direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Bedrijventerrein Kelpen-Oler
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1640.BP12BtKelpenOler-VG02

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de milieucategorieën 2 en 3 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • b. productiegebonden detailhandel (met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen), waarvan de totale verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 10% van de totale bedrijfsoppervlakte tot een maximum van 500 m²;
  • c. detailhandel in de vorm van verkoop van ABC-goederen;
  • d. detailhandel in grove bouwmaterialen;
  • e. ondersteunende kantoorfaciliteiten, direct gekoppeld aan productie-, handels, distributie- en vervoersbedrijven, waarvan het bruto kantoorvloeroppervlak maximaal 30% van het bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' een woning;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en 'wonen' de uitoefening van:
    • 1. een bedrijf aan huis (artikel 1.16) in hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk op een oppervlak van in totaal maximaal 30 m² en/of;
    • 2. een beroep aan huis (artikel 1.20) in hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk op een oppervlak van in totaal maximaal 80 m²,

met dien verstande dat:

-   bij een gecombineerde uitoefening van het bepaalde onder 1 en 2 de totale maximale oppervlakte van 80 m2 niet overschreden wordt;  
-   maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep en/of bedrijf aan huis.  

  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - composteringsbedrijf', een composterings- c.q. groenrecyclingbedrijf met een vergunning voor een capaciteit van meer dan 20.000 ton/jaar, met inbegrip van het op- en overslaan en bewerken van schone en lichtverontreinigde grond tot een maximum van 60.000 ton/jaar met een maximale opslagcapaciteit van 20.000 ton;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'meubeldetailhandel', detailhandel in meubels;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'museum', een museum met een maximale oppervlakte van 200 m²;

met de daarbij behorende:

  • l. wegen en paden;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. voorzieningen van algemeen nut;
  • o. parkeervoorzieningen met dien verstande dat parkeren op de eigen bedrijfskavel dient plaats te vinden;
  • p. opslag van goederen en materialen achter de voorgevelrooilijn;
  • q. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde woningen en bijbehorende bouwwerken bij woningen, gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bouwperceel mag worden bebouwd tot maximaal het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'.
  • c. De maximale kavelmaat bedraagt 5.000 m2, met uitzondering van bedrijven waarvan de bedrijfskavel op het moment van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan reeds groter is dan 5.000 m². Voor deze bedrijven geldt het oppervlak op het moment van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan als maximum.
  • d. De bouw- en goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 8 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' een andere goot- en/of bouwhoogte is aangegeven.
  • e. De afstand tot de zijdelingse en achterperceelsgrenzen bedraagt minimaal 2,5 meter.

3.2.2 (Bedrijfs-)woningen

Voor het bouwen van een (bedrijfs-)woning gelden de volgende regels:

  • a. De (bedrijfs-)woning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' respectievelijk de aanduiding 'wonen';
  • b. De bebouwde oppervlakte van (bedrijfs-)woning en bijbehorende bouwwerken mag maximaal 175 m2 bedragen, met dien verstande dat het aangeduide maximum bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.
  • c. Vervangende nieuwbouw is toegestaan met dien verstande dat het aantal wooneenheden als gevolg van de vervangende nieuwbouw niet toeneemt en voor het overige voldaan wordt aan de bepalingen onder d t/m i.
  • d. De maximale goot- en bouwhoogte bedraagt ter plaatse van de bestaande (bedrijfs-)woning niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • e. De (bedrijfs-)woning wordt uitsluitend binnen het hoofdbebouwingsvlak, zoals omschreven in 1.48 gebouwd.
  • f. Uitbreiding van de (bedrijfs-)woning binnen het hoofdbebouwingsvlak is uitsluitend op de begane grond, in 1 bouwlaag mogelijk.
  • g. De (bedrijfs-)woning mag worden afgedekt met een plat dak of kap, waarbij:
    • 1. indien sprake is van een kap de dakhelling ten minste 20° en niet meer dan 50° bedraagt;
    • 2. indien in de bestaande situatie sprake is van een plat dak, een kap (of setback passend binnen de dakvorm) mag worden gerealiseerd met dien verstande dat voldaan dient te worden aan het bepaalde onder 1. en indien sprake is van geschakelde of aaneengebouwde woningen, de realisatie van een kap enkel mogelijk is mits alle geschakelde of aaneengebouwde woningen voorzien worden van een kap.
  • h. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt bij vrijstaande woningen minimaal 3 meter aan beide zijden.
  • i. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt bij halfvrijstaande en vrijstaand-geschakelde woningen minimaal 3 meter aan een zijde.

3.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij (bedrijfs-)woningen

Voor het bouwen van bijbehorend bouwwerken en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijbehorend bouwwerken c.q. overkappingen zijn uitsluitend toegelaten binnen het bouwvlak;
  • b. De maximale goothoogte bedraagt 3,5 meter.
  • c. De maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 meter.
  • d. De minimale afstand tot de voorgevelrooilijn van de woning bedraagt 2 meter.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder c. mogen bijbehorend bouwwerken en overkappingen tot in de voorgevelrooilijn worden opgericht indien de afstand van de bijbehorend bouwwerken c.q. overkapping tot de zijdelingse perceelsgrens groter is dan 2 meter.
  • f. Indien sprake is van een garage dient de afstand van de voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter te bedragen.
  • g. Bij vrijstaande woningen dient, binnen het hoofdbebouwingsvlak, de afstand van bijbehorend bouwwerken c.q. overkapping tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 2 meter te bedragen.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • b. De bouwhoogte van keerwanden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - keerwanden' mag niet meer bedragen dan 5 meter.
  • c. De bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 meter.
  • d. De bouwhoogte van vlaggenmasten voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • e. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De bouwhoogte daarvan mag niet meer bedragen dan 10 meter.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter waarborging van de externe veiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Bebouwingsoppervlak

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b voor het het vergroten van het maximaal te bebouwen oppervlak dien verstande dat:

  • a. het bebouwde oppervlak maximaal 250 m2 bedraagt met dien verstande het aangeduide maximum bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.
  • b. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast
  • c. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

3.4.2 Erkers

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a voor het realiseren van een erker of een overkapping ter plaatse van de entree van de woning met dien verstande dat:

  • a. de erker c.q. overkapping maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn mag worden opgericht;
  • b. de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw waartegen de erker of overkapping wordt gerealiseerd;
  • e. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt.

3.4.3 Carport gedeeltelijk voor voorgevelrooilijn

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder a. en 3.2.3 onder e. voor het realiseren van een carport tot gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn met dien verstande dat:

  • a. de voorgevelrooilijn met niet meer dan 2 meter overschreden wordt;
  • b. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt;
  • c. het deel van de carport dat voor de voorgevelrooilijn wordt gerealiseerd geen gesloten wanden heeft die tot de constructie zelf behoren;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • e. de achterzijde van de carport direct verbonden dient te zijn met een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk;
  • f. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m2;
  • g. slechts één carport mag worden gerealiseerd.

3.4.4 Aanbouw, overkapping bij hoekwoningen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder a voor het realiseren van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, overkapping of carport aan de zijgevel bij een hoekwoning met dien verstande dat:

  • a. de voorgevelrooilijn met niet meer dan 3 meter overschreden wordt;
  • b. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 2 meter bedraagt;
  • c. de afstand tot aan de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
  • d. indien een garage wordt gerealiseerd de afstand van voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter dient te bedragen;
  • e. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • f. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m2;
  • g. het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. slechts een bijbehorend bouwwerk, overkapping of carport mag worden gerealiseerd.

3.4.5 Uitbreiding van de woning

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder f voor het uitbreiden van de woning op de verdieping met dien verstande dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte maximaal 0,5 meter meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan;
  • b. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de uitbreiding plaatsvindt binnen het hoofdbebouwingsvlak.

3.4.6 Hogere maximale kavelmaat

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c. en een grotere maximale kavelmaat worden toegestaan tot maximaal 10.000 m², mits:

  • a. dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • b. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. het bij voorkeur de oprichting, uitbreiding en/of verplaatsing van een lokaal bedrijf betreft.

3.4.7 Kleinere afstand tot zijdelingse en achterperceelsgrenzen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder e. voor het bouwen in de zijdelingse en achterperceelsgrenzen, mits:

  • a. dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • b. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt naast het bepaalde in artikel 12 in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. wonen, behoudens in de woningen als bedoeld in 3.1 sub f en g;
  • c. bedrijfsactiviteiten, niet genoemd in 3.1 a t/m k;
  • d. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in 3.1 sub b en detailhandel als bedoeld in 3.1 sub c, d en j;
  • e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • f. (permanente) opslag alsook uitstalling ten behoeve van verkoop van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn;
  • g. kantoorfuncties, met uitzondering van kantoorfuncties als bedoeld in 3.1 sub e;
  • h. evenementen, behoudens bedrijfsgerelateerde evenementen, ondergeschikt aan de bedrijfsactiviteiten ter plaatse;
  • i. risicovolle inrichtingen;
  • j. horeca;
  • k. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • l. bewoning als afhankelijke woonruimte, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft.

3.5.2 Opslag

De maximale hoogte van open opslag achter de voorgevelrooilijn bedraagt 4 meter, met uitzondering van:

  • a. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximale hoogte open opslag', waar open opslag is toegestaan tot maximaal de aangegeven hoogte;
  • b. de gronden waarvoor ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan reeds op basis van een omgevingsvergunning hogere opslag is toegestaan, waarbij deze vergunde maximale hoogte als maximum geldt.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Bedrijvigheid

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.5.1 onder c. ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1 maar niet in de Lijst van bedrijven worden genoemd.

3.6.2 Voorwaarden

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in 3.6.1 dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken:

  • a. geluid;
  • b. geurproductie;
  • c. stofuitworp en gevaar;
  • d. de verontreiniging van lucht en bodem;
  • e. de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf;
  • f. de visuele hinder;
  • g. verkeersaantrekkende werking;
  • h. externe veiligheid
  • i. ruimtelijke uitstraling.

3.6.3 Risicovolle inrichtingen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.5.1 onder i. ten behoeve van het toestaan van risicovolle inrichtingen, mits de 10-6 plaatsgebonden risicocontour de grenzen van het bouwperceel van de risicovolle inrichting niet overschrijdt en deze ontwikkelingen vooraf in het kader van externe veiligheid zijn getoetst en voldoen aan de normen van plaatsgebonden risico en groepsrisico.

3.6.4 Bedrijf en beroep aan huis

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.5.1 onder c voor de uitoefening van een bedrijf en beroep aan huis in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk in milieucategorie 1 en 2 zoals opgenomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. de maximale oppervlakte in totaal 80 m², met dien verstande dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn.

3.6.5 Opslag

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5.2 en open opslag worden toestaan tot een maximale hoogte van 8 meter, mits:

  • a. dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • b. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

3.6.6 Uitstalling van goederen en materialen ten behoeve van verkoop voor de voorgevelrooilijn

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5.1 onder f en uitstalling van goederen en materialen ten behoeve van verkoop voor de voorgevelrooilijn worden toegestaan, mits:

  • a. dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • b. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijzigen aanduiding 'wonen' naar 'bedrijfswoning'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'wonen' te wijzigen in de aanduiding 'bedrijfswoning', mits:

  • a. de betreffende woning onderdeel uitmaakt van een bedrijf dat ligt op hetzelfde perceel als de woning, dan wel onderdeel uitmaakt van een bedrijf dat ligt op een perceel dat grenst aan het perceel waarop de woning is gelegen;

3.7.2 Verwijderen aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen als bedoeld in 3.1 sub g tot en met k te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.