direct naar inhoud van Artikel 11 Wonen
Plan: Binnenstad 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0988.BPBinnenstad2009-va01

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen met de daarbij behorende tuinen en erven;
  • b. het vestigen van een atelier op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'atelier';
  • c. het uitoefenen van detailhandel op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. het uitoefenen van een dienstverlenend bedrijf op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • e. het vestigen van een kantoor op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • f. het uitoefenen van maatschappelijke doeleinden op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • g. ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • h. het vestigen van een bedrijf in de vorm van een loods voor een houthandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houthandel';
  • i. functies anders dan wonen op de verdieping, uitsluitend overeenkomstig de als bijlage 4. bij de regels opgenomen lijst van aanwezige functies op de verdieping en in omvang zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • j. de instandhouding en/of herstel van het op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezige rijksmonument of gemeentelijk monument mede gelet op de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarde, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • k. het behoud en/of herstel van aanwezige landschappelijke en/of stedenbouwkundige waarden, ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom';
  • l. uitsluitend voorzieningen ten behoeve van verkeer en verblijf op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  • m. uitsluitend gebouwen ten behoeve van de woonfunctie in de vorm van garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken passende binnen deze bestemming met bijbehorende bijgebouwen;
  • b. bouwwerken geen gebouwen zijnde welke qua aard en afmeting passen binnen deze bestemming, waaronder ook privé-zwembaden, tennisbanen of terrassen.
11.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak
  • a. Het hoofdgebouw moet en bijgebouwen mogen in het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Per bouwperceel zijn niet meer woningen toegestaan dan:
    • 1. er bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
    • 2. er kunnen worden gebouwd krachtens een vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aangevraagde bouwvergunning ingevolge artikel 40 van de Woningwet;
    • 3. er kunnen worden gebouwd krachtens de ontheffingsbepalingen in 11.4.3;
  • c. Het bouwvlak mag in zijn geheel worden bebouwd.
  • d. Het hoofdgebouw dient georiënteerd te blijven op hetzelfde voorerf zoals dat bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
  • e. De voorgevel dient uitsluitend in dan wel evenwijdig, tot maximaal 3,00 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens, te worden opgericht; ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, luifels en balkons met een oppervlakte van maximaal 5,00 m² mogen de naar de weg gekeerde bouwgrens overschrijden met maximaal 1,20 meter, mits daarmee de bestemmingsgrens of de perceelsgrens die het dichtst aan de zijde van de weg gelegen is, niet wordt overschreden.
  • f. Ten aanzien van de maatvoering van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte van hoofdgebouwen mag maximaal 6,00 meter bedragen tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' een afwijkende goothoogte is aangegeven of maximaal de goothoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze hoger is;
    • 2. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag maximaal 9,00 meter bedragen tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' een afwijkende bouwhoogte is aangegeven of maximaal de bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze hoger is.
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'garage' mogen uitsluitend garageboxen worden gebouwd waarvan de bouwhoogte ten hoogste 3,20 meter mag bedragen en de dakhelling 0° moet bedragen (plat dak), of de bouwhoogte en dakhelling op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze hoger is.
11.2.3 Regels met betrekking tot de aanduiding 'bijgebouwen'
  • a. Bijgebouwen mogen worden gebouwd ten dienste van de bestemming, zoals bergingen, garages, dierenverblijven, woon-, werk-, en hobbyruimten, hobbykassen en serres.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  • c. De gezamenlijke oppervlakte van vergunningsplichtige bijgebouwen en overkappingen bij woningen mag maximaal 150 m² bedragen, mits ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' het vlak door dat bouwen voor maximaal 50% wordt bebouwd, waarbij bijgebouwen en overkappingen, gelegen binnen het bouwvlak, niet meegerekend worden bij de maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij woningen.
  • d. Ten aanzien van de maatvoering van bijgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,20 meter of de bestaande goothoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze hoger is;
    • 2. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6,00 meter of de bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze hoger is.
  • e. Bijgebouwen in de vorm van een overkapping met minimaal 2 en maximaal 3 wanden mogen tot maximaal 1,50 meter vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens worden geplaatst, mits het gedeelte van de overkapping voor de naar de weg gekeerde bouwgrens aan alle kanten open is en mits op zijerven die grenzen aan de weg of het openbaar groen of openbaar water ook de wand(en) die gelegen is/zijn achter het verlengde van de naar de weg gekeerde bouwgrens open blijft/blijven voor zover dat voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichthoek van 45° ten opzichte van de naar de weg gekeerde bouwgrens nodig is. Overkappingen geplaatst op minder dan 0,50 meter van een wand van een hoofd- of bijgebouw worden geacht te zijn omsloten door de desbetreffende wand van het hoofd- of bijgebouw.
11.2.4 Overige regels met betrekking tot bebouwing
  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen qua aard en afmetingen bij de bestemming te passen.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen.
  • c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder tevens begrepen erfafscheidingen, buiten het bouwvlak en niet ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag maximaal 1,00 meter bedragen, uitgezonderd sierhekwerken waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen en waarbij geen beperkingen ten aanzien van de situering gelden.
  • d. Overkappingen zonder wanden of met maximaal 1 dichte wand mogen niet hoger zijn dan 3,00 meter gemeten vanaf het aansluitend terrein en mogen uitsluitend worden geplaatst op maximaal één zijerf en tot maximaal 1,50 meter vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens met dien verstande dat het gedeelte vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens volledig open dient te zijn. Overkappingen geplaatst op minder dan 0,50 meter van een wand van een hoofd- of bijgebouw worden geacht te zijn omsloten door de desbetreffende wand van het hoofd- of bijgebouw.
  • e. Op zijerven die grenzen aan de weg of het openbaar groen of openbaar water mogen draadafscheidingen tot een maximale bouwhoogte van 2,00 meter op de perceelsgrens worden gebouwd mits de voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichthoek van 45° ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw gewaarborgd blijft.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is het toegestaan ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen, in de vorm van een parkeergarage/-kelder, te bouwen tot een maximale diepte van 3,50 meter.
11.2.5 Antenne-opstelpunten

Op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde hoger dan 15,00 meter mogen antenne-opstelpunten worden opgericht, mits deze antennemasten niet hoger zijn dan 5,00 meter gemeten vanaf bovenkant gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundige beeld.

11.4 Ontheffing van de bouwregels
11.4.1 Ontheffing voor het bouwen niet ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 11.2.3onder b, voor het bouwen niet ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' in hoeksituaties, teneinde het bouwen op een kortere afstand ten opzichte van de naar de weg gekeerde bouwgrens toe te staan tot maximaal 1,00 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldige lijn, mits de voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichthoek van 45° gewaarborgd blijft en de stedenbouwkundige waarden hierdoor niet onevenredig worden aangetast.

11.4.2 Ontheffing voor het bouwen van overkappingen verder vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 11.2.3onder e en 11.2.4 onder d, voor het bouwen van overkappingen verder vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens, onder de voorwaarde dat de stedenbouwkundige waarden hierdoor niet onevenredig worden aangetast en mits het gedeelte van de overkapping voor de naar de weg gekeerde bouwgrens aan alle kanten open is en de voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichtshoek van 45° gewaarborgd blijft.

11.4.3 Ontheffing om het aantal toegestane woningen te vermeerderen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – ontheffingsgebied' ontheffing te verlenen van het bepaalde in 11.2.2 onder b, om het aantal toegestane woningen te vermeerderen, mits:

  • a. de nieuw op te richten woningen voldoen aan het bepaalde in artikel 11.2;
  • b. per bouwperceel niet meer woningen worden opgericht dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • c. de nieuw op te richten woningen voldoen aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde eisen;
  • d. uit onderzoek blijkt dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en het grondwater geen beletsel of beperkingen vormen voor de realisering van woningbouw;
  • e. uit onderzoek naar de ter plaatse eventueel voorkomende archeologische waarden blijkt, dat deze geen beletsel of beperkingen vormen voor de realisering van woningbouw, tenzij met deze beperkingen bij de bouw rekening wordt gehouden;
  • f. uit onderzoek blijkt dat de luchtkwaliteit en externe veiligheid geen beletsel of beperking vormen voor de realisering van woningbouw;
  • g. voorafgaand aan de bouw van de woning(en) onderzoek wordt gedaan op grond van de Flora- en faunawet, waarbij de onderzoeksresultaten geen belemmering mogen vormen voor de realisering van woningbouw;
  • h. voldaan wordt aan de gemeentelijke eisen ten aanzien van de opvang en berging van hemelwater, zoals die gelden ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Gebruik van gronden en opstallen

Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor:

  • a. zelfstandige bewoning, indien het een vrijstaand bijgebouw betreft;
  • b. opslagdoeleinden, anders dan overeenkomstig het normale gebruik bij de bestemming woondoeleinden en dat gebruik als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten als verboden gebruik wordt aangemerkt;
  • c. de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf, met uitzondering van de in de beomschrijving omschreven vormen van bedrijfsmatig gebruik en met uitzondering van het gebruik van hoofd- en bijgebouwen voor een aan huisgebonden beroep tot een oppervlakte van maximaal 50 m2;
  • d. prostitutiedoeleinden.
11.5.2 Parkeren

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in elk geval verstaan het parkeren van motorvoertuigen op de gronden gelegen buiten het bouwvlak en niet ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', uitgezonderd ter plaatse van de gronden gelegen voor de garage, berging of een daarmee vergelijkbaar (bij)gebouw, of gelegen op 2,00 meter aansluitend aan deze gronden voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

11.6 Ontheffing van de gebruiksregels
11.6.1 Ontheffing voor handel in de vorm van digitale verkoop per internet

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 11.5.1onder c., voor handel in de vorm van digitale verkoop per internet, mits:

  • a. de producten door de klant niet ter plaatse besteld worden;
  • b. de bestelde producten door de ondernemer zelf of via de post c.q. een pakketdienst bij de klant thuis bezorgd worden;
  • c. er geen verkoop aan huis plaatsvindt;
  • d. maximaal 30 m² van het vloeroppervlak van de woning gebruikt wordt voor de digitale verkoop per internet, in de vorm van administratie en opslag goederen.
11.6.2 Ontheffing voor een grotere oppervlakte dan 50 m2, of als bedrijfsruimte voor een aan huis gebonden bedrijf of een ambachtelijk bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 11.5.1onder c., voor een grotere oppervlakte dan 50 m2, of als bedrijfsruimte voor een aan huis gebonden bedrijf of een ambachtelijk bedrijf in een deel van een woning of de daarbij behorende bijgebouwen, mits:

  • a. de daar gepleegde activiteiten ondergeschikt zijn aan de woonfunctie;
  • b. het gebruik naar de aard met de woonfunctie in overeenstemming is;
  • c. de woonfunctie op het betrokken perceel niet in betekenende mate wordt aangetast;
  • d. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen als zodanig wordt gebruikt;
  • e. geen gebruik plaatsvindt, dat meldings- of vergunningsplichtig is in het kader van de Wet milieubeheer, tenzij ten aanzien van meldingsplichtige activiteiten door de aanvrager middels onderzoek kan worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat door desbetreffende activiteit niet onevenredig worden aangetast;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met het beroep of bedrijf;
  • g. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk zijn en die niet binnen het perceelsgedeelte, dat binnen het bestemmingvlak gelegen is, gerealiseerd kunnen worden.
11.6.3 Ontheffing ten behoeve van het toestaan van een aangebouwd bijgebouw als afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen teneinde toe te staan dat een aangebouwd bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. er geen sprake is van een zelfstandige woning;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. er maximaal één afhankelijke woonruimte per woning ontstaat.
11.7 Aanlegvergunning
11.7.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op de tot 'Wonen' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' het vellen of rooien van karakteristieke beplanting.
11.7.2 Normaal onderhoud

Het in 11.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. die het normale onderhoud en beheer betreffen.
11.7.3 Toelaatbaarheid

Werken als bedoeld in 11.7.1 onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien door deze werken en werkzaamheden, dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarden van de desbetreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

11.8 Wijzigingsbevoegdheid
11.8.1 Wijziging in de bestemming 'Gemengd'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied' de bestemming 'Wonen' te wijzigen in de bestemming 'Gemengd', mits:

  • a. de regels, behorende bij de bestemming 'Gemengd' onverkort van toepassing zijn op de in het wijzigingsplan opgenomen gronden;
  • b. het betreft de vestiging van dienstverlening, maatschappelijk, horeca van categorie 2, kantoor, praktijkruimte, die qua aard en functie is afgestemd op het voorzieningenniveau van het plangebied;
  • c. de vestiging direct vanaf de openbare weg bereikbaar is en geen verstoring van de verkeersontsluiting- en parkeersituatie in de directe omgeving plaatsvindt;
  • d. de vestiging inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig beeld;
  • e. het wijzigingsplan voldoet aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde eisen;
  • f. uit onderzoek blijkt dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en het grondwater geen beletsel of beperkingen vormen voor de realisering van het wijzigingsplan;
  • g. uit onderzoek naar de ter plaatse eventueel voorkomende archeologische waarden blijkt, dat deze geen beletsel of beperkingen vormen voor de realisering van het wijzigingsplan, tenzij met deze beperkingen bij de bouw rekening wordt gehouden;
  • h. uit onderzoek blijkt dat de luchtkwaliteit en externe veiligheid geen beletsel of beperking vormen voor de realisering van het wijzigingsplan;
  • i. voorafgaand aan de bouw onderzoek wordt gedaan op grond van de Flora- en faunawet, waarbij de onderzoeksresultaten geen belemmering mogen vormen voor de realisering van het wijzigingsplan;
  • j. voldaan wordt aan de gemeentelijke eisen ten aanzien van de opvang en berging van hemelwater, zoals die gelden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.