direct naar inhoud van REGELS
Plan: Landelijk Gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1598.BPLGKoggenland-va01

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Landelijk Gebied van de gemeente Koggenland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1598.BPLGKoggenland-va01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 afhankelijke woonruimte:

een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het woonhuis en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een gedeelte van de huishouding is gehuisvest;

1.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.8 agrarisch handelsbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bewerken en verhandelen van landbouwproducten;

1.9 agrarisch hulpbedrijf:

een bedrijf waarbinnen arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, zoals een loonbedrijf of een hoefsmid, alsmede cultuurtechnische en grondverzetwerkzaamheden, waaronder werken en maatregelen ter verbetering van de condities van grond-, weg- en watersystemen, inclusief de waterbeheersing;

1.10 archeologisch waardevol terrein:

een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

1.11 bassin:

een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische activiteiten;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.13 bed and breakfast:

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte, toeristische activiteit. Onder een bed and breakfast wordt niet verstaan een overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.14 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.15 bedrijfsmatige activiteiten in woonhuizen:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- en bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf of een aan-huis-verbonden beroep, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.17 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.18 beroepsuitoefening aan huis:

het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig en/of technisch dienstverlenend gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel en prostitutie, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt;

1.19 bestaand:

ten aanzien van de aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of overkapping;

1.23 boog- en gaaskassen:

al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruit of siergewassen;

1.24 boogstal:

een stal die bestaat uit een kolomloze boogvormige overspanning;

1.25 boomteelt:

het telen van bomen, struiken, (tuin)planten en aanverwante gewassen, waarbij al dan niet gebruik wordt gemaakt van containerteelt en glasopstanden;

1.26 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.27 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.28 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.30 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.31 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken, zijn toegelaten;

1.32 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.33 café en/of bar:

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

1.34 chalet:

een demontabel recreatieverblijf, bestaande uit hout of kunststof en zonder vaste verankering in de grond, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor bewoning en/of recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.35 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;

1.36 cultuurlandschappelijk waardevol terrein:

een terrein met een toegekende waarde, ontstaan door het gebruik van dat terrein in de loop van de geschiedenis door de mens;

1.37 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.38 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.39 evenement:

elk voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, enkel- of meerdaags, als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Koggenland;

1.40 extensief dagrecreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.41 fruitteelt:

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

1.42 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.43 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.44 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een spoorweg en/of een industrieterrein;

1.45 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.46 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.47 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.48 glastuinbouwbedrijf:

een volwaardig agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie in kassen, schuurkassen, kasschuren, bollentrekkassen en/of warenhuizen plaatsvindt;

1.49 groepsaccommodatie:

een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort verblijf met een seizoensgebonden karakter;

1.50 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.51 hoofdgebouw:

één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.52 hooiberghut:

een trekkershut in de vorm van een hooiberg, eventueel met eenvoudige voorzieningen zoals een douche en toilet;

1.53 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.54 hotel of pension:

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies;

1.55 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet, zoals die gold op het moment van onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan;

1.56 intensief kwekerijbedrijf:

een agrarisch bedrijf in de vorm van het telen of kweken van dieren en gewassen, waaronder een paddenstoelenkwekerij, een wormen- en/of madenkwekerij, een viskwekerij, een witlofkwekerij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht;

1.57 intensief veehouderijbedrijf:

niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat zelfstandig of als neventak (nagenoeg) geheel in gebouwen varkens, pluimvee, konijnen, vleeskalveren, pelsdieren en/of overig kleinvee houden. Het biologisch houden van dieren conform de Landbouwkwaliteitswet, het kweken van vis, en het houden van melkvee, en overig rundvee, geiten, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;

1.58 inwoning:

het wonen, niet zijnde logeren, bij anderen;

1.59 kamerverhuur:

een woonfunctie voor het bedrijfsmatig verschaffen van woonverblijf aan meer dan een huishouden dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen groep personen, en aan meer dan vier personen;

1.60 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.61 kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf; 

1.62 kantine:

een ruimte waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken;

1.63 kas:

een gebouw, waaronder begrepen permanente boog-, rol- en gaaskassen dan wel naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerken , niet zijnde tunnelkassen of naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerken, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groenten, vruchten, bloemen of planten;

1.64 kleinschalige duurzame energiewinning:

winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;

1.65 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.66 landschappelijke waarden:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

1.67 ligplaats:

de ruimte die door een woonboot, al dan niet met tussentijdse onderbrekingen, wordt ingenomen;

1.68 logiesgebouw:

een logiesgebouw is een bedrijfsgebouw of een gedeelte van een bedrijfsgebouw, in welk gebouw of welk gedeelte twee of meer logiesverblijven zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meer gemeenschappelijke verkeersruimten ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke medewerkers;

1.69 logiesverstrekkend bedrijf:

een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies wordt verstrekt, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf en waarbij naast het verstrekken van logies mogelijk accommodaties worden aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding;

1.70 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, medische, sociaal-medische, culturele, religieuze, kunstzinnige en levenbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening;

1.71 manege-activiteiten:

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);

1.72 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband in de vorm van inwoning en/of afhankelijke woonruimte. Als afhankelijke woonruimte wordt aangemerkt een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;

1.73 mest- en/of organische (bij)productvergisting:

het onder gecontroleerde omstandigheden (volledig afgesloten van lucht) afbreken van organische verbindingen door bacteriën, waarbij methaangas vrijkomt;

1.74 moestuin:

een stuk grond zonder bebouwing, waarop, voor eigen gebruik, planten worden verbouwd, welke gegeten kunnen worden;

1.75 molenbiotoop:

een aangewezen gebied waarbinnen het zicht op de molen en de vrije windtoetreding beschermd worden;

1.76 motel:

een bedrijf dat overwegend is gericht op het gelegenheid bieden van overnachtingen eventueel gecombineerd met vergaderingen, cursussen, conferenties en soortgelijke bijeenkomsten en al dan niet tevens is gericht op het voor gebruik ter plaatse verstrekken van in dezelfde onderneming bereide maaltijden, alsmede alcoholhoudende en alcoholvrije dranken;

1.77 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Flora- en faunawet;

1.78 normaal agrarisch gebruik:

het gebruik dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en een goed grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden;

1.79 normaal natuurbeheer:

het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de natuurgebieden;

1.80 normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.81 ondergeschikte tweede tak:

een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf;

1.82 ondersteunend glas:

kassen waarbij het agrarisch product in ondergeschikte mate een bijdrage levert aan de teelt(en) van het betreffende vollegrondstuinbouwbedrijf en/of bollenteeltbedrijf en waarbij de glasopstanden beperkt deel uitmaken van de bedrijfsvoering van het betreffende vollegrondstuinbouwbedrijf;

1.83 opgaande meerjarige teelt:

de meerjarige teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken, het kweken van fruit aan houtige gewassen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van opgaande teelt van meerjarige gewassen;

1.84 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.85 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
    • 3. voor gebouwen, gesitueerd op een dijk of talud, indien de voorgevel van een gebouw wordt gesitueerd binnen een afstand van 5,00 meter uit de grens van een bestemming 'Verkeer', de kruin van de dijk;
    • 4. voor gebouwen gesitueerd langs een dijk of talud, indien de voorgevel van een gebouw gelegen is binnen een afstand van 5,00 meter uit de grens van de bestemming 'Verkeer', de bovenkant van de weg;
  • b. indien op of in het water wordt gebouwd:
    • 1. de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.86 perceelsgrens:

de grens van een perceel;

1.87 permanente bewoning:

bewoning als hoofdverblijf waarbij het hoofdverblijf fungeert als het centrum van het sociaal en maatschappelijk functioneren van de bewoner;

1.88 plattelandswoning:

een woonhuis in de vorm van een voormalige agrarische bedrijfswoning, die bewoond mag worden door een persoon of diens huishouden die geen functionele binding heeft met het nabijgelegen agrarisch bedrijf, waartoe het woonhuis in het verleden als bedrijfswoning heeft behoord;

1.89 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.90 productiegerichte paardenhouderij:

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van paarden plaatsvindt;

1.91 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.92 recreatieappartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;

1.93 recreatief verblijf:

het verblijf dat plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.94 recreatieverblijf:

een verblijf bedoeld en ingericht ten behoeve van het recreatief verblijf, zoals een stacaravan, een chalet, een recreatiewoning, en naar de aard daarmee gelijk te stellen recreatieverblijven;

1.95 recreatiewoning:

een recreatieverblijf opgetrokken uit steen, hout of enig ander materiaal en vast verankerd met de grond, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf;

1.96 relatie:

een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven bestemmingsvlakken met elkaar verbindt, zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van één bestemmingsvlak;

1.97 restaurant en/of café-/restaurant:

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden;

1.98 risicogevoelig bouwwerk cq. risicogevoelig object

bouwwerken en andere objecten, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;

1.99 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.100 schuurkas, kasschuur, bollentrekkas:

gebouwen met stenen, houten, kunststof of metalen wanden en een dak van lichtdoorlatend materiaal;

1.101 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.102 sierteelt:

de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;

1.103 stacaravan:

een zelfstandig verrijdbaar recreatieverblijf, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen met wielas, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, die gedurende meerdere jaren op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en als kampeermiddel valt aan te merken;

1.104 stolp:

een voor Noord-Holland karakteristieke boerderij gekenmerkt door een vierkante constructie van gebinten, waarop een piramidevormig dak rust, al dan niet met een voorhuis;

1.105 teeltondersteunend glas:

kassen deel uitmakend van een vollegrondstuinbouwbedrijf of bollenteeltbedrijf, waarvan de productieomvang in ondergeschikte mate (minder dan de helft) onderdeel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf;

1.106 theeschenkerij:

een ondergeschikte horecavoorziening die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en versnaperingen;

1.107 tijdelijke boog- en gaaskassen:

tijdelijk (gedurende (een gedeelte van) het teeltseizoen) aanwezige boog- en gaaskassen of daarmee gelijk te stellen constructies, ten behoeve van vollegronds tuinbouwbedrijven, bollenteeltbedrijven of fruitteeltbedrijven, die eenvoudig zijn te (de-)monteren en niet zijn geplaatst op een niet-verplaatsbare fundering (geen plaatsgebonden karakter);

1.108 tijdelijke werknemers:

werknemers die tijdelijk arbeid verrichten en het hoofdverblijf elders hebben;

1.109 trekkershut:

een gebouw met een eenvoudige constructie (zonder sanitaire voorzieningen) en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten;

1.110 torensilo:

een gebouw ten behoeve van opslagdoeleinden;

1.111 tuinbouw:

het al dan niet bedrijfsmatig telen van groenten, tuinvruchten en tuinbouwzaden;

1.112 tunnelkas:

elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten;

1.113 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) ruimte ten behoeve van de detailhandel of horeca;

1.114 vollegronds tuinbouwbedrijf:

een grondgebonden agrarisch bedrijf dat overwegend of uitsluitend is gericht op het telen van tuinbouwgewassen in de volle grond;

1.115 volwaardig agrarisch bedrijf:

een bedrijf, zoals omschreven in Bijlage 1 bij deze regels;

1.116 voorkeurgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.117 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.118 warenhuis:

grote broeikas;

1.119 wonen:

ergens een huis, appartement of etage hebben en daar permanent wonen;

1.120 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen groep personen;

1.121 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.122 zorgfunctie:

een zorgfunctie als neventak bij een agrarisch bedrijf waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de agrarische bedrijfsactiviteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten;

1.123 zorgwoning:

een gebouw uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van personen met een zorgbehoefte.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de (bouw)perceelgrens:

tussen de grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;

2.7 de bouwhoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.8 de doorvaarthoogte:

tussen het bouwwerk en het hoogste toegestane waterpeil, waar deze afstand het kleinst is;

2.9 de doorvaartbreedte:

tussen het bouwwerk en enig ander onderdeel daarvan, dan wel het talud of enig ander werk, en tussen het maximaal respectievelijk minimaal toegestane waterpeil, waar deze afstand het kleinst is.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.2 Agrarisch in de toelichting.

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik;
  • b. de uitoefening van het volwaardig agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensief kwekerijbedrijf, een intensief veehouderijbedrijf of een glastuinbouwbedrijf;
  • c. de uitoefening van het volwaardig agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensief kwekerijbedrijf, een intensief veehouderijbedrijf of een glastuinbouwbedrijf, in combinatie met:
    • 1. een agrarisch hulpbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulpbedrijf";
    • 2. een zorgfunctie en een zorgwoning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - zorg 1";
    • 3. een zorgfunctie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - zorg 2";
    • 4. bed & breakfast, ter plaatse van de aanduiding "bed & breakfast";
    • 5. een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein";
  • d. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • e. het huisvesten van personeel in logiesgebouwen;
  • f. cultuurgrond;
  • g. fruitteelt, ter plaatse van de aanduiding "fruitteelt";
  • h. een baggerspeciedepot, ter plaatse van de aanduiding "baggerspeciedepot";
  • i. een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan", in combinatie met een gebouw ten behoeve van een kantine, ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • j. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de oude droogmakerijen;
  • k. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van stolpen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp";
  • l. droge waterberging, met afwateringssysteem, tijdelijk te gebruiken bij calamiteiten en blijvend geschikt voor agrarisch gebruik, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - waterberging droog";
  • m. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van ecologische verbindingszones, ter plaatse van de aanduiding "ecologische verbindingszone";
  • n. een boomgaard, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - boomgaard";

met daaraan ondergeschikt:

  • o. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap;
  • p. nutsvoorzieningen;
  • q. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • r. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • s. ontsluitingswegen en agrarische kavelpaden;
  • t. fiets- en wandelpaden;
  • u. sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • v. evenementen met een aaneengesloten periode van ten hoogste 5 dagen;
  • w. kinderopvang, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang";

met de daarbijbehorende:

  • x. bedrijfsgebouwen, waaronder logiesgebouwen, en overkappingen;
  • y. kassen;
  • z. torensilo's;
  • aa. veldschuren, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur";
  • ab. bestaande loodsen buiten bouwvlakken, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - loods";
  • ac. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten met de daarbij behorende tuinen en erven, waarbij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" bedrijfswoningen die gebouwd zijn in de vorm van een stolp;
  • ad. woonhuizen en bijbehorende bouwwerken al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten met de daarbij behorende tuinen en erven in de vorm van een voormalige agrarische bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning";
  • ae. andere bouwwerken;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

3.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de in lid 3.1 genoemde volwaardige agrarische bedrijven worden gebouwd, alsmede de overige gebouwen genoemd in lid 3.1;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", met uitzondering van melkstallen of schuilgelegenheden, waarbij ten hoogste één agrarisch hulpgebouw of één schuilgelegenheid per agrarisch bedrijf gebouwd zal worden;
  • c. per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde volwaardig agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een agrarisch hulpbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulpbedrijf", zal ten hoogste 4.000 m² bedragen;
  • e. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bouwvlak bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning" of "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval respectievelijk een tweede bedrijfswoning of geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • f. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen, tenzij de bestaande afstand tot de weg zodanig groot is dat vanwege de landschappelijke waarden en een goede ruimtelijk inpassing in het straatbeeld het gewenst is de bedrijfswoning dichter naar de weg te bouwen, mits de geluidsituatie en de milieusituatie dit toelaten;
  • g. de afstand van bedrijfsgebouwen, logiesgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse bouwvlakgrenzen zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • h. bedrijfsgebouwen, logiesgebouwen en overkappingen zullen achter de achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • i. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • j. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamen-lijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   7,00   15   60   12,00  
Ondersteunend glas   -   2.000 m²   -   -   -   10,00  
Torensilo   85 m²   -   -   -   -   20,00  
Logiesgebouw ten behoeve van huisvesting van (tijdelijke) werknemers   -   500 m²   7,00   15   60   12,00  
Agrarisch hulpgebouw of schuilgelegenheid   50 m²   -   -   15   60   3,00  
Bedrijfswoning*   250 m²*   -   6,00*   45*   60*   10,00*  
Woonhuis*   250 m²*   -   6,00*   45*   60*   10,00*  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning of een woonhuis   -   80 m²   3,00#   -   60   6,50  
Veldschuur   bestaand   -   3,00   -   60°   -  
Bestaande loodsen buiten bouwvlakken   bestaand   -   bestaand   bestaand   be-
staand  
bestaand  
Tijdelijke boog- en gaaskassen, foliekappen, tunnelkassen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van de teeltondersteuning op het land+   -   -   -   -   -   3,00  
Gebouw ten behoeve een kantine ter plaatse van de gecombineerde aanduidingen "ijsbaan" en "bouwvlak"   48 m² met veranda   -   3,00   -   -   -  

* tenzij ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - stolp", in welk geval de volgende bouwregels gelden:

- een stolp zal uitsluitend worden gebouwd,   ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp";

- de oppervlakte, de goothoogte en de dakhelling van een stolp zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, de goothoogte en de dakhelling bedragen.

+ Tevens buiten de bouwpercelen toegestaan, tenzij ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Landschap verkaveling', 'Waarde - Aardkundig' en polder Berkmeer, zoals weergegeven in figuur 4 van het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied, in welk geval de plaatsing van de bouwwerken niet is toegestaan.

# Geldt alleen voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken geldt dat de goothoogte ten hoogste de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning zal bedragen, vermeerderd met 0,25 m.

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. mest-, voeder- en sleufsilo's, (kuil-)platen en mestbassins zullen uitsluitend achter de achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. er zullen geen andere bouwwerken ten behoeve van paardrijbakken worden gebouwd;
  • c. andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij het ander bouwwerk wordt geplaatst op een dak in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een mestsilo of een mestbassin zal ten hoogste 5,00 m, exclusief afdekking, bedragen;
  • f. de doorsnede van mestsilo's zal ten hoogste 25,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van toegangspoorten ten hoogste 3,00 m zal bedragen en de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen de bouwvlakken vanaf 1,00 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • h. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • i. de bouwhoogte van voedersilo's zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • j. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal binnen het bouwvlak ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • k. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal buiten het bouwvlak ten hoogste 1,50 m bedragen;
  • l. de plaatsing van tijdelijke boog- en gaaskassen is toegestaan, met uitzondering van de gronden voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Landschap verkaveling', 'Waarde - Aardkundig' en ter plaatse van polder Berkmeer, zoals weergegeven in figuur 4 van het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a in die zin dat bedrijfsgebouwen en overkappingen worden gebouwd ten behoeve van een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie, mits:

  • tevens de in lid 3.5.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
3.3.2 Afstand tot de zijdelingse bouwvlakgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder g in die zin dat de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse bouwvlakgrenzen wordt verkleind, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.3 Bouwen achter de achtergevel van de bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder h in die zin dat bedrijfsgebouwen, logiesgebouwen en overkappingen anders dan achter de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, indien:

  • door de ligging van de bestaande bedrijfswoning de agrarische bedrijfsvoering door handhaving van de situeringseis in onevenredige mate wordt aangetast;
  • door de vorm van het bouwvlak voor wat betreft de tweede bedrijfswoning uit een oogpunt van privacy of bedrijfsvoering handhaving van de situeringseis redelijkerwijs niet kan worden gevergd,

mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.4 Afstand tot de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder i in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt verkleind, indien de bouwmogelijkheden op het perceel bij handhaving van de afstand van 3,00 m in onevenredige mate worden aangetast, mits:

  • a. het vrijliggende karakter van de zijgevel van de bedrijfswoning niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.5 Goot- en/of bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1. onder j in die zin dat de goothoogte en/of de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 8,00 m en/of 15,00 m, mits:

  • a. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend als gevolg van milieumaatregelen en/of ten behoeve van het verbeteren van het dierenwelzijn;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.6 Afwijken maatvoeringen stolpen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder j in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van een stolp, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp.
3.3.7 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 3.5.4 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • b. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag (oogstperiode) van akkerbouwproducten;
  • c. het gebruik van de gronden ten behoeve van de permanente teelt van bloembollen;
  • d. het gebruik van de gronden ten behoeve van de wisselteelt van bloembollen, ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Aardkundig' en 'Waarde - Landschap verkaveling';
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden, anders dan ter plaatse van de aanduiding "bed & breakfast", "kampeerterrein" en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel tot een oppervlakte van 100 m² en anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • g. het splitsen van een bedrijfswoning zódanig dat er meer dan één woning ontstaat of er meer dan één huishouden in de bedrijfswoning woonachtig is;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, tenzij:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten minder bedraagt dan 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak, met een maximum oppervlakte van 100 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • i. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • j. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning anders dan de logiesgebouwen voor de huisvesting van (tijdelijke) werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf of een zorgwoning ten behoeve van de op het ter plaatse gevestigde bedrijf aanwezige zorgbehoevende personen;
  • k. het gebruik van logiesgebouwen voor bewoning gedurende meer dan 10 maanden per jaar, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - specifieke regeling";
  • l. het gebruik van gronden ten behoeve van sierteelt, fruitteelt (tenzij ter plaatse van de aanduiding "fruitteelt" en "specifieke vorm van agrarisch - boomgaard"), boomteelt, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen;
  • m. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • n. het gebruik van gronden ten behoeve van werken en werkzaamheden die de waterbergende functie onomkeerbaar aantasten, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - waterberging droog";
  • o. het gebruik van een bedrijfswoning anders dan ten behoeve van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
  • p. het gebruik van gronden, gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de stikstofdepositie vanaf het betreffende agrarische bedrijf of de betreffende gronden, op het (de) maatgevende gevoelige Natura 2000-gebied(en), tenzij een Natuurbeschermingswetvergunning is afgegeven dan wel is aangetoond dat een Natuurbeschermingswetvergunning niet is vereist.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 4 opgenomen bedrijvigheid dan wel met een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, mits:

  • a. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een bouwvlak;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. niet meer dan 25% van de bedrijfsgebouwen ten tijde van de verleende omgevingsvergunning wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie;
  • d. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning niet minder mag bedragen dan 75 m²;
  • e. er sprake is van een ligging aan een weg die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
  • f. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • g. alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid, waaronder opslag, binnen de bebouwing wordt ondergebracht. Bij boerengolf en kleinschalig kamperen mogen eveneens de bijbehorende gronden worden gebruikt;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.2 Tweede huishouden

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder g en toestaan dat een bedrijfswoning al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten wordt gebruikt voor meer dan één huishouden, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
  • b. de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon noodzakelijk is voor het constante toezicht op het agrarisch bedrijf dan wel de huisvesting noodzakelijk is in verband met de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
  • c. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee bedrijfswoningen worden gevestigd;
  • d. er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.3 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder g en/of i in die zin dat binnen bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken mogelijkheden voor mantelzorg, in de vorm van inwoning of een afhankelijke woonruimte, wordt toegestaan, mits:

  • a. mantelzorg uitsluitend plaatsvindt vanuit een onzelfstandige woonruimte;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte ten behoeve van de mantelzorg per bouwvlak niet meer bedraagt dan 70 m²;
  • d. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • e. er wordt voldaan aan de bouwtechnische eisen die gelden voor woningen;
  • f. er een indicatie is afgegeven door of vanwege de gemeente Koggenland;
  • g. binnen drie maanden na beëindiging van de mantelzorg de inrichting van de onzelfstandige woonruimte ongeschikt is gemaakt voor bewoning.
3.5.4 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder m in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak uitsluitend voor het hobbymatige gebruik (inclusief uitrijbak), mits:

  • a. de paardrijbak bij een agrarisch bedrijf binnen of direct aansluitend op het bouwvlak ten behoeve van het eigen gebruik wordt aangelegd;
  • b. de paardrijbak anders dan bij een agrarisch bedrijf, bij een bedrijfswoning of een woonhuis voor het eigen gebruik wordt aangelegd direct aansluitend op het daarbijbehorende bestemmingsvlak;
  • c. de paardrijbak achter (het verlengde van) de achtergevel en direct aansluitend op het perceelsgedeelte achter de bedrijfswoning of het woonhuis wordt aangelegd;
  • d. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
  • e. verlichting is toegestaan onder de voorwaarden dat de verlichting objectgericht is, niet buiten de perceelsgrenzen schijnt en niet brandt tussen 21.00 uur en zonsopgang;
  • f. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand van dichtstbijgelegen punt van de paardrijbak 50 m tot de woning).
3.5.5 Bewoning tweede bedrijfswoning door tijdelijke werknemers

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder o in die zin dat een tweede bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning", wordt gebruikt voor de huisvesting van tijdelijke werknemers, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke werknemers, die op het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf werkzaam zijn;
  • b. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot;
  • c. er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.6 Moestuinen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder a in die zin dat de gronden worden gebruikt voor een moestuin, mits:

  • a. het gronden betreft die grenzen aan de bestemming 'Wonen', 'Wonen - Stolp', 'Verkeer' en/of 'Water';
  • b. de structuur van het landschap wordt behouden, zoals beschreven in hoofdstuk 2 van het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, waaronder zichtlijnen en openheid, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het kappen en/of rooien van structuurbepalende landschapselementen, niet zijnde houtgewas deel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt, waaronder windsingels;
  • b. het verharden van agrarische perceels- en/of kavelontsluitingswegen buiten het bouwvlak, met een grotere breedte dan 4,00 m;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik buiten het bouwvlak, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • d. het aanleggen van ruiterpaden;
  • e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik;
  • f. het wijzigen van het slotenpatroon;
  • g. het (gedeeltelijk) verwijderen van een stolp voorzover de gronden zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp";
  • h. het (gedeeltelijk) verwijderen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
3.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 3.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of het normaal agrarisch gebruik betreffen;
  • b. reeds rechtmatig in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.6.3 Toetsingscriteria 3.6.1. a t/m f

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap.

De omgevingsvergunning onder a en f kan voorts slechts worden verleend indien de structuur van het landschap wordt behouden, zoals beschreven in hoofdstuk 2 van het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied.

3.6.4 Toetsingscriteria 3.6.1. g en h

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een stolp of een pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vergroten bouwvlak

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan een bouwvlak grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding "bouwvlak", mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 2,0 hectare, tenzij ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap verkaveling' of 'Waarde - Aardkundig', in welk geval de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 1,5 hectare mag bedragen;
  • b. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied, wat aangetoond moet worden met een erfinrichtingsplan;
  • c. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering / verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;
  • d. er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • e. met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;
  • f. er voldoende afstand wordt aangehouden tot andere ruimtelijke elementen;
  • g. de infrastructurele ontsluiting toereikend is voor de bedrijfsontwikkeling;
  • h. er sprake is van een evenwichtige ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • j. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
3.7.2 Wijziging situering bouwvlak

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "bouwvlak", bij gelijkblijvende oppervlakte, qua situering wordt gewijzigd, mits:

  • a. er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, de situering van het bouwvlak te wijzigen;
  • b. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied, wat aangetoond moet worden met een erfinrichtingsplan;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.3 Nieuw baggerspeciedepot

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "baggerspeciedepot" wordt aangebracht, mits:

  • a. ter plaatse de gronden ten behoeve van een nieuw baggerspeciedepot worden ingericht;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.4 Waterberging

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "waterberging" wordt aangebracht, mits:

  • a. ter plaatse de gronden ten behoeve van de waterberging worden ingericht;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.5 Nieuwe fruitteelt

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "fruitteelt" qua situering wordt gewijzigd en/of dat nieuwe gronden worden voorzien van de aanduiding "fruitteelt", mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast in het overgangsgebied zoals aangegeven in figuur 1 van het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied;
  • b. zoveel mogelijk aansluiting wordt gevonden bij bestaande opgaande elementen, zoals bosgebieden, dorpskernen, bebouwingslinten, bestaande gronden met fruitteelt en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebieden;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.7.6 Vergroten intensieve veehouderijbedrijven

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf' ten behoeve van het vergroten van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf, mits:

  • a. de oppervlakte van het bestemmingsvlak wordt vergroot tot 2,0 hectare;
  • b. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied, wat aangetoond moet worden met een erfinrichtingsplan;
  • c. er sprake is van een duurzame ontwikkeling van het bedrijf en de noodzakelijkheid uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;
  • d. er binnen het bestaande bestemmingsvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • e. met de vormgeving en inrichting van het bestemmingsvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;
  • f. er voldoende afstand wordt aangehouden tot andere ruimtelijke elementen;
  • g. de infrastructurele ontsluiting toereikend is voor de bedrijfsontwikkeling;
  • h. er sprake is van een evenwichtige ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • j. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
3.7.7 Wijziging naar natuur

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur - 2', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 23 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast ten behoeve van natuurontwikkeling;
  • c. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling in eigendom zijn verworven;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.8 Compensatieregeling

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', voorzover het gronden betreft gelegen binnen een bouwvlak, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de bouw van een woonhuis ter compensatie van het verwijderen van bebouwing, mits

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast:
    • 1. voor de bouw van één nieuw woonhuis naast een bestaande bedrijfswoning. Bouwen in de tweede lijn achter de bestaande lintstructuur is niet toegestaan;
    • 2. indien alle voormalige bedrijfsbebouwing wordt verwijderd met een gezamenlijke oppervlakte van ten minste 1.000 m²;
    • 3. indien alle bijbehorende (bedrijfsmatig te gebruiken) verharding wordt verwijderd;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. het bouwvlak ter plaatse wordt verwijderd, waarbij onbebouwde als agrarische grond in gebruik zijnde delen van het bouwvlak bestemd blijven voor 'Agrarisch', zodat het bestemmingsvlak voor wonen kleiner kan zijn dan het bouwvlak;
  • d. de breedte van de beide woonpercelen aan de wegzijde ten minste 20,00 m bedraagt;
  • e. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied;
  • f. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • g. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, waaronder zichtlijnen en openheid, de cultuurhistorische waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.9 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een bouwvlak en niet ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Stolp' ten behoeve van een functieverandering van een bouwvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 of 37 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het bouwvlak ter plaatse wordt verwijderd, waarbij onbebouwde als agrarische grond in gebruik zijnde delen van het bouwvlak bestemd blijven voor 'Agrarisch', zodat het bestemmingsvlak voor wonen kleiner kan zijn dan het bouwvlak;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft, waarbij geldt dat de vermindering feitelijk moet zijn uitgevoerd op het moment dat de verbouwing of herbouw van de resterende (bedrijfs-)bebouwing een aanvang neemt;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.10 Vergroten bestemmingsvlakken wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Stolp' ten behoeve van het vergroten van bestemmingsvlakken, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 of 37 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de diepte van het betreffende bestemmingsvlak voor het wonen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid met ten hoogste 30 m wordt vergroot;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de gronden op een goede wijze landschappelijke worden ingepast;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, waaronder zichtlijnen en openheid, de archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.11 Verplaatsen bestemmingsvlakken wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Stolp' ten behoeve van het verplaatsen van bestemmingsvlakken, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 of 37 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het voormalige bestemmingsvlak ter plaatse wordt verwijderd en de betreffende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch', waarna voor deze gronden de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. de huidige ligging van het bestemmingsvlak belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstelligd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de gronden op een goede wijze landschappelijke worden ingepast;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, waaronder zichtlijnen en openheid, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.12 Woningsplitsing stolp

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een bedrijfswoning in de vorm van een stolp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:

  • a. er wordt gesplitst in ten hoogste twee woningen, waarbij de splitsing noodzakelijk moet zijn in verband met de handhaving van de stolpboerderij en de karakteristieke eigenschappen van het gebouw;
  • b. in afwijking van sublid a wordt gesplitst in ten hoogste drie of vier woningen, indien sprake is van een stolpboerderij met een dubbel respectievelijk driedubbel vierkant, waarbij de splitsing noodzakelijk moet zijn in verband met de handhaving van de stolpboerderij en de karakteristieke eigenschappen van het gebouw;
  • c. vooraf advies is ingewonnen bij de Boerderijen Stichting Noord-Holland of een andere daarmee vergelijkbare onafhankelijke en ter zake deskundige;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke eigenschappen van de stolpboerderij;
  • e. er voldoende parkeergelegenheid is op het bijbehorende erf;
  • f. buitenopslag niet is toegestaan;
  • g. geen splitsing plaatsvindt tussen de woning en de opstallen;
  • h. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.13 Verwijderen aanduiding stolp vanwege afwijkende bouwvorm

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de stolp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" wordt verwijderd, mits:

  • a. de stolp teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor bedrijfswoningen in lid 3.2.1 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.14 Wijziging naar niet-agrarische bedrijvigheid ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een bouwvlak, wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf', 'Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch hulpbedrijf' of 'Sport - Manege' ten behoeve van een functieverandering van een bouwvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 6, 7, 8 of 29 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het bouwvlak ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalige agrarisch gebruikte gebouwen;
  • e. er voldoende parkeergelegenheid is op het bijbehorende erf;
  • f. buitenopslag niet is toegestaan;
  • g. de infrastructurele ontsluiting toereikend is voor de functiewijziging;
  • h. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Bedrijf' niet wordt toegepast voor bedrijven die zich richten op de fabrieksmatige productie van goederen;
  • i. er een bedrijfsplan wordt overlegd waarin de volwaardigheid en de economische duurzaamheid van de bedrijfsvestiging wordt aangetoond;
  • j. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.15 Wijziging ten behoeve van de vestiging van recreatieappartementen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat als ondergeschikte tweede tak binnen het bouwvlak recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning bij een agrarisch bedrijf worden toegestaan, mits:

  • a. de exploitatie van de logies alleen plaats zal vinden in de vorm van een ondergeschikte functie bij een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. er binnen de gebouwen ten hoogste 5 appartementen gerealiseerd worden, die ruimtelijk, functioneel en technisch een eenheid vormen;
  • c. de oppervlakte van een appartement ten hoogste 75 m² bedraagt;
  • d. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning niet minder mag bedragen dan 75 m²;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.16 Wijziging ten behoeve van een plattelandswoning

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt aangebracht dan wel wordt verwijderd, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een bedrijfswoning als plattelandswoning, dan wel een plattelandswoning opnieuw als bedrijfswoning in gebruik wordt genomen;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouwbedrijf

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.3 Agrarisch - Glastuinbouwbedrijf in de toelichting.

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouwbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kassen, schuurkassen, kasschuren, bollentrekkassen, warenhuizen en overige bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven;
  • b. het huisvesten van personeel in logiesgebouwen;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkelingen van stolpen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp";

met daaraan ondergeschikt:

  • d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • e. wegen en paden;
  • f. water;

met de daarbijbehorende:

  • g. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten, waarbij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" bedrijfswoningen die gebouwd zijn in de vorm van een stolp;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. andere bouwwerken, waaronder andere bouwwerken ten behoeve van waterbassins.
4.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder a, b en g bedoelde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak ten hoogste één bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning" of "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval respectievelijk een tweede bedrijfswoning of geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • c. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • d. de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • e. bedrijfsgebouwen, logiesgebouwen en overkappingen zullen achter de achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. de maatvoering van de gebouwen zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Kassen en warenhuizen   -   -   -   -   -   12,00  
Overige bedrijfsgebouw-en en overkappingen   -   -   7,00   15   60   12,00  
Logiesgebouw ten behoeve van huisvesting van (tijdelijke) werknemers   -   500 m²   6,00   15   60   10,00  
Bedrijfswoning*   250 m²*   -   6,00*   45*   60*   10,00*  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   80 m²   3,00#   -   60   6,50  

* tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", in welk geval de volgende bouwregels gelden:

- een stolp zal uitsluitend worden gebouwd,   ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp";

- de oppervlakte, de goothoogte en de dakhelling van een stolp zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, de goothoogte en de dakhelling bedragen.

# Geldt alleen voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken geldt dat de goothoogte ten hoogste de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning zal bedragen, vermeerderd met 0,25 m.

4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een waterbassin zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen andere bouwwerken ten behoeve van paardrijbakken worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij het ander bouwwerk wordt geplaatst op een dak in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van toegangspoorten ten hoogste 3,00 m zal bedragen en de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • e. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a in die zin dat gebouwen en overkappingen worden gebouwd ten behoeve van een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie, mits:

  • tevens de in lid 4.5.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
4.3.2 Afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder c in die zin dat de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg wordt verkleind, mits:

  • a. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3.3 Afstand tot de zijdelingse perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder d in die zin dat de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen wordt verkleind, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3.4 Bouwen achter de achtergevel van de bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder e in die zin dat bedrijfsgebouwen, logiesgebouwen en overkappingen anders dan achter de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, indien:

  • door de ligging van de bestaande bedrijfswoning de bedrijfsvoering door handhaving van de situeringseis in onevenredige mate wordt aangetast;
  • door de vorm van het bouwvlak voor wat betreft de tweede bedrijfswoning uit een oogpunt van privacy of bedrijfsvoering handhaving van de situeringseis redelijkerwijs niet kan worden gevergd,

mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3.5 Afstand tot de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder f in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt verkleind, indien de bouwmogelijkheden op het perceel bij handhaving van de afstand van 3,00 m in onevenredige mate worden aangetast, mits:

  • a. het vrijliggende karakter van de zijgevel van de bedrijfswoning niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3.6 Goot- en/of bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1. onder g in die zin dat de goothoogte en/of de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 8,00 m en/of 15,00 m, mits:

  • a. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend als gevolg van milieumaatregelen;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3.7 Afwijken maatvoeringen stolpen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder g in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de stolp, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp.
4.3.8 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 4.5.3 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel tot een oppervlakte van 100 m² en anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat of er meer dan één huishouden in de bedrijfswoning woonachtig is;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, tenzij:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten minder bedraagt dan 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken binnen een bestemmingsvlak, met een maximum oppervlakte van 100 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • g. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning anders dan de logiesgebouwen voor de huisvesting van (tijdelijke) werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf;
  • h. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 4 opgenomen bedrijvigheid, mits:

  • a. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • b. niet meer dan 25% van de bedrijfsgebouwen ten tijde van de verleende omgevingsvergunning wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie;
  • c. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning niet minder mag bedragen dan 75 m²;
  • d. er sprake is van een ligging aan een weg die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
  • e. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • f. alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid, waaronder opslag, binnen de bestaande bebouwing wordt ondergebracht. Bij boerengolf en kleinschalig kamperen mogen eveneens de bijbehorende gronden worden gebruikt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5.2 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder c en/of f in die zin dat binnen bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken mogelijkheden voor mantelzorg, in de vorm van inwoning of een afhankelijke woonruimte, wordt toegestaan, mits:

  • a. mantelzorg uitsluitend plaatsvindt vanuit een onzelfstandige woonruimte;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte ten behoeve van de mantelzorg per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 70 m²;
  • d. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • e. er wordt voldaan aan de bouwtechnische eisen die gelden voor woningen;
  • f. er een indicatie is afgegeven door of vanwege de gemeente Koggenland;
  • g. binnen drie maanden na beëindiging van de mantelzorg de inrichting van de onzelfstandige woonruimte ongeschikt is gemaakt voor bewoning.
4.5.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder h in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak uitsluitend voor het hobbymatige gebruik (inclusief uitrijbak), mits:

  • a. de paardrijbak achter (het verlengde van) de achtergevel en direct aansluitend op het perceelsgedeelte achter de bedrijfswoning wordt aangelegd;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
  • c. verlichting is toegestaan onder de voorwaarden dat de verlichting objectgericht is, niet buiten de perceelsgrenzen schijnt en niet brandt tussen 21.00 uur en zonsopgang;
  • d. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand van dichtstbijgelegen punt van de paardrijbak 50 m tot de woning).
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het (gedeeltelijk) verwijderen van een stolp ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp".
4.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 4.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
4.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een stolp betreft die op zichzelf niet karakteristiek zijn en waarbij door verwijdering daarvan de karakteristieke hoofdvorm van de stolp niet onevenredig wordt aangetast.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging naar agrarisch bedrijf

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouwbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij ter plaatse de aanduiding "bouwvlak" wordt aangebracht, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals omschreven in bijlage 1;
  • c. de omvang van het bouwvlak maximaal 2,0 hectare zal bedragen;
  • d. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
4.7.2 Compensatieregeling

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouwbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' en/of 'Agrarisch' ten behoeve van de bouw van een woonhuis ter compensatie van het verwijderen van bebouwing, mits

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast:
    • 1. voor de bouw van één nieuw woonhuis naast een bestaande bedrijfswoning;
    • 2. indien alle voormalige bedrijfsbebouwing wordt verwijderd met een gezamenlijke oppervlakte van ten minste 1.000 m²;
    • 3. indien alle bijbehorende (bedrijfsmatig te gebruiken) verharding wordt verwijderd;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 en/of 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. het bestemmingsvlak ter plaatse wordt verwijderd, waarbij onbebouwde als agrarische grond in gebruik zijnde delen van het bestemmingsvlak bestemd worden voor 'Agrarisch', zodat het bestemmingsvlak voor wonen kleiner kan zijn dan het bestemmingsvlak voor het glastuinbouwbedrijf;
  • d. de breedte van de beide woonpercelen aan de wegzijde ten minste 20,00 m bedraagt;
  • e. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied;
  • f. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • g. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, waaronder zichtlijnen en openheid, de cultuurhistorische waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.7.3 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouwbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Stolp' en/of 'Agrarisch' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 of 37 en/of 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsmatige glastuinbouwbedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. het bestemmingsvlak ter plaatse wordt verwijderd, waarbij onbebouwde als agrarische grond in gebruik zijnde delen van het bestemmingsvlak bestemd worden voor 'Agrarisch', zodat het bestemmingsvlak voor wonen kleiner kan zijn dan het bestemmingsvlak voor het glastuinbouwbedrijf;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft, waarbij geldt dat de vermindering feitelijk moet zijn uitgevoerd op het moment dat de verbouwing of herbouw van de resterende (bedrijfs-)bebouwing een aanvang neemt;
  • f. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.7.4 Wijziging naar niet-agrarische bedrijvigheid ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouwbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf', 'Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch hulpbedrijf' of 'Sport - Manege' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 6, 7, 8 of 29 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsmatige glastuinbouwbedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalige gebruikte bedrijfsgebouwen;
  • e. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Bedrijf' niet wordt toegepast voor bedrijven die zich richten op de fabrieksmatige productie van goederen;
  • f. er een bedrijfsplan wordt overlegd waarin de volwaardigheid en de economische duurzaamheid van de bedrijfsvestiging wordt aangetoond;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.7.5 Woningsplitsing stolp

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een bedrijfswoning in de vorm van een stolp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:

  • a. er wordt gesplitst in ten hoogste twee woningen, waarbij de splitsing noodzakelijk moet zijn in verband met de handhaving van de stolpboerderij en de karakteristieke eigenschappen van het gebouw;
  • b. in afwijking van sublid a wordt gesplitst in ten hoogste drie of vier woningen, indien sprake is van een stolpboerderij met een dubbel respectievelijk driedubbel vierkant, waarbij de splitsing noodzakelijk moet zijn in verband met de handhaving van de stolpboerderij en de karakteristieke eigenschappen van het gebouw;
  • c. vooraf advies is ingewonnen bij de Boerderijen Stichting Noord-Holland of een andere daarmee vergelijkbare onafhankelijke en ter zake deskundige;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke eigenschappen van de stolpboerderij;
  • e. er voldoende parkeergelegenheid is op het bijbehorende erf;
  • f. buitenopslag niet is toegestaan;
  • g. geen splitsing plaatsvindt tussen de woning en de opstallen;
  • h. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.7.6 Verwijderen aanduiding stolp vanwege afwijkende bouwvorm

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de stolp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" wordt verwijderd, mits:

  • a. de stolp teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor bedrijfswoningen in lid 4.2.1 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.4 Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf in de toelichting.

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van intensieve veehouderijbedrijven, al dan niet in combinatie met een andere agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde een intensief kwekerijbedrijf of een glastuinbouwbedrijf;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken.
5.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder a en e bedoelde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde intensieve veehouderijbedrijf worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak ten hoogste één bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning", in welk geval een tweede bedrijfswoning is toegestaan;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • f. bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen achter de achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • h. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   7,00   15   60   12,00  
Bedrijfswoning   250 m²   -   6,00   45   60   10,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   80 m²   3,00#   -   60   6,50  

# Geldt alleen voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken geldt dat de goothoogte ten hoogste de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning zal bedragen, vermeerderd met 0,25 m.

5.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken ten behoeve van paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een mestsilo of een mestbassin zal ten hoogste 5,00 m, exclusief afdekking, bedragen;
  • c. de doorsnede van mestsilo's zal ten hoogste 20,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij het ander bouwwerk wordt geplaatst op een dak in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van toegangspoorten ten hoogste 3,00 m zal bedragen en de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • f. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van voedersilo's zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder a in die zin dat bedrijfsgebouwen en overkappingen worden gebouwd ten behoeve van een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie, mits:

  • tevens de in lid 5.5.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
5.3.2 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een intensief veehouderijbedrijf, voor wat betreft de stalruimte, wordt vergroot, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt verleend als gevolg van milieumaatregelen en/of ten behoeve van de verbetering van het dierenwelzijn en het verbeteren van de milieusituatie ten behoeve van een duurzame ontwikkeling van het bedrijf;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.3 Afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder d in die zin dat de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg wordt verkleind, mits:

  • a. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.4 Afstand tot de zijdelingse perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder e in die zin dat de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen wordt verkleind, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.5 Bouwen achter de achtergevel van de bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder f in die zin dat bedrijfsgebouwen en overkappingen anders dan achter de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, indien door de ligging van de bestaande bedrijfswoning de bedrijfsvoering door handhaving van de situeringseis in onevenredige mate wordt aangetast, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.6 Afstand tot de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder g in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt verkleind, indien de bouwmogelijkheden op het perceel bij handhaving van de afstand van 3,00 m in onevenredige mate worden aangetast, mits:

  • a. het vrijliggende karakter van de zijgevel van de bedrijfswoning niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.7 Goot- en/of bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1. onder h in die zin dat de goothoogte en/of de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 8,00 m en/of 15,00 m, mits:

  • a. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend als gevolg van milieumaatregelen en/of ten behoeve van het verbeteren van het dierenwelzijn;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.8 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder a in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 5.5.3 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel tot een oppervlakte van 100 m² en anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat of er meer dan één huishouden in de bedrijfswoning woonachtig is;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, tenzij:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten minder bedraagt dan 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken binnen een bestemmingsvlak, met een maximum oppervlakte van 100 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • g. het gebruik van een tweede bouwlaag of meer voor het houden van dieren ten behoeve van een intensief veehouderijbedrijf;
  • h. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • i. het gebruik van gronden, gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de stikstofdepositie vanaf het betreffende agrarische bedrijf of de betreffende gronden, op het (de) maatgevende gevoelige Natura 2000-gebied(en), tenzij een Natuurbeschermingswetvergunning is afgegeven dan wel is aangetoond dat een Natuurbeschermingswetvergunning niet is vereist.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder a in die zin dat de uitoefening van een intensief veehouderijbedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 4 opgenomen bedrijvigheid dan wel met een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, mits:

  • a. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een bouwvlak;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. niet meer dan 25% van de bedrijfsgebouwen ten tijde van de verleende omgevingsvergunning wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie;
  • d. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning niet minder mag bedragen dan 75 m²;
  • e. er sprake is van een ligging aan een weg die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
  • f. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • g. alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid, waaronder opslag, binnen de bebouwing wordt ondergebracht. Bij boerengolf en kleinschalig kamperen mogen eveneens de bijbehorende gronden worden gebruikt;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5.2 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder c en/of f in die zin dat binnen bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken mogelijkheden voor mantelzorg, in de vorm van inwoning of een afhankelijke woonruimte, wordt toegestaan, mits:

  • a. mantelzorg uitsluitend plaatsvindt vanuit een onzelfstandige woonruimte;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte ten behoeve van de mantelzorg per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 70 m²;
  • d. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • e. er wordt voldaan aan de bouwtechnische eisen die gelden voor woningen;
  • f. er een indicatie is afgegeven door of vanwege de gemeente Koggenland;
  • g. binnen drie maanden na beëindiging van de mantelzorg de inrichting van de onzelfstandige woonruimte ongeschikt is gemaakt voor bewoning.
5.5.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder h in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak uitsluitend voor het hobbymatige gebruik (inclusief uitrijbak), mits:

  • a. de paardrijbak achter (het verlengde van) de achtergevel en direct aansluitend op het perceelsgedeelte achter de bedrijfswoning wordt aangelegd;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
  • c. verlichting is toegestaan onder de voorwaarden dat de verlichting objectgericht is, niet buiten de perceelsgrenzen schijnt en niet brandt tussen 21.00 uur en zonsopgang;
  • d. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand van dichtstbijgelegen punt van de paardrijbak 50 m tot de woning).
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijziging naar agrarisch bedrijf

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij ter plaatse de aanduiding "bouwvlak" wordt aangebracht, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals omschreven in bijlage 1;
  • c. de omvang van het bouwvlak maximaal 2,0 hectare zal bedragen;
  • d. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
5.6.2 Compensatieregeling

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' en/of 'Agrarisch' ten behoeve van de bouw van een woonhuis ter compensatie van het verwijderen van bebouwing, mits

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast:
    • 1. voor de bouw van één nieuw woonhuis naast een bestaande bedrijfswoning;
    • 2. indien alle voormalige bedrijfsbebouwing wordt verwijderd met een gezamenlijke oppervlakte van ten minste 1.000 m²;
    • 3. indien alle bijbehorende (bedrijfsmatig te gebruiken) verharding wordt verwijderd;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 en/of 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. het bestemmingsvlak ter plaatse wordt verwijderd, waarbij onbebouwde als agrarische grond in gebruik zijnde delen van het bestemmingsvlak bestemd worden voor 'Agrarisch', zodat het bestemmingsvlak voor wonen kleiner kan zijn dan het bestemmingsvlak voor het intensief veehouderijbedrijf;
  • d. de breedte van de beide woonpercelen aan de wegzijde ten minste 20,00 m bedraagt;
  • e. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied;
  • f. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • g. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, waaronder zichtlijnen en openheid, de cultuurhistorische waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.6.3 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' en/of 'Agrarisch', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 en/of 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. het bestemmingsvlak ter plaatse wordt verwijderd, waarbij onbebouwde als agrarische grond in gebruik zijnde delen van het bestemmingsvlak bestemd worden voor 'Agrarisch', zodat het bestemmingsvlak voor wonen kleiner kan zijn dan het bestemmingsvlak voor het intensief veehouderijbedrijf;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft, waarbij geldt dat de vermindering feitelijk moet zijn uitgevoerd op het moment dat de verbouwing of herbouw van de resterende (bedrijfs-)bebouwing een aanvang neemt;
  • f. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.6.4 Wijziging naar niet-agrarische bedrijvigheid ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf', 'Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch hulpbedrijf' of 'Sport - Manege' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 6, 7, 8 of 29 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het bouwvlak ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalige agrarisch gebruikte gebouwen;
  • e. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Bedrijf' niet wordt toegepast voor bedrijven die zich richten op de fabrieksmatige productie van goederen;
  • f. er een bedrijfsplan wordt overlegd waarin de volwaardigheid en de economische duurzaamheid van de bedrijfsvestiging wordt aangetoond;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.5 Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf in de toelichting.

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van volwaardige gebruiksgerichte paardenhouderijbedrijven, al dan niet in combinatie met een agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde een intensief kwekerijbedrijf, een intensief veehouderijbedrijf of een glastuinbouwbedrijf;
  • b. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van volwaardige gebruiksgerichte paardenhouderijbedrijven, al dan niet in combinatie met een agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde een intensief kwekerijbedrijf, een intensief veehouderijbedrijf of een glastuinbouwbedrijf en een tuinverzorgingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - tuinverzorgingsbedrijf";

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. andere bouwwerken, waaronder paardrijbakken, tredmolens en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van het houden van paarden.
6.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder a, b en f bedoelde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde paardenhouderijbedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 60% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • f. bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen achter de achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • h. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   7,00   15   60   12,00  
Bedrijfswoning   250 m²   -   6,00   45   60   10,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   80 m²   3,00#   -   60   6,50  

# Geldt alleen voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken geldt dat de goothoogte ten hoogste de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning zal bedragen, vermeerderd met 0,25 m.

6.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een mestsilo of een mestbassin zal ten hoogste 5,00 m, exclusief afdekking, bedragen;
  • b. de doorsnede van mestsilo's zal ten hoogste 20,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij het ander bouwwerk wordt geplaatst op een dak in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van toegangspoorten ten hoogste 3,00 m zal bedragen en de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • e. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van voedersilo's zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder d in die zin dat de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg wordt verkleind, mits:

  • a. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.3.2 Afstand tot de zijdelingse perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder e in die zin dat de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen wordt verkleind, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.3.3 Bouwen achter de achtergevel van de bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder f in die zin dat bedrijfsgebouwen en overkappingen anders dan achter de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, indien door de ligging van de bestaande bedrijfswoning de bedrijfsvoering door handhaving van de situeringseis in onevenredige mate wordt aangetast, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.3.4 Afstand tot de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder g in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt verkleind, indien de bouwmogelijkheden op het perceel bij handhaving van de afstand van 3,00 m in onevenredige mate worden aangetast, mits:

  • a. het vrijliggende karakter van de zijgevel van de bedrijfswoning niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.3.5 Goot- en/of bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1. onder h in die zin dat de goothoogte en/of de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 8,00 m en/of 15,00 m, mits:

  • a. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend als gevolg van milieumaatregelen en/of ten behoeve van het verbeteren van het dierenwelzijn;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel tot een oppervlakte van 100 m² en anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat of er meer dan één huishouden in de bedrijfswoning woonachtig is;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, tenzij:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten minder bedraagt dan 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken binnen een bestemmingsvlak, met een maximum oppervlakte van 100 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden en manege-activiteiten;
  • g. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • h. het gebruik van gronden, gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de stikstofdepositie vanaf het betreffende agrarische bedrijf of de betreffende gronden, op het (de) maatgevende gevoelige Natura 2000-gebied(en), tenzij een Natuurbeschermingswetvergunning is afgegeven dan wel is aangetoond dat een Natuurbeschermingswetvergunning niet is vereist.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4 onder a in die zin dat de uitoefening van een paardenhouderijbedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 4 opgenomen bedrijvigheid, mits:

  • a. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • b. niet meer dan 25% van de bedrijfsgebouwen ten tijde van de verleende omgevingsvergunning wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie;
  • c. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning niet minder mag bedragen dan 75 m²;
  • d. er sprake is van een ligging aan een weg die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
  • e. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • f. alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid, waaronder opslag, binnen de bestaande bebouwing wordt ondergebracht. Bij boerengolf en kleinschalig kamperen mogen eveneens de bijbehorende gronden worden gebruikt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.5.2 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4 onder c en/of g in die zin dat binnen bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken mogelijkheden voor mantelzorg, in de vorm van inwoning of een afhankelijke woonruimte, wordt toegestaan, mits:

  • a. mantelzorg uitsluitend plaatsvindt vanuit een onzelfstandige woonruimte;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte ten behoeve van de mantelzorg per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 70 m²;
  • d. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • e. er wordt voldaan aan de bouwtechnische eisen die gelden voor woningen;
  • f. er een indicatie is afgegeven door of vanwege de gemeente Koggenland;
  • g. binnen drie maanden na beëindiging van de mantelzorg de inrichting van de onzelfstandige woonruimte ongeschikt is gemaakt voor bewoning.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
6.6.1 Wijziging naar agrarisch bedrijf

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij ter plaatse de aanduiding "bouwvlak" wordt aangebracht, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals omschreven in bijlage 1;
  • c. de omvang van het bouwvlak maximaal 2,0 hectare zal bedragen;
  • d. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
6.6.2 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' en/of 'Agrarisch', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 en/of 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. het bestemmingsvlak ter plaatse wordt verwijderd, waarbij onbebouwde als agrarische grond in gebruik zijnde delen van het bestemmingsvlak bestemd worden voor 'Agrarisch', zodat het bestemmingsvlak voor wonen kleiner kan zijn dan het bestemmingsvlak voor het paardenhouderijbedrijf;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft, waarbij geldt dat de vermindering feitelijk moet zijn uitgevoerd op het moment dat de verbouwing of herbouw van de resterende (bedrijfs-)bebouwing een aanvang neemt;
  • f. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.6.3 Wijziging naar niet-agrarische bedrijvigheid ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch hulpbedrijf' of 'Sport - Manege' ten behoeve van een functieverandering van een bouwvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 7, 8 of 29 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het bouwvlak ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalige agrarisch gebruikte gebouwen;
  • e. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Bedrijf' niet wordt toegepast voor bedrijven die zich richten op de fabrieksmatige productie van goederen;
  • f. er een bedrijfsplan wordt overlegd waarin de volwaardigheid en de economische duurzaamheid van de bedrijfsvestiging wordt aangetoond;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Bedrijf

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.6 Bedrijf in de toelichting.

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen, ten behoeve van bedrijven, welke zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, alsmede de bedrijven die per adres zijn omschreven in bijlage 3, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. bedrijfsgebouwen uitsluitend ten behoeve van inpandige opslag, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - inpandige opslag";
  • c. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van de aan- en verkoop, reparatie en service van en aan motorvoertuigen, ter plaatse van de aanduiding "garage";
  • d. composteerinstallaties voor het composteren van groen en tuinafval, met bijbehorende opslag van schone grond, verhardingsmateriaal en veegvuil, alsmede gebouwen ten behoeve van een oefenunit van de brandweer, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - composteerinstallatie";
  • e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg";
  • f. een vulpunt voor lpg, ter plaatse van de aanduiding "vulpunt lpg";
  • g. een afleverzuil voor lpg, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg";
  • h. opslag voor lpg, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg";
  • i. het behoud, het herstel en de ontwikkelingen van stolpen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp";

met daaraan ondergeschikt:

  • j. een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie";
  • k. een museum voor klassieke vrachtauto's, ter plaatse van de aanduiding "museum";
  • l. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • m. wegen en paden;
  • n. water;

met de daarbijbehorende:

  • o. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten, waarbij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" bedrijfswoningen die gebouwd zijn in de vorm van een stolp;
  • p. tuinen, erven en terreinen;
  • q. andere bouwwerken;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

7.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 7.1 onder a,b, c en o bedoelde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de ter plaatse gevestigde bedrijvigheid worden gebouwd;
  • b. indien en voorzover ter plaatse de aanduiding "bouwvlak" is opgenomen, zullen de gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan per adres in Bijlage 5 is opgenomen, tenzij:
    • 1. er sprake is van gedurende de planperiode vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte ten tijde van de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zal bedragen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - oppervlakteregeling" in welk geval de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste de bestaande oppervlakte vermeerderd met 700 m² zal bedragen;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • f. de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • g. bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen achter de achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • h. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • i. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   7,00   15   60   10,00+  
Bedrijfswoning*   250 m²*   -   6,00*   45*   60*   10,00*  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   80 m²   3,00#   -   60   6,50  

* tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", in welk geval de volgende bouwregels gelden:

- een stolp zal uitsluitend worden gebouwd,   ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp";

- de oppervlakte, de goothoogte en de dakhelling van een stolp zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, de goothoogte en de dakhelling bedragen.

+ de bouwhoogte van een luifel ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg" zal ten hoogste 5,50 m bedragen

# Geldt alleen voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken geldt dat de goothoogte ten hoogste de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning zal bedragen, vermeerderd met 0,25 m.

7.2.2 Gebouwen ten behoeve van een oefenunit

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een oefenunit zoals genoemd in lid 7.1 onder d gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 250 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
7.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken ten behoeve van paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij het ander bouwwerk wordt geplaatst op een dak in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van toegangspoorten ten hoogste 3,00 m zal bedragen en de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder d in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen per bestemmingsvlak wordt vergroot, mits:

  • a. deze afwijkingsbevoegdheid niet wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - inpandige opslag";
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 115% van de per adres in Bijlage 5 opgenomen gezamenlijke oppervlakte zal bedragen;
  • c. de vergroting noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de bedrijfsactiviteiten;
  • d. deze afwijkingsbevoegdheid niet wordt toegepast op percelen waar na het beëindigen van de agrarische bedrijvigheid de bestemming van de gronden is omgezet naar 'Bedrijf'. In die gevallen moeten de bedrijfsactiviteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing op het moment van wijziging en mag er geen nieuwe bebouwing worden opgericht;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.3.2 Afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder e in die zin dat de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg wordt verkleind, mits:

  • a. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.3.3 Afstand tot de zijdelingse perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder f in die zin dat de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen wordt verkleind, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.3.4 Bouwen achter de achtergevel van de bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder g in die zin dat bedrijfsgebouwen en overkappingen anders dan achter de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, indien door de ligging van de bestaande bedrijfswoning de bedrijfsvoering door handhaving van de situeringseis in onevenredige mate wordt aangetast, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.3.5 Afstand tot de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder h in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt verkleind, indien de bouwmogelijkheden op het perceel bij handhaving van de afstand van 3,00 m in onevenredige mate worden aangetast, mits:

  • a. het vrijliggende karakter van de zijgevel van de bedrijfswoning niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.3.6 Afwijken maatvoeringen stolpen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder i in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp.
7.3.7 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.3 onder a in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 7.5.4 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere bedrijvigheid dan bedoeld in lid 7.1;
  • b. het opslaan en/of stallen van producten, materiaal, en naar de aard daarmee gelijk te stellen goederen buiten de bedrijfsgebouwen, anders dan ten behoeve van het op hetzelfde perceel gevestigde bedrijf en de op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijfsactiviteiten. Deze uitzondering is niet van toepassing bij bedrijven die zich hebben gevestigd in vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen en ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van bedrijf - inpandige opslag" en "specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - buitenopslag";
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan:
    • 1. de verkoop van motorbrandstoffen en bijbehorende accessoires ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg";
    • 2. productiegebonden detailhandel tot een oppervlakte van 100 m²;
    • 3. waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • d. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat of er meer dan één huishouden in de bedrijfswoning woonachtig is;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, tenzij:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten minder bedraagt dan 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken binnen een bestemmingsvlak, met een maximum oppervlakte van 100 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • g. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • h. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • i. het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - specifieke regeling" voor meer dan vier zelfstandige bedrijven.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Gelijkwaardige bedrijvigheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.4 onder a in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor bedrijven welke naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de genoemde bedrijven, mits:

  • a. het niet betreft detailhandelsbedrijven, geluidzoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. zwaar verkeer of veel verkeer aantrekkende bedrijvigheid uitsluitend aan wegen die daarop zijn berekend, gevestigd wordt;
  • c. de aanwezige woonfunctie bij het bedrijf wordt gehandhaafd;
  • d. de bedrijfsvestiging plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.5.2 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.4 onder d en/of g in die zin dat binnen bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken mogelijkheden voor mantelzorg, in de vorm van inwoning of een afhankelijke woonruimte, wordt toegestaan, mits:

  • a. mantelzorg uitsluitend plaatsvindt vanuit een onzelfstandige woonruimte;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte ten behoeve van de mantelzorg per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 70 m²;
  • d. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • e. er wordt voldaan aan de bouwtechnische eisen die gelden voor woningen;
  • f. er een indicatie is afgegeven door of vanwege de gemeente Koggenland;
  • g. binnen drie maanden na beëindiging van de mantelzorg de inrichting van de onzelfstandige woonruimte ongeschikt is gemaakt voor bewoning.
7.5.3 Bed and breakfast

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.4 onder d in die zin dat een gebouw in combinatie met het wonen wordt gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:

  • a. er per bestemmingsvlak ten hoogste 6 logieskamers ten behoeve van de recreatieve bewoning worden ingericht;
  • b. de oppervlakte per logieskamer ten hoogste 30 m² zal bedragen;
  • c. er in of nabij de logieskamers geen zelfstandige kookruimtes worden aangebracht;
  • d. er een nachtregister wordt bijgehouden;
  • e. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.5.4 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.4 onder h in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak uitsluitend voor het hobbymatige gebruik (inclusief uitrijbak), mits:

  • a. de paardrijbak achter (het verlengde van) de achtergevel en direct aansluitend op het perceelsgedeelte achter de bedrijfswoning wordt aangelegd;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
  • c. verlichting is toegestaan onder de voorwaarden dat de verlichting objectgericht is, niet buiten de perceelsgrenzen schijnt en niet brandt tussen 21.00 uur en zonsopgang;
  • d. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand van dichtstbijgelegen punt van de paardrijbak 50 m tot de woning).
7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het (gedeeltelijk) verwijderen van een stolp voorzover de gronden zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp".
7.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 7.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
7.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een stolp betreft die op zichzelf niet karakteristiek zijn en waarbij door verwijdering daarvan de karakteristieke hoofdvorm van de stolp niet onevenredig wordt aangetast.
7.7 Wijzigingsbevoegdheid
7.7.1 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen per bestemmingsvlak wordt vergroot, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid niet wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - inpandige opslag";
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast op percelen waar een vergroting ruimtelijk en functioneel passend is in de omgeving;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 200% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte zal bedragen;
  • d. de vergroting noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de bedrijfsactiviteiten;
  • e. deze wijzigingsbevoegdheid niet wordt toegepast op percelen waar na het beëindigen van de agrarische bedrijvigheid de bestemming van de gronden is omgezet naar 'Bedrijf'. In die gevallen moeten de bedrijfsactiviteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing op het moment van wijziging en mag er geen nieuwe bebouwing worden opgericht;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.7.2 Compensatieregeling

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' en/of 'Agrarisch' ten behoeve van de bouw van een woonhuis ter compensatie van het verwijderen van bebouwing, mits

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast:
    • 1. voor de bouw van één nieuw woonhuis naast een bestaande bedrijfswoning;
    • 2. indien alle voormalige bedrijfsbebouwing wordt verwijderd met een gezamenlijke oppervlakte van ten minste 1.000 m²;
    • 3. indien alle bijbehorende (bedrijfsmatig te gebruiken) verharding wordt verwijderd;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 en/of 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. het bestemmingsvlak ter plaatse wordt verwijderd, waarbij onbebouwde als agrarische grond in gebruik zijnde delen van het bestemmingsvlak bestemd worden voor 'Agrarisch', zodat het bestemmingsvlak voor wonen kleiner kan zijn dan het bestemmingsvlak voor het bedrijf;
  • d. de breedte van de beide woonpercelen aan de wegzijde ten minste 20,00 m bedraagt;
  • e. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied;
  • f. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • g. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, waaronder zichtlijnen en openheid, de cultuurhistorische waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.7.3 Woningsplitsing stolp

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een bedrijfswoning in de vorm van een stolp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:

  • a. er wordt gesplitst in ten hoogste twee woningen, waarbij de splitsing noodzakelijk moet zijn in verband met de handhaving van de stolpboerderij en de karakteristieke eigenschappen van het gebouw;
  • b. in afwijking van sublid a wordt gesplitst in ten hoogste drie of vier woningen, indien sprake is van een stolpboerderij met een dubbel respectievelijk driedubbel vierkant, waarbij de splitsing noodzakelijk moet zijn in verband met de handhaving van de stolpboerderij en de karakteristieke eigenschappen van het gebouw;
  • c. vooraf advies is ingewonnen bij de Boerderijen Stichting Noord-Holland of een andere daarmee vergelijkbare onafhankelijke en ter zake deskundige;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke eigenschappen van de stolpboerderij;
  • e. er voldoende parkeergelegenheid is op het bijbehorende erf;
  • f. buitenopslag niet is toegestaan;
  • g. geen splitsing plaatsvindt tussen de woning en de opstallen;
  • h. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.7.4 Verwijderen aanduiding stolp vanwege afwijkende bouwvorm

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de stolp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" wordt verwijderd, mits:

  • a. de stolp teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor bedrijfswoningen in lid 7.2.1 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.7.5 Wijziging naar agrarisch bedrijf

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij ter plaatse de aanduiding "bouwvlak" wordt aangebracht, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals omschreven in bijlage 1;
  • c. de omvang van het bouwvlak maximaal 2 hectare zal bedragen;
  • d. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
7.7.6 Wijziging naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf', tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of Wonen - Stolp', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 of 37 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • e. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft, waarbij geldt dat de vermindering feitelijk moet zijn uitgevoerd op het moment dat de verbouwing of herbouw van de resterende (bedrijfs-)bebouwing een aanvang neemt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 8 Bedrijf - Agrarisch hulpbedrijf

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.7 Bedrijf - Agrarisch hulpbedrijf in de toelichting.

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Agrarisch hulpbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een agrarisch hulpbedrijf, al dan niet in combinatie met een agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde een intensief kwekerijbedrijf, een intensief veehouderijbedrijf of een glastuinbouwbedrijf;
  • b. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een agrarisch hulpbedrijf, al dan niet in combinatie met een agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde een intensief kwekerijbedrijf, een intensief veehouderijbedrijf of een glastuinbouwbedrijf, alsmede een bollennetspoelerij, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bollennetspoelerij";
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkelingen van stolpen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp";

met daaraan ondergeschikt:

  • d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • e. wegen en paden;
  • f. water;

met de daarbijbehorende:

  • g. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten, waarbij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" bedrijfswoningen die gebouwd zijn in de vorm van een stolp;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. andere bouwwerken.
8.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

8.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

  • er zullen geen bouwwerken worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing".
8.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 8.1 onder a, b en g bedoelde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch hulpbedrijf worden gebouwd;
  • b. indien en voorzover ter plaatse de aanduiding "bouwvlak" is opgenomen, zullen de gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan per adres in Bijlage 5 is opgenomen, tenzij er sprake is van gedurende de planperiode vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte ten tijde van de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zal bedragen;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • f. de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • g. bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen achter de achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • h. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • i. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   7,00   15   60   10,00+  
Bedrijfswoning*   250 m²*   -   6,00*   45*   60*   10,00*  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   80 m²   3,00#   -   60   6,50  

+ tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bollennetspoelerij", in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m zal bedragen

* tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", in welk geval de volgende bouwregels gelden:

- een stolp zal uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp";

- de oppervlakte, de goothoogte en de dakhelling van een stolp zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, de goothoogte en de dakhelling bedragen.

# Geldt alleen voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken geldt dat de goothoogte ten hoogste de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning zal bedragen, vermeerderd met 0,25 m.

8.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken ten behoeve van paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij het ander bouwwerk wordt geplaatst op een dak in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van toegangspoorten ten hoogste 3,00 m zal bedragen en de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.2 onder d in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen per bestemmingsvlak wordt vergroot, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 115% van de per adres in Bijlage 5 opgenomen gezamenlijke oppervlakte zal bedragen;
  • b. de vergroting noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de bedrijfsactiviteiten;
  • c. deze afwijkingsbevoegdheid niet wordt toegepast op percelen waar na het beëindigen van de agrarische bedrijvigheid binnen de planperiode de bestemming van de gronden is omgezet naar 'Bedrijf - Agrarisch hulpbedrijf'. In die gevallen moeten de bedrijfsactiviteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing op het moment van wijziging en mag er geen nieuwe bebouwing worden opgericht;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.3.2 Afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.2 onder e in die zin dat de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg wordt verkleind, mits:

  • a. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.3.3 Afstand tot de zijdelingse perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.2 onder f in die zin dat de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen wordt verkleind, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.3.4 Bouwen achter de achtergevel van de bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.2 onder g in die zin dat bedrijfsgebouwen en overkappingen anders dan achter de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, indien door de ligging van de bestaande bedrijfswoning de bedrijfsvoering door handhaving van de situeringseis in onevenredige mate wordt aangetast, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.3.5 Afstand tot de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.2 onder h in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt verkleind, indien de bouwmogelijkheden op het perceel bij handhaving van de afstand van 3,00 m in onevenredige mate worden aangetast, mits:

  • a. het vrijliggende karakter van de zijgevel van de bedrijfswoning niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.3.6 Afwijken maatvoeringen stolpen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.2 onder i in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de stolp, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp.
8.3.7 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.3 onder a in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 8.5.3 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel tot een oppervlakte van 100 m² en anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • b. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat of er meer dan één huishouden in de bedrijfswoning woonachtig is;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, tenzij:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten minder bedraagt dan 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken binnen een bestemmingsvlak, met een maximum oppervlakte van 100 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • f. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.4 onder b en/of e in die zin dat binnen bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken mogelijkheden voor mantelzorg, in de vorm van inwoning of een afhankelijke woonruimte, wordt toegestaan, mits:

  • a. mantelzorg uitsluitend plaatsvindt vanuit een onzelfstandige woonruimte;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte ten behoeve van de mantelzorg per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 70 m²;
  • d. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • e. er wordt voldaan aan de bouwtechnische eisen die gelden voor woningen;
  • f. er een indicatie is afgegeven door of vanwege de gemeente Koggenland;
  • g. binnen drie maanden na beëindiging van de mantelzorg de inrichting van de onzelfstandige woonruimte ongeschikt is gemaakt voor bewoning.
8.5.2 Bed and breakfast

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.4 onder d in die zin dat een gebouw in combinatie met het wonen wordt gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:

  • a. er per bestemmingsvlak ten hoogste 6 logieskamers ten behoeve van de recreatieve bewoning worden ingericht;
  • b. de oppervlakte per logieskamer ten hoogste 30 m² zal bedragen;
  • c. er in of nabij de logieskamers geen zelfstandige kookruimtes worden aangebracht;
  • d. er een nachtregister wordt bijgehouden;
  • e. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.5.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.4 onder f in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak uitsluitend voor het hobbymatige gebruik (inclusief uitrijbak), mits:

  • a. de paardrijbak achter (het verlengde van) de achtergevel en direct aansluitend op het perceelsgedeelte achter de bedrijfswoning wordt aangelegd;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
  • c. verlichting is toegestaan onder de voorwaarden dat de verlichting objectgericht is, niet buiten de perceelsgrenzen schijnt en niet brandt tussen 21.00 uur en zonsopgang;
  • d. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand van dichtstbijgelegen punt van de paardrijbak 50 m tot de woning).
8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.6.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het (gedeeltelijk) verwijderen van een stolp ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp".
8.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 8.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
8.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een stolp betreft, die op zichzelf niet als waardevol vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de waardevolle hoofdvorm plaatsvindt.
8.7 Wijzigingsbevoegdheid
8.7.1 Wijziging naar agrarisch bedrijf

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch hulpbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij ter plaatse de aanduiding "bouwvlak" wordt aangebracht, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals omschreven in bijlage 1;
  • c. de omvang van het bouwvlak maximaal 2,0 hectare zal bedragen;
  • d. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
8.7.2 Wijzigen naar bedrijf

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch hulpbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 7 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de agrarische hulpbedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.7.3 Wijziging naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch hulpbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de agrarische hulpbedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • e. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft, waarbij geldt dat de vermindering feitelijk moet zijn uitgevoerd op het moment dat de verbouwing of herbouw van de resterende (bedrijfs-)bebouwing een aanvang neemt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.7.4 Woningsplitsing stolp

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een bedrijfswoning in de vorm van een stolp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:

  • a. er wordt gesplitst in ten hoogste twee woningen, waarbij de splitsing noodzakelijk moet zijn in verband met de handhaving van de stolpboerderij en de karakteristieke eigenschappen van het gebouw;
  • b. in afwijking van sublid a wordt gesplitst in ten hoogste drie of vier woningen, indien sprake is van een stolpboerderij met een dubbel respectievelijk driedubbel vierkant, waarbij de splitsing noodzakelijk moet zijn in verband met de handhaving van de stolpboerderij en de karakteristieke eigenschappen van het gebouw;
  • c. vooraf advies is ingewonnen bij de Boerderijen Stichting Noord-Holland of een andere daarmee vergelijkbare onafhankelijke en ter zake deskundige;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke eigenschappen van de stolpboerderij;
  • e. er voldoende parkeergelegenheid is op het bijbehorende erf;
  • f. buitenopslag niet is toegestaan;
  • g. geen splitsing plaatsvindt tussen de woning en de opstallen;
  • h. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.7.5 Verwijderen aanduiding stolp vanwege afwijkende bouwvorm

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de stolp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" wordt verwijderd, mits:

  • a. de stolp teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor bedrijfswoningen in lid 8.2.2 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Bedrijf - Baggerspeciedepot

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.8 Bedrijf - Baggerspeciedepot in de toelichting.

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Baggerspeciedepot' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een baggerspeciedepot;

met de daarbijbehorende:

  • b. wegen en paden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. andere bouwwerken.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

9.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

Artikel 10 Bedrijf - Nutsvoorziening

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.9 Bedrijf - Nutsvoorziening in de toelichting.

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van de waterhuishouding, de energievoorziening, de gasontvangst, afsluiterschema's, en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare nutsvoorzieningen, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. een antennemast, ter plaatse van de aanduiding "antennemast";

met de daarbijbehorende:

  • c. terreinen;
  • d. andere bouwwerken.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde nutsvoorziening worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak ten hoogste 100 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • e. er zullen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.
10.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van een antennemast, ter plaatse van de aanduiding "antennemast", zal ten hoogste 30,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

Artikel 11 Bedrijf - Rioolwaterzuivering

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.10 Bedrijf - Rioolwaterzuivering in de toelichting.

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Rioolwaterzuivering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een rioolwaterzuiveringsinstallatie, niet zijnde een risicovolle inrichting en/of een vuurwerkbedrijf;

waarbij een goede inpassing in het omringende landschap wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

  • b. terreinen;
  • c. wegen en paden;
  • d. andere bouwwerken.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde rioolwaterzuiveringsbedrijf worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste de per adres in Bijlage 5 opgenomen oppervlakte bedragen;
  • c. de afstand van een gebouw of overkapping ten opzichte van de bestemmingsgrens zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • d. de goothoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 7,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 9,00 m bedragen;
  • f. er zullen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.
11.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van de andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Vergroten bebouwingspercentage

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.1 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 115% van de per adres in Bijlage 5 opgenomen oppervlakte bedragen, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie in het omringende gebied, het bebouwingsbeeld, de landschappelijke inpassing en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.3.2 Afstand gebouwen tot bestemmingsgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.1 onder c in die zin dat de afstand van de gebouwen tot de bestemmingsgrens wordt verkleind of dat gebouwen tot op de bestemmingsgrens worden gebouwd, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie in het omringende gebied, het bebouwingsbeeld, de landschappelijke inpassing en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.3.3 Vergroten bouwhoogte andere bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.2 onder c in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 20,00 m, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke inpassing en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het planten en/of rooien van beplanting en houtgewas.
11.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 11.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds rechtmatig in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
11.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke inpassing in de omgeving.

Artikel 12 Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.11 Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffenin de toelichting.

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg, met de daarbij behorende gebouwen en overkappingen, een autowasstraat en detailhandel in de bij een verkooppunt behorende accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen, alsmede de bij een verkooppunt gebruikelijke voedings- en genotmiddelen, kranten, tijdschriften, snijbloemen, en dergelijke;
  • b. een afleverzuil voor lpg, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg";

met de daarbijbehorende:

  • c. terreinen;
  • d. wegen en paden;
  • e. andere bouwwerken.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 12.2 onder a bedoelde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde verkooppunt van motorbrandstoffen worden gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste de per adres in Bijlage 5 opgenomen oppervlakte bedragen;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • e. er zullen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.
12.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Vergroten bebouwingspercentage

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 115% van de per adres in Bijlage 5 opgenomen oppervlakte bedragen, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie in het omringende gebied, het bebouwingsbeeld, de landschappelijke inpassing en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 13 Cultuur en ontspanning

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. een speelparadijs;
    • 2. een buitenschoolse opvang;
  • b. een bedrijfswoning;
  • c. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. wegen en paden;
  • f. water;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. andere bouwwerken.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 13.1 onder a en b genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw of een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. er zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning zal ten hoogste 650 m³ bedragen;
  • d. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • f. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 45º en ten hoogste 60º bedragen;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 2.000 m² bedragen;
  • h. de goothoogte van een bedrijfsgebouw of een overkapping zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • i. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw of een overkapping zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • j. de dakhelling van een bedrijfsgebouw of een overkapping zal ten minste 30º en ten hoogste 45º bedragen.
13.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,50 m achter (het verlengde van) de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken zal, per bedrijfswoning, ten hoogste 80 m² bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b mogen bovendien hobbykasjes worden gebouwd, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van hobbykasjes per bedrijfswoning ten hoogste 12 m² zal bedragen;
  • d. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd, vermeerderd met 0,25 m;
  • e. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • f. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen worden voorzien van een plat dak dan wel van een kap, met dien verstande dat ingeval van een kap de dakhelling gelijk zal zijn aan de dakhelling van de bedrijfswoning waaraan of waarbij wordt gebouwd.
13.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van toegangspoorten zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bowlingbaan;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca tenzij het horeca betreft die ondergeschikt is aan de lid 13.1 sub a genoemde doeleinden;
  • d. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning.
13.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.3 sub b in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van een bowlingbaan.

Artikel 14 Cultuur en ontspanning - Molen

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.13 Cultuur en ontspanning - Molen in de toelichting.

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een molen al dan niet in combinatie met het inpandig wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bijbehorende bouwwerken bij een molen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. overige andere bouwwerken;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

14.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de molenfunctie zijn toegevoegd.

14.2.1 Molen

Voor het bouwen van een molen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak zal ten hoogste één molen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een molen zal ten hoogste 25,00 m bedragen.
14.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij een molen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een molen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken bij een molen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de molen dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een molen zal ten hoogste 80 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 60º bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen.
14.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken ten behoeve van paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij het ander bouwwerk wordt geplaatst op een dak in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van toegangspoorten ten hoogste 3,00 m zal bedragen en de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Afstand tot de naar de weg gekeerde gevel(s) van de molen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2.2 onder a in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de molen dan wel het verlengde daarvan wordt verkleind, indien de bouwmogelijkheden op het perceel bij handhaving van de afstand van 3,00 m in onevenredige mate worden aangetast, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.3.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2.3. onder a in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens in lid 14.5.2. bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, met uitzondering van een theeschenkerij binnen de bebouwing met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
  • c. het gebruik van een molen voor het wonen zodanig dat er meer dan één woning ontstaat of er meer dan één huishouden in de bedrijfswoning woonachtig is;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in een molen en bijbehorende bouwwerken, tenzij:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten minder bedraagt dan 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de molen met bijbehorende bouwwerken binnen een bestemmingsvlak, met een maximum oppervlakte van 100 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van de molen is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • f. het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij een molen voor bewoning;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
14.5.1 Bed and breakfast

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.4 onder e in die zin dat een gebouw in combinatie met het wonen wordt gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:

  • a. er per bestemmingsvlak ten hoogste 6 logieskamers ten behoeve van de recreatieve bewoning worden ingericht;
  • b. de oppervlakte per logieskamer ten hoogste 30 m² zal bedragen;
  • c. er in of nabij de logieskamers geen zelfstandige kookruimtes worden aangebracht;
  • d. er een nachtregister wordt bijgehouden;
  • e. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.5.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.4 onder g in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak uitsluitend voor het hobbymatige gebruik (inclusief uitrijbak), mits:

  • a. de paardrijbak achter (het verlengde van) de achtergevel en direct aansluitend op het perceelsgedeelte achter de molen wordt aangelegd;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
  • c. verlichting is toegestaan onder de voorwaarden dat de verlichting objectgericht is, niet buiten de perceelsgrenzen schijnt en niet brandt tussen 21.00 uur en zonsopgang;
  • d. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand van dichtstbijgelegen punt van de paardrijbak 50 m tot de woning).
14.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.6.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het (gedeeltelijk) verwijderen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
14.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 14.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
14.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 15 Detailhandel

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.14 Detailhandel in de toelichting.

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van detailhandelsbedrijven;
  • b. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel volumineus";

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. andere bouwwerken.
15.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

15.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 15.1 onder a, b en f bedoelde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde detailhandelsbedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan per adres in Bijlage 5 is opgenomen;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • f. bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen achter de achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • h. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamen-lijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   7,00   15   60   10,00  
Bedrijfswoning   250 m²   -   6,00   45   60   10,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   80 m²   3,00#   -   60   6,50  

# Geldt alleen voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken geldt dat de goothoogte ten hoogste de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning zal bedragen, vermeerderd met 0,25 m.

15.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van overige andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken ten behoeve van paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij het ander bouwwerk wordt geplaatst op een dak in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van toegangspoorten ten hoogste 3,00 m zal bedragen en de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen per bestemmingsvlak wordt vergroot, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 115% van de per adres in Bijlage 5 opgenomen oppervlakte zal bedragen;
  • b. de vergroting noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de detailhandelsactiviteiten;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.3.2 Afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2.1 onder d in die zin dat de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg wordt verkleind, mits:

  • a. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.3.3 Afstand tot de zijdelingse perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2.1 onder e in die zin dat de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen wordt verkleind, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.3.4 Bouwen achter de achtergevel van de bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2.1 onder f in die zin dat bedrijfsgebouwen en overkappingen anders dan achter de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, indien door de ligging van de bestaande bedrijfswoning de bedrijfsvoering door handhaving van de situeringseis in onevenredige mate wordt aangetast, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.3.5 Afstand tot de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2.1 onder g in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt verkleind, indien de bouwmogelijkheden op het perceel bij handhaving van de afstand van 3,00 m in onevenredige mate worden aangetast, mits:

  • a. het vrijliggende karakter van de zijgevel van de bedrijfswoning niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.3.6 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2.2 onder a in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 15.5.3 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat of er meer dan één huishouden in de bedrijfswoning woonachtig is;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, tenzij:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten minder bedraagt dan 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken binnen een bestemmingsvlak, met een maximum oppervlakte van 100 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • e. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
15.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.4 onder a en/of d in die zin dat binnen bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken mogelijkheden voor mantelzorg, in de vorm van inwoning of een afhankelijke woonruimte, wordt toegestaan, mits:

  • a. mantelzorg uitsluitend plaatsvindt vanuit een onzelfstandige woonruimte;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte ten behoeve van de mantelzorg per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 70 m²;
  • d. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • e. er wordt voldaan aan de bouwtechnische eisen die gelden voor woningen;
  • f. er een indicatie is afgegeven door of vanwege de gemeente Koggenland;
  • g. binnen drie maanden na beëindiging van de mantelzorg de inrichting van de onzelfstandige woonruimte ongeschikt is gemaakt voor bewoning.
15.5.2 Bed and breakfast

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.4 onder c in die zin dat een gebouw in combinatie met het wonen wordt gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:

  • a. er per bestemmingsvlak ten hoogste 6 logieskamers ten behoeve van de recreatieve bewoning worden ingericht;
  • b. de oppervlakte per logieskamer ten hoogste 30 m² zal bedragen;
  • c. er in of nabij de logieskamers geen zelfstandige kookruimtes worden aangebracht;
  • d. er een nachtregister wordt bijgehouden;
  • e. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.5.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.4 onder e in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak uitsluitend voor het hobbymatige gebruik (inclusief uitrijbak), mits:

  • a. de paardrijbak achter (het verlengde van) de achtergevel en direct aansluitend op het perceelsgedeelte achter de bedrijfswoning wordt aangelegd;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
  • c. verlichting is toegestaan onder de voorwaarden dat de verlichting objectgericht is, niet buiten de perceelsgrenzen schijnt en niet brandt tussen 21.00 uur en zonsopgang;
  • d. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand van dichtstbijgelegen punt van de paardrijbak 50 m tot de woning).
15.6 Wijzigingsbevoegdheid
15.6.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Detailhandel', tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de detailhandelsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • e. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft, waarbij geldt dat de vermindering feitelijk moet zijn uitgevoerd op het moment dat de verbouwing of herbouw van de resterende (bedrijfs-)bebouwing een aanvang neemt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 16 Detailhandel - Tuincentrum

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.15 Detailhandel - Tuincentrum in de toelichting.

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen, overkappingen en kassen ten behoeve van detailhandel in planten, struiken, bomen en andere tuinbenodigdheden ten behoeve van de inrichting van tuinen en bouwwerken, al dan niet in combinatie met een tuinbouwbedrijf, waaronder kassen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken.
16.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

16.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 16.1 onder a en e bedoelde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde tuincentrum worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan per adres in Bijlage 5 is opgenomen;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • f. bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen achter de achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • h. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamen-lijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   6,00   15   60   10,00  
Bedrijfswoning   250 m²   -   6,00   45   60   10,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   80 m²   3,00#   -   60   6,50  

# Geldt alleen voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken geldt dat de goothoogte ten hoogste de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning zal bedragen, vermeerderd met 0,25 m.

16.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken ten behoeve van paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij het ander bouwwerk wordt geplaatst op een dak in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van toegangspoorten ten hoogste 3,00 m zal bedragen en de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen per bestemmingsvlak wordt vergroot, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 115% van de per adres in Bijlage 5 opgenomen oppervlakte zal bedragen;
  • b. de vergroting noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de detailhandelsactiviteiten;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.3.2 Afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.1 onder d in die zin dat de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg wordt verkleind, mits:

  • a. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.3.3 Afstand tot de zijdelingse perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.1 onder e in die zin dat de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen wordt verkleind, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.3.4 Bouwen achter de achtergevel van de bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.1 onder f in die zin dat bedrijfsgebouwen en overkappingen anders dan achter de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, indien door de ligging van de bestaande bedrijfswoning de bedrijfsvoering door handhaving van de situeringseis in onevenredige mate wordt aangetast, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.3.5 Afstand tot de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.1 onder g in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt verkleind, indien de bouwmogelijkheden op het perceel bij handhaving van de afstand van 3,00 m in onevenredige mate worden aangetast, mits:

  • a. het vrijliggende karakter van de zijgevel van de bedrijfswoning niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.3.6 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.2 onder a in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 16.5.3 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan bedoeld in lid 16.1 onder a;
  • b. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat of er meer dan één huishouden in de bedrijfswoning woonachtig is;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, tenzij:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten minder bedraagt dan 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken binnen een bestemmingsvlak, met een maximum oppervlakte van 100 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • f. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
16.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.4 onder b en/of e in die zin dat binnen bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken mogelijkheden voor mantelzorg, in de vorm van inwoning of een afhankelijke woonruimte, wordt toegestaan, mits:

  • a. mantelzorg uitsluitend plaatsvindt vanuit een onzelfstandige woonruimte;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte ten behoeve van de mantelzorg per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 70 m²;
  • d. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • e. er wordt voldaan aan de bouwtechnische eisen die gelden voor woningen;
  • f. er een indicatie is afgegeven door of vanwege de gemeente Koggenland;
  • g. binnen drie maanden na beëindiging van de mantelzorg de inrichting van de onzelfstandige woonruimte ongeschikt is gemaakt voor bewoning.
16.5.2 Bed and breakfast

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.4 onder d in die zin dat een gebouw in combinatie met het wonen wordt gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:

  • a. er per bestemmingsvlak ten hoogste 6 logieskamers ten behoeve van de recreatieve bewoning worden ingericht;
  • b. de oppervlakte per logieskamer ten hoogste 30 m² zal bedragen;
  • c. er in of nabij de logieskamers geen zelfstandige kookruimtes worden aangebracht;
  • d. er een nachtregister wordt bijgehouden;
  • e. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.5.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.4 onder f in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak uitsluitend voor het hobbymatige gebruik (inclusief uitrijbak), mits:

  • a. de paardrijbak achter (het verlengde van) de achtergevel en direct aansluitend op het perceelsgedeelte achter de bedrijfswoning wordt aangelegd;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
  • c. verlichting is toegestaan onder de voorwaarden dat de verlichting objectgericht is, niet buiten de perceelsgrenzen schijnt en niet brandt tussen 21.00 uur en zonsopgang;
  • d. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand van dichtstbijgelegen punt van de paardrijbak 50 m tot de woning).
16.6 Wijzigingsbevoegdheid
16.6.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat d de bestemming 'Detailhandel - Tuincentrum' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de detailhandelsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • e. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft, waarbij geldt dat de vermindering feitelijk moet zijn uitgevoerd op het moment dat de verbouwing of herbouw van de resterende (bedrijfs-)bebouwing een aanvang neemt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 17 Gemengd

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.16 Gemengd in de toelichting.

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande en aaneengebouwde woonhuizen met bijbehorende bouwwerken, al dan niet gecombineerd met een winkel, kantoor, café of ambachtelijk bedrijf;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. andere bouwwerken.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Vrijstaande woonhuizen

Voor het bouwen van vrijstaande woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal vrijstaande woonhuizen zal ten hoogste één bedragen;
  • b. de inhoud van een vrijstaand woonhuis zal ten minste 270 m³ en ten hoogste 600 m³ bedragen;
  • c. de breedte van het vrijstaand woonhuis zal ten minste 6,00 m bedragen;
  • d. de diepte van het vrijstaand woonhuis zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • e. de goothoogte van het vrijstaand woonhuis zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • f. de afstand van het vrijstaand woonhuis tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
  • g. de afstand van een woonhuis ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • h. de dakhelling van het vrijstaand woonhuis zal ten minste 20º en ten hoogste 60º bedragen.
17.2.2 Aaneengebouwde woonhuizen

Voor het bouwen van aaneengebouwde woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal aaneengebouwde woonhuizen zal ten hoogste twee bedragen;
  • b. de inhoud van een woonhuis zal ten minste 270 m³ en ten hoogste 600 m³ bedragen;
  • c. de breedte van het woonhuis zal ten minste 5,50 m bedragen;
  • d. de diepte van het woonhuis zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • e. de goothoogte van het woonhuis zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • f. de afstand van het woonhuis tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
  • g. de afstand van een woonhuis ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • h. de dakhelling van het woonhuis zal ten minste 20º en ten hoogste 60º bedragen.
17.2.3 Winkel, kantoor, café of ambachtelijk bedrijf

Voor het bouwen van een winkel, kantoor, café of ambachtelijk bedrijf gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een winkel, kantoor, café of ambachtelijk bedrijf zal ten hoogste 60% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen;
  • b. de afstand van een winkel, kantoor, café of ambachtelijk bedrijf tot de weg zal ten minste de afstand van het woonhuis tot de weg bedragen;
  • c. de goothoogte van een winkel, kantoor, café of ambachtelijk bedrijf zal ten hoogste 4,00 m bedragen.
17.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het woonhuis dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een woonhuis zal ten hoogste 40,00 m² bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal, met inachtneming van het gestelde onder b, ten hoogste 80% van de oppervlakte van het woonhuis bedragen;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen. Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken geldt dat de goothoogte ten hoogste de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw zal bedragen, vermeerderd met 0,25 m;
  • e. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 60º bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • g. de afstand van vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot het dichtstbijzijnde punt van het woonhuis zal ten hoogste 25,00 m bedragen.
17.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij het ander bouwwerk wordt geplaatst op een dak in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van toegangspoorten ten hoogste 3,00 m zal bedragen en de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 1,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, niet zijnde een onoverdekt zwembad, zal ten hoogste 5,00 m bedragen
  • f. een onoverdekt zwembad zal achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • g. de oppervlakte van een onoverdekt zwembad zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een onoverdekt zwembad zal ten hoogste 0,50 m bedragen.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Afstand woonhuis tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.1 onder g of lid 17.2.2 onder g in die zin dat de afstand van een woonhuis ten opzichte van de weg wordt verkleind, mits:

  • a. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 18 Groen

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.17 Groen in de toelichting.

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bermen, afschermend groen, speelplekken en andere groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterberging, met dien verstande dat bij wateroverlast de vervulling van deze functie voorrang heeft boven de andere functies, evenals bij het daarvoor noodzakelijke onderhoud;
  • c. paden en overige verhardingen;
  • d. een vulpunt voor lpg, ter plaatse van de aanduiding "vulpunt lpg";
  • e. opslag voor lpg, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg";

met de daarbijbehorende:

  • f. andere bouwwerken.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

18.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

Artikel 19 Horeca

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.18 Horeca in de toelichting.

in de toelichting.

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van horecabedrijven, niet zijnde discotheken, bars of bar-/dancings;
  • b. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van discotheken en/of bar-/dancings, ter plaatse van de aanduiding "discotheek";
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkelingen van stolpen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp";

met daaraan ondergeschikt:

  • d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • e. wegen en paden;
  • f. water;
  • g. kleinschalige sport- en dagrecreatieve voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten, waarbij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" bedrijfswoningen die gebouwd zijn in de vorm van een stolp;
  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. andere bouwwerken.
19.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

19.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 19.1 onder a, b en h bedoelde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde horecabedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan per adres in Bijlage 5 is opgenomen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - specifieke regeling", in welk geval de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • f. bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen achter de achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • h. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoog te in m   Dakhelling in °   Bouwhoog te in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   7,00+   15   60   10,00**+  
Bedrijfswoning*   250 m²*   -   6,00*   45*   60*   10,00*  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   80 m²   3,00#   -   60   6,50  

* tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", in welk geval de volgende bouwregels gelden:

- een stolp zal uitsluitend worden gebouwd,   ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp";

- de oppervlakte, de goothoogte en de dakhelling van een stolp zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, de goothoogte en de dakhelling bedragen.

** tenzij ter plaatse van de aanduiding "discotheek", in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 4,00 m zal bedragen.

+ tenzij ter plaatse van het adres Kleine Wijzend 1, in welk geval de goot- en bouwhoogte ten hoogste de op de verbeelding aangegeven "maximum bouwhoogte (m), maximum goothoogte (m)" zal bedragen.

# Geldt alleen voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken geldt dat de goothoogte ten hoogste de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning zal bedragen, vermeerderd met 0,25 m.

19.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken ten behoeve van paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij het ander bouwwerk wordt geplaatst op een dak in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van toegangspoorten ten hoogste 3,00 m zal bedragen en de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen per bestemmingsvlak wordt vergroot, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 115% van de per adres in Bijlage 5 opgenomen oppervlakte zal bedragen;
  • b. de vergroting noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de horecabedrijfsactiviteiten;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.3.2 Afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.1 onder d in die zin dat de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg wordt verkleind, mits:

  • a. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.3.3 Afstand tot de zijdelingse perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.1 onder e in die zin dat de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen wordt verkleind, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.3.4 Bouwen achter de achtergevel van de bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.1 onder f in die zin dat bedrijfsgebouwen en overkappingen anders dan achter de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, indien door de ligging van de bestaande bedrijfswoning de bedrijfsvoering door handhaving van de situeringseis in onevenredige mate wordt aangetast, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.3.5 Afstand tot de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.1 onder g in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt verkleind, indien de bouwmogelijkheden op het perceel bij handhaving van de afstand van 3,00 m in onevenredige mate worden aangetast, mits:

  • a. het vrijliggende karakter van de zijgevel van de bedrijfswoning niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.3.6 Afwijken maatvoeringen stolpen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.1 onder h in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp.
19.3.7 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.2 onder a in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 19.5.3 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • b. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat of er meer dan één huishouden in de bedrijfswoning woonachtig is;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, tenzij:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten minder bedraagt dan 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken binnen een bestemmingsvlak, met een maximum oppervlakte van 100 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden in de vorm van bed and breakfast, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • f. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
19.5 Afwijken van de gebruiksregels
19.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.4 onder b en/of e in die zin dat binnen bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken mogelijkheden voor mantelzorg, in de vorm van inwoning of een afhankelijke woonruimte, wordt toegestaan, mits:

  • a. mantelzorg uitsluitend plaatsvindt vanuit een onzelfstandige woonruimte;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte ten behoeve van de mantelzorg per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 70 m²;
  • d. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • e. er wordt voldaan aan de bouwtechnische eisen die gelden voor woningen;
  • f. er een indicatie is afgegeven door of vanwege de gemeente Koggenland;
  • g. binnen drie maanden na beëindiging van de mantelzorg de inrichting van de onzelfstandige woonruimte ongeschikt is gemaakt voor bewoning.
19.5.2 Bed and breakfast

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.4 onder d in die zin dat een gebouw in combinatie met het wonen wordt gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:

  • a. er per bestemmingsvlak ten hoogste 6 logieskamers ten behoeve van de recreatieve bewoning worden ingericht;
  • b. de oppervlakte per logieskamer ten hoogste 30 m² zal bedragen;
  • c. er in of nabij de logieskamers geen zelfstandige kookruimtes worden aangebracht;
  • d. er een nachtregister wordt bijgehouden;
  • e. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.5.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.4 onder f in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak uitsluitend voor het hobbymatige gebruik (inclusief uitrijbak), mits:

  • a. de paardrijbak achter (het verlengde van) de achtergevel en direct aansluitend op het perceelsgedeelte achter de bedrijfswoning wordt aangelegd;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
  • c. verlichting is toegestaan onder de voorwaarden dat de verlichting objectgericht is, niet buiten de perceelsgrenzen schijnt en niet brandt tussen 21.00 uur en zonsopgang;
  • d. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand van dichtstbijgelegen punt van de paardrijbak 50 m tot de woning).
19.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het (gedeeltelijk) verwijderen van een stolp voorzover de gronden zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp".
19.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 19.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
19.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een stolp betreft die op zichzelf niet karakteristiek zijn en waarbij door verwijdering daarvan de karakteristieke hoofdvorm van de stolp niet onevenredig wordt aangetast.
19.7 Wijzigingsbevoegdheid
19.7.1 Woningsplitsing stolp

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een bedrijfswoning in de vorm van een stolp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:

  • a. er wordt gesplitst in ten hoogste twee woningen, waarbij de splitsing noodzakelijk moet zijn in verband met de handhaving van de stolpboerderij en de karakteristieke eigenschappen van het gebouw;
  • b. in afwijking van sublid a wordt gesplitst in ten hoogste drie of vier woningen, indien sprake is van een stolpboerderij met een dubbel respectievelijk driedubbel vierkant, waarbij de splitsing noodzakelijk moet zijn in verband met de handhaving van de stolpboerderij en de karakteristieke eigenschappen van het gebouw;
  • c. vooraf advies is ingewonnen bij de Boerderijen Stichting Noord-Holland of een andere daarmee vergelijkbare onafhankelijke en ter zake deskundige;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke eigenschappen van de stolpboerderij;
  • e. er voldoende parkeergelegenheid is op het bijbehorende erf;
  • f. buitenopslag niet is toegestaan;
  • g. geen splitsing plaatsvindt tussen de woning en de opstallen;
  • h. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.7.2 Verwijderen aanduiding stolp vanwege afwijkende bouwvorm

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de stolp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" wordt verwijderd, mits:

  • a. de stolp teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor bedrijfswoningen in lid 19.2.1 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.7.3 Wijziging naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Horeca', tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de horecabedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • e. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft, waarbij geldt dat de vermindering feitelijk moet zijn uitgevoerd op het moment dat de verbouwing of herbouw van de resterende (bedrijfs-)bebouwing een aanvang neemt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 20 Maatschappelijk

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.19 Maatschappelijk in de toelichting.

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een maatschappelijke voorziening;
  • b. gebouwen en overkappingen uitsluitend ten behoeve van een atelier, ter plaatse van de aanduiding "atelier";
  • c. een kerktoren, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - kerktoren";
  • d. een begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats";
  • e. evenementen met een aaneengesloten periode van ten hoogste 5 dagen;
  • f. het behoud, het herstel en de ontwikkelingen van stolpen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp";

met daaraan ondergeschikt:

  • g. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • h. wegen en paden;
  • i. water;

met de daarbijbehorende:

  • j. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten, waarbij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" bedrijfswoningen die gebouwd zijn in de vorm van een stolp;
  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. andere bouwwerken;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

20.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

20.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 20.1. onder a, b, c en j bedoelde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde maatschappelijke voorziening worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan per adres in Bijlage 5 is opgenomen;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • f. bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen achter de achtergevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • h. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   7,00   15   60   10,00  
Bedrijfswoning*   250 m²*   -   6,00*   45*   60*   10,00*  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   80 m²   3,00#   -   60   6,50+  
Een kerktoren   -   -   -   -   -   45,00  

* tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", in welke geval de volgende bouwregels gelden:

      • een stolp zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" worden gebouwd;
      • de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een stolp zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.

+ tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste de bestaande bouwhoogte zal bedragen

# Geldt alleen voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken geldt dat de goothoogte ten hoogste de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning zal bedragen, vermeerderd met 0,25 m.

20.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken ten behoeve van paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij het ander bouwwerk wordt geplaatst op een dak in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van toegangspoorten ten hoogste 3,00 m zal bedragen en de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Vergroten oppervlakte gebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen per bestemmingsvlak wordt vergroot, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 115% van de per adres in Bijlage 5 opgenomen oppervlakte zal bedragen;
  • b. de vergroting noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de maatschappelijke activiteiten;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.3.2 Afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2.1 onder d in die zin dat de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg wordt verkleind, mits:

  • a. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.3.3 Afstand tot de zijdelingse perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2.1 onder e in die zin dat de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen wordt verkleind, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.3.4 Bouwen achter de achtergevel van de bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2.1 onder f in die zin dat gebouwen en overkappingen anders dan achter de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, indien door de ligging van de bestaande bedrijfswoning de maatschappelijke activiteiten door handhaving van de situeringseis in onevenredige mate wordt aangetast, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.3.5 Afstand tot de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2.1 onder g in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt verkleind, indien de bouwmogelijkheden op het perceel bij handhaving van de afstand van 3,00 m in onevenredige mate worden aangetast, mits:

  • a. het vrijliggende karakter van de zijgevel van de bedrijfswoning niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.3.6 Afwijken maatvoeringen stolpen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2.1. onder h in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp.
20.3.7 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2.2. onder a in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

tevens de in lid 20.5.3. bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden anders dan ondergeschikte horeca ten dienste van de maatschappelijke functie;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat of er meer dan één huishouden in de bedrijfswoning woonachtig is;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, tenzij:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten minder bedraagt dan 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken binnen een bestemmingsvlak, met een maximum oppervlakte van 100 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
20.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.4 onder c en/of f in die zin dat binnen bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken mogelijkheden voor mantelzorg, in de vorm van inwoning of een afhankelijke woonruimte, wordt toegestaan, mits:

  • a. mantelzorg uitsluitend plaatsvindt vanuit een onzelfstandige woonruimte;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte ten behoeve van de mantelzorg per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 70 m²;
  • d. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • e. er wordt voldaan aan de bouwtechnische eisen die gelden voor woningen;
  • f. er een indicatie is afgegeven door of vanwege de gemeente Koggenland;
  • g. binnen drie maanden na beëindiging van de mantelzorg de inrichting van de onzelfstandige woonruimte ongeschikt is gemaakt voor bewoning.
20.5.2 Bed and breakfast

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.4 onder e in die zin dat een gebouw in combinatie met het wonen wordt gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:

  • a. er per bestemmingsvlak ten hoogste 6 logieskamers ten behoeve van de recreatieve bewoning worden ingericht;
  • b. de oppervlakte per logieskamer ten hoogste 30 m² zal bedragen;
  • c. er in of nabij de logieskamers geen zelfstandige kookruimtes worden aangebracht;
  • d. er een nachtregister wordt bijgehouden;
  • e. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.5.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.4 onder g in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak uitsluitend voor het hobbymatige gebruik (inclusief uitrijbak), mits:

  • a. de paardrijbak achter (het verlengde van) de achtergevel en direct aansluitend op het perceelsgedeelte achter de bedrijfswoning wordt aangelegd;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
  • c. verlichting is toegestaan onder de voorwaarden dat de verlichting objectgericht is, niet buiten de perceelsgrenzen schijnt en niet brandt tussen 21.00 uur en zonsopgang;
  • d. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand van dichtstbijgelegen punt van de paardrijbak 50 m tot de woning).
20.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.6.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het (gedeeltelijk) verwijderen van een stolp ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp".
  • b. het (gedeeltelijk) verwijderen van karakteristieke gebouwen ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
20.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 20.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
20.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een stolp of een pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
20.7 Wijzigingsbevoegdheid
20.7.1 Woningsplitsing stolp

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een bedrijfswoning in de vorm van een stolp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:

  • a. er wordt gesplitst in ten hoogste twee woningen, waarbij de splitsing noodzakelijk moet zijn in verband met de handhaving van de stolpboerderij en de karakteristieke eigenschappen van het gebouw;
  • b. in afwijking van sublid a wordt gesplitst in ten hoogste drie of vier woningen, indien sprake is van een stolpboerderij met een dubbel respectievelijk driedubbel vierkant, waarbij de splitsing noodzakelijk moet zijn in verband met de handhaving van de stolpboerderij en de karakteristieke eigenschappen van het gebouw;
  • c. vooraf advies is ingewonnen bij de Boerderijen Stichting Noord-Holland of een andere daarmee vergelijkbare onafhankelijke en ter zake deskundige;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke eigenschappen van de stolpboerderij;
  • e. er voldoende parkeergelegenheid is op het bijbehorende erf;
  • f. buitenopslag niet is toegestaan;
  • g. geen splitsing plaatsvindt tussen de woning en de opstallen;
  • h. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.7.2 Verwijderen aanduiding stolp vanwege afwijkende bouwvorm

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de stolp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" wordt verwijderd, mits:

  • a. de stolp teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor bedrijfswoningen in lid 20.2.1 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.7.3 Wijziging naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Maatschappelijk', tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Stolp', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 en 37 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de maatschappelijke activiteiten ter plaatse zijn beëindigd
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalige stolp;
  • e. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft, waarbij geldt dat de vermindering feitelijk moet zijn uitgevoerd op het moment dat de verbouwing of herbouw van de resterende (bedrijfs-)bebouwing een aanvang neemt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 21 Maatschappelijk - Begraafplaats

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.20 Maatschappelijk - Begraafplaats in de toelichting.

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;
  • b. beplanting en bebossing;
  • c. verhardingen;

met de daarbijbehorende:

  • d. gebouwen en overkappingen;
  • e. terreinen;
  • f. andere bouwwerken.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen, niet zijnde bedrijfswoningen, ten behoeve van de ter plaatse aanwezige begraafplaats worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en/of overkappingen zal per begraafplaats ten hoogste 100 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
21.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 2,50 m bedragen.

Artikel 22 Natuur - 1

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.21 Natuur - 1 in de toelichting.

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. doeleinden van natuur en landschap, zijnde het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het ecosysteem van het Natura 2000-gebied Markermeer en de daaraan eigen natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. sociaal-economische en sociaal-culturele doeleinden, zijnde de beroepsvisserij, integraal waterbeheer, dagrecreatief medegebruik, waaronder het varen met pleziervaartuigen en/of de beroepsscheepvaart;
  • c. wateraanvoer, -afvoer en -berging;

met de daarbijbehorende:

  • d. kaden en dijken;
  • e. vaarwegmarkeringen;
  • f. andere bouwwerken.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden worden geen gebouwen en overkappingen gebouwd.

22.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:

  • a. er worden geen andere bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en dagrecreatief medegebruik gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,00 m.
22.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • b. het aanleggen van aanleggelegenheden;
  • c. het bergen van verontreinigde baggerspecie;
  • d. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of casco's, die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanleggen van stranden;
  • b. het aanleggen van kaden en dijken.
22.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 22.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale natuurbeheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
22.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden.

Artikel 23 Natuur - 2

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.22 Natuur - 2 in de toelichting.

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de natuurgebieden en de landschappelijke openheid daarvan;
  • b. sloten, vaarten, poelen, plassen, en daarmee gelijk te stellen waterlopen en -partijen, mede bestemd voor waterberging;
  • c. een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan";

met daaraan ondergeschikt:

  • d. agrarisch medegebruik, niet zijnde het agrarisch gebruik van gronden voor meerjarig opgaande teeltvormen;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • f. paden;
  • g. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende:

  • h. een gebouw voor onderhoud en beheer en horeca ten behoeve van een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan";
  • i. gebouwen ten behoeve van het natuurbeheer, alsmede ten behoeve van het geven van cursussen en trainingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten, ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • j. andere bouwwerken.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen, behoudens een gebouw ten behoeve van een ijsbaan en gebouwen ten behoeve van natuurbeheer, alsmede ten behoeve van het geven van cursussen en trainingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten, geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

23.2.2 Gebouw ten behoeve van ijsbaan

Voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van een ijsbaan gelden de volgende regels:

  • a. het gebouw zal uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan" worden gebouwd;
  • b. per gebied ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan" zal ten hoogste één gebouw worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 20 m² bedragen;
  • d. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
23.2.3 Gebouwen ten behoeve van natuurbeheer, alsmede ten behoeve van het geven van cursussen en trainingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten

Voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van natuurbeheer, alsmede ten behoeve van het geven van cursussen en trainingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten gelden de volgende regels:

  • a. het gebouw zal uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. de oppervlakte van het gebouw zal ten hoogste 230 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen.
23.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. andere bouwwerken in de vorm van lichtmasten zullen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "ijsbaan" worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. er zullen geen andere bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en paardrijbakken worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
23.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • b. het dempen en/of verlanden van plassen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • d. het omzetten van gras- en/of schraalland ten behoeve van een permanent ander agrarisch gebruik;
  • e. het aanleggen van nieuwe verharde wegen en paden.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, af- en/of vergraven, egaliseren, diepploegen en/of ophogen van gronden;
  • b. het aanplanten en/of verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
  • c. het graven en/of dempen, verdiepen en/of verbreden van sloten, vaarten, poelen, en daarmee gelijk te stellen waterlopen en/of -partijen;
  • d. het verharden en/of het verbreden van bestaande wegen en/of paden en/of het aanbrengen van oppervlakteverhardingen anders dan ten behoeve van het verharden en/of het verbreden van wegen en/of paden;
  • e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  • f. het aanleggen en/of aanbrengen van oeverbeschoeiingen en/of aanlegplaatsen;
  • g. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
23.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 23.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds rechtmatig in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
23.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en de natuurlijke waarden. Voor de in 23.4.1 onder a tot en met c genoemde activiteiten zullen uitsluitend vergunningen worden verleend als de activiteiten worden uitgevoerd in het kader van natuurbeheer.

 

Artikel 24 Recreatie - Dagrecreatie 1

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.23 Recreatie - Dagrecreatie 1 in de toelichting.

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie 1' aangewezen gronden zijn:

  • a. sport-, speel- en zonneweiden;
  • b. kinderboerderijen;
  • c. water;
  • d. beplanting en bebossing;
  • e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurlijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • g. paden;

met de daarbijbehorende:

  • h. gebouwen ten behoeve van een zwembad met bijbehorende speelterreinen, ter plaatse van de aanduiding "zwembad";
  • i. gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer;
  • j. terreinen;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. andere bouwwerken.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen ten behoeve van een zwembad

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een zwembad gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "zwembad";
  • b. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. er zullen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.
24.2.2 Gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde dagrecreatieve voorziening worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal per bestemmingsvlak ten hoogste 200 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • e. er zullen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.
24.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij het ander bouwwerk wordt geplaatst op een dak in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van toegangspoorten zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

Artikel 25 Recreatie - Dagrecreatie 2

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. standplaatsen voor kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans;
  • b. gebouwen ten behoeve van de verblijfsrecreatie;
  • c. trekkershutten;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. wegen en paden;
  • f. water;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. andere bouwwerken.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 60 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
25.2.2 Trekkershutten

Voor het bouwen van trekkershutten gelden de volgende regels:

  • a. het aantal te bouwen trekkershutten zal ten hoogste 16 bedragen;
  • b. de oppervlakte van een trekkershut zal ten hoogste 25 m² bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag voor 2 van de 16 trekkershutten de oppervlakte ten hoogste 45 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een trekkershut zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
25.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van toegangspoorten zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Vegroten oppervlakte trekkershutten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2.2 onder b en c in die zin dat voor ten hoogste 7 van de 16 trekkershutten de oppervlakte ten hoogste 45 m² mag bedragen, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. .
25.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie over een duur van meer dan 5 weken aaneengesloten;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor meer dan 50 kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, tenzij het detailhandel betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de lid 25.1 sub a en b genoemde doeleinden;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van horeca, tenzij het horeca betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de lid 25.1 sub a en b genoemde doeleinden.

Artikel 26 Recreatie - Verblijfsrecreatie

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.25 Recreatie - Verblijfsrecreatie in de toelichting.

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieverblijven;
  • b. gebouwen en overkappingen voor zover ten dienste van het recreatieterrein, ten behoeve van:
    • 1. dienstverlening, waaronder recepties en kantoorruimtes;
    • 2. een restaurant;
    • 3. kampwinkels;
    • 4. sport- en speeldoeleinden;
    • 5. groepsaccommodaties;

al dan niet in combinatie met ruimten ten behoeve van sanitaire voorzieningen en onderhoud en beheer;

  • c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. sanitaire voorzieningen;
    • 2. het onderhoud en het beheer;
  • d. vrijstaande bergingen en vrijstaande overkappingen bij recreatieverblijven;
  • e. het behoud, het herstel en de ontwikkelingen van stolpen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp";

met daaraan ondergeschikt:

  • f. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • g. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten, waarbij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" bedrijfswoningen die gebouwd zijn in de vorm van een stolp;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. sport- en speelterreinen;
  • j. wegen en paden;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. beplanting en bebossing;
  • m. plassen, sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterpartijen en -lopen, mede bestemd voor waterberging;
  • n. calamiteitendoorgang, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - calamiteitendoorgang";
  • o. overige andere bouwwerken.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een recreatiewoning zal ten hoogste 100 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 7,00 m bedragen, waarbij een tweede bouwlaag in de kap is toegestaan;
  • d. de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen zal ten minste 3,00 m bedragen.
26.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. indien en voorzover een bestemmingsvlak is voorzien van de aanduiding "bouwvlak" zal een bedrijfswoning binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak ten hoogste het in bijlage 6 aangegeven maximum aantal bedragen;
  • c. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • d. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 250 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van de bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • e. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • f. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 45º en ten hoogste 60° bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 11,00 m bedragen;
  • h. tenzij de bedrijfswoning wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", in welk geval de volgende bouwregels gelden:
    • 1. een stolp zal uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp";
    • 2. de oppervlakte, de goothoogte en de dakhelling van een stolp zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, de goothoogte en de dakhelling bedragen.
26.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning zal ten hoogste 30,00 m bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal per bedrijfswoning ten hoogste 80 m² bedragen;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen. Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken geldt dat de goothoogte ten hoogste de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning zal bedragen, vermeerderd met 0,25 m;
  • e. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 60° bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen.
26.2.4 Gebouwen en overkappingen lid 26.1. onder b

Voor het bouwen van de in lid 26.1 onder b genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak ten hoogste de in bijlage 6 opgenomen oppervlakte bedragen;
  • b. indien en voorzover een bestemmingsvlak is voorzien van de aanduiding "bouwvlak" zullen de gebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 60º bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 12,00 m bedragen.
26.2.5 Gebouwen en overkappingen lid 26.1. onder c

Voor het bouwen van de in lid 26.1 onder c genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 4,50 m bedragen;
  • c. de dakhelling van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 60º bedragen.
26.2.6 Stacaravans en chalets

Voor het plaatsen van stacaravans en chalets gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een stacaravan of een chalet zal ten hoogste 72 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een stacaravan of een chalet zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. de onderlinge afstand tussen stacaravans en/of chalets zal ten minste 3,00 m bedragen;
  • d. het onderkelderen van een stacaravan of een chalet is niet toegestaan.
26.2.7 Vrijstaande bergingen en vrijstaande overkappingen

Voor het bouwen van vrijstaande bergingen en vrijstaande overkappingen bij recreatieverblijven gelden de volgende regels:

  • a. per recreatieverblijf zal ten hoogste één vrijstaande berging en/of één vrijstaande overkappingen worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een vrijstaande berging zal ten hoogste 9,00 m² bedragen;
  • c. de oppervlakte van een vrijstaande overkapping zal ten hoogste 15,00 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een vrijstaande berging of een vrijstaande overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. de afstand van een vrijstaande berging of een vrijstaande overkapping tot een recreatieverblijf zal ten minste 1,00 m bedragen.
26.2.8 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij het ander bouwwerk wordt geplaatst op een dak in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,20 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van toegangspoorten zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
26.3 Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2.2 onder c in die zin dat de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg wordt verkleind, mits:

  • a. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26.3.2 Afwijken maatvoeringen stolpen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2.2 onder h in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp.
26.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen en recreatieverblijven, met uitzondering van bedrijfswoningen, voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van gebouwen en recreatieverblijven voor de huisvesting van elders werkzaam zijnde (tijdelijke) werknemers;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het bouwen dan wel plaatsen van meer recreatieverblijven dan per terrein is aangegeven in Bijlage 6;
  • d. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat of er meer dan één huishouden in de bedrijfswoning woonachtig is;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, tenzij:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten minder bedraagt dan 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken binnen een bestemmingsvlak, met een maximum oppervlakte van 100 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden in de vorm van bed and breakfast, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • g. het gebruik van de gronden voor het bouwen en/of plaatsen van bouwwerken en/of recreatieverblijven, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - calamiteitendoorgang";
  • h. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen voor bewoning;
  • i. het gebruik van de gronden en bouwwerken anders dan ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie;
  • j. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan ten behoeve van de recreanten van het betreffende recreatieterrein;
  • k. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel indien de gezamenlijke winkelvloeroppervlakte meer dan 100 m² bedraagt;
  • l. het verwijderen van terrein afschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud.
26.5 Afwijken van de gebruiksregels
26.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.4 onder d en/of g in die zin dat binnen bedrijfswoningen en/of bijbehorende bouwwerken mogelijkheden voor mantelzorg, in de vorm van inwoning of een afhankelijke woonruimte, wordt toegestaan, mits:

  • a. mantelzorg uitsluitend plaatsvindt vanuit een onzelfstandige woonruimte;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte ten behoeve van de mantelzorg per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 70 m²;
  • d. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • e. er wordt voldaan aan de bouwtechnische eisen die gelden voor woningen;
  • f. er een indicatie is afgegeven door of vanwege de gemeente Koggenland;
  • g. binnen drie maanden na beëindiging van de mantelzorg de inrichting van de onzelfstandige woonruimte ongeschikt is gemaakt voor bewoning.
26.5.2 Bed and breakfast

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.4 onder f in die zin dat een gebouw in combinatie met het wonen wordt gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:

  • a. er per bestemmingsvlak ten hoogste 6 logieskamers ten behoeve van de recreatieve bewoning worden ingericht;
  • b. de oppervlakte per logieskamer ten hoogste 30 m² zal bedragen;
  • c. er in of nabij de logieskamers geen zelfstandige kookruimtes worden aangebracht;
  • d. er een nachtregister wordt bijgehouden;
  • e. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het (gedeeltelijk) verwijderen van een stolp ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp".
26.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 26.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
26.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een stolp betreft die op zichzelf niet karakteristiek zijn en waarbij door verwijdering daarvan de karakteristieke hoofdvorm van de stolp niet onevenredig wordt aangetast.
26.7 Wijzigingsbevoegdheid
26.7.1 Wijziging gebouwen en overkappingen lid 26.1. onder b

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de omvang van een bouwvlak of de bouwvlakken wordt vergroot, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwvlakken per bestemmingsvlak met ten hoogste 20% wordt vergroot;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26.7.2 Wijziging situering bouwvlakken

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering van de aanduiding "bouwvlak" dan wel meerdere aanduidingen "bouwvlak" bij gelijkblijvende omvang worden aangepast, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26.7.3 Woningsplitsing stolp

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een bedrijfswoning in de vorm van een stolp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:

  • a. er wordt gesplitst in ten hoogste twee woningen, waarbij de splitsing noodzakelijk moet zijn in verband met de handhaving van de stolpboerderij en de karakteristieke eigenschappen van het gebouw;
  • b. in afwijking van sublid a wordt gesplitst in ten hoogste drie of vier woningen, indien sprake is van een stolpboerderij met een dubbel respectievelijk driedubbel vierkant, waarbij de splitsing noodzakelijk moet zijn in verband met de handhaving van de stolpboerderij en de karakteristieke eigenschappen van het gebouw;
  • c. vooraf advies is ingewonnen bij de Boerderijen Stichting Noord-Holland of een andere daarmee vergelijkbare onafhankelijke en ter zake deskundige;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke eigenschappen van de stolpboerderij;
  • e. er voldoende parkeergelegenheid is op het bijbehorende erf;
  • f. buitenopslag niet is toegestaan;
  • g. geen splitsing plaatsvindt tussen de woning en de opstallen;
  • h. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26.7.4 Verwijderen aanduiding stolp vanwege afwijkende bouwvorm

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de stolp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" wordt verwijderd, mits:

  • a. de stolp teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor bedrijfswoningen in lid 26.2.2 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 27 Recreatie - Volkstuinen

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.26 Recreatie - Volkstuinen in de toelichting.

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuinen' aangewezen gronden zijn:

  • a. volkstuinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • c. gebouwen en overkappingen;
  • d. terreinen;
  • e. paden;
  • f. water;
  • g. andere bouwwerken.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per volkstuin zal ten hoogste één gebouw en één overkapping worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een gebouw en een overkapping zal ten hoogste 20,00 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen zal per volkstuin ten hoogste 50% van de oppervlakte van de volkstuin bedragen.
27.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij het ander bouwwerk wordt geplaatst op een dak in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
27.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van bouwwerken ten behoeve van bewoning.

 

Artikel 28 Sport - Golfbaan

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.27 Sport - Golfbaan in de toelichting.

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een golfbaan, waarbij de instandhouding van de landschappelijke en natuurlijke waarden wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

  • b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een clubgebouw met bijbehorende voorzieningen ten dienste van de golfbaan;
  • c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een overdekte afslagplaats van de driving range ten dienste van de golfbaan;
  • d. gebouwen en overkappingen ten behoeve van afslagplaatsen en schuilgelegenheden ten dienste van de golfbaan;
  • e. beplanting en bebossing;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. paden;
  • i. bruggen, dammen en duikers;
  • j. andere bouwwerken.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Gebouwen en overkappingen genomen in lid 28.1. onder b

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen genoemd in lid 28.1 onder b gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 4,50 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
28.2.2 Gebouwen en overkappingen genoemd in lid 28.1. onder c

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen genoemd in lid 28.1 onder c gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van het gebouw of overkapping ten behoeve van de afslagplaats van de driving range zal ten hoogste 280 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van het gebouw of overkapping ten behoeve van de afslagplaats van de driving range zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
28.2.3 Gebouwen en overkappingen genoemd in lid 28.1. onder d

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen genoemd in lid 28.1 onder d gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en/of overkappingen zal ten hoogste 200 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
28.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en ballenvangers zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

Artikel 29 Sport - Manege

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.28 Sport - Manege in de toelichting.

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een manege met inbegrip van bedrijfsgebonden kantoorruimten;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. evenementen gerelateerd aan de paardensport;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde manege worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 2.500 m² bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebonden kantoorruimte zal ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen bedragen;
  • d. de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen zal ten minste 3,00 m bedragen;
  • e. de goothoogte van een bedrijfsgebouw of overkapping zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • f. de dakhelling van een bedrijfsgebouw of overkapping zal ten minste 15º en ten hoogste 60º bedragen;
  • g. er zullen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.
29.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij het ander bouwwerk wordt geplaatst op een dak in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van toegangspoorten zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
29.3 Afwijken van de bouwregels
29.3.1 Afstand tot de zijdelingse perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.2.1 onder d in die zin dat de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen wordt verkleind, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
29.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden.

Artikel 30 Sport - Sportvelden

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.29 Sport - Sportvelden in de toelichting.

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Sportvelden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen ten behoeve van sport- en recreatieve voorzieningen, zoals sportvelden en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. gebouwen en overkappingen;
  • f. terreinen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. andere bouwwerken, waaronder lichtmasten.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde sportvoorzieningen worden gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping, waaronder begrepen een tribune, zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. er zullen geen woonhuizen worden gebouwd.
30.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij het ander bouwwerk wordt geplaatst op een dak in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van toegangspoorten zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 20,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van ballenvangers zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
30.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden anders dan ondergeschikte horeca in de vorm van bijbehorende kantines.

 

Artikel 31 Verkeer

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.30 Verkeer in de toelichting.

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en paden;
  • b. sloten, bermen en beplanting;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterberging;
  • d. een gedenkteken voor de berging van vliegtuigwrakken, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - gedenkteken";
  • e. een weerstation (meteoveld), ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - weerstation";
  • f. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van ecologische verbindingszones, ter plaatse van de aanduiding "ecologische verbindingszone";

met de daarbijbehorende:

  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. andere bouwwerken, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken.
31.2 Bouwregels
31.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

31.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • b. de doorvaarthoogte van bruggen, duikers en daarmee gelijk te stellen kunstwerken, ten minste 1,20 m, tenzij de bestaande hoogte minder bedraagt, in welke geval de doorvaarthoogte ten minste de bestaande hoogte zal bedragen;
  • c. de doorvaartbreedte van bruggen, duikers en daarmee gelijk te stellen kunstwerken, en de waterloop ten minste 2,50 m, tenzij de bestaande breedte minder bedraagt, in welke geval de doorvaartbreedte ten minste de bestaande breedte zal bedragen.

Artikel 32 Verkeer - Fiets- en voetpaden

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.31 Verkeer - Fiets- en voetpaden in de toelichting.

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Fiets- en voetpaden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. fiets- en voetpaden;
  • b. kaden en dijken;
  • c. sloten, bermen en beplanting;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterberging;
  • e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van ecologische verbindingszones, ter plaatse van de aanduiding "ecologische verbindingszone";

met de daarbijbehorende:

  • f. andere bouwwerken, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken.
32.2 Bouwregels
32.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

32.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • b. de doorvaarthoogte van bruggen, duikers en daarmee gelijk te stellen kunstwerken, ten minste 1,20 m, tenzij de bestaande hoogte minder bedraagt, in welke geval de doorvaarthoogte ten minste de bestaande hoogte zal bedragen;
  • c. de doorvaartbreedte van bruggen, duikers en daarmee gelijk te stellen kunstwerken, en de waterloop ten minste 2,50 m, tenzij de bestaande breedte minder bedraagt, in welke geval de doorvaartbreedte ten minste de bestaande breedte zal bedragen.

 

Artikel 33 Verkeer - Railverkeer

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.32 Verkeer - Railverkeer in de toelichting.

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen;
  • b. paden;
  • c. sloten, bermen en beplanting;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterberging;
  • e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van ecologische verbindingszones, ter plaatse van de aanduiding "ecologische verbindingszone";

met de daarbijbehorende:

  • a. andere bouwwerken, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken.
33.2 Bouwregels
33.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

33.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het spoorwegverkeer, zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • b. de doorvaarthoogte van bruggen, duikers en daarmee gelijk te stellen kunstwerken, ten minste 1,20 m, tenzij de bestaande hoogte minder bedraagt, in welke geval de doorvaarthoogte ten minste de bestaande hoogte zal bedragen;
  • c. de doorvaartbreedte van bruggen, duikers en daarmee gelijk te stellen kunstwerken, en de waterloop ten minste 2,50 m, tenzij de bestaande breedte minder bedraagt, in welke geval de doorvaartbreedte ten minste de bestaande breedte zal bedragen.

 

Artikel 34 Water

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.33 Water in de toelichting.

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vaarten, sloten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging en het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden, met dien verstande dat bij wateroverlast de vervulling van de waterbergfunctie voorrang heeft boven de andere functies, evenals bij het daarvoor noodzakelijke onderhoud;
  • b. recreatievaart, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatieve vaarroute";
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van ecologische verbindingszones, ter plaatse van de aanduiding "ecologische verbindingszone";

met de daarbijbehorende:

  • d. kaden, dijken en oeverstroken;
  • e. paden;
  • f. andere bouwwerken, waaronder steigers, bruggen, dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken.
34.2 Bouwregels
34.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

34.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • b. de doorvaarthoogte van bruggen, duikers en daarmee gelijk te stellen kunstwerken, ten minste 1,20 m, tenzij de bestaande hoogte minder bedraagt, in welke geval de doorvaarthoogte ten minste de bestaande hoogte zal bedragen;
  • c. de doorvaartbreedte van bruggen, duikers en daarmee gelijk te stellen kunstwerken, en de waterloop ten minste 2,50 m, tenzij de bestaande breedte minder bedraagt, in welke geval de doorvaartbreedte ten minste de bestaande breedte zal bedragen.
34.3 Afwijken van de bouwregels
34.3.1 Bruggen, dammen en/of duikers

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.2.2 in die zin dat tevens bruggen, dammen en/of duikers worden gebouwd ten behoeve van een landbouwkundig gebruik, mits:

  • a. de bruggen, dammen of duikers noodzakelijk zijn voor een goed landbouwkundig gebruik van de gronden;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of casco's (caissons), die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.
34.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.5.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van wal- en oeverbeschoeiingen;
  • c. het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatief medegebruik;
  • d. het vergraven van oevers
  • e. het aanbrengen van dammen.
34.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 34.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds rechtmatig in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
34.5.3 Toetsingscriteria

De in lid 34.5.1 genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden en/of de cultuurhistorische waarden.

 

Artikel 35 Water - Waterstaat

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.34 Water - Waterstaat in de toelichting.

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterstaat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. werken ten behoeve van de primaire waterkering;
  • b. het agrarisch en recreatief medegebruik;
  • c. wegen en paden;

met de daarbijbehorende:

  • d. water;
  • e. cultuurgrond;
  • f. andere bouwwerken, waaronder dammen en/of duikers.
35.2 Bouwregels
35.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

35.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

Artikel 36 Wonen

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.35 Wonen in de toelichting.

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen met bijbehorende bouwwerken al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. woonhuizen met bijbehorende bouwwerken al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten, alsmede:
    • 1. een kantoor, ter plaatse van de aanduiding "kantoor";
    • 2. een visserijbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - visserijbedrijf";
    • 3. garage-activiteiten, ter plaatse van de aanduiding "garage";
    • 4. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
    • 5. kinderopvang, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang";
    • 6. verblijfsrecreatie in de vorm van drie appartementen en een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding "verblijfsrecreatie";
    • 7. bed & breakfast, ter plaatse van de aanduiding "bed & breakfast";
  • c. een woonboot met bijbehorende bergingen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - woonboot";
  • d. een kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein";

met daaraan ondergeschikt:

  • e. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • f. wegen en paden;
  • g. water;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. andere bouwwerken;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

36.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

36.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

  • er zullen geen bouwwerken worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing".
36.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak zal ten hoogste één hoofdgebouw worden gebouwd, waarbij een hoofdgebouw niet zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen";
  • c. de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 250 m² bedragen;
  • d. de afstand van een hoofdgebouw ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de afstand van een hoofdgebouw ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • f. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 45º en ten hoogste 60º bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • i. tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering", in welk geval de goothoogte en de minimale dakhelling respectievelijk ten hoogste 8,50 m en ten minste 15° zal bedragen.
36.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 80,00 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal, met inachtneming van het gestelde onder b, ten hoogste 80% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van het zij- en achtererf bij een hoofdgebouw bedragen;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen. Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken geldt dat de goothoogte ten hoogste de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw zal bedragen, vermeerderd met 0,25 m;
  • f. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 60º bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m, van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste 6,50 m en van een overkapping ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • h. de afstand van vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot het dichtstbijzijnde punt van het woonhuis zal ten hoogste 50,00 m bedragen.
36.2.4 Bergingen bij een woonboot

Voor het bouwen van bergingen bij een woonboot gelden de volgende regels:

  • a. de bergingen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - woonboot";
  • b. er zullen ten hoogste twee bergingen worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bergingen zal ten hoogste 25,00 m² bedragen;
  • d. de goothoogte van de bergingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de bergingen zal ten hoogste 4,50 m bedragen.
36.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij het ander bouwwerk wordt geplaatst op een dak in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van toegangspoorten ten hoogste 3,00 m zal bedragen en de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 1,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, niet zijnde een onoverdekt zwembad, zal ten hoogste 3,00 m bedragen
  • f. een onoverdekt zwembad zal achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • g. de oppervlakte van een onoverdekt zwembad zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een onoverdekt zwembad zal ten hoogste 0,50 m bedragen.
36.3 Afwijken van de bouwregels
36.3.1 Afstand hoofdgebouw tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 36.2.2 onder d in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw ten opzichte van de weg wordt verkleind, mits:

  • a. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
36.3.2 Afstand tot de zijdelingse perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 36.2.2 onder e in die zin dat de afstand van hoofdgebouwen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen wordt verkleind, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
36.3.3 Afwijken dakhelling

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 36.2.2 onder g in die zin dat een hoofdgebouw wordt voorzien van een andere dakvorm of wordt gebouwd met een afwijkende dakhelling, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
36.3.4 Afstand bijbehorend bouwwerk tot de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 36.2.3 onder a in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan wordt verkleind, indien de bouwmogelijkheden op het perceel bij handhaving van de afstand van 3,00 m in onevenredige mate worden aangetast, mits:

  • a. het vrijliggende karakter van de zijgevel van het hoofdgebouw niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
36.3.5 Vergroten oppervlakte bijbehorende bouwwerken op ruime percelen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 36.2.3 onder b in die zin dat, met behoud van het bepaalde in lid 36.2.3 onder c en d, de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot, mits:

  • a. deze vergroting alleen wordt toegestaan op percelen met een omvang van ten minste 300 m²;
  • b. voor deze percelen geldt dat de in 36.2.3 onder b genoemde oppervlakte vermeerderd mag worden met 10% van het aantal m² dat het perceel groter is dan 300 m², met een maximum gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 250 m²
  • c. vrijstaande bijbehorende bouwwerken op niet meer dan 50,00 m vanaf het dichtstbijzijnde punt van het woonhuis worden gebouwd;
  • d. bij vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
  • e. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
36.3.6 Vergroten aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 36.2.3 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met inachtneming van het gestelde onder 36.2.3 onder b, ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw zal bedragen, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
36.3.7 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 36.2.5 onder a in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 36.5.4 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
36.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, tenzij:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten minder bedraagt dan 30% van de begane grondvloeroppervlakte van het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken binnen een bestemmingsvlak, met een maximum oppervlakte van 100 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van het hoofdgebouw is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein", "verblijfsrecreatie", "bed & breakfast" en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het plaatsen van meer dan 25 kampeermiddelen, ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein";
  • d. het gebruik van woonhuizen voor meer dan één woning;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning, ter plaatse van de aanduiding "wonen uitgesloten";
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • i. het gebruik van de gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • j. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van kamerverhuur;
  • k. het gebruik als ligplaats voor woonschepen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - woonboot" voor een woonboot met:
    • 1. een bouwhoogte groter dan 4,50 m, gemeten vanaf de waterlijn;
    • 2. een lengte langer dan 20,00 m;
    • 3. een breedte breder dan 4,80 m.
36.5 Afwijken van de gebruiksregels
36.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 36.4 onder d en/of f in die zin dat binnen woonhuizen en/of bijbehorende bouwwerken mogelijkheden voor mantelzorg, in de vorm van inwoning of een afhankelijke woonruimte, wordt toegestaan, mits:

  • a. mantelzorg uitsluitend plaatsvindt vanuit een onzelfstandige woonruimte;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte ten behoeve van de mantelzorg per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 70 m²;
  • d. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • e. er wordt voldaan aan de bouwtechnische eisen die gelden voor woningen;
  • f. er een indicatie is afgegeven door of vanwege de gemeente Koggenland;
  • g. binnen drie maanden na beëindiging van de mantelzorg de inrichting van de onzelfstandige woonruimte ongeschikt is gemaakt voor bewoning.
36.5.2 Productiegebonden detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 36.4 onder g in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

  • a. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m², mag bedragen;
  • b. de functie vanuit de bestaande bebouwing moet worden uitgeoefend;
  • c. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
36.5.3 Bed and breakfast

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 36.4 onder b in die zin dat een gebouw in combinatie met het wonen wordt gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:

  • a. er per bestemmingsvlak ten hoogste 6 logieskamers ten behoeve van de recreatieve bewoning worden ingericht;
  • b. de oppervlakte per logieskamer ten hoogste 30 m² zal bedragen;
  • c. er in of nabij de logieskamers geen zelfstandige kookruimtes worden aangebracht;
  • d. er een nachtregister wordt bijgehouden;
  • e. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
36.5.4 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 36.4 onder i in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak uitsluitend voor het hobbymatige gebruik (inclusief uitrijbak), mits:

  • a. de paardrijbak achter (het verlengde van) de achtergevel en direct aansluitend op het perceelsgedeelte achter het hoofdgebouw wordt aangelegd;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
  • c. verlichting is toegestaan onder de voorwaarden dat de verlichting objectgericht is, niet buiten de perceelsgrenzen schijnt en niet brandt tussen 21.00 uur en zonsopgang;
  • d. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand van dichtstbijgelegen punt van de paardrijbak 50 m tot de woning).
36.5.5 Kamerverhuur

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 36.4 onder j in die zin dat een hoofdgebouw wordt gebruikt ten behoeve van kamerverhuur, mits:

  • a. er per hoofdgebouw kamerverhuur voor ten hoogste 8 personen wordt ingericht;
  • b. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
36.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.6.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het (gedeeltelijk) verwijderen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
36.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 36.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
36.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
36.7 Wijzigingsbevoegdheid
36.7.1 Wijziging naar stolp

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Wonen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Stolp', inclusief het leggen van een bouwvlak, mits:

  • a. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 37 van overeenkomstige toepassing zijn, waarbij de oppervlakte van de stolp ten minste 15 m x 15 m en de goot- en bouwhoogte respectievelijk ten hoogste 4,50 m en ten hoogste 15,00 m zullen bedragen;
  • b. de omvang en de breedte van het bestaande perceel respectievelijk ten minste 2.000 m² en 50 m bedraagt;
  • c. het bestaande woonhuis geen rijksmonument is of niet is aangeduid als karakteristiek pand;
  • d. deze wijziging wordt toegepast indien ter plaatse het bestaande woonhuis wordt vervangen door een nieuw woonhuis in de vorm van een stolp;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
36.7.2 Wijzigen naar agrarisch bouwvlak

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Wonen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch' waarbij ter plaatse de aanduiding "bouwvlak" wordt aangebracht, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals omschreven in bijlage 1;
  • c. de omvang van het bouwvlak maximaal 2,0 hectare zal bedragen;
  • d. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.

Artikel 37 Wonen - Stolp

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.36 Wonen - Stolp in de in de toelichting.

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Stolp' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen in de bouwvorm van een stolp met bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. woonhuizen in de bouwvorm van een stolp met bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten, alsmede:
    • 1. een bouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf";
    • 2. een bijzondere woonvorm met kleinschalige aan landbouwkundig gebruik gerelateerde productiegebonden detailhandel, sociaal-culturele voorzieningen, ambachtelijke bedrijvigheid, verblijfsrecreatie en agrarisch gebruik, ter plaatse van de aanduiding "gemengd";
    • 3. bed & breakfast, ter plaatse van de aanduiding "bed & breakfast";
  • c. het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvormen van de stolpen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • e. wegen en paden;
  • f. water;

met de daarbijbehorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. andere bouwwerken.
37.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

37.2.1 Woonhuizen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen in de bouwvorm van een stolp worden gebouwd;
  • b. het aantal hoofdgebouwen zal per bestemmingsvlak ten hoogste één bedragen, waarbij een hoofdgebouw niet zal worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen";
  • c. een hoofdgebouw zal met ten minste één gevel in een naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
  • d. bij verbouw of bij nieuwbouw mag de hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de goothoogte en bouwhoogte, dakvorm, oppervlakte alsmede de verhouding tussen lengte- en breedtematen en gevelindeling niet gewijzigd worden;
  • e. de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw of overkapping   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  max   min   max   max  
Hoofdgebouw   bestaand   bestaand   bestaand   bestaand  
bijbehorende bouwwerken   3,00#   -   60   6,50+  

+ tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste de bestaande bouwhoogte zal bedragen

# Geldt alleen voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken geldt dat de goothoogte ten hoogste de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning zal bedragen, vermeerderd met 0,25 m.

37.2.2 Bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen en buiten het bouwvlak zal per hoofdgebouw ten hoogste 80 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van de gronden behorende bij het hoofdgebouw gelegen buiten het bouwvlak bedragen;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 meter bedragen. Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken geldt dat de goothoogte ten hoogste de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw zal bedragen, vermeerderd met 0,25 m. ;
  • e. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 meter bedragen;
  • f. de afstand van vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot het dichtstbijzijnde punt van het woonhuis zal ten hoogste 50,00 m bedragen.
37.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van overige andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij het ander bouwwerk wordt geplaatst op een dak in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van toegangspoorten ten hoogste 3,00 m zal bedragen en de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, niet zijnde een onoverdekt zwembad, zal ten hoogste 3,00 m bedragen
  • f. een onoverdekt zwembad zal achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • g. de oppervlakte van een onoverdekt zwembad zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een onoverdekt zwembad zal ten hoogste 0,50 m bedragen.
37.3 Afwijken van de bouwregels
37.3.1 Afwijken maatvoeringen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.2.1. onder d in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp;
  • b. vooraf advies is ingewonnen bij de Boerderijen Stichting Noord-Holland of een andere daarmee vergelijkbare onafhankelijke en ter zake deskundige.
37.3.2 Vergroten oppervlakte bijbehorende bouwwerken ruime percelen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.2.2 onder b in die zin dat, met behoud van het bepaalde in lid 37.2.2 onder c, de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot, mits:

  • a. deze vergroting alleen wordt toegestaan op percelen met een omvang van ten minste 300 m²;
  • b. voor deze percelen geldt dat de in 37.2.2 onder b genoemde oppervlakte vermeerderd mag worden met 10% van het aantal m² dat het perceel groter is dan 300 m², met een maximum gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 250 m²;
  • c. vrijstaande bijbehorende bouwwerken op niet meer dan 50,00 m vanaf het dichtstbijzijnde punt van het woonhuis worden gebouwd;
  • d. bij vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
  • e. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
37.3.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.2.3. onder a in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 37.5.4. bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.

37.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen en overkappingen in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan de in lid 37.1. onder a, b en c genoemde bedrijvigheid;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning, ter plaatse van de aanduiding "wonen uitgesloten";
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in woonhuizen en bijbehorende bouwwerken, tenzij:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten minder bedraagt dan 30% van de begane grondvloeroppervlakte van het woonhuis met bijbehorende bouwwerken binnen een bestemmingsvlak, met een maximum oppervlakte van 100 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten in het woonhuis uitvoert, bewoner van het woonhuis is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan genoemd in lid 37.1 onder c en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw voor bewoning;
  • f. het gebruik van woonhuizen voor meer dan één woning, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - twee woningen", "specifieke vorm van wonen - drie woningen" of "specifieke vorm van wonen - vier woningen", in welk geval een woonhuis gebruikt mag worden voor respectievelijk ten hoogste twee, drie of vier woningen;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan genoemd in lid 37.1 onder c;
  • h. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • i. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van kamerverhuur.
37.5 Afwijken van de gebruiksregels
37.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.4 onder e en/of f in die zin dat binnen woonhuizen en/of bijbehorende bouwwerken mogelijkheden voor mantelzorg, in de vorm van inwoning of een afhankelijke woonruimte, wordt toegestaan, mits:

  • a. mantelzorg uitsluitend plaatsvindt vanuit een onzelfstandige woonruimte;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte ten behoeve van de mantelzorg per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 70 m²;
  • d. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • e. er wordt voldaan aan de bouwtechnische eisen die gelden voor woningen;
  • f. er een indicatie is afgegeven door of vanwege de gemeente Koggenland;
  • g. binnen drie maanden na beëindiging van de mantelzorg de inrichting van de onzelfstandige woonruimte ongeschikt is gemaakt voor bewoning.
37.5.2 Bed and breakfast

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.4 onder d in die zin dat een gebouw in combinatie met het wonen wordt gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:

  • a. er per bestemmingsvlak ten hoogste 6 logieskamers ten behoeve van de recreatieve bewoning worden ingericht;
  • b. de oppervlakte per logieskamer ten hoogste 30 m² zal bedragen;
  • c. er in of nabij de logieskamers geen zelfstandige kookruimtes worden aangebracht;
  • d. er een nachtregister wordt bijgehouden;
  • e. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
37.5.3 Productiegebonden detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 36.4 onder g in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

  • a. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m², mag bedragen;
  • b. de functie vanuit de bestaande bebouwing moet worden uitgeoefend;
  • c. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
37.5.4 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.4 onder h in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak uitsluitend voor het hobbymatige gebruik (inclusief uitrijbak), mits:

  • a. de paardrijbak achter (het verlengde van) de achtergevel en direct aansluitend op het perceelsgedeelte achter het hoofdgebouw wordt aangelegd;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
  • c. verlichting is toegestaan onder de voorwaarden dat de verlichting objectgericht is, niet buiten de perceelsgrenzen schijnt en niet brandt tussen 21.00 uur en zonsopgang;
  • d. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand van dichtstbijgelegen punt van de paardrijbak 50 m tot de woning).
37.5.5 Kamerverhuur

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.4 onder i in die zin dat een hoofdgebouw wordt gebruikt ten behoeve van kamerverhuur, mits:

  • a. er per hoofdgebouw kamerverhuur voor ten hoogste 8 personen wordt ingericht;
  • b. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
37.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
37.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het (gedeeltelijk) verwijderen van stolpen.
37.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 37.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds rechtmatig in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
37.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een stolp betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijdering daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm van de stolp plaatsvindt.
37.7 Wijzigingsbevoegdheid
37.7.1 Woningsplitsing stolpen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een woonhuis, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:

  • a. er wordt gesplitst in ten hoogste twee woningen, waarbij de splitsing noodzakelijk moet zijn in verband met de handhaving van de stolpboerderij en de karakteristieke eigenschappen van het gebouw;
  • b. in afwijking van sublid a wordt gesplitst in ten hoogste drie of vier woningen, indien sprake is van een stolpboerderij met een dubbel respectievelijk driedubbel vierkant, waarbij de splitsing noodzakelijk moet zijn in verband met de handhaving van de stolpboerderij en de karakteristieke eigenschappen van het gebouw;
  • c. vooraf advies is ingewonnen bij de Boerderijen Stichting Noord-Holland of een andere daarmee vergelijkbare onafhankelijke en ter zake deskundige;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke eigenschappen van de stolpboerderij;
  • e. er voldoende parkeergelegenheid is op het bijbehorende erf;
  • f. buitenopslag niet is toegestaan;
  • g. geen splitsing plaatsvindt tussen de woning en de opstallen;
  • h. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
37.7.2 Wijzigen situering bouwvlak

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "bouwvlak" wordt verschoven, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
  • b. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;
  • c. de huidige situering vanuit de milieu- of woonsituatie belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering in de milieu- of woonsituatie kan worden bewerkstelligd, dan wel er vanwege verbouw een aanpassing van de grenzen van het bouwvlak noodzakelijk is;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
37.7.3 Wijzigen omvang bouwvlak

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de omvang van de aanduiding "bouwvlak" wordt vergroot ten behoeve van het vervangen van een kleine stolp door een grotere stolp, mits:

  • a. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de oppervlakte van de stolp en daarmee de aanduiding "bouwvlak" ten minste 15 m x 15 m en de goot- en bouwhoogte respectievelijk ten hoogste 4,50 m en ten hoogste 15,00 m zullen bedragen;
  • b. de omvang en de breedte van het bestaande perceel respectievelijk ten minste 2.000 m² en 50 m bedraagt;
  • c. de bestaande stolp geen rijksmonument is;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
37.7.4 Wijzigen bestemming vanwege afwijkende bouwvorm

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de stolp en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de gronden worden voorzien van de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. de stolp teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
37.7.5 Wijzigen naar agrarisch bouwvlak

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Wonen - Stolp' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij ter plaatse de aanduiding "bouwvlak" wordt aangebracht, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf zoals omschreven in bijlage 1;
  • c. de omvang van het bouwvlak maximaal 2,0 hectare zal bedragen;
  • d. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.

 

Artikel 38 Horeca - Uit te werken

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.37 Horeca - Uit te werken in de toelichting.

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van het horecabedrijf uitsluitend in de vorm van een motel;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. ontsluitingswegen en overige verhardingen;
  • d. groen- en speelvoorzieningen;
  • e. de waterhuishouding.
38.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en Wethouders werken de in lid 38.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag respectievelijk ten hoogste 6,00 m en 8,00 m bedragen;
  • c. de afstand van gebouwen tot de bestemmingsgrens moet ten minste 5,00 m bedragen;
  • d. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • e. aan de westzijde van het bestemmingsvlak moet een afschermende groenstrook worden ingepast met een breedte van ten minste 5,00 m;
  • f. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • g. er moet binnen het bestemmingsvlak in voldoende parkeergelegenheid worden voorzien, die is afgestemd op de aard van de bestemming.
38.3 Bouwregels

Zolang en voorzover de in lid 38.2 bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bouwwerken slechts worden gebouwd, mits:

  • het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan.
38.4 Afwijken van de bouwregels

Bij de in lid 38.2 bedoelde uitwerking kunnen binnen de grenzen van de bestemming en de uitwerkingsregels, afwijkingsregels worden opgenomen ten aanzien van in het uitwerkingsplan opgenomen bouwregels en specifieke gebruiksregels.

Artikel 39 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.38 Leiding - Hoogspanningsverbinding in de toelichting.

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een bovengrondse hoogspanningsleiding;

met de daarbijbehorende:

  • b. veiligheidszones;
  • c. andere bouwwerken.
39.2 Bouwregels
39.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

39.2.2 Geen gebouwen en overkappingen

Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

39.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 40,00 m bedragen.
39.3 Afwijken van de bouwregels
39.3.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Mits de veiligheid met betrekking tot de hoogspanningsleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 39.2.1 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. met een vooraf ingewonnen advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder wordt aangetoond dat de bouw mogelijk is;
  • b. een positief advies van de brandweer is verkregen.
39.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object binnen een ter plaatse aangegeven veiligheidszone.
39.5 Wijzigingsbevoegdheid
39.5.1 Verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' wordt verwijderd, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, indien er sprake is van het verwijderen dan wel verplaatsen van een bestaande leiding;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de bodemkundige, de cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 40 Leiding - Leidingenstrook

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf Leiding - Leidingenstrook in de toelichting.

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingenstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. stroken ten behoeve van ondergrondse en bovengrondse leidingen en het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

  • b. veiligheidszones;
  • c. gebouwen;
  • d. andere bouwwerken.

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingenstrook' voorrang krijgt.

40.2 Bouwregels
40.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden, geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

40.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • de goot- en bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen.
40.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
40.3 Afwijken van de bouwregels
40.3.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Mits de veiligheid met betrekking tot de leidingen niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 40.2.1 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. met een vooraf ingewonnen advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder wordt aangetoond dat de bouw mogelijk is;
  • b. een positief advies van de brandweer is verkregen.
40.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het permanent opslaan van goederen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object.
40.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.5.1 Vergunningplichtige werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het in de grond brengen van voorwerpen;
  • d. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die diep wortelen of kunnen wortelen.
40.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 40.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds rechtmatig in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
40.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien met een vooraf ingewonnen advies van de betreffende leidingbeheerder wordt aangetoond dat de werken of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leidingen.

40.6 Wijzigingsbevoegdheid
40.6.1 Verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Leiding - Leidingenstrook' wordt verwijderd, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, indien er sprake is van het verwijderen dan wel verleggen van een bestaande leidingenstrook;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de bodemkundige, de cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 41 Leiding - Riool

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.40 Leiding - Riool in de toelichting.

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een strook ten behoeve van een rioolpersleiding en het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

  • b. andere bouwwerken.
41.2 Bouwregels
41.2.1 Bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

41.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

41.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
41.3 Afwijken van de bouwregels
41.3.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Mits de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 41.2.1 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. met een vooraf ingewonnen advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder wordt aangetoond dat de bouw mogelijk is;
  • b. een positief advies van de brandweer is verkregen.
41.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
41.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  • c. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  • d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.
41.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 41.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds rechtmatig in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. door de leidingbeheerder zelf worden uitgevoerd.
41.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de betreffende leiding.

41.5 Wijzigingsbevoegdheid
41.5.1 Verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Leiding - Riool' wordt verwijderd, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, indien er sprake is van het verwijderen dan wel verleggen van een bestaande leiding;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de bodemkundige, de cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 42 Waarde - Aardkundig

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.41 Waarde - Aardkundig in de toelichting.

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Aardkundig' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud, het herstel en de uitbouw van de aardkundige waarden van Polder Mijzen, de meerwal (Baarsdorpermeer) en het kadetjesland (N-Spierdijk).
42.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het dempen en/of graven van sloten en/of andere waterlopen en/of -partijen;
  • b. het diepploegen, egaliseren, afgraven, afschuiven en/of ophogen van gronden.
42.3 Afwijken van de gebruiksregels
42.3.1 Werken en werkzaamheden

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 42.2. in die zin dat sloten en/of andere waterlopen en/of -partijen worden gedempt en/of gegraven, mits:

  • a. het om een zeer beperkte ingreep gaat die wordt uitgevoerd ten behoeve van een landbouwkundige noodzaak;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aardkundige waarden van het gebied.
42.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
42.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse hoofdtransport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen.
42.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 42.4.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en het normaal agrarisch gebruik betreffen;
  • b. reeds rechtmatig in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
42.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aardkundige waarden.

Artikel 43 Waarde - Archeologie 1

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.42 Waarde - Archeologie 1 in de toelichting.

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
43.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) worden in of op deze gronden geen bouwwerken gebouwd.

43.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 43.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en/of andere bouwwerken, worden gebouwd, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
43.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
43.4.1 Vergunningplicht

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden;
  • c. de aanleg van verhardingen;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
43.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 43.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan.
43.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
43.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

Artikel 44 Waarde - Archeologie 2

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.43 Waarde - Archeologie 2 in de toelichting.

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
44.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) worden in of op deze gronden geen bouwwerken gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken met een oppervlakte van 100 m² of minder;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,40 m onder het maaiveld;
  • c. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer dan 100 m² bedraagt;
  • d. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken meer bedraagt dan 100 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.
44.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 44.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
44.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
44.4.1 Vergunningplicht

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden;
  • c. de aanleg van verhardingen;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
44.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 44.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. een oppervlakte van niet meer dan 100 m² en een diepte van niet meer dan 0,40 m betreffen.
44.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
44.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

Artikel 45 Waarde - Archeologie 3

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.44 Waarde - Archeologie 3 in de toelichting.

45.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
45.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) worden in of op deze gronden geen bouwwerken gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken met een oppervlakte van 500 m² of minder;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,40 m onder het maaiveld;
  • c. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer dan 500 m² bedraagt;
  • d. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken meer bedraagt dan 500 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.
45.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 45.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
45.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
45.4.1 Vergunningplicht

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden;
  • c. de aanleg van verhardingen;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
45.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 45.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. een oppervlakte van niet meer dan 500 m² en een diepte van niet meer dan 0,40 m betreffen.
45.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
45.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

Artikel 46 Waarde - Archeologie 4

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.45 Waarde - Archeologie 4 in de toelichting.

46.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
46.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) worden in of op deze gronden geen bouwwerken gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken met een oppervlakte van 2.500 m² of minder;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 2.500 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld;
  • c. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer dan 2.500 m² bedraagt;
  • d. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken meer bedraagt dan 2.500 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld.
46.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 46.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
46.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
46.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden;
  • c. de aanleg van verhardingen;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
46.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 46.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. een oppervlakte van niet meer dan 2.500 m² en een diepte van niet meer dan 0,35 m betreffen.
46.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
46.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

Artikel 47 Waarde - Archeologie 5

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.46 Waarde - Archeologie 5 in de toelichting.

47.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
47.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) worden in of op deze gronden geen bouwwerken gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken met een oppervlakte van 10.000 m² of minder;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 10.000 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld;
  • c. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer dan 10.000 m² bedraagt;
  • d. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken meer bedraagt dan 10.000 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld.
47.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 47.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
47.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
47.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden;
  • c. de aanleg van verhardingen;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
47.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 47.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. een oppervlakte van niet meer dan 10.000 m² en een diepte van niet meer dan 0,35 m betreffen.
47.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
47.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 48 Waarde - Cultuurhistorie

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.47 Waarde - Cultuurhistorie in de toelichting.

48.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de dijken;

met de daarbijbehorende:

  • b. andere bouwwerken.
48.2 Bouwregels
48.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

48.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

48.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
48.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
48.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen en afgraven van gronden;
  • b. het aanbrengen van opgaande beplanting.
48.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 48.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds rechtmatig in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
48.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 48.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de waterkering en/of de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 49 Waarde - Landschap verkaveling

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.48 Waarde - Landschap verkavelingin de toelichting.

49.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap verkaveling' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud, het herstel en de uitbouw van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de bijzondere onregelmatige blokverkaveling in de polder Beetskoog.
49.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het dempen en/of graven van sloten en/of andere waterlopen en/of -partijen.
49.3 Afwijken van de gebruiksregels
49.3.1 Werken en werkzaamheden

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 49.2 in die zin dat sloten en/of andere waterlopen en/of -partijen worden gedempt en/of gegraven, mits:

  • a. het om een zeer beperkte ingreep gaat die wordt uitgevoerd ten behoeve van een landbouwkundige noodzaak;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gaafheid van het gebied zoals dat is voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap verkaveling'.
49.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
49.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse hoofdtransport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen.
49.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 49.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds rechtmatig in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning.
49.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de bijzondere onregelmatige blokverkaveling.

Artikel 50 Waterstaat - Waterkering

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 4.49 Waterstaat - Waterkering in de toelichting.

50.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud, het herstel en het beheer van de waterstaatsdoeleinden en de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de dijken.
50.2 Bouwregels
50.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

50.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

50.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
50.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 50.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen of andere bouwwerken worden gebouwd, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en het beheer van de waterstaatsdoeleinden en de cultuurhistorische waarden;
    • 2. vooraf advies wordt ingewonnen van het Hoogheemraadschap.
50.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
50.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen en afgraven van gronden;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van opgaande beplanting.
50.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 50.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds rechtmatig in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
50.4.3 Toetsingscriteria

De in lid 50.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de waterkering en/of de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 51 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Een eenmaal als bedrijfswoning gerealiseerd bouwwerk blijft bij de toepassing van deze regels aangemerkt als bedrijfswoning.

Artikel 52 Algemene bouwregels

52.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de bouwregels in de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • b. tot de voorgevels van gebouwen behorende erkers onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens zal ten minste 2,00 m bedragen;
    • 2. de horizontale diepte van een erker zal ten hoogste 1,50 m bedragen;
    • 3. de oppervlakte van een erker zal ten hoogste 10,00 m² bedragen;
    • 4. de breedte van een erker zal ten hoogste 75% van de breedte van de voorgevel van het gebouw waar tegen aan wordt gebouwd bedragen;
    • 5. de goothoogte van een erker zal ten hoogste de bouwhoogte van de eerste verdiepingsvloer van het gebouw waar tegen aan wordt gebouwd bedragen;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
52.2 Geluidcontouren
52.2.1 Zonering vanwege wegverkeerslawaai
  • a. Bedrijfswoningen, woonhuizen of andere geluidgevoelige functies, als bedoeld in de Wet geluidhinder, zullen buiten de geluidhindercontour van 48 dB, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 7, worden gebouwd.
  • b. Met een omgevingsvergunning kan, mits de overige regels van dit bestemmingsplan zich daartegen niet verzetten, worden afgeweken van lid a ten behoeve van vervangende nieuwbouw van bedrijfswoningen, woonhuizen of gebouwen voor andere geluidgevoelige functies overeenkomstig de bouwregels van dit bestemmingsplan.
52.2.2 Zonering vanwege spoorweglawaai
  • a. Bedrijfswoningen, woonhuizen of andere geluidgevoelige functies, als bedoeld in de Wet geluidhinder, zullen buiten de geluidhindercontour van 55 dB, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 7, worden gebouwd.
  • b. Met een omgevingsvergunning kan, mits de overige regels van dit bestemmingsplan zich daartegen niet verzetten, worden afgeweken van lid a:
    • 1. voor het vergroten of vernieuwen van bedrijfswoningen, woonhuizen of andere geluidgevoelige objecten overeenkomstig de regels van dit bestemmingsplan, mits de gevel van de gebouwen minder dan 3 m in de richting van de spoorweg wordt verplaatst;
    • 2. voor het bouwen van een bedrijfswoning, woonhuis of ander geluidgevoelig object, mits door de aanwezigheid of verzekerde aanwezigheid van een geluidreducerende voorziening geen hogere geluidbelasting dan 55 dB aan de gevel wordt bereikt.

Artikel 53 Algemene gebruiksregels

53.1 Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de gronden die zijn bestemd voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' of de gronden waarvoor omgevingsvergunning is verleend op basis van lid 3.5.1, 4.5.1 of 6.5.1;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of het uitoefenen van straatprostitutie;
  • c. het gebruik van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie;
  • d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering dan wel de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • e. het storten van puin en/of afvalstoffen;
  • f. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • g. het kennelijk ten verkoop stallen en opslaan van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport en de gemotoriseerde modelsport, het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen, het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen;
  • i. het gebruik van de gronden en bouwwerken als standplaats voor doeleinden van (detail)handel of bedrijf alsmede als standplaats voor wagens geschikt en bestemd voor de uitoefening van (detail)handel ter plaatse;
  • j. het gebruik van de gronden en bouwwerken als ligplaats voor woonschepen en recreatievaartuigen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - woonboot";
  • k. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het plaatsen, doen plaatsen en/of geplaatst hebben van handelsreclame en andere commerciële uitingen, tekens en/of afbeeldingen;
  • l. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de beoefening van de parasport en voor het gebruik van ultra lichte vliegtuigen, anders dan waar op grond van de Luchtvaartwet toestemming is verleend.
53.2 Afwijken van de gebruiksregels
53.2.1 Seksinrichting

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 53.1 onder b en c in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van seksuele dienstverlening of een escortbedrijf, mits:

  • a. afwijking voor ten hoogste één seksinrichting of escortbedrijf zal worden verleend;
  • b. er geen afwijking voor raam- of straatprostitutie zal worden verleend;
  • c. de ondernemers van de seksinrichting of het escortbedrijf een bedrijfsplan in moet dienen;
  • d. er volledig op eigen terrein geparkeerd zal worden;
  • e. de activiteit, gelet op de aard en invloed, niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van het karakter van de woonomgeving, waarbij wordt gelet op de aanwezigheid van gevoelige functies, zoals woningen, scholen en onderwijsinstellingen en de daarbij behorende aanlooproutes, alsmede op het voorkomen en beperken van overlast gelet op de aard van de activiteit, te weten een overwegende avond- en nachtactiviteit;
  • f. de bouwwerken voldoen aan de brandveiligheidseisen.

Artikel 54 Algemene aanduidingsregels

54.1 milieuzone - geurzone
54.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'milieuzone - geurzone' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geurbelasting op geurgevoelige objecten.

54.1.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • een op grond van de regels van de ter plaatse voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geurgevoelig object, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geurbelasting vanwege de rioolwaterzuivering van de geurgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarden.
54.1.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van niet-geurgevoelige objecten als geurgevoelig object.
54.2 veiligheidszone - lpg
54.2.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'veiligheidszone - lpg' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge gevaarzetting op risicogevoelige objecten.

54.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de ter plaatse voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

54.2.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 54.2.2 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:
    • 1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
54.2.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
54.2.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

het bepaalde in lid 54.2.4 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbaar object, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
54.2.6 Wijzigingsbevoegdheid

a Verwijderen aanduiding

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' ter plaatse wordt verwijderd, mits:

  • de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd.

b Wijzigen aanduiding

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' voor een risicovolle inrichting ter plaatse wordt gewijzigd (verkleind), mits:

  • a. voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd;
  • b. de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • c. zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten bevinden.
54.3 vrijwaringszone - dijken
54.3.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - dijken' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de waterkeringen.

54.3.2 Bouwregels gebouwen en andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de ter plaatse voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze gebiedsaanduiding.

54.3.3 Bouwregels overige andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken, ten behoeve van deze aanvullende bestemming, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer te water, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
54.3.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 54.3.2 in die zin dat in de daar voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van het waterschap;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering.
54.3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'vrijwaringszone - dijken' ter plaatse wordt verwijderd, mits:

  • het definitieve tracé van de reserveringszone is vastgesteld en de algemene aanduidingsregel aan dit tracé wordt aangepast.
54.4 vrijwaringszone - (energie-)infrastructuur
54.4.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - (energie-)infrastructuur' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het vrijwaren van gronden van bebouwing voor de aanleg van (energie-)infrastructuur.

54.4.2 Specifieke gebruiksregel

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

  • het oprichten van bouwwerken en het gebruik van gronden die afbreuk doen of kunnen doen aan de mogelijkheid om wegen en leidingen aan te leggen binnen de gegeven zone.

54.5 vrijwaringszone - molenbiotoop
54.5.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

54.5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de ter plaatse voorkomende bestemming(en) mogen bouwwerken niet hoger worden gebouwd dan:

  • a. binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
  • b. binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen: de bouwhoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen.
54.5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 54.5.2 in die zin dat de in de ter plaatse voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.
54.5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a Vergunningplichtige werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in lid 54.5.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • b. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in lid 54.5.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in lid 54.5.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.

b Uitzonderingen

Het in lid a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds rechtmatig in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.

c Voorwaarden

De in lid a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. Voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.

54.6 vrijwaringszone - straalpad
54.6.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - straalpad' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van bebouwing met een bouwhoogte groter dan 27,00 m.

54.6.2 Bouwregels gebouwen en andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de ter plaatse voorkomende bestemming(en) zal op of in de gronden die zijn gelegen binnen het ter plaatse van als zodanig aangegeven straalpad, de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken ten hoogste 27,00 m bedragen.

54.7 windturbine 1
54.7.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'windturbine 1' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor windturbines met de daarbijbehorende transformatorkasten.

54.7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van windturbines en transformatorkasten gelden de volgende regels:

  • a. een windturbine zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “windturbine 1”;
  • b. per aangeduid gebied zal ten hoogste één windturbine worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een windturbine zal ten hoogste 60,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een transformatorkast zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. de totale hoogte van een windturbine (mast plus rotor) zal ten hoogste 85,00 m bedragen.

Voor het bouwen van andere bouwwerken ten behoeve van de windturbines geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

54.7.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding "windturbine” ter plaatse wordt verwijderd, mits de windturbine ter plaatse is verwijderd.

54.8 windturbine 2
54.8.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'windturbine 2' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor windturbines met de daarbijbehorende transformatorkasten.

54.8.2 Bouwregels

Voor het bouwen van windturbines en transformatorkasten gelden de volgende regels:

  • a. windturbines zullen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "windturbine 2";
  • b. per aangeduid gebied zullen ten hoogste drie windturbines worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een windturbine zal ten hoogste 60,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een transformatorkast zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. de totale hoogte van een windturbine (mast plus rotor) zal ten hoogste 85,00 m bedragen.

Voor het bouwen van andere bouwwerken ten behoeve van de windturbines geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 55 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen in die zin dat ten behoeve van het kamperen bij woonhuizen en (agrarische) bedrijven, gebouwtjes ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen per kampeerterrein ten hoogste 50 m² zal bedragen;
    • 2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
    • 3. tevens de in artikel 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning is verleend;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 56 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de gronden ter plaatse worden voorzien van de aanduiding 'antennemast', mits:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of antennemasten, ten hoogste 40,00 m zal bedragen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatieve vaarroute" wordt aangebracht en/of verwijderd ten behoeve van de realisering of verandering van het stelsel van recreatieve vaarroutes, mits:
    • 1. een wijziging geen nadelige gevolgen heeft voor de waterhuishouding;
    • 2. er voordat een besluit wordt genomen over de wijziging van het bestemmingsplan advies zal worden gevraagd aan het hoogheemraadschap waarbinnen de gronden zijn gelegen;
    • 3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4' of 'Waarde - Archeologie 5' wordt aangebracht, mits:
  • d. de aanduiding 'vrijwaringszone - dijken' wordt aangebracht, mits:
    • 1. het definitieve tracé van de reserveringszone is vastgesteld en de gebiedsaanduiding aan dit tracé wordt aangepast;
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 54.3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • e. de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouwbedrijf', 'Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf' of 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' en tegelijkertijd de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouwbedrijf', 'Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf' of 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch' ten behoeve van een wijziging van de situering van het bestemmingsvlak bij een gelijkblijvende oppervlakte, mits:
    • 1. er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, de situering van het bestemmingsvlak te wijzigen;
    • 2. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer' dan wel de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    • 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, aanleg van rotondes, oversteekplaatsen, e.d. van wegen;
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 31 dan wel de andere bestemming die deel van het wijzigingsplan uitmaakt van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Fiets- en voetpaden', dan wel de bestemming 'Verkeer - Fiets- en voetpaden' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    • 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor verbredingen en/of bochtafsnijdingen, dan wel voor de aanleg van een nieuw pad ter plaatse van de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied fiets- en voetpad";
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden;
    • 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 4. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 dan wel de andere bestemming die deel van het wijzigingsplan uitmaakt van overeenkomstige toepassing zijn;
  • h. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Water' dan wel de bestemming 'Water' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    • 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de incidentele aanleg van vaarten, verbredingen van waterlopen ten behoeve van een verbetering van de waterhuishouding, de waterberging en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, e.d. van vaarwegen c.a.;
    • 2. er voordat een besluit wordt genomen over de wijziging van het bestemmingsplan advies zal worden gevraagd aan het hoogheemraadschap waarbinnen de gronden zijn gelegen;
    • 3. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 34 dan wel de andere bestemming die deel van het wijzigingsplan uitmaakt van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 4. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • i. de aanduiding "ecologische verbindingszone" wordt aangebracht, mits:
    • 1. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast ten behoeve van de realisatie van ecologische verbindingszones;
    • 2. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden voor de daadwerkelijke aanleg van de ecologische verbindingszones in eigendom zijn verworven;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 57 Overige regels

57.1 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zódanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

57.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • c. de ruimte tussen bouwwerken. 

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 58 Overgangsrecht

58.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 58.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 58.1 onder a met maximaal 10%.
  • c. 58.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
58.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 58.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in 58.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. 58.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
58.2.1 Overgangsrecht ten aanzien van het gebruik voor kleinschalige bedrijfsvoering

In afwijking van het bepaalde in lid 58.2 onder a mag, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - overgangsregeling", door de huidige bewoner van het perceel Oosteinde 87 te Berkhout, het bestaande gebruik van de bestaande gebouwen ten behoeve van kleinschalige bedrijfsactiviteiten uitsluitend worden voortgezet, indien de gebouwen ten behoeve van de kleinschalige bedrijfsactiviteiten vanaf de eerste terinzagelegging van dit plan niet zijn vervreemd, door erfopvolging zijn verkregen, zijn verhuurd c.q. op andere wijze in gebruik zijn gegeven, met het oogmerk aan een ander het gebruik van de kleinschalige bedrijfsactiviteiten te verschaffen.

58.2.2 Overgangsrecht ten aanzien van het gebruik van een gebouw voor vergaderruimte/orangerie voor bewoning

In afwijking van het bepaalde in lid 58.2 onder a mag, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - overgangsregeling 4", door de huidige gebruiker van het perceel Zesstedenweg 20A te Scharwoude, het bestaande gebruik van het bestaande gebouw voor vergaderruimte/orangerie voor bewoning uitsluitend worden voortgezet, indien het gebruik van het gebouw ten behoeve van de bewoning vanaf de eerste terinzagelegging van dit plan niet is vervreemd, door erfopvolging is verkregen, is verhuurd c.q. op andere wijze in gebruik is gegeven, met het oogmerk aan een ander het gebruik van de bewoning te verschaffen.

58.2.3 Overgangsrecht ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als burgerwoning

In afwijking van het bepaalde in lid 58.2 onder a mag, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - overgangsregeling 1", door de huidige bewoner van de bedrijfswoning op het perceel Kerkweg 9b te Hensbroek, het bestaande gebruik van de bedrijfswoning voor bewoning die niet noodzakelijk is gelet op de bestemming van het gebouw, uitsluitend worden voortgezet, indien het gebouw ten behoeve van die bewoning vanaf de eerste terinzagelegging van dit plan niet is vervreemd, door erfopvolging is verkregen, is verhuurd c.q. op andere wijze in gebruik is gegeven, met het oogmerk aan een ander het gebruik van de bewoning te verschaffen.

58.2.4 Overgangsrecht ten behoeve van het gebruik van gronden voor opslag en stalling

In afwijking van het bepaalde in lid 58.2 onder a mag, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - overgangsregeling", door de huidige gebruiker van het perceel Wogmeer 83 te Hensbroek, het bestaande gebruik van het perceel voor beperkte, zoveel mogelijk binnen, opslag en de stalling van één bedrijfsauto voor eigen gebruik, uitsluitend worden voortgezet, indien het perceel ten behoeve van dit gebruik vanaf de eerste terinzagelegging van dit plan niet is vervreemd, door erfopvolging is verkregen, is verhuurd c.q. op andere wijze in gebruik is gegeven, met het oogmerk aan een ander het gebruik van de opslag en stalling te verschaffen.

58.2.5 Overgangsrecht ten behoeve van het gebruik van een bedrijfsgebouw voor bewoning

In afwijking van het bepaalde in lid 58.2 onder a mag, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - overgangsregeling 2", door de huidige bewoner van het bedrijfsgebouw op het perceel Bobeldijk 5a te Berkhout, het bestaande gebruik van het bedrijfsgebouw voor bewoning die niet noodzakelijk is gelet op de bestemming van het gebouw, uitsluitend worden voortgezet, indien het gebouw ten behoeve van die bewoning vanaf de eerste terinzagelegging van dit plan niet is vervreemd, door erfopvolging is verkregen, is verhuurd c.q. op andere wijze in gebruik is gegeven, met het oogmerk aan een ander het gebruik van de bewoning te verschaffen.

58.2.6 Overgangsrecht ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw voor bewoning

In afwijking van het bepaalde in lid 58.2 onder a mag, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - overgangsregeling 3", door de huidige bewoner van het bijgebouw op het perceel Noord-Spierdijkerweg 210 te Spierdijk, het bestaande gebruik van het bijgebouw voor bewoning die niet noodzakelijk is gelet op de bestemming van het gebouw, uitsluitend worden voortgezet tot uiterlijk 2 juli 2015, indien het gebouw ten behoeve van die bewoning vanaf de eerste terinzagelegging van dit plan niet is vervreemd, door erfopvolging is verkregen, is verhuurd c.q. op andere wijze in gebruik is gegeven, met het oogmerk aan een ander het gebruik van de bewoning te verschaffen.

58.2.7 Overgangsrecht ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw voor bewoning

In afwijking van het bepaalde in lid 58.2 onder a mag, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - overgangsregeling 5", door de huidige bewoner van het bijgebouw op het perceel Wogmeer 69 te Hensbroek, het bestaande gebruik van het bijgebouw voor bewoning die niet noodzakelijk is gelet op de bestemming van het gebouw, uitsluitend worden voortgezet, indien het gebouw ten behoeve van die bewoning vanaf de eerste terinzagelegging van dit plan niet is vervreemd, door erfopvolging is verkregen, is verhuurd c.q. op andere wijze in gebruik is gegeven, met het oogmerk aan een ander het gebruik van de bewoning te verschaffen.

Artikel 59 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

Bestemmingsplan Landelijk Gebied

van de gemeente Koggenland.

Behorende bij het besluit van 27 juni 2013.

BIJLAGEN BIJ REGELS

Bijlage 1 Volwaardig agrarisch bedrijf

Criteria volwaardig agrarisch bedrijf

Onder een volwaardig agrarisch bedrijf wordt verstaan een agrarisch bedrijf dat:

  • a. naar aard en omvang, en
  • b. op grond van de arbeidsbehoefte

als zodanig moet worden aangemerkt en waarvan de continuïteit ook op de langere termijn (minimaal 10 jaar) gewaarborgd is. Aan beide criteria, volwaardigheid en continuïteit, moet worden voldaan. Hierbij is uitgangspunt, dat vóór aanvang van de bedrijfsactiviteiten de volwaardigheid is aangetoond.

ad a

De volwaardigheid naar aard en omvang van het agrarisch bedrijf wordt voornamelijk bepaald door:

  • de aard en omvang van het bedrijf, waarbij onder andere van belang zijn: de veebezetting, het beschikbare grondareaal (eigendom/pacht/huur), grootte, aard en inrichting van de bedrijfsgebouwen;
  • de mate waarin het agrarisch bedrijf voorziet in het hoofdinkomen van het bedrijfshoofd: er moet sprake zijn van een aanvaardbaar inkomen, rekening houdende met investeringen, moderniseringen, uitbreidingen, e.d.;
  • de outillage van het bedrijf;
  • eventueel voorziene investeringen.

ad b

De volwaardigheid van de arbeidsbehoefte wordt voornamelijk bepaald door:

  • de arbeidsbehoefte c.q. arbeidsomvang die het agrarische hoofdberoepsbedrijf vergt: deze arbeidsbehoefte c.q. -omvang moet minimaal één arbeidskracht omvatten die qua tijdsbesteding, volledig (voltijds) werkzaam is of zal zijn in het betreffende agrarisch bedrijf;
  • het hoofdberoep van het bedrijfshoofd moet agrariër zijn hetgeen onder meer kan blijken uit registratie in de CBS Landbouwtelling, huidige werkkring, opleiding, etc...;
  • de beschikbaarheid van de aanvrager voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf.

De continuïteit van het bedrijf wordt voornamelijk bepaald door:

  • de verzekering dat de continuïteit van het bedrijf, ook op langere termijn (uitgegaan wordt van een periode van minimaal 10 jaar), is verzekerd; hierbij speelt onder andere een rol of het bedrijf een zodanige opzet en omvang heeft dat het perspectief aanwezig is dat het bedrijf als (hoofdberoeps)bedrijf ook op langere termijn kan voortbestaan;
  • bij het beoordelen van de continuïteit vormen de leeftijd, vakkennis, opleiding, achtergrond en ervaring van het bedrijfshoofd en/of eventuele opvolger, alsmede het aanwezig zijn of reeds meewerken van een opvolger, belangrijke gegevens; ook de intentie waarmee de activiteiten worden ondernomen speelt een rol.

De uiteindelijke beoordeling van de volwaardigheid berust op een weging van de diverse hiervoor genoemde aspecten en factoren in het concrete geval. Zonodig kan het gemeentebestuur het advies van de Agrarische Beoordelings Commissie of een daarmee vergelijkbare onafhankelijke en deskundige instantie inwinnen.

Bijlage 3 Specifiek toegestane bedrijven binnen 'Bedrijf'

Lijst van specifiek toegestane bedrijven binnen de bestemming
'Bedrijf'

Adres   Omschrijving van de bedrijven   Milieu-
categorie  
Baarsdorpermeer 10   groothandel in bouwmaterialen   3.1  
Berkmeerdijk 6   bouwmaterialenhandel   3.1  
Bobeldijk 5a   chocoladefabriek   3.2  
Bobeldijk 62   dierenpension   3.2  
Bobeldijk 69   groothandel en verwerking van cacao en suikers   5.1.  
Bobeldijk 106a   dierenpension   3.2  
Dorpsstraat 81, Hensbroek   lasbedrijf   3.1  
Grosthuizen 55/56   aannemer   3.1.  
Grosthuizen 94   autoreparatie/spuiterij   3.1  
Kathoek 14   carrosseriebedrijf   4.1  
Kerkebuurt 228   metaalbewerker   4.1  
Noorddijkerweg 76   aannemer/timmerbedrijf   3.1  
Noorddijkerweg 110   transportbedrijf   3.1  
Noord-Spierdijkerweg 144   metaalbewerking   3.2  
Oosteinde 7   carrosserie herstelbedrijf   3.1  
Oosteinde 72   kraanverhuurbedrijf   3.1  
Teding van Berkhoutweg 3   composteerinrichting   4.1  
Verlaatsweg 54   transportbedrijf   3.2  
Westeinde 297   bedrijfsverzamelgebouw   3.1  
Zuid-Spierdijkerweg 39   metaalverwerkend bedrijf   3.2  

Bijlage 4 Specifieke toetsingscriteria ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie

Activiteit   Specifieke criteria bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in artikel 3.5.1 Ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie 4.5.1of 6.5.1  
Zorgfunctie   Het moet gaan om de vestiging van een kleinschalige maatschappelijke zorgfunctie, bijvoorbeeld ten behoeve van resocialisatie, therapie, gehandicapten, en dergelijke. Bij een zorgfunctie moet sprake zijn van een directe relatie tussen het agrarisch bedrijf en de sociale en/of sociaal-medische opvang van personen, in die zin dat de zorgbehoevenden behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten. Ten behoeve van de huisvesting van de zorgbehoevenden mag een beperkte leef-/slaapruimte worden gerealiseerd. De voorzieningen (zoals kantine, slaap- en recreatieruimte) dienen binnen de gebouwen te worden aangebracht. De oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 75 m².  
Agrarische dienstverlenende bedrijvigheid, gebruiksgerichte paardenhouderijen, manege-activiteiten en andere agrarische aanverwante bedrijvigheid (uitsluitend toegestaan bij volwaardige agrarische bedrijven)   Er moet een relatie zijn met het bijbehorende agrarisch bedrijf. De manege-activiteiten mogen uitsluitend in ondergeschikte mate worden toegevoegd aan een op hetzelfde bedrijf gevestigde tweede tak in de vorm van een gebruiksgerichte paardenhouderij. De bedrijvigheid dient ondergebracht te worden in de gebouwen, met uitzondering van buitenactiviteiten ten behoeve van de paardensport en/of het houden van paarden.
   
het stallen van boten en caravans, en naar de aard daarmee gelijk te stellen vaar- of voertuigen   De stalling en opslag mag uitsluitend ondergebracht worden in de gebouwen. De opslag mag voorts alleen plaatsvinden binnen de bedrijfsvoering van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf.  
Verhuur van fietsen en kano's, en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten   De opslag van de fietsen, kano's, en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten, mag niet buiten gebouwen plaatsvinden.  
Niet-agrarische bedrijvigheid als bedoeld in bijlage 2   De bedrijvigheid uitsluitend wordt uitgeoefend door een op het bedrijf werkzaam zijnde agrariër. De bedrijvigheid wordt ondergebracht in gebouwen. Er mag geen opslag van goederen buiten de gebouwen plaatshebben.  
Groepsaccommodatie   De bedrijvigheid dient te worden ondergebracht in gebouwen. Indien de groepsaccommodatie zich niet bevind in het gebouw met daarin de (bedrijfs)woning, dan mag de groepsaccommodatie op niet meer dan 25 m afstand van dat gebouw worden gesitueerd. De oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 75 m². Er moet sprake zijn van een geheel met de overige gebouwen.  
Theeschenkerij   De schenkerij moet binnen de bebouwing gevestigd worden. Een buitenterras ten behoeve van de theeschenkerij mag ten hoogste 25 m² bedragen.  
Boerengolf   Ten behoeve van het boerengolf dienen alle voorzieningen, met uitzondering van de golfbaan zelf, op het bouwvlak ondergebracht te worden. Het boerengolf moet nadrukkelijk aan de natuurlijke waarden worden getoetst, wat mogelijk ertoe kan leiden dat het boerengolf gedurende bepaalde perioden van het jaar in bepaalde gebieden niet mag worden uitgeoefend vanwege aanwezige natuurlijke waarden. Het algemeen belang van de natuurwaarden wordt een zwaarder gewicht toegekend dan het individuele belang van de agrariër die boerengolf als neventak aan het bedrijf toevoegt.  
Bed and breakfast   De logiesruimte moet in de bestaande bebouwing worden ondergebracht, waarbij gebruik wordt gemaakt van een bestaande entree. Er mogen maximaal 6 kamers worden gerealiseerd met elk een oppervlakte van ten hoogste 30 m², waarbij in de kamers geen zelfstandige kookgelegenheden mogen worden aangebracht. De oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 75 m². Parkeren moet op eigen erf plaatsvinden en er moet een nachtregister worden bijgehouden.  
Kleinschalig kamperen   Voor het toestaan van standplaatsen van kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, of het gebruik van trekkershutten, hooiberghutten, safaritenten of naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens, gelden de volgende voorwaarden:
- er dient uitsluitend sprake te zijn van kamperen op erven/terreinen van agrarische bedrijven:
- er worden niet meer dan 25 kampeermiddelen geplaatst in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
- het kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan binnen de agrarische bouwpercelen, waarbij een goede randbeplanting noodzakelijk is;
- er wordt per agrarisch bedrijf ten hoogste één kampeerterrein toegestaan;
- er worden per kampeerterrein ten hoogste drie trekkershutten, hooiberghutten, safaritenten of naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens toegestaan;
- deze afwijkingsbevoegdheid wordt in ieder geval niet toegepast indien er onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woon- of bedrijfssituatie op nabijgelegen erven. Aangenomen wordt dat deze woon- of bedrijfssituatie onevenredig wordt geschaad, als het perceel waar gekampeerd zal gaan worden op minder dan 50 m afstand is gelegen van de bestemmingsgrenzen van nabijgelegen (bedrijfs)-woningen, agrarische bedrijven of niet-agrarische bedrijven;
- het perceel waarop het kleinschalig kamperen plaats zal vinden gelegen is op een afstand van maximaal 50 m vanaf de eigen bebouwing waarvan de bedrijfswoning deel uitmaakt;
deze afwijkingsbevoegdheid niet wordt toegepast indien het perceel grenst aan een ander kampeerterrein, dan wel dat er een onderlinge afstand ontstaat met een ander kampeerterrein op minder dan 500 m;
- de exploitatie van het kampeerterrein wordt beëindigd op het moment dat er niet langer sprake meer is van een agrarisch bedrijf en met een wijzigingsbevoegdheid is meegewerkt aan een functieverandering naar een andere bestemming.  

Bijlage 6 Aantal recreatieverblijven en kampeermiddelen per terrein

Terrein voor verblijfsrecreatie   Maximum aantal recreatieverblijven, waaronder stacaravans, chalets en naar de aard daarmee gelijk te stellen recreatieverblijven en onderkomens   Maximale gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen genoemd in 26.2.4   Maximum aantal bedrijfswoningen  
Camping 't Venhop, De Hulk 6a te Berkhout/Residence Markermeer, Venneweg 1 te Berkhout   225/24   oppervlakte bouwvlak(ken)   2  
Park Westerkogge, Lijsbeth Tijsweg 9 te Berkhout   227   oppervlakte bouwvlak(ken)   2  
Ursemmerplas   412   oppervlakte bouwvlak(ken)   2  
Camping Holiday   379   2.000 m²   2  
Ursemmerhof   150   oppervlakte bouwvlak(ken)   1