direct naar inhoud van REGELS
Plan: Reparatieplan Landelijk Gebied 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1598.ReparatieBPLG2017-va01

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen (Artikel 1)

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan (nieuw):

het bestemmingsplan Reparatieplan Landelijk Gebied 2017 met identificatienummer NL.IMRO.1598.ReparatieBPLG2017-va01 van de gemeente Koggenland;

1.2 bestemmingsplan (nieuw):

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 het bestemmingsplan Landelijk Gebied 27 juni 2013 (ten behoeve van Reparatieplan)

het bestemmingsplan Landelijk Gebied, vastgesteld op 27 juni 2013.

1.4 archeologische waarde (nieuw):

de aan een gebied toegekende waarde in verband met kennis of studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten in het verleden;

1.5 archeologische verwachtingswaarde (nieuw):

de aan een gebied toegekende hoge, middelmatige of lage verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.6 archeologisch deskundige (nieuw):

de regio-archeoloog of een ander door het college van Burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.7 archeologisch advies (nieuw):

een Quickscan waarin de archeologische waarden en de voorgenomen ingrepen worden getoetst. De afweging tot nader archeologisch onderzoek wordt hierin verwoord door een archeoloog van Archeologie West-Friesland;

1.8 archeologisch onderzoek (nieuw):

onderzoek in het kader van de archeologische monumentenzorg verricht door een gecertificeerde dienst, bedrijf of instelling en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.9 bedrijfsverzamelgebouw (nieuw):

een gebouw dat dient om verschillende bedrijven in te huisvesten;

1.10 huishouden (nieuw):

een verzameling van één of meer personen die een woonruimte bewoont en daar zichzelf voorziet, of door derden wordt voorzien, in de dagelijkse levensbehoeften. In geval sprake is van huisvesting van arbeidsmigranten, mag het huishouden uit niet meer dan 6 personen bestaan;

1.11 inpandige opslag (nieuw):

het in een voormalige agrarisch bedrijfsgebouw, niet zijnde een kas, bergen/stallen van goederen, zoals (antieke) auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel danwel worden opgeslagen voor een elders gevestigd bedrijf;

1.12 kamerverhuur: (1.59 aanpassing)

een woonfunctie voor het bedrijfsmatig verschaffen door de hoofdbewoner van woonverblijf aan ten hoogste 8 personen, waarbij geen sprake is van woningsplitsing of andersoortige toevoeging van zelfstandige woonruimten (er blijft sprake van 1 entree) en waarbij sprake is van een onzelfstandige woonruimte (een beperkt keukenblokje is toegestaan);

1.13 logiesverblijf in relatie tot bed and breakfast (nieuw):

een kamer, inclusief sanitaire voorzieningen, ten behoeve van het verstrekken van logies;

1.14 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering (nieuw):

een agrarische bedrijfsvoering op de wijze van een intensief veehouderijbedrijf of een intensief kwekerijbedrijf;

1.15 paardrijbak (nieuw):

een (al dan niet omheinde) piste, dan wel afgezet stuk grond of weiland, voorzien van een zandbed of daarmee vergelijkbaar materiaal, waar paarden vrije uitloop kunnen hebben en/of waar paarden kunnen worden getraind;

1.16 teeltondersteunend glas (1.105 vervallen)

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 2 Agrarisch (Artikel 3)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch (Artikel 3)', zijn de regels van artikel 3 van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 van toepassing.

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de bestemming 'Agrarisch' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijzigingen blijven de overige regels van artikel 3 ongewijzigd van toepassing.

2.1 Bestemmingsomschrijving (3.1.)

In 3.1. onderdeel k wordt de volgende tekst toegevoegd: 'of "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur"';

In 3.1. wordt onderdeel t geschrapt en vervangen door: 'bestaande fiets- en wandelpaden'.

In 3.1. wordt het volgende onderdeel x toegevoegd, waarbij de daaropvolgende onderdelen verletteren:

x. mestvergisting van mest afkomstig van en geproduceerd op het eigen agrarisch bedrijf in de vorm van monovergisters;

In 3.1. onderdeel ac (ad) wordt de volgende tekst toegevoegd: 'en ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur" bijbehorende bouwwerken die gebouwd zijn in de vorm van een stolp;

In 3.1. wordt onderdeel ad (ae) geschrapt.

In 3.1. wordt na (het bestaande) onderdeel ad het volgende ae toegevoegd:

'ae. een waterbassin, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - waterbassin'.

2.2 Bouwregels (3.2.)
2.2.1 Gebouwen en overkappingen (3.2.1.)

In 3.2.1. onder b wordt de volgende zin toegevoegd: 'Gebouwen en overkappingen zullen niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - waterbassin'.

In 3.2.1. onderdelen g en h wordt na het woord 'logiesgebouwen' het volgende toegevoegd: ', ondersteunend glas'.

In 3.2.1. onderdeel j wordt in het bouwschema de rij aangaande 'Woonhuis' geschrapt en worden in de kolom 'Bijbehorende bouwwerken bij...' de woorden 'of een woonhuis' geschrapt.

In 3.2.1. onderdeel j wordt in het bouwschema achter 'bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning' en alle bijbehorende maatvoeringen een '*' toegevoegd.

In 3.2.1. onderdeel j wordt onder het bouwschema achter de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" de volgende tekst toegevoegd: 'of "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur";

2.2.2 Andere bouwwerken (3.2.2.)

In 3.2.2. wordt in onderdeel het woord 'mestbassins' geschrapt en vervangen door 'bassins'.

In 3.2.2. wordt het volgende onderdeel g toegevoegd, waarbij de daaropvolgende onderdelen verletteren:

g. de bouwhoogte van een waterbassin zal ten hoogste 3,00 m bedragen;

2.3 Specifieke gebruiksregels (3.4.)

In 3.4. wordt het volgende onderdeel q toegevoegd:

q. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kamerverhuur.

2.4 Afwijken van de gebruiksregels (3.5.)

In 3.5. wordt het sublid 3.5.3. Mantelzorg in zijn geheel geschrapt.

In 3.5. wordt het volgende sublid 3.5.7. Kamerverhuur toegevoegd:

3.5.7 Kamerverhuur

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder q in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van kamerverhuur, mits:

er per bedrijfswoning kamerverhuur voor ten hoogste 8 personen wordt ingericht;

  • a. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
2.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (3.6.)
2.5.1 Vergunningplicht (3.6.1.)

In 3.6.1. onderdeel g wordt achter de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" de volgende tekst toegevoegd: 'of "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur";

2.5.2 Toetsingscriteria (3.6.4.)

In 3.6.4. wordt in onderdeel b achter het woord 'stolp' toegevoegd ', stolpschuur'.

2.6 Wijzigingsbevoegdheid (3.7.)
2.6.1 Compensatieregeling (3.7.8.)

In de aanhef wordt achter 'Wonen' toegevoegd: en/of 'Wonen - Stolp'.

In onderdeel a.1. wordt aan de eerste zin de volgende tekst toegevoegd: ', waardoor twee bestemmingsvlakken voor het wonen ontstaan.'

In onderdeel b wordt na '36' toegevoegd: 'of 37' en wordt de volgende tekst aan het onderdeel b toegevoegd: ', waarbij meteen gebruik gemaakt mag worden van de splitsingsmogelijkheid voor ten hoogste twee woningen per stolp'.

2.6.2 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering (3.7.9.)

In onderdeel d wordt de volgende zinsnede geschrapt: ', waarbij geldt dat de vermindering feitelijk moet zijn uitgevoerd op het moment dat de verbouwing of herbouw van de resterende (bedrijfs-)bebouwing een aanvang neemt'.

2.6.3 Verwijderen aanduiding stolp vanwege afwijkende bouwvorm (3.7.13.)

In 3.7.13. wordt achter de aanduidingen "specifieke bouwaanduiding - stolp" de volgende tekst toegevoegd: 'of "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur". In onderdeel b wordt na 3.2.1. de volgende tekst toegevoegd: 'dan wel de regels voor stolpschuren in 3.2.1.'.

2.6.4 Wijziging ten behoeve van een plattelandswoning (3.7.16.)

De wijzigingsbevoegdheid in 3.7.16. komt te vervallen en wordt gewijzigd in:

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' gedeeltelijk wordt gewijzigd in 'Wonen' of 'Wonen - Stolp', waarbij de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt aangebracht, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een voormalige bedrijfswoning als plattelandswoning in gebruik wordt genomen;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 of 37 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
2.6.5 Wijziging naar Bedrijf met inpandige opslag (nieuw)

Aan 3.7. wordt de volgende wijzigingsbevoegdheid toegevoegd:

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' uitsluitend ten behoeve van opslag wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - inpandige opslag", mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 7 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. de opslag plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing, niet zijnde kassen;
  • d. er geen opslag buiten de bestaande bebouwing plaatsvindt;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouwbedrijf (Artikel 4)

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouwbedrijf (Artikel 4)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijzigingen blijven de overige regels van artikel 4 ongewijzigd van toepassing.

3.1 Bestemmingsomschrijving (4.1.)

In 4.1. wordt het volgende onderdeel d toegevoegd, waarbij de daaropvolgende onderdelen verletteren:

d. een glastuinbouwbedrijf in combinatie met een biomassavergistingsinstallatie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - biomassavergistingsinstallatie";

3.2 Bouwregels (4.2.)
3.2.1 Gebouwen en overkappingen (4.2.1.)

In 4.2.1. onderdeel d wordt na het woord 'bedrijfsgebouwen' het volgende toegevoegd: ', logiesgebouwen, kassen/warenhuizen'.

In 4.2.1. onderdeel e wordt na het woord 'logiesgebouwen' het volgende toegevoegd: ', kassen/warenhuizen'.

3.2.2 Andere bouwwerken (4.2.2.)

In 4.2.2. onder a wordt 2,00 m geschrapt en vervangen door 3,00 m;

3.3 Specifieke gebruiksregels (4.4.)

In 4.4. worden de volgende onderdelen i, j en k toegevoegd:

i. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kamerverhuur;

j. het gebruik van een biomassavergistingsinstallatie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - biomassavergistingsinstallatie", zodanig dat er:

      • a. meer dan 25.000 ton (afval)stoffen per jaar wordt vergist;
      • b. meer dan 12.500 ton (afval)stoffen per jaar uit het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf en meer dan 12.500 ton (afval)stoffen per jaar van derden afkomstig is;
      • c. meer dan 6 transportbewegingen, zijnde 12 verkeersbewegingen, per dag ten behoeve van het aan- en afvoeren van (afval)stoffen en het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf plaatsvinden;
      • d. minder dan 50% van de (afval)stoffen ten behoeve van de vergisting afkomstig is van het bijbehorende glastuinbouwbedrijf;

k. het gebruik van een biomassavergistingsinstallatie, los van het glastuinbouwbedrijf, als zelfstandig installatie.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels (4.5.)

In 4.5. wordt het sublid 4.5.2. Mantelzorg in zijn geheel geschrapt.

In 4.5. wordt het volgende nieuwe sublid 4.5.2. toegevoegd:

4.5.2. Tweede huishouden

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4. onder c in die zin dat een bedrijfswoning al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten wordt gebruikt voor meer dan één huishouden, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
  • b. de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon noodzakelijk is voor het constante toezicht op het agrarisch glastuinbouwbedrijf dan wel de huisvesting noodzakelijk is in verband met de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
  • c. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee bedrijfswoningen worden gevestigd;
  • d. er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

In 4.5. wordt het volgende sublid 4.5.4. Kamerverhuur toegevoegd:

4.5.4 Kamerverhuur

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder i in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van kamerverhuur, mits:

er per bedrijfswoning kamerverhuur voor ten hoogste 8 personen wordt ingericht;

  • a. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid (4.7.)
3.5.1 Compensatieregeling (4.7.2.)

In de aanhef wordt achter 'Wonen' toegevoegd: ', of 'Wonen - Stolp'.

In onderdeel b wordt na '36' toegevoegd: ', of 37' en wordt de volgende tekst aan het onderdeel b toegevoegd: ', waarbij meteen gebruik gemaakt mag worden van de splitsingsmogelijkheid voor ten hoogste twee woningen per stolp'.

3.5.2 Woningsplitsing stolp (4.7.5.)

in 4.7.5. wordt onderdeel c geschrapt, waarbij daaropvolgende onderdelen verletteren.

3.5.3 Plattelandswoning (4.7.7.)

Aan 4.7. wordt de volgende wijzigingsbevoegdheid toegevoegd:

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouwbedrijf' gedeeltelijk wordt gewijzigd in 'Wonen' of 'Wonen - Stolp', waarbij de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt aangebracht, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een voormalige bedrijfswoning als plattelandswoning in gebruik wordt genomen;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 of 37 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf (Artikel 5)

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de bestemming 'Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf (Artikel 5)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijzigingen blijven de overige regels van artikel 5 ongewijzigd van toepassing.

4.1 Bestemmingsomschrijving (5.1.)

In 5.1. wordt het volgende onderdeel e toegevoegd, waarbij de daaropvolgende onderdelen verletteren:

e. mestvergisting van mest afkomstig van en geproduceerd op het eigen agrarisch bedrijf in de vorm van monovergisters;

4.2 Specifieke gebruiksregels (5.4.)

In 5.4. wordt het volgende onderdeel j toegevoegd:

j. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kamerverhuur.

4.3 Afwijken van de gebruiksregels (5.5.)

In 5.5. wordt het sublid 5.5.2. Mantelzorg in zijn geheel geschrapt.

In 5.5. wordt het volgende nieuwe sublid 5.5.2. toegevoegd:

5.5.2. Tweede huishouden

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4. onder c in die zin dat een bedrijfswoning al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten wordt gebruikt voor meer dan één huishouden, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
  • b. de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon noodzakelijk is voor het constante toezicht op het agrarisch intensief veehouderijbedrijf dan wel de huisvesting noodzakelijk is in verband met de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
  • c. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee bedrijfswoningen worden gevestigd;
  • d. er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

In 5.5. wordt het volgende sublid 5.5.4. Kamerverhuur toegevoegd:

5.5.4. Kamerverhuur

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder j in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van kamerverhuur, mits:

er per bedrijfswoning kamerverhuur voor ten hoogste 8 personen wordt ingericht;

  • a. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid (5.6.)
4.4.1 Compensatieregeling (5.6.2.)

In de aanhef wordt achter 'Wonen' toegevoegd: ', of 'Wonen - Stolp'.

In onderdeel b wordt na '36' toegevoegd: ', of 37' en wordt de volgende tekst aan het onderdeel b toegevoegd: ', waarbij meteen gebruik gemaakt mag worden van de splitsingsmogelijkheid voor ten hoogste twee woningen per stolp'.

4.4.2 Plattelandswoning (5.6.5.)

Aan 5.6. wordt de volgende wijzigingsbevoegdheid toegevoegd:

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf' gedeeltelijk wordt gewijzigd in 'Wonen' of 'Wonen - Stolp', waarbij de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt aangebracht, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een voormalige bedrijfswoning als plattelandswoning in gebruik wordt genomen;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 of 37 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf (Artikel 6)

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf (Artikel 6)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijzigingen blijven de overige regels van artikel 6 ongewijzigd van toepassing.

5.1 Bestemmingsomschrijving (6.1.)

In 6.1. wordt het volgende onderdeel f toegevoegd, waarbij de daaropvolgende onderdelen verletteren:

f. mestvergisting van mest afkomstig van en geproduceerd op het eigen agrarisch bedrijf in de vorm van monovergisters;

5.2 Specifieke gebruiksregels (6.4.)

In 6.4. wordt het volgende onderdeel i toegevoegd:

i. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kamerverhuur.

5.3 Afwijken van de gebruiksregels (6.5.)

In 6.5. wordt het sublid 6.5.2. Mantelzorg in zijn geheel geschrapt.

In 6.5. wordt het volgende nieuwe sublid 6.5.2. toegevoegd:

6.5.2. Tweede huishouden

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4. onder c in die zin dat een bedrijfswoning al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten wordt gebruikt voor meer dan één huishouden, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
  • b. de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon noodzakelijk is voor het constante toezicht op het agrarisch paardenhouderijbedrijf dan wel de huisvesting noodzakelijk is in verband met de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
  • c. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee bedrijfswoningen worden gevestigd;
  • d. er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

In 6.5. wordt het volgende sublid 6.5.3. Kamerverhuur toegevoegd:

6.5.3. Kamerverhuur

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4 onder i in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt ten behoeve van kamerverhuur, mits:

er per bedrijfswoning kamerverhuur voor ten hoogste 8 personen wordt ingericht;

  • a. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Bedrijf (Artikel 7)

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de bestemming 'Bedrijf (Artikel 7)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijzigingen blijven de overige regels van artikel 7 ongewijzigd van toepassing.

6.1 Bouwregels (7.2.)
6.1.1 Gebouwen en overkappingen (7.2.1.)

In 7.2.1. onderdeel i wordt in het bouwschema achter 'bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning' en alle bijbehorende maatvoeringen een '*' toegevoegd.

In 7.2.1. onderdeel i wordt onder het bouwschema achter de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" de volgende tekst toegevoegd: 'of "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur";

6.1.2 Gebouwen ten behoeve van een oefenunit (7.2.2.)

In 7.2.2. onderdeel b wordt de bouwhoogte van 3,50 m geschrapt en vervangen door 4,50 m.

6.2 Specifieke gebruiksregels (7.4.)

In 7.4. wordt het volgende sublid j toegevoegd:

j. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bedrijfsverzamelgebouw, met uitzondering van het bestaande bedrijfsverzamelgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - specifieke regeling', in welk geval de gronden en bouwwerken binnen een bestemmingsvlak voor vier bedrijven mogen worden gebruikt.

6.3 Afwijken van de gebruiksregels (7.5.)

In 7.5. wordt het sublid 7.5.2. Mantelzorg in zijn geheel geschrapt.

6.3.1 Bed and breakfast (7.5.3.)

In 7.5.3. wordt onderdeel a geschrapt en vervangen door het volgende lid a:

a. er per bestemmingsvlak, al dan niet in combinatie met ten hoogste één gezamenlijke ruimte van 100 m², ten hoogste 6 logiesverblijven ten behoeve van de recreatieve bewoning voor ten hoogste 2 personen per logiesverblijf worden ingericht;

In 7.5.3. wordt in onderdeel b '30' vervangen door '40'.

In 7.5.3. wordt in de onderdelen b en c het woord 'logieskamer'/'logieskamers' vervangen door 'logiesverblijf'/'logiesverblijven'.

In 7.5. wordt het volgende onderdeel 7.5.4. toegevoegd.

6.3.2 Bedrijfsverzamelgebouw (7.5.4.)

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.4 onder j in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van een bedrijfsverzamelgebouw, mits:

  • a. het niet betreft detailhandelsbedrijven, geluidzoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. het niet betreft zwaar verkeer of veel verkeer aantrekkende bedrijvigheid;
  • c. de bedrijfsvestiging plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid (7.7.)
6.4.1 Compensatieregeling (7.7.2.)

In de aanhef wordt achter 'Wonen' toegevoegd: ', of 'Wonen - Stolp'.

In onderdeel b wordt na '36' toegevoegd: ', of 37' en wordt de volgende tekst aan het onderdeel b toegevoegd: ', waarbij meteen gebruik gemaakt mag worden van de splitsingsmogelijkheid voor ten hoogste twee woningen per stolp'.

6.4.2 Woningsplitsing stolp (7.7.3.)

in 7.7.3. wordt onderdeel c geschrapt, waarbij daaropvolgende onderdelen verletteren.

6.4.3 Wijziging inpandige opslag naar bedrijvigheid (nieuw)

Aan 7.7. wordt de volgende wijzigingsbevoegdheid toegevoegd:

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - inpandige opslag" bedrijven, welke zijn genoemd in bijlage 2 van de regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013, onder de categorieën 1 en 2, worden toegelaten, mits:

  • a. de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - inpandige opslag" wordt verwijderd;
  • b. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
  • c. er een bedrijfsplan wordt overlegd waarin de volwaardigheid en de economische duurzaamheid van de bedrijfsvestiging wordt aangetoond;
  • d. de bedrijfsfunctie ondergebracht wordt in de bestaande bedrijfsgebouwen;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Bedrijf - Agrarisch hulpbedrijf (Artikel 8)

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch hulpbedrijf (Artikel 8)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijzigingen blijven de overige regels van artikel 8 ongewijzigd van toepassing.

7.1 Afwijken van de gebruiksregels (8.5.)

In 8.5. wordt het sublid 8.5.1. Mantelzorg in zijn geheel geschrapt.

7.1.1 Bed and breakfast (8.5.2.)

In 8.5.2. wordt onderdeel a geschrapt en vervangen door het volgende lid a:

a. er per bestemmingsvlak, al dan niet in combinatie met ten hoogste één gezamenlijke ruimte van 100 m², ten hoogste 6 logiesverblijven ten behoeve van de recreatieve bewoning voor ten hoogste 2 personen per logiesverblijf worden ingericht;

In 8.5.2. wordt in onderdeel b '30' vervangen door '40'.

In 8.5.2. wordt in de onderdelen b en c het woord 'logieskamer'/'logieskamers' vervangen door 'logiesverblijf'/'logiesverblijven'.

7.2 Wijzigingsbevoegdheid (8.7.)
7.2.1 Woningsplitsing stolp (8.7.4.)

in 8.7.4. wordt onderdeel c geschrapt, waarbij daaropvolgende onderdelen verletteren.

Artikel 8 Cultuur en ontspanning - Molen (Artikel 14)

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning - Molen (Artikel 14)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijzigingen blijven de overige regels van artikel 14 ongewijzigd van toepassing.

8.1 Afwijken van de gebruiksregels (14.5.)
8.1.1 Bed and breakfast (14.5.1.)

In 14.5.1. wordt onderdeel a geschrapt en vervangen door het volgende lid a:

a. er per bestemmingsvlak, al dan niet in combinatie met ten hoogste één gezamenlijke ruimte van 100 m², ten hoogste 6 logiesverblijven ten behoeve van de recreatieve bewoning voor ten hoogste 2 personen per logiesverblijf worden ingericht;

In 14.5.1. wordt in onderdeel b '30' vervangen door '40'.

In 14.5.1. wordt in de onderdelen b en c het woord 'logieskamer'/'logieskamers' vervangen door 'logiesverblijf'/'logiesverblijven'.

Artikel 9 Detailhandel (Artikel 15)

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de bestemming 'Detailhandel (Artikel 15)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijzigingen blijven de overige regels van artikel 15 ongewijzigd van toepassing.

9.1 Afwijken van de gebruiksregels (15.5.)

In 15.5. wordt het sublid 15.5.1. Mantelzorg in zijn geheel geschrapt.

9.1.1 Bed and breakfast (15.5.2.)

In 15.5.2. wordt onderdeel a geschrapt en vervangen door het volgende lid a:

a. er per bestemmingsvlak, al dan niet in combinatie met ten hoogste één gezamenlijke ruimte van 100 m², ten hoogste 6 logiesverblijven ten behoeve van de recreatieve bewoning voor ten hoogste 2 personen per logiesverblijf worden ingericht;

In 15.5.2. wordt in onderdeel b '30' vervangen door '40'.

In 15.5.2. wordt in de onderdelen b en c het woord 'logieskamer'/'logieskamers' vervangen door 'logiesverblijf'/'logiesverblijven'.

Artikel 10 Detailhandel - Tuincentrum (Artikel 16)

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de bestemming 'Detailhandel - Tuincentrum (Artikel 16)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijzigingen blijven de overige regels van artikel 16 ongewijzigd van toepassing.

10.1 Afwijken van de gebruiksregels (16.5.)

In 16.5. wordt het sublid 16.5.1. Mantelzorg in zijn geheel geschrapt.

10.1.1 Bed and breakfast (16.5.2.)

In 16.5.2. wordt onderdeel a geschrapt en vervangen door het volgende lid a:

a. er per bestemmingsvlak, al dan niet in combinatie met ten hoogste één gezamenlijke ruimte van 100 m², ten hoogste 6 logiesverblijven ten behoeve van de recreatieve bewoning voor ten hoogste 2 personen per logiesverblijf worden ingericht;

In 16.5.2. wordt in onderdeel b '30' vervangen door '40'.

In 16.5.2. wordt in de onderdelen b en c het woord 'logieskamer'/'logieskamers' vervangen door 'logiesverblijf'/'logiesverblijven'.

Artikel 11 Horeca (Artikel 19)

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de bestemming 'Horeca (Artikel 19)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijzigingen blijven de overige regels van artikel 19 ongewijzigd van toepassing.

11.1 Afwijken van de gebruiksregels (19.5.)

In 19.5. wordt het sublid 19.5.1. Mantelzorg in zijn geheel geschrapt.

11.1.1 Bed and breakfast (19.5.2.)

In 19.5.2. wordt onderdeel a geschrapt en vervangen door het volgende lid a:

a. er per bestemmingsvlak, al dan niet in combinatie met ten hoogste één gezamenlijke ruimte van 100 m², ten hoogste 6 logiesverblijven ten behoeve van de recreatieve bewoning voor ten hoogste 2 personen per logiesverblijf worden ingericht;

In 19.5.2. wordt in onderdeel b '30' vervangen door '40'.

In 19.5.2. wordt in de onderdelen b en c het woord 'logieskamer'/'logieskamers' vervangen door 'logiesverblijf'/'logiesverblijven'.

11.2 Wijzigingsbevoegdheid (19.7.)
11.2.1 Woningsplitsing stolp (19.7.1.)

in 19.7.1. wordt onderdeel c geschrapt, waarbij daaropvolgende onderdelen verletteren.

Artikel 12 Maatschappelijk (Artikel 20)

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de bestemming 'Maatschappelijk (Artikel 20)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijzigingen blijven de overige regels van artikel 20 ongewijzigd van toepassing.

12.1 Afwijken van de gebruiksregels (20.5.)

In 20.5. wordt het sublid 20.5.1. Mantelzorg in zijn geheel geschrapt.

12.1.1 Bed and breakfast (20.5.2.)

In 20.5.2. wordt onderdeel a geschrapt en vervangen door het volgende lid a:

a. er per bestemmingsvlak, al dan niet in combinatie met ten hoogste één gezamenlijke ruimte van 100 m², ten hoogste 6 logiesverblijven ten behoeve van de recreatieve bewoning voor ten hoogste 2 personen per logiesverblijf worden ingericht;

In 20.5.2. wordt in onderdeel b '30' vervangen door '40'.

In 20.5.2. wordt in de onderdelen b en c het woord 'logieskamer'/'logieskamers' vervangen door 'logiesverblijf'/'logiesverblijven'.

12.2 Wijzigingsbevoegdheid (20.7.)
12.2.1 Woningsplitsing stolp (20.7.1.)

in 20.7.1. wordt onderdeel c geschrapt, waarbij daaropvolgende onderdelen verletteren.

Artikel 13 Maatschappelijk - Begraafplaats (Artikel 21)

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats (Artikel 21)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 20 ongewijzigd van toepassing.

13.1 Bouwregels (21.2.)
13.1.1 Gebouwen en overkappingen (21.2.1.)

In 21.2.1. onder b wordt de gezamenlijke oppervlakte van 100 m² aangepast en gewijzigd in 50 m².

Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie (Artikel 26)

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie (Artikel 26)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijzigingen blijven de overige regels van artikel 26 ongewijzigd van toepassing.

14.1 Bestemmingsomschrijving (26.1.)

in 26.1. onderdeel b onder 2 wordt de volgende zinsnede toegevoegd: ', waarbij het restaurant zowel ten behoeve van recreanten als niet-recreanten gebruikt mag worden;'

In 26.1. onderdeel e wordt de volgende tekst toegevoegd: 'of "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur"';

In 26.1. onderdeel g wordt de volgende tekst toegevoegd: ', waarbij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur" bijbehorende bouwwerken die gebouwd zijn in de vorm van een stolp;

14.2 Bouwregels (26.2.)
14.2.1 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen (26.2.3)

Aan 26.2.3. worden de volgende onderdelen g en h toegevoegd:

g. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur" zal een gebouw uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur";

h. de oppervlakte, de goothoogte en de dakhelling van een stolpschuur zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, de goothoogte en de dakhelling bedragen.

14.3 Afwijken van de bouwregels (26.3.)
14.3.1 Afwijken maatvoeringen stolpen (26.3.2.)

In 26.3.2. wordt in de aanhef na 26.2.2. onder h de volgende tekst toegevoegd: 'en 26.2.4. onder g';

14.4 Afwijken van de gebruiksregels (26.5.)

In 26.5. wordt het sublid 26.5.1. Mantelzorg in zijn geheel geschrapt.

14.4.1 Bed and breakfast (26.5.2.)

In 26.5.2. wordt onderdeel a geschrapt en vervangen door het volgende lid a:

a. er per bestemmingsvlak, al dan niet in combinatie met ten hoogste één gezamenlijke ruimte van 100 m², ten hoogste 6 logiesverblijven ten behoeve van de recreatieve bewoning voor ten hoogste 2 personen per logiesverblijf worden ingericht;

In 26.5.2. wordt in onderdeel b '30' vervangen door '40'.

In 26.5.2. wordt in de onderdelen b en c het woord 'logieskamer'/'logieskamers' vervangen door 'logiesverblijf'/'logiesverblijven'.

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (26.6.)
14.5.1 Vergunningplicht (26.6.1.)

In 26.6.1. wordt achter de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" de volgende tekst toegevoegd: 'of "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur".

14.5.2 Toetsingscriteria (26.6.3.)

In 26.6.3. wordt in onderdeel b tweemaal achter het woord 'stolp' toegevoegd 'of stolpschuur'.

14.6 Wijzigingsbevoegdheid (26.7.)
14.6.1 Woningsplitsing stolp (26.7.3.)

in 26.7.3. wordt onderdeel c geschrapt.

In 26.7.3. wordt het onderdeel c geschrapt en vervangen door de volgende tekst:

'deze wijziging niet van toepassing is op stolpen die zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur";

14.6.2 Verwijderen aanduiding stolp vanwege afwijkende bouwvorm (26.7.4.)

In 26.7.4. wordt achter de aanduidingen "specifieke bouwaanduiding - stolp" de volgende tekst toegevoegd: 'of "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur". In onderdeel b wordt na 26.2.2. de volgende tekst toegevoegd: 'dan wel de regels voor stolpschuren in 26.2.3.'.

Artikel 15 Recreatie - Volkstuinen (Artikel 27)

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de bestemming 'Recreatie - Volkstuinen (Artikel 27)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijzigingen blijven de overige regels van artikel 27 ongewijzigd van toepassing.

15.1 Bouwregels (27.2.)
15.1.1 Gebouwen en overkappingen (27.2.1.)

27.2.1. komt te vervallen en wordt vervangen door het volgende nieuwe sublid 27.2.1.:

a. per volkstuin zal ten hoogste één gebouw of één overkapping en één kas worden gebouwd;

b. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 20,00 m² bedragen;

c. de oppervlakte van een kas zal ten hoogste 20,00 m² bedragen;

d. de bouwhoogte van een gebouw, een overkapping of een kas zal ten hoogste 3,50 m bedragen;

e. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, overkappingen en kassen zal per volkstuin ten hoogste 50% van de oppervlakte van de volkstuin bedragen.

Artikel 16 Water (Artikel 34)

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de bestemming 'Water (Artikel 34)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijzigingen blijven de overige regels van artikel 34 ongewijzigd van toepassing.

16.1 Bouwregels (34.2.)
16.1.1 Andere bouwwerken (34.2.2.)

In 34.2.2. worden de onderdelen b en c geschrapt en vervangen door het volgende onderdeel b:

b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatieve vaarroute" gelden tevens de volgende regels:

1. de doorvaarthoogte van bruggen, duikers en daarmee gelijk te stellen kunstwerken zal ten minste 1,20 m bedragen, tenzij de bestaande hoogte minder bedraagt, in welke geval de doorvaarthoogte ten minste de bestaande hoogte zal bedragen;

2. de doorvaartbreedte van bruggen, duikers en daarmee gelijk te stellen kunstwerken en de waterloop zal ten minste 2,50 m bedragen, tenzij de bestaande breedte minder bedraagt, in welke geval de doorvaartbreedte ten minste de bestaande breedte zal bedragen.

Artikel 17 Water - Waterstaat (Artikel 35)

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de bestemming 'Water - Waterstaat (Artikel 35)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijzigingen blijven de overige regels van artikel 35 ongewijzigd van toepassing.

De naam van de bestemming wordt geschrapt en vervangen door: 'Water - Waterkering'.

17.1 Specifieke gebruiksregels (nieuw)

Aan artikel 35 wordt het volgende lid toegevoegd:

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden ten behoeve van een parkeeraccommodatie en/of als opslaggebied voorzover dat de stabiliteit van de kering kan ondermijnen.

Artikel 18 Wonen (Artikel 36)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen (Artikel 36)', zijn de regels van artikel 36 van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 van toepassing.

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de bestemming 'Wonen (Artikel 36)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijzigingen blijven de overige regels van artikel 36 ongewijzigd van toepassing.

18.1 Bestemmingsomschrijving (36.1.)

In 36.1. worden de volgende onderdelen c, f en i toegevoegd, waarbij de daaropvolgende onderdelen verletteren:

c. woonhuizen met bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten, in de vorm van een voormalige agrarische bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning";

f. het behoud, het herstel en de ontwikkelingen van stolpschuren, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur";

i. nutsvoorzieningen;

18.2 Bouwregels (36.2.)
18.2.1 Hoofdgebouwen (36.2.2.)

In 36.2.2. wordt het volgende onderdeel c toegevoegd, waarbij de daaropvolgende onderdelen verletteren.

c. voor zover de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "bouwvlak" zal een hoofdgebouw binnen het bouwvlak worden gebouwd;

18.2.2 Bijbehorende bouwwerken (36.2.3.)

In onderdeel a worden de woorden 'in of' geschrapt.

Aan 36.2.3. worden de volgende onderdelen i en j toegevoegd:

i. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur" zal een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een stolpschuur uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur";

j. de oppervlakte, de goothoogte en de dakhelling van een stolpschuur zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, de goothoogte en de dakhelling bedragen.

18.3 Specifieke gebruiksregels (36.4.)
  • g. Aan onderdeel d wordt de volgende tekst toegevoegd: ', tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - twee woningen", in welk geval een woonhuis gebruikt mag worden voor ten hoogste twee woningen;
18.4 Afwijken van de gebruiksregels (36.5.)

In 36.5. wordt het sublid 36.5.1. Mantelzorg in zijn geheel geschrapt.

18.4.1 Bed and breakfast (36.5.3.)

In 36.5.3. wordt onderdeel a geschrapt en vervangen door het volgende lid a:

a. er per bestemmingsvlak, al dan niet in combinatie met ten hoogste één gezamenlijke ruimte van 100 m², ten hoogste 6 logiesverblijven ten behoeve van de recreatieve bewoning voor ten hoogste 2 personen per logiesverblijf worden ingericht;

In 36.5.3. wordt in onderdeel b '30' vervangen door '40'.

In 36.5.3. wordt in de onderdelen b en c het woord 'logieskamer'/'logieskamers' vervangen door 'logiesverblijf'/'logiesverblijven'.

18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (36.6.)
18.5.1 Vergunningplicht (36.6.1.)


In 36.6.1. wordt de volgende tekst toegevoegd: 'het (gedeeltelijk) verwijderen van een stolpschuur, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur".

18.5.2 Toetsingscriteria (36.6.3.)

In 36.6.3. wordt in onderdeel b achter het eerste woord 'karakteristiek' toegevoegd 'of waardevol' en achter 'karakteristieke hoofdvorm' wordt toegevoegd 'of of waardevolle stolpschuur'.

18.6 Wijzigingsbevoegdheid (36.7.)
18.6.1 Wijziging ten behoeve van een plattelandswoning (nieuw)

Aan 36.7 wordt de volgende wijzigingsbevoegdheid toegevoegd:

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Wonen' met de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch - Glastuinbouwbedrijf' of 'Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf', waarbij de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt verwijderd, dan wel uitsluitend de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt verwijderd, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een plattelandswoning opnieuw als bedrijfswoning als onderdeel van het bijbehorende agrarische bedrijf in gebruik wordt genomen of wanneer de voorheen bij de woning behorende agrarische bedrijfsvoering wordt beëindigd;
  • b. in geval van bestemmingswijziging de regels van artikel 3, 4 of 5, of 36 of 37 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 19 Wonen - Stolp (Artikel 37)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen - Stolp (Artikel 37)', zijn de regels van artikel 37 van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 van toepassing.

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de bestemming 'Wonen - Stolp (Artikel 37)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijzigingen blijven de overige regels van artikel 37 ongewijzigd van toepassing.

19.1 Bestemmingsomschrijving (37.1.)

In 37.1. onderdeel a wordt na bijbehorende bouwwerken de volgende tekst toegevoegd: 'al dan niet in de vorm van een stolpschuur, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur";

In 37.1. onderdeel c wordt de volgende tekst toegevoegd: 'en de stolpschuren"';

In 37.1. wordt het volgende onderdeel g toegevoegd, waarbij de daaropvolgende onderdelen verletteren:

g. nutsvoorzieningen;

19.2 Bouwregels (37.2.)
19.2.1 Bijbehorende bouwwerken (37.2.2.)

In onderdeel a wordt achter de woorden 'dan wel' het woord 'achter' toegevoegd.

Aan 37.2.2. worden de volgende onderdelen g en h toegevoegd:

g. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur" zal een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een stolpschuur uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur";

h. de oppervlakte, de goothoogte en de dakhelling van een stolpschuur zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, de goothoogte en de dakhelling bedragen.

19.3 Afwijken van de bouwregels (37.3.)
19.3.1 Afwijken maatvoeringen (37.3.1.)

in 37.3.1. wordt onderdeel b geschrapt.

19.4 Specifieke gebruiksregels (37.4.)

In onderdeel d wordt de verwijzing naar lid 37.1. onder c geschrapt en vervangen door: lid 37.1 onder b.3.

19.5 Afwijken van de gebruiksregels (37.5.)

In 37.5. wordt het sublid 37.5.1. Mantelzorg in zijn geheel geschrapt.

19.5.1 Bed and breakfast (37.5.2.)

In 37.5.2. wordt onderdeel a geschrapt en vervangen door het volgende lid a:

a. er per bestemmingsvlak, al dan niet in combinatie met ten hoogste één gezamenlijke ruimte van 100 m², ten hoogste 6 logiesverblijven ten behoeve van de recreatieve bewoning voor ten hoogste 2 personen per logiesverblijf worden ingericht;

In 37.5.2. wordt in onderdeel b '30' vervangen door '40'.

In 37.5.2. wordt in de onderdelen b en c het woord 'logieskamer'/'logieskamers' vervangen door 'logiesverblijf'/'logiesverblijven'.

19.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (37.6.)
19.6.1 Vergunningplicht (37.6.1.)


In 37.6.1. wordt de volgende tekst toegevoegd: ', of een stolpschuur, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur".

19.6.2 Toetsingscriteria (37.6.3.)

In 37.6.3. wordt in onderdeel b tweemaal achter het woord 'stolp' toegevoegd 'of stolpschuur'.

19.7 Wijzigingsbevoegdheid (37.7.)
19.7.1 Woningsplitsing stolpen (37.7.1.)

In 37.7.1. wordt onderdeel c geschrapt en vervangen door de volgende tekst:

'deze wijziging niet van toepassing is op stolpen die zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolpschuur";

19.7.2 Wijziging ten behoeve van een plattelandswoning (nieuw)

Aan 37.7 wordt de volgende wijzigingsbevoegdheid toegevoegd:

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Wonen - Stolp' met de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch - Glastuinbouwbedrijf' of 'Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf', waarbij de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt verwijderd, dan wel uitsluitend de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt verwijderd, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een plattelandswoning opnieuw als bedrijfswoning als onderdeel van het bijbehorende agrarische bedrijf in gebruik wordt genomen of wanneer de voorheen bij de woning behorende agrarische bedrijfsvoering wordt beëindigd;
  • b. in geval van bestemmingswijziging de regels van artikel 3, 4 of 5, of 36 en 37 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 20 Leiding - Hoogspanningsverbinding (Artikel 39)

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding (Artikel 39)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 39 ongewijzigd van toepassing.

20.1 Afwijken van de bouwregels (39.3.)
20.1.1 Gebouwen en andere bouwwerken (39.3.1.)

In onderdeel a worden de woorden 'wordt ingewonnen' geschrapt.

Artikel 21 Waarde - Aardkundig (Artikel 42)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Waarde - Aardkundig (Artikel 42)', zijn de regels van artikel 42 van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 van toepassing.

Artikel 22 Waarde - Archeologie 1 (Artikel 43)

De regels met de bestemming Waarde - Archeologie 1 (Artikel 43) komen te vervallen en worden vervangen door de volgende regels.

22.1 Bestemmingsomschrijving (43.1.)

De voor 'Waarde - Archeologie 1 (Artikel 43)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
22.2 Bouwregels (43.2.)
22.2.1 Algemeen (43.2.1.)

Voor alle bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
22.2.2 Advies archeoloog (43.2.2.)

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 43.2.1. winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

22.2.3 Voorwaarden (43.2.3.)

Indien uit het in lid 43.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (43.3.)
22.3.1 Vergunningplicht (43.3.1.)

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het verwijderen van funderingen, graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
22.3.2 Uitzonderingen (43.3.2.)

Het bepaalde in lid 43.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.
22.3.3 Toetsingscriteria (43.3.3.)

De in lid 43.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

22.3.4 Archeologisch rapport (43.3.4.)

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
22.3.5 Voorwaarden (43.3.5.)

Indien uit het in lid 43.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
22.4 Wijzigingsbevoegdheid (43.4.)

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1 (Artikel 43)' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 2 (Artikel 44)

De regels met de bestemming Waarde - Archeologie 2 (Artikel 44) komen te vervallen en worden vervangen door de volgende regels.

23.1 Bestemmingsomschrijving (44.1.)

De voor 'Waarde - Archeologie 2 (Artikel 44)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
23.2 Bouwregels (44.2.)
23.2.1 Algemeen (44.2.1.)

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
23.2.2 Advies archeoloog (44.2.2.)

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 44.2.1. winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld. In sommige gevallen volstaat een Archeologische Quickscan als duidelijk is dat de geplande ingrepen geen onevenredige afbreuk doen aan de aanwezige archeologische waarden.

23.2.3 Voorwaarden (44.2.3.)

Indien uit het in lid 44.2.1 genoemde rapport of de in lid 44.2.2 genoemde Quickscan blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (44.3.)
23.3.1 Vergunningplicht (44.3.1.)

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het verwijderen van funderingen, graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
23.3.2 Uitzonderingen (44.3.2.)

Het bepaalde in lid 44.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. niet dieper gaan dan 0,35 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 100 m² beslaan.
23.3.3 Toetsingscriteria (44.3.3.)

De in lid 44.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

23.3.4 Archeologisch rapport (44.3.4.)

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
23.3.5 Voorwaarden (44.3.5.)

Indien uit het in lid 44.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
23.4 Wijzigingsbevoegdheid (44.4.)

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2 (Artikel 44)' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 3 (Artikel 45)

De regels met de bestemming Waarde - Archeologie 3 (Artikel 45) komen te vervallen en worden vervangen door de volgende regels.

24.1 Bestemmingsomschrijving (45.1.)

De voor 'Waarde - Archeologie 3 (Artikel 45)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van de aanwezige en te verwachten archeologische waarden van de gronden.
24.2 Bouwregels (45.2.)
24.2.1 Algemeen (45.2.1.)

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,35 m, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
24.2.2 Advies archeoloog (45.2.2.)

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 45.2.1. winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

24.2.3 Voorwaarden (45.2.3.)

Indien uit het in lid 45.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (45.3.)
24.3.1 Vergunningplicht (45.3.1.)

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (tijdelijk) uitplaatsen, ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
24.3.2 Uitzonderingen (45.3.2.)

Het bepaalde in lid 45.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. niet dieper gaan dan 0,35 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 500 m² beslaan.
24.3.3 Toetsingscriteria (45.3.3.)

De in lid 45.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

24.3.4 Archeologisch rapport (45.3.4.)

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
24.3.5 Voorwaarden (45.3.5.)

Indien uit het in lid 45.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
24.4 Wijzigingsbevoegdheid (45.4.)

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3 (Artikel 45)' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 4 (Artikel 46)

De regels met de bestemming Waarde - Archeologie 4 (Artikel 46) komen te vervallen en worden vervangen door de volgende regels.

25.1 Bestemmingsomschrijving (46.1.)

De voor 'Waarde - Archeologie 4 (Artikel 46)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
25.2 Bouwregels (46.2.)
25.2.1 Algemeen (46.2.1.)

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 10.000 m² en dieper dan 0,40 m, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
25.2.2 Advies archeoloog (46.2.2.)

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 46.2.1. winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld. In sommige gevallen volstaat een Archeologische Quickscan als duidelijk is dat de geplande ingrepen geen onevenredige afbreuk doen aan de aanwezige archeologische waarden.

25.2.3 Voorwaarden (46.2.3.)

Indien uit het in lid 46.2.1 genoemde rapport of de in lid 46.2.2 genoemde Quickscan blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (46.3.)
25.3.1 Vergunningplicht (46.3.1.)

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
25.3.2 Uitzonderingen (46.3.2.)

Het bepaalde in lid 46.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. niet dieper gaan dan 0,40 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 10.000 m² beslaan.
25.3.3 Toetsingscriteria (46.3.3.)

De in lid 46.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

25.3.4 Archeologisch rapport (46.3.4.)

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
25.3.5 Voorwaarden (46.3.5.)

Indien uit het in lid 46.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
25.4 Wijzigingsbevoegdheid (46.4.)

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 4 (Artikel 46)' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 5 (Artikel 47)

De regels met de bestemming Waarde - Archeologie 5 (Artikel 47) komen te vervallen en worden vervangen door de volgende regels.

26.1 Bestemmingsomschrijving (47.1.)

De voor 'Waarde - Archeologie 5 (Artikel 47)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
26.2 Bouwregels (47.2.)
26.2.1 Algemeen (47.2.1.)

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 20.000 m² en dieper dan 0,40 m, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
26.2.2 Advies archeoloog (47.2.2.)

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in 47.2.1. winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld. In sommige gevallen volstaat een Archeologische Quickscan als duidelijk is dat de geplande ingrepen geen onevenredige afbreuk doen aan de aanwezige archeologische waarden.

26.2.3 Voorwaarden (47.2.3.)

Indien uit het in lid 47.2.1 genoemde rapport of de in lid 47.2.2 genoemde Quickscan blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (47.3.)
26.3.1 Vergunningplicht (47.3.1.)

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
26.3.2 Uitzonderingen (47.3.2.)

Het bepaalde in lid 47.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. niet dieper gaan dan 0,40 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 20.000 m² beslaan.
26.3.3 Toetsingscriteria (47.3.3.)

De in lid 47.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

26.3.4 Archeologisch rapport (47.3.4.)

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
26.3.5 Voorwaarden (47.3.5.)

Indien uit het in lid 47.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
26.4 Wijzigingsbevoegdheid (47.4.)

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 5 (Artikel 47)' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 27 Waarde - Cultuurhistorie (Artikel 48)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie (Artikel 48)', zijn de regels van artikel 48 van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 van toepassing.

Artikel 28 Waarde - Landschap verkaveling (Artikel 49)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Waarde - Landschap verkaveling (Artikel 49)', zijn de regels van artikel 49 van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 van toepassing.

Artikel 29 Waterstaat - Waterkering (Artikel 50)

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering (Artikel 50)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijzigingen blijven de overige regels van artikel 50 ongewijzigd van toepassing.

29.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (50.4.)
29.1.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden (50.4.1.)

In 50.4.1. worden de onderdelen a, b en c geschrapt en vervangen door de volgende onderdelen:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen of verhardingen ten behoeve van de watersport.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 30 Algemene bouwregels (Artikel 52)

In de algemene bouwregels komt in lid 52.2. het sublid 52.2.2. te vervallen.

Artikel 31 Algemene gebruiksregels (Artikel 53)

In artikel 53, lid 53.1., komt de aanhef te vervallen en wordt vervangen door de volgende aanhef: 'Tot een gebruik met de aan de grond gegeven bestemming wordt in ieder geval gerekend:'

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels (Artikel 54)

In artikel 54 wordt het volgende lid 54.1. toegevoegd. De overige leden worden daarbij vernummerd.

32.1 Geluidzone - spoor (54.1.)
32.1.1 Aanduidingsomschrijving (54.1.1.)

De voor 'Geluidzone - spoor (54.1.)' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting van geluidgevoelige objecten vanwege spoorweglawaai.

32.1.2 Bouwregels (54.1.2.)
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege de spoorweg van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 2. de op grond van de regels van de daar voorkomende bestemming(en) toegelaten uitbreidingen van geluidsgevoelige gebouwen mogen, indien de afstand tot de rand van de spoorweg met meer dan 10% wordt verkleind, slechts worden gebouwd, indien de geluidsbelasting vanwege de spoorweg van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgesteld hogere grenswaarde.
  • b. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, behoudens die welke op grond van de regels van de daar voorkomende bestemming(en) zijn toegelaten.
32.1.3 Wijzigingsbevoegdheid (54.1.3.)

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding “Geluidzone - spoor” wordt aangebracht en/of wordt verwijderd, mits:

  • deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien de zone aangepast moet worden als gevolg van een wijziging van de feitelijke inrichting van de spoorweg, dan wel als gevolg van een toe- of afname van de intensiteit van het treinverkeer.
32.2 milieuzone - geurzone (54.2.)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een aanduidingsvlak met de aanduiding 'milieuzone - geurzone (54.2.)', zijn de regels van artikel 54, lid 54.2. van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 van toepassing.

32.3 vrijwaringszone - dijken (54.3)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een aanduidingsvlak met de aanduiding 'vrijwaringszone - dijken (54.3)', zijn de regels van artikel 54, lid 54.3. van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 van toepassing.

32.4 vrijwaringszone - (energie-)infrastructuur (54.4.)

Voor zover gronden binnen deze herziening zijn voorzien van een aanduidingsvlak met de aanduiding 'vrijwaringszone - (energie-)infrastructuur (54.4.)', zijn de regels van artikel 54.4. van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 van toepassing.

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - (energie-)infrastructuur (54.4.)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 54, lid 54.4., ongewijzigd van toepassing.

Aan 54.4. wordt het volgende sublid toegevoegd:

32.4.1 Wijzigingsbevoegdheid (54.4.3.)

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'vrijwaringszone - (energie-)infrastructuur (54.4.)' ter plaatse wordt aangepast, mits:

  • a. het tracé van de zone wordt gewijzigd en de algemene aanduidingsregel aan dit tracé wordt aangepast;
  • b. instemming is verkregen van de leidingbeheerder.
32.5 vrijwaringszone - molenbiotoop (54.5.)

De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied van 27 juni 2013 worden binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop (54.5.)' gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijziging blijven de overige regels van artikel 54, lid 54.5., ongewijzigd van toepassing.

32.5.1 Bouwregels (54.5.2.)

In onderdeel b wordt '400' geschrapt en vervangen door '300'.

Artikel 33 Overige regels (artikel 57)

In artikel 57 komt 57.2. te vervallen en wordt vervangen door het volgende lid 57.2.

57.2. Voldoende parkeergelegenheid

  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de CROW-normen, publicatie 317 van oktober 2012, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 34 Anti-dubbeltelregel (van toepassing voor deze herziening)

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 35 Overgangsrecht (van toepassing voor deze herziening)

35.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
35.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
35.3 Persoonsgebonden overgangsrecht (nieuw)

In afwijking van lid 35.2 sub a en b mag het bestaande gebruik van recreatieverblijven ten behoeve van permanente bewoning worden voorgezet door personen die, naast een objectgebonden beschikking, tevens beschikken over een persoonsgebonden beschikking.

35.4 Objectgebonden overgangsrecht (nieuw)

In afwijking van lid 35.2 sub a en b mag het bestaande gebruik van recreatieverblijven ten behoeve van permanente bewoning worden voorgezet, indien voor die recreatieverblijven, naast een persoonsgebonden beschikking, tevens een objectgebonden beschikking is verleend,

Artikel 36 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

Regels deel uitmakende van het

bestemmingsplan Reparatieplan Landelijk Gebied 2017 van de gemeente Koggenland 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 14 mei 2018