Inhoudsopgave
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 |
plan: |
|
het Bestemmingsplan Polderweijde Herziening van de gemeente Koggenland met identificatienummer NL.IMRO.1598.BPKPolderweijde-va01; |
|
|
1.2 |
bestemmingsplan: |
|
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage; |
|
|
1.3 |
aanduiding: |
|
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; |
|
|
1.4 |
aanduidingsgrens: |
|
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; |
|
|
1.5 |
bebouwing: |
|
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken; |
|
|
1.6 |
bedrijf aan huis: |
|
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daar bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend; |
|
|
1.7 |
beroep aan huis: |
|
het uitoefenen van een vrij- en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch dienstverlenend gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel en prostitutie, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt; |
|
|
1.8 |
bestaand: |
|
ten aanzien van de aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik: |
|
|
|
|
1.9 |
bestemmingsgrens: |
|
de grens van een bestemmingsvlak; |
1.10 |
bestemmingsvlak: |
|
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
|
1.11 |
bijbehorend bouwwerk: |
|
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of overkapping; |
|
|
1.12 |
bouwen: |
|
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; |
|
|
1.13 |
bouwgrens: |
|
de grens van een bouwvlak; |
|
|
1.14 |
bouwperceel: |
|
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; |
|
|
1.15 |
bouwperceelgrens: |
|
een grens van een bouwperceel; |
|
|
1.16 |
bouwvlak: |
|
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken, zijn toegelaten; |
|
|
1.17 |
bouwwerk: |
|
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden; |
|
|
1.18 |
detailhandel: |
|
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; |
|
|
1.19 |
erotisch getinte vermaaksfunctie: |
|
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal; |
|
|
1.20 |
gebouw: |
|
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
|
1.21 |
gebruiken: |
|
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
|
1.22 |
hoofdgebouw: |
|
één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is; |
|
|
1.23 |
kampeermiddel: |
|
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; |
|
|
1.24 |
kleinschalige duurzame energiewinning: |
|
winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte; |
|
|
1.25 |
ligplaats: |
|
de ruimte die door een woonboot, al dan niet met tussentijdse onder-brekingen, wordt ingenomen; |
|
|
1.26 |
normaal onderhoud: |
|
het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren; |
|
|
1.27 |
nutsvoorzieningen: |
|
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceer-stations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaal-gebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
|
1.28 |
overkapping: |
|
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand; |
|
|
1.29 |
peil: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1.30 |
perceelgrens: |
|
de grens van een perceel; |
|
|
1.31 |
prostitutie: |
|
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding; |
|
|
1.32 |
seksinrichting: |
|
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomaten-hal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; |
|
|
1.33 |
stacaravan: |
|
een zelfstandig verrijdbaar recreatieverblijf, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen met wielas, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, die gedurende meerdere jaren op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en als kampeermiddel valt aan te merken; |
|
|
1.34 |
uitvoeren: |
|
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven; |
|
|
1.35 |
voorgevel: |
|
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt; |
|
|
1.36 |
voorgevellijn: |
|
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan; |
|
|
1.37 |
wonen: |
|
ergens een huis, appartement of etage hebben en daar permanent wonen; |
|
|
1.38 |
woning: |
|
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, met dien verstande dat onder een: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 |
de dakhelling: |
|
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; |
|
|
2.2 |
de goothoogte van een bouwwerk: |
|
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; |
|
|
2.3 |
de inhoud van een bouwwerk: |
|
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; |
|
|
2.4 |
de bouwhoogte van een bouwwerk: |
|
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonder-delen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; |
|
|
2.5 |
de oppervlakte van een bouwwerk: |
|
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; |
|
|
2.6 |
de afstand tot de (bouw)perceelgrens: |
|
tussen de grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is; |
|
|
2.7 |
de doorvaarthoogte: |
|
tussen het bouwwerk en het hoogste toegestane waterpeil, waar deze afstand het kleinst is; |
|
|
2.8 |
de doorvaartbreedte: |
|
tussen het bouwwerk en enig ander onderdeel daarvan, dan wel het talud of enig ander werk, en tussen het maximaal respectievelijk minimaal toegestane waterpeil, waar deze afstand het kleinst is. |
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. bermen en beplanting;
c. ontsluitingswegen;
d. parkeervoorzieningen;
e. waterlopen, water(partijen) en bruggen;
f. wandel- en fietspaden;
g. straatmeubilair;
h. speelvoorzieningen en -terreinen;
i. openbare kunst;
j. kleinschalige duurzame energiewinning;
k. nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
l. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
a. Op de gronden zijn uitsluitend gebouwen toegestaan ten dienste van het verkeer en van openbare nutsvoorzieningen, met een maximum inhoud van 25 m³ en een maximum hoogte van 3 m.
b. Bruggen zijn toegestaan, voor zover:
1. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
2. de doorvaarbare hoogte ten minste 1,20 m bedraagt;
3. de doorvaarbare breedte ten minste 2,50 m bedraagt.
c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m, met uitzondering van lantaarnpalen, die niet hoger mogen zijn dan 10 m.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verkeer;
b. wandel- en fietspaden;
c. parkeervoorzieningen;
d. speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
e. haltes voor openbaar vervoer;
f. straatmeubilair;
g. kunstwerken;
h. geluidwerende voorzieningen;
i. groenvoorzieningen;
j. waterlopen, water(partijen) en bruggen;
k. openbare kunst;
l. kleinschalige, duurzame energiewinning;
m. nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
n. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
a. Op de gronden zijn uitsluitend gebouwen toegestaan ten dienste van het verkeer en van openbare nutsvoorzieningen, met een maximum inhoud van 25 m³ en een maximum hoogte van 3 m.
b. Bruggen zijn toegestaan, voor zover:
1. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
2. de doorvaarbare hoogte ten minste 1,20 m bedraagt;
3. de doorvaarbare breedte ten minste 2,50 m bedraagt;
c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging, geluidsafscherming van achterliggende functies en regeling van het wegverkeer, mag niet meer bedragen dan 5 m, met uitzondering van lantaarnpalen, die niet hoger mogen zijn dan 10 m.
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. waterlopen en waterwegen;
b. waterhuishouding;
c. keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen niet zijnde vlonders en steigers, duikers, bruggen en dammen.
5.2 Bouwregels
a. Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in of aan het water is een ontheffing nodig van het Hoogheemraadschap.
c. Een vlonder/steiger mag maximaal 40 cm boven water worden gebouwd en mag worden gebouwd tot maximaal 1 m uit de kant.
d. Bruggen zijn toegestaan, voor zover:
1. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
2. de doorvaarbare hoogte ten minste 1,20 m bedraagt;
3. de doorvaarbare breedte ten minste 2,50 m bedraagt.
e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat oeverbeschoeiingen ten hoogste 30 cm boven waterpeil mag bedragen.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen in de vorm van grondgebonden woningen.
Ten dienste en in verband met deze bestemming zijn toegestaan:
a. woningen;
b. bijbehorende bouwwerken;
c. tuinen;
d. erven;
e. verhardingen;
f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
g. woonstraten en ontsluitingspaden;
h. parkeervoorzieningen;
i. speelvoorzieningen;
j. groenvoorzieningen;
k. waterlopen en water(partijen);
l. kleinschalige duurzame energiewinning;
m. nutsvoorzieningen.
Tevens is een beroep of bedrijf aan huis toegestaan, mits:
-
de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten minder bedraagt dan 30% van de begane grondvloeroppervlakte van het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken binnen een bestemmingsvlak, met een maximum oppervlakte van 100 m²;
-
de woonfunctie behouden blijft;
-
degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van het hoofdgebouw is;
-
er geen detailhandel plaatsvindt;
-
de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
-
de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Regels voor grondgebonden woningen
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de voorgevel van een hoofdgebouw dient in of maximaal 2 m achter de naar de weg gekeerde grens van een bouwvlak te worden gebouwd;
c. het maximum aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het aantal aangegeven ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”;
d. het maximum aantal aaneengebouwde woningen bedraagt ten hoogste het aantal aangegeven ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden”;
e. hoofdgebouwen dienen een minimale voorgevelbreedte te hebben van 4,50 m;
f. de diepte van een hoofdgebouw mag maximaal 15 m bedragen;
g. hoofdgebouwen moeten worden uitgevoerd met een kap, waarvan de dakhelling niet meer mag bedragen dan 60° of met een plat dak;
h. de afstand van het hoofdgebouw met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot de achterste perceelgrens dient minimaal 5 m te bedragen;
i. de afstand van een niet aaneengebouwde zijde van een woning tot zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 2 m te bedragen;
j. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer zijn dan 8 m;
k. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer zijn dan 11 m;
l. bijbehorende bouwwerken dienen ten minste in het verlengde van de voorgevel, dan wel daar achter, te worden gebouwd en dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
m. per woning mag naast het hoofdgebouw maximaal 50% van het achter (de verlengden van ) de voorgevel gelegen erf met bijbehorende bouwwerken worden bebouwd, met dien verstande dat de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal:
1. 50 m2 bedraagt bij een middenwoning;
2. 70 m2 bedraagt bij een eind- en hoekwoning;
3. 80 m2 bedraagt bij een vrijstaande woning, vermeerderd met 10% van het aantal meters dat het bouwperceel groter is dan 300 m², tot een maximum van in totaal 250 m²;
n. de goothoogte en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 8,50 m. De goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal 6,50 m bedragen. De bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6,50 m;
o. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of worden voorzien van een kap, waarvan de helling mag afwijken van de dakhelling van de woning waarbij wordt gebouwd;
p. in afwijking van het bepaalde in lid 6.2.1, sub a en b mag de afstand tot het openbaar gebied kleiner zijn ten behoeve van de realisering van een erker, mits:
1. de diepte niet meer dan 1,50 m bedraagt;
2. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m2;
3. de breedte niet meer bedraagt dan 75% van de breedte van de gevel waartegen wordt aangebouwd;
4. de goothoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste verdiepingslaag waartegen wordt aangebouwd.
6.2.2 Regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
a. 2 m voor erfafscheidingen op of achter de voorgevellijn, 2 m voor de voorgevellijn, uitsluitend haaks op de voorgevellijn en over de helft van de diepte van de voortuin van de woningen, tot 2 m voor toegangspoorten en voor overige erfafscheidingen 1,5 m;
b. 7 m voor palen en masten;
c. 3 m voor de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en mogen uitsluitend achter (de verlengden van de) voorgevel worden gerealiseerd.
6.2.3 Voorwaardelijke verplichting
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van geluidgevoelige objecten langs de Laan van Meerweijde mag uitsluitend worden verleend indien zodanige maatregelen aan de gevel worden getroffen dat de akoestische binnenwaarde van 33 dB(Lden) bedraagt, conform het Bouwbesluit.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
-
het bepaalde in lid 6.2.1 sub a voor bouw van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak;
-
het bepaalde in lid 6.2.1 sub c voor het afwijken van het maximum aantal woningen per bouwvlak;
-
het bepaalde in lid 6.2.1 sub h voor het afwijken van de afstand van het hoofdgebouw met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken tot de achterste perceelgrens;
-
het bepaalde in lid 6.2.1 sub l en m voor bouw van bijbehorende bouwwerken voor de voorgevel,
met dien verstande dat de omgevingsvergunning uitsluitend mag worden verleend indien de stedenbouwkundige eenheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast, waarbij gekeken wordt naar de volgende aspecten:
1. bezonning;
2. verkeer- en parkeersituatie;
3. (externe) veiligheid;
4. privacy;
5. bereikbaarheid;
6. stedenbouwkundige samenhang in de omgeving.
Artikel 7 Leiding - Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
de aanleg en instandhouding van een leiding voor het transport van afvalwater, met een belemmeringenstrook aan weerszijden van de hartlijn ter plaatse van de aanduiding “hartlijn leiding – water”.
In geval van strijdigheid van regels, gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge samenvallende bestemmingen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
7.2 Bouwregels
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen met inachtneming van het bepaalde in 7.1 slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waaronder oeververbindingen, voor zover:
a. de doorvaarbare hoogte ten minste 1,20 m bedraagt;
b. de doorvaarbare breedte ten minste 2,50 m bedraagt;
c. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regel als bedoeld in lid 7.2, mits de veiligheid van mens en dier en de werking van de leiding alsmede het onderhoud ervan niet in gevaar komt. Alvorens te beslissen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de desbetreffende leidingbeheerder(s).
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de bouwregels in de bestemmingen uitsluitend worden overschreden door:
a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, serres, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of het uitoefenen van straatprostitutie;
c. het gebruik van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie;
d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering dan wel de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken als opslagplaats voor gerede of ongerede goederen, zoals bijvoorbeeld vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines en machineonderdelen, tenzij het gebruik in verband met de aard van het bijbehorende gebouw staat;
f. het storten van puin en/of afvalstoffen;
g. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
h. het kennelijk ten verkoop stallen en opslaan van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
i. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport en de gemotoriseerde modelsport, het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen, het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen;
j. het gebruik van de gronden en bouwwerken als standplaats voor doeleinden van (detail)handel of bedrijf alsmede als standplaats voor wagens geschikt en bestemd voor de uitoefening van (detail)handel ter plaatse;
k. het gebruik van de gronden en bouwwerken als ligplaats voor woonschepen en recreatievaartuigen;
l. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het plaatsen, doen plaatsen en/of geplaatst hebben van handelsreclame en andere commerciële uitingen, tekens en/of afbeeldingen;
m. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de beoefening van de parasport en voor het gebruik van ultra lichte vliegtuigen, anders dan waar op grond van de Luchtvaartwet toestemming is verleend.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages.
Artikel 12 Overige regels
12.1 Parkeernormen
a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel, waarbij een parkeernorm geldt van 1,8 parkeerplaatsen per woning. Het bepaalde in dit lid is niet van toepassing indien in het kader van afdeling 6.4 Wro op andere wijze is voorzien in parkeerruimte.
b. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
c. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b dienen na de realisatie in stand te worden gehouden.
d. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub a en b:
1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 13.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 13.1 onder a met maximaal 10%.
c. Lid 13.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van
2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Lid 13.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het Bestemmingsplan Polderweijde Herziening”.