geen showrooms zijn toegestaan;
  • h. ten hoogste 35% van het oppervlak van de woning en de daarbij behorende gebouwen ten behoeve van de aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteit in gebruik mag zijn, tot een maximum van 50 m².
10.5.2 Tijdelijke bewoning bijbehorend bouwwerk

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning tijdelijk afwijken van het bepaalde in artikel 10.4.1. onder d. van dit artikel voor het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt;
  • c. een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
  • d. de afhankelijke woonruimte een oppervlakte heeft van maximaal 80 m²;
  • e. het bijbehorend bouwwerk gelegen is op maximaal 15 m van het hoofdgebouw;
  • f. indien de verleende omgevingsvergunning vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer noodzakelijk is vervalt de persoonsgebonden beschikking.
10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
10.6.1 Verboden uitvoering van andere werken

Het is verboden op of in de in bestemmingsomschrijving bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanbrengen van boven- en/of ondergrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
  • b. aanbrengen van oppervlakteverharding groter dan 100 m²;
  • c. aanleggen of verwijderen van kaden en/of het aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden.
10.6.2 Voorwaarden

De in artikel 10.6.1 genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. zij verband houden met de in deze bestemmingsomschrijving genoemde doeleinden;
  • b. door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de desbetreffende bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan.
10.6.3 Uitzonderingen

Het verbod bedoeld in artikel 10.6.1 is niet van toepassing op andere werken die:

  • a. normaal onderhoud, gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem waarbij hooguit de strooisellaag aangetast wordt) ten dienste van de instandhouding van het bos;
  • b. normaal onderhoud, gebruik en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 0,40 m1) ten dienste van de instandhouding ter plaatse van de aanduiding 'natuur';
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
10.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening':

  • a. over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand', 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument' en/ of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld in dit artikel onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
  • c. het in dit artikel onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

Algemene afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden

In hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan staan de eventueel van toepassing zijnde algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsbevoegdheden.

Artikel 11 Woongebied – De Fliere

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied – De Fliere' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in de vorm van aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde, vrijstaand, vrijstaand 1, vrijstaand 2 en gestapelde woningen, met dien verstande dat enkel de maatvoering, het aantal, type en soort woning is toegestaan zoals vergund of mag worden gebouwd zoals aangegeven in de planregels tenzij anders op de verbeelding aangeduid;

en ter plaatse van de volgende aanduidingen en maatvoeringduiding, specifiek bestemd voor:

de volgende bepalingen gelden uitsluitend ter plaatse van de volgende aanduidingen én met dien verstande dat de inhoud van de bijbehorende bepalingen voor gaan op de algemene bouwregels mits deze ondergeschikt blijft aan de onderliggende bestemming:

bouwaanduidingen:

  • b. ter plaatse van de bouwaanduiding 'aaneengebouwd', aaneengebouwde woningen toegestaan conform bijbehorende planregels;
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'aaneengebouwd uitgesloten', zijn géén aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • d. ter plaatse van de bouwaanduiding 'gestapeld', gestapelde woningen toegestaan conform bijbehorende planregels;
  • e. ter plaatse  van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – afwijkende bebouwingsregeling, gelden de bepalingen zoals opgenomen conform bijbehorende planregels;
  • f. ter plaatse  van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 1', één vrijstaande woning conform bijbehorende planregels;
  • g. ter plaatse  van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 2', één vrijstaande woning conform bijbehorende planregels;
  • h. ter plaatse van de bouwaanduiding 'twee-aaneen', een twee-aaneen gebouwde woning toegestaan conform bijbehorende planregels;
  • i. ter plaatse van de bouwaanduiding 'vrijstaand',  één vrijstaande woning toegestaan conform bijbehorende planregels.

functieaanduidingen:

  • j. geluidscherm, voor zover op de verbeelding aangeduid 'geluidscherm', gelden de bepalingen zoals opgenomen in bijbehorende planregels.

gebiedsaanduidingen:

  • k. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie', gelden de bepalingen zoals opgenomen in bijbehorende planregels;
  • l. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-bevi', gelden de bepalingen zoals opgenomen in bijbehorende planregels;

maatvoeringaanduidingen:

Indien op de verbeelding een van de onderstaande maatvoering is opgenomen is het -in tegenstelling tot de algemene bouwregels toegestaan- om e.a. conform de opgenomen maatvoering uit te voeren:

  • m. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', gelden de bepalingen zoals opgenomen in bijbehorende planregels;
  • o. verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen voor verblijf alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden zoals woonstraten, woonerven, paden en langzaamverkeerroutes;
  • p. voet- en rijwielpaden;
  • q. pleinen;
  • r. groenvoorzieningen;
  • s. speelvoorzieningen;
  • t. parkeervoorzieningen;
  • u. straatmeubilair;

met daaraan ondergeschikt:

  • v. bijbehorende bouwwerken;
  • w. tuinen en erven;
  • x. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • y. kunstobjecten;
  • z. leidingen en kabels;
  • aa. (openbare) nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkoop voor motorbrandstoffen;

met de daarbij behorende:

  • ab. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
11.2 Bouwregels

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van hetgeen omschreven is in de bestemmingsomschrijving van dit artikel worden gebouwd én gelden de volgende bepalingen tenzij anders op de verbeelding aangeduid.

11.2.1 Algemeen
  • a. Per bouwperceel is niet meer dan 1 woning toegestaan, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld waar ook gestapelde woningen zijn toegestaan;
  • b. Met betrekking tot het aanleggen en in standhouden van parkeervoorzieningen dient voldaan te worden aan het gemeentelijke parkeerbeleid dat geldend is op het moment van toetsen van de vergunningsaanvraag;
  • c. Het bepaalde in artikel 11.2.1 onder b. geldt niet voor reeds vergunde en te handhaven woningen daar waar niet voorzien is of kan worden in tenminste één parkeerplaats op het eigen (bouw)perceel waarbij echter bouwactiviteiten niet mogen leiden tot een onevenredige vergroting van de parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • d. Het bebouwingspercentage voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel niet meer bedragen dan:
    • 1. 50% voor vrijstaande woningen;
    • 2. 30% voor vrijstaande woningen van het type vrijstaand 1 met een maximum van 350 m2;
    • 3. 50% voor vrijstaande woningen van het type vrijstaand 2 met een maximum van 270 m2;
    • 4. 60% voor twee-aaneengebouwde woningen;
    • 5. 60% voor aaneengebouwde woningen.
11.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De voorgevel van woningen dient minimaal 3 m1 achter de naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens te worden gebouwd.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a. dient de voorgevel van de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – afwijkende bebouwingsregeling' minimaal 5m1 achter de naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens te worden gebouwd;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a. en b. zijn overschrijdingen van gevellijnen door ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, overstekken en bloemramen, toegestaan, mits de diepte van dit ondergeschikte bouwdeel niet meer bedraagt dan 1 m1 en de oppervlakte niet meer dan 6 m2.
  • d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven, met dien verstande dat de goothoogte van gestapelde woningen gelijk mag zijn aan de aangegeven maximum bouwhoogte;
  • e. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • f. De diepte van een hoofdgebouw mag maximaal 15 m bedragen gemeten vanuit de (vergunde) voorgevel met uitzondering van gestapelde woningen;
  • g. Ten aanzien van de situering van de woningen gelden regels:
    • 1. vrijstaande woningen zijn uitsluitend toegestaan op een bouwperceel van meer dan 550 m2 en kleiner dan 1.000 m2 waarbij het hoofdgebouw (aan beide zijden) niet in de perceelsgrens mag worden gebouwd;
    • 2. vrijstaande woningen type 1 (vrijstaand 1) zijn uitsluitend toegestaan op een bouwperceel van meer dan 1.000 m2 waarbij het hoofdgebouw (aan beide zijden) niet in de perceelsgrens mag worden gebouwd;
    • 3. vrijstaande woningen type 2 (vrijstaand 2) zijn uitsluitend toegestaan op een bouwperceel kleiner dan 550 m2 waarbij het hoofdgebouw (aan beide zijden) niet in de perceelsgrens mag worden gebouwd;
    • 4. in geval van een woning van het type vrijstaand 1 dient het hoofdgebouw minimaal 5 m1 uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
    • 5. in geval van een vrijstaande woning of van een woning van het type vrijstaand 2 dient het hoofdgebouw minimaal 3 m1 uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
    • 6. in geval van een twee-aaneengebouwde en (vrijstaand) geschakelde woningen dient het hoofdgebouw aan één zijde in de perceelsgrens en aan één zijde minimaal 3 m1 uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
    • 7. in geval van aaneengebouwde woningen dient het hoofdgebouw aan beide zijden in de perceelsgrens te worden gebouwd, met uitzondering van de hoekwoning waarbij geldt dat deze aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens en aan één zijde minimaal 3 m1 uit de zijdelingse perceelsgrens dient te worden gebouwd;
    • 8. in geval van gestapelde woningen dient het hoofdgebouw op minimaal 20 m1 uit het hart van de Boekelseweg te worden gebouwd en op 10 m1 uit de noordelijke perceelsgrens.
11.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijbehorende bouwwerken mogen aangebouwd en/of vrijstaand worden gebouwd.
  • b. Bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1 m1 achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevellijn te worden gebouwd.
  • c. Bij vrijstaande woningen geldt dat slechts aan één zijde tot 1 m1 achter de voorgevel tot in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd en de afstand tot de overige zijdelingse perceelgrens(zen) ten minste 3 m1 dient te bedragen. Achter de achtergevel van het hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken tot in de zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd.
  • d. Voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de oppervlakte per (bouw)perceel mag maximaal 80 m² bedragen, met uitzondering van kavels met een oppervlakte vanaf 1.000 m2 waar een maximale oppervlakte van 100 m2 is toegestaan;
    • 2. de goothoogte mag maximaal 3,3 m1 bedragen;
    • 3. indien het vrijstaande bijbehorend bouwwerken wordt uitgevoerd met een dak:
      • mag de dakhelling maximaal 45o bedragen en;
      • mag de bouwhoogte maximaal 4/5 van de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen tot een maximum van 7m1;
  • e. In afwijking van het bepaalde onder d. mag de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk met maximaal 0,25 m1 worden verhoogd, indien dit noodzakelijk is voor de architectonische dan wel constructieve inpassing;
  • f. In afwijking van het bepaalde onder b. geldt dat erkers, luifels en overkappingen tot 1,20 m1 voor de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd, mits de afstand tot de aan de weg gelegen perceelgrens minimaal 2 m1 bedraagt en mits de breedte:
    • 1. van de erker niet meer dan 60% en
    • 2. van de luifel niet meer dan 40% van de bestaande gevel van het hoofdgebouw bedraagt.
  • g. Een overkapping geplaatst voor de voorgevel van het hoofdgebouw mag geen wanden bevatten;
  • h. Aan de achter- en zijgevel van het hoofdgebouw mogen aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken al dan niet met kap worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte mag maximaal 3,3 m1 bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 4/5 van de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1. mag de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk met maximaal 0,25 m1 worden verhoogd indien dit noodzakelijk is voor de architectonische dan wel constructieve inpassing.
11.2.4 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken van openbaar nut mag niet meer bedragen dan 3 m1 en de oppervlakte niet meer dan 15 m2.
11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op gronden bij woningen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. De bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m1 bedragen, uitgezonderd bij hoekpercelen, waar de bouwhoogte van erf-/ terreinafscheidingen voor de zijgevel maximaal 2 m1 mag bedragen, mits deze erf-/ terreinafscheiding wordt gebouwd minimaal 1 m1 achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw.
    • 2. De bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen achter de voorgevellijn mag maximaal 2 m1 bedragen.
    • 3. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m1 bedragen.
    • 4. De bouwhoogte van antennemasten mag maximaal 12 m1 bedragen, waarbij deze niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw.
    • 5. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m1 bedragen.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op overige gronden gelden de volgende bepalingen:
    • 1. De bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 5 m1 bedragen.
    • 2. De bouwhoogte van reclamemasten, verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten mag maximaal 8 m1 bedragen.
    • 3. De bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van bewegwijzering mag maximaal 4 m1 bedragen.
    • 4. De bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van verkeersregeling mag maximaal 4 m1 bedragen.
    • 5. De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
    • 6. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 m1 bedragen.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Maatvoeringen hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 11.2.2, mits voldaan wordt aan de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, alsmede beeldkwaliteit: rekening dient gehouden te worden met een verantwoorde, samenhangende en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit, gelet hierbij wordt op:
    • 1. een goede samenhang tussen bouwmassa en gevelbeeld;
    • 2. de samenhang met aangrenzende bebouwing;
    • 3. het beeld van bebouwd en onbebouwd deel van het perceel;
    • 4. de hoogtedifferentiatie.
  • b. de gebruiksmogelijkheden: een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken dient voorkomen te worden;
  • c. de woonsituatie: het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:
    • 1. de lichttoetreding/ bezonning/ schaduwwerking ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
    • 2. het uitzicht;
    • 3. de aanwezigheid van voldoende privacy;
  • d. de parkeersituatie.
11.3.2 Vergroten maximumoppervlak bijbehorende bouwwerken
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van afhankelijk wonen, mindervaliden en mantelzorg bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 11.2.3 onder d. voor vergroting van bestaande bijbehorende bouwwerken en/of de bouw van extra bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 80 m² als genoemd onder artikel 11.6.2 met dien verstande dat het voorgeschreven bebouwingspercentage ten aanzien van het bouwperceel met ten hoogste 10 % mag worden verhoogd.
  • b. De omgevingsvergunning onder a. wordt uitsluitend verleend indien voldaan wordt aan de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden:
      • een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
    • 2. de woonsituatie:
      • het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:
      • de lichttoetreding/ bezonning / schaduwwerking ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
      • het uitzicht;
      • de aanwezigheid van voldoende privacy;
      • waarbij in het bijzonder gekeken wordt naar de situatie aangaande de direct aangrenzende percelen.
11.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit zoals bepaald in het in bijlage 1 opgenomen 'Beeldkwaliteitplan Doonheide – Molenbroekse Loop' d.d. 26 oktober 2010.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Deze gronden mogen uitsluitend gebruikt worden ten dienste van hetgeen omschreven is in de bestemmingsomschrijving van dit artikel en hiervoor gelden de volgende bepalingen tenzij anders op de verbeelding aangeduid.

11.5.1 Niet-strijdig gebruik

Onder niet-strijdig gebruik van de grond en bouwwerken wordt verstaan aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten in de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft;
  • b. het medegebruik van de woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken beperkt is tot ten hoogste 35% van het grondoppervlak van de woning en de daarbij behorende bouwwerken tot maximaal 80 m²;
  • c. het parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • d. er geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten plaatsvinden, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leiden.
11.5.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:

  • a. de uitoefening van een detailhandels-, horeca-, seksinrichting, escortbedrijf, prostitutie, ambachtelijk, dienstverlenend en/of industrieel bedrijf anders dan bedoeld in deze bestemmingsomschrijving;
  • b. de uitoefening van een groothandelsbedrijf;
  • c. de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
  • d. voor zover het bijbehorende bouwwerken betreft voor permanente of tijdelijke bewoning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • e. als opslag- of bergplaats van stoffen en/of materialen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • g. het gebruik van de grond en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen.
11.5.3 Geluidbelasting

De gronden binnen deze bestemming mogen pas worden gebruikt voor de woonfunctie, nadat op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' een geluidwerende voorziening is gerealiseerd en in stand wordt gehouden, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte minimaal 4,5 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.6.1 Aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.5.2 onder c. voor de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de daarbij behorende gebouwen, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent onder meer, dat:
    • 1. in principe geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van die bedrijvigheid welke vergunningplichtig is op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Besluit van 5 januari 1993, Stb. 1993, nr. 50) dan wel een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van de Wet milieubeheer, tenzij bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van het bedrijf blijkt, dat het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is. Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, trillinghinder, gevaar, straling, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water, alsmede de verkeersaantrekking;
    • 2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
    • 3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen publieksgerichte voorzieningen betreft;
  • c. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, d.w.z. dat degene die de activiteiten in het bijbehorend bouwwerk en/of hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • d. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • e. het onttrekken van (een deel van) de bij de desbetreffende woning behorende garage aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop van ter plaatse vervaardigde producten als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van de aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteit;
  • g. geen showrooms zijn toegestaan;
  • h. ten hoogste 35% van het oppervlak van de woning en de daarbij behorende gebouwen ten behoeve van de aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteit in gebruik mag zijn, tot een maximum van 50 m².
11.6.2 Tijdelijke bewoning bijbehorend bouwwerk

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning tijdelijk afwijken van het bepaalde in artikel 11.5.2 onder d. van dit artikel voor het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt;
  • c. een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
  • d. de afhankelijke woonruimte een oppervlakte heeft van maximaal 80 m²;
  • e. het bijbehorend bouwwerk gelegen is op maximaal 15 m1 van het hoofdgebouw;
  • f. indien de verleende omgevingsvergunning vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer noodzakelijk is, vervalt de persoonsgebonden beschikking.

Algemene afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden

In hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan staan de eventueel van toepassing zijnde algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsbevoegdheden.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waarde – Archeologie 2'.

12.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden mogen geen gebouwen dan wel

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering dat:

  • a. het bouwen van bouwwerken is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 100 m² én niet dieper dan 0,40 m1 onder maaiveld.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 12.2.2 onder a. en toestaan dat binnen de andere geldende bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd groter dan 100 m2 en dieper dan 0,40 m1, onder de voorwaarden dat:

  • a. de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het onder a. genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' zonder of in

afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de

volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen én een oppervlakte groter dan de onder artikel 12.2.2. vermelde oppervlaktemaat dieper dan 0,40 m1 onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m1 onder het maaiveld én een oppervlakte groter dan de onder artikel 12.2.2. vermelde oppervlaktemaat
12.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 12.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
12.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 12.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in artikel 12.1 genoemde doeleinden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
12.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dat de onder artikel 12.2.2 vermelde oppervlaktemaat en een diepte van meer dan 0,40 m1 hebben.

12.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de aanduiding 'Waarde - Archeologie 2' wijzigen dan wel toevoegen en/of verwijderen indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;
  • b. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.
12.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening':

  • a. over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand', 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument' en/ of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld in dit artikel onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
  • c. het in dit artikel onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

Algemene afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden

In hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan staan de eventueel van toepassing zijnde algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsbevoegdheden.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar

voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waarde – Archeologie 3'.

13.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden mogen geen gebouwen dan wel

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering dat:

  • a. het bouwen van bouwwerken is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 250 m² én niet dieper dan 0,40 m1 onder maaiveld.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 13.2.2 onder a. en toestaan dat binnen de andere geldende bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd groter dan 250 m2 en dieper dan 0,40 m1, onder de voorwaarden dat:

  • a. de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het onder a. genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
13.4   Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in

afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de

volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m1 onder het maaiveld én een oppervlakte groter dan de onder artikel 13.2.2. vermelde oppervlaktemaat, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m1 onder het maaiveld én een oppervlakte groter dan de onder artikel 13.2.2. vermelde oppervlaktemaat.
13.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 13.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
13.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 13.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in artikel 13.1 genoemde doeleinden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
13.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dat de onder artikel 13.2.2 vermelde oppervlaktemaat en een diepte van meer dan 0,40 m1 hebben.

13.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de aanduiding 'Waarde - Archeologie 3' wijzigen dan wel toevoegen en/of verwijderen indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;
  • b. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.
13.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening':

  • a. over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand', 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument' en/ of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld in dit artikel onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
  • c. het in dit artikel onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

Algemene afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden

In hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan staan de eventueel van toepassing zijnde algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsbevoegdheden.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 5

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar

voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waarde – Archeologie 5'.

14.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de voor 'Waarde – Archeologie 5' aangewezen gronden mogen geen gebouwen dan wel

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering dat:

a. het bouwen van bouwwerken is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 2.500 m² én niet dieper dan 0,40 m1 onder maaiveld.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 14.2.2 onder a. en toestaan dat binnen de andere geldende bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,40 m1, onder de voorwaarden dat:

  • a. de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het onder a. genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m1 onder het maaiveld én een oppervlakte groter dan de onder artikel 14.2.2. vermelde oppervlaktemaat.
  • b. zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • d. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,40 m1 onder het maaiveld én een oppervlakte groter dan de onder artikel 14.2.2. vermelde oppervlaktemaat.
14.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 14.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
14.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 14.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in artikel 14.1 genoemde doeleinden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager en rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
14.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zonder of in afwijking

van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds aanwezige

bouwwerken te slopen indien de oppervlakte daarvan groter is dat de onder artikel 14.2.2 vermelde

oppervlaktematen en een diepte van meer dan 0,40 m1 hebben.

14.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de aanduiding 'Waarde - Archeologie 5' wijzigen dan wel toevoegen en/of

verwijderen indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk een archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben;
  • b. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat bepaalde gronden feitelijk geen archeologische waarde hebben of waarvan is vast komen te staan dat deze gronden geen hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben.
14.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in de Monumentenwet respectievelijk de 'gemeentelijke monumentenverordening':

  • a. over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van een beeldbepalend pand ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand', 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument' en/ of 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen, zoals bedoeld in dit artikel onder a. is slechts toelaatbaar indien als gevolg daarvan voor vervangende nieuwbouw een omgevingsvergunning is verleend of anderszins nieuwbouw in redelijke mate vaststaat;
  • c. het in dit artikel onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. welke het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

Algemene afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden

In hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan staan de eventueel van toepassing zijnde algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsbevoegdheden.

Artikel 15 Waarde - Cultuurhistorie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene bouwregels

17.1 Algemene bouwregels
  • a. Bouwplannen worden integraal getoetst wat betreft situering, verschijningsvorm, erfbeplanting, inpassing en waterhuishouding;
  • b. Bouwplannen dienen te voldoen aan de bijbehorende criteria/ voorwaarden van het betrokken beeldkwaliteitsplan en/ of welstandsnota;
  • c. Bouwplannen bestaande uit veranderingen van gevels van bouwwerken gericht naar het openbaar toegankelijk gebied, dienen te voldoen aan de bijbehorende criteria/ voorwaarden va de betrokken beeldkwaliteitsplan en/ of welstandsnota behorende bij dit bestemmingsplan zoals gelijktijdig vastgesteld;
  • d. Bouwplannen bestaande uit veranderingen van hoofdgebouwen dienen te voldoen aan de bijbehorende criteria/ voorwaarden van het betrokken het beeldkwaliteitsplan en/ of welstandsnota;
  • e. Er mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van hetgeen omschreven is in de bestemmingsomschrijving van het bijbehorende artikel én conform bijbehorende bepalingen van dat artikel worden gebouwd, behoudens voor zover uitdrukkelijk toegestaan;
  • f. Indien op de verbeelding een aanduiding is opgenomen, gaat de inhoud van deze aanduiding voor op de algemene planregels op dit specifieke onderdeel;
  • g. Binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning op grond van dit bestemmingsplan dienen de groenvoorzieningen te worden aangelegd en in stand gehouden te worden overeenkomstig een door de gemeente goedgekeurd inrichtingsplan.
17.2 Afwijking van bouwregels
17.2.1 Afwijkende maatvoering

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen mag in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 de bouwgrens, gevellijn of bestemmingsgrens worden overschreden door tot gebouwen behorende ondergeschikte bouwdelen als stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, gasafvoerkanalen en schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, gevelversieringen, overstekende daken, putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water en rioolstoffen en hiermee vergelijkbare bouwdelen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m1 bedraagt.

17.3 Vergunningsvrij bouwen

Ongeacht het bepaalde in dit plan zijn vergunningsvrije bouwwerken als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht toegestaan.

Artikel 18 Algemene gebruiksregels

18.1 Algemene gebruiksregels
  • a. De gronden in dit bestemmingsplan mogen uitsluitend gebruikt worden ten dienste van hetgeen omschreven is in de bestemmingsomschrijving van het bijbehorende artikel én conform bijbehorende bepalingen van dat artikel worden gebouwd, behoudens voor zover uitdrukkelijk toegestaan;
  • b. Ter plaatse van de opgenomen aanduidingen op de verbeelding, zijn de genoemde functies toegestaan naar ondergeschikt aan de onderliggende bestemmingen:
  • c. Indien op de verbeelding een aanduiding is opgenomen, gaat de inhoud van deze aanduiding voor op de algemene planregels op dit specifieke onderdeel.
18.2 Verboden ander gebruik
18.2.1 Het is verboden de binnen dit plan begrepen gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met dit bestemmingsplan;
18.2.2 Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kleinschalige, kortstondige, incidentele evenementen waarvoor op grond van andere regelgeving een vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend.
18.2.3 Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt wel verstaan het niet binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan, een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan, zoals overeengekomen bij anterieure overeenkomst met de gebruiker, te realiseren en vervolgens in stand te houden.
18.3 Ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde artikel 18.1 indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 19 Algemene aanduidingsregels

19.1 Geluidzone – industrie
19.1.1 Aanduidingsomschrijving

Het is niet toegestaan een nieuw geluidsgevoelig object toe te voegen op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – industrie'.

19.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 19.1.1 ten aanzien van het oprichten van geluidgevoelige functies binnen de zone 'geluidzone - industrie' in de bestemming 'Woongebied – De Fliere', mits door middel van een akoestisch onderzoek is aangetoond dat de belangen van het bedrijf aan de Boekelseweg 3 niet worden geschaad en er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuw op te richten woningen.

19.2 Luchtvaartverkeerszones
  • a. Het is niet toegestaan om binnen het gehele plangebied enig bouwwerk te bouwen, werken of werkzaamheden uit te voeren met een grotere hoogte dan 65m¹ boven NAP;
  • b. Het is niet toegestaan om op gronden binnen de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone –ihcs' (Inner Horizontal en Conical Surface) enig bouwwerk te bouwen, werken of werkzaamheden uit te voeren met een grotere hoogte dan 45m¹ boven NAP, uitgezonderd de gronden aan de Ossenstaart in Milheeze waar het niet toegestaan is binnen gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone –ihcs' (Inner Horizontal en Conical Surface) enig bouwwerk te bouwen, houtopstanden of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen met een grotere hoogte dan 105 m¹ boven NAP;
  • c. Het is niet toegestaan om op gronden binnen de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone –funnel' enig bouwwerk te bouwen, werken of werkzaamheden uit te voeren met een grotere hoogte dan 40m¹ boven NAP;
  • d. Het is niet toegestaan een nieuw geluidsgevoelig object toe te voegen op gronden gelegen binnen de binnen de 35 KE-lijn van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone – ke zonering' , behoudens de uitzonderingen opgenomen in het Besluit Geluidsbelasting Grote Luchtvaartterreinen 1996.
19.3 Veiligheidszone - bevi

Op de gronden ter plaatse van deze aanduiding dienen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen van inrichtingen vooraf in het kader van externe veiligheid te worden getoetst en te voldoen aan de plaatsgebonden en/of groepsgebonden risico's.

19.4 Vrijwaringszone – wilibrordus – molenbiotoop
19.4.1 Bestemmingsomschrijving

Op de gronden met de gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone – wilibrordus – molenbiotoop 1' en 'Vrijwaringszone –wilibrordus – molenbiotoop 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming en de daaronder begrepen de bebouwingsvrije zone, mede bestemd voor:

  • a. bescherming van de functie als werktuig van de in het gebied voorkomende windmolen gelet op de windvang;
  • b. bescherming van de waarde van deze molen als landschapsbepalend element.
19.4.2 Bouwregels

Op gronden ter plaatse van de gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone –wilibrordus–  molenbiotoop 1' en 'Vrijwaringszone –wilibrordus–  molenbiotoop 2' mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende bouwregels:

  • a. de maximale bouwhoogte binnen aanduiding 'vrijwaringszone –wilibrordus– molenbiotoop 1' (straal is 75m1) bedraagt 0 m1;
  • b. de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone –wilibrordus– molenbiotoop 2 geldt als maximale bebouwingshoogte de uitkomst van de volgende formule: (afstand tot de molen / 50) + 2,66.
19.4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor bebouwing met een grotere hoogte, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft een bouwwerk met een bestaande grotere hoogte; of
  • b. het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de hoogte en breedte blijft binnen de contouren (hoogte, breedte) van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;
    • 2. het bouwwerk wordt aan een bestaand bouwwerk gebouwd dan wel vrijstaand opgericht binnen een afstand van ten hoogste 10 m van bestaande bouwwerken.
19.4.4 Gebruiksregels

Behoudens voor zover uitdrukkelijk toegestaan, worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval aangemerkt als strijdig gebruik met de gebiedsaanduiding en zijn dus verboden:

  • a. beplanting aanbrengen tot een hoogte groter dan in artikel 19.4.2 onder a. als maximum aangegeven, tenzij het bestaand gebruik met een grotere hoogte betreft.
19.4.5 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikelen 19.4.2 en 19.4.4 voor bebouwing en beplanting op een andere locatie en/of met een grotere hoogte en/of een grotere breedte, mits voldaan word dat bebouwing en/of beplanting redelijkerwijs niet mogelijk is op grond van artikelen 19.4.2 en 19.4.4.

 

19.5 Vrijwaringszone –bijenkorf– molenbiotoop
19.5.1 Bestemmingsomschrijving

Op de gronden met de gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone –bijenkorf– molenbiotoop 1' en 'vrijwaringszone– bijenkorf– molenbiotoop 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming en de daaronder begrepen de bebouwingsvrije zone, mede bestemd voor:

  • a. bescherming van de functie als werktuig van de in het gebied voorkomende windmolen gelet op de windvang;
  • b. bescherming van de waarde van deze molen als landschapsbepalend element.
19.5.2 Bouwregels

Op gronden ter plaatse van de gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone –bijenkorf– molenbiotoop 1' en 'vrijwaringszone –bijenkorf–  molenbiotoop 2' mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende bouwregels:

  • a. de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone –bijenkorf– molenbiotoop 1' (straal is 100m1) bedraagt 5 m1;
  • b. de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone –bijenkorf– molenbiotoop 2' is de uitkomst van de volgende formule: (afstand tot de molen / 50) + (3,24).
19.5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor bebouwing met een grotere hoogte, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft een bouwwerk met een bestaande grotere hoogte; of
  • b. het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de hoogte en breedte blijft binnen de contouren (hoogte, breedte) van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;
    • 2. het bouwwerk wordt aan een bestaand bouwwerk gebouwd dan wel vrijstaand opgericht binnen een afstand van ten hoogste 10 m van bestaande bouwwerken.
19.5.4 Gebruiksregels

Behoudens voor zover uitdrukkelijk toegestaan, worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval aangemerkt als strijdig gebruik met de gebiedsaanduiding en zijn dus verboden:

  • a. beplanting aanbrengen tot een hoogte groter dan in artikel 19.5.2 onder a. als maximum aangegeven, tenzij het bestaand gebruik met een grotere hoogte betreft.

 

19.5.5 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikelen 19.5.2 en 19.5.4 voor bebouwing en beplanting op een andere locatie en/of met een grotere hoogte en/of een grotere breedte, mits voldaan word dat bebouwing en/of beplanting redelijkerwijs niet mogelijk is op grond van artikelen 19.5.2 en 19.5.4.

 

19.6 Vrijwaringszone –volksvriend– molenbiotoop
19.6.1 Bestemmingsomschrijving

Op de gronden met de gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone –volksvriend– molenbiotoop 1' en 'vrijwaringszone –volksvriend– molenbiotoop 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming en de daaronder begrepen de bebouwingsvrije zone, mede bestemd voor:

  • a. bescherming van de functie als werktuig van de in het gebied voorkomende windmolen gelet op de windvang;
  • b. bescherming van de waarde van deze molen als landschapsbepalend element.
19.6.2 Bouwregels

Op gronden ter plaatse van de gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone –volksvriend– molenbiotoop 1' en 'vrijwaringszone –volksvriend–  molenbiotoop 2' mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende bouwregels:

  • a. de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone –volksvriend– molenbiotoop 1' (straal = 100m1) bedraagt 3,6m1;
  • b. de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone –volksvriend– molenbiotoop 2' is de uitkomst van de volgende formule: (afstand tot de molen / 50) + (3,47).
19.6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor bebouwing met een grotere hoogte, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft een bouwwerk met een bestaande grotere hoogte; of
  • b. het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de hoogte en breedte blijft binnen de contouren (hoogte, breedte) van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;
    • 2. het bouwwerk wordt aan een bestaand bouwwerk gebouwd dan wel vrijstaand opgericht binnen een afstand van ten hoogste 10 m van bestaande bouwwerken.
19.6.4 Gebruiksregels

Behoudens voor zover uitdrukkelijk toegestaan, worden de volgende werken en/of werkzaamheden in ieder geval aangemerkt als met de gebiedsaanduiding strijdig gebruik en zijn dus verboden:

  • a. beplanting aanbrengen tot een hoogte groter dan in artikel 19.6.2 onder a. als maximum aangegeven, tenzij het bestaand gebruik met een grotere hoogte betreft.
19.6.5 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikelen 19.6.2 en 19.6.4 voor bebouwing en beplanting op een andere locatie en/of met een grotere hoogte en/of een grotere breedte, mits voldaan word dat bebouwing en/of beplanting redelijkerwijs niet mogelijk is op grond van artikelen 19.6.2 en 19.6.4.

 

19.7 Vrijwaringszone straalpad

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' gelden de volgende voorwaarden.

  • a. er mogen geen belemmeringen aanwezig zijn boven de straalverbindingszone op een hoogte van 40m1 tot 85 m1 meter.
  • b. binnen de straalpadzone kan géén bebouwing worden opgericht met een hoogte van meer dan 45 m1.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan ten aanzien

van:

  • a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen, of bouwvlakken worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat niet voor bewoning bestemde openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, toiletgebouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw maximaal 50 m³ bedraagt;
  • c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 65 m1 boven N.A.P.;
  • d. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de hoogte van bouwwerken wordt vergroot voor de bouw van opbouwen voor technische installaties op daken, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftopbouwen, ventilatie-installaties en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen;
  • e. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat reclamezuilen hoger dan 3 m1 mogen worden gerealiseerd;
  • f. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot meer dan 6 m1;
  • g. parkeren, voor zover er wordt voldaan aan de geldende ontheffingsvoorwaarden uit de parkeerbeleidsnota Gemert-Bakel en de Verordening parkeerfonds Gemert-Bakel op het moment van verlenen van de ontheffing.

Artikel 21 Algemene wijzigingsregels

21.1 Wijzigen bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6. lid 1 onder a. Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:

  • a. door het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen te behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande, dat de afwijking ten hoogste 5 m¹ mag bedragen mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  • b. het oprichten van transformatorgebouwen, gemaalgebouwen en andere nutsgebouwen met een inhoud van ten hoogste 35 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m¹ welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en welke op grond van het bepaalde in de voorafgaande artikelen niet kunnen worden gebouwd;
  • c. ten aanzien van de op de verbeelding aangegeven zones indien de daaraan gekoppelde welstandszone als bepaald in de welstandsnota als gevolg van een door de gemeenteraad opnieuw vast te stellen welstandsnota en daarbij behorende gewijzigde welstandszones zouden worden gewijzigd.
21.2 Wijzigen Staat van bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6. lid 1 onder a. Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:

  • a. de Staat van Bedrijven te wijzigen, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven.
21.3 Bouwaanduiding met betrekking tot monumenten en beeldbepalende panden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6. lid 1 onder a. Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen in die zin dat:

  • a. de bouwaanduiding “specifieke bouwaanduiding – rijksmonument”, “specifieke bouwaanduiding – gemeente(lijk)monument” of “specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand” wordt opgeheven indien er geen sprake meer is van een monument respectievelijk beeldbepalend pand;
  • b. de bouwaanduiding “specifieke bouwaanduiding – rijksmonument”, “specifieke bouwaanduiding – gemeente(lijk)monument” of “specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand” wordt toegevoegd indien een bouwwerk of gebied de status 'monument' respectievelijk 'beeldbepalend pand' heeft gekregen.

Artikel 22 Algemene procedureregels

22.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de in hoofdstuk 4 van de Awb en zijn de artikelen 3.8 en 3.9 van de Wabo geregelde procedure van toepassing.

22.2 Uitwerkings- en wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een uitwerkings- en wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van artikel 23.1 een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. het bepaalde in artikel 23.1 onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. indien het gebruik, bedoeld in artikel 23.2 onder a. na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. het bepaalde artikel 23.2 onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan: partiële herziening “Gemert-Bakel Stedelijke gebieden, oktober 2014”.