direct naar inhoud van Artikel 4 Centrum
Plan: Binnenstad 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0988.BPBinnenstad2009-va01

Artikel 4 Centrum

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aan huis gebonden beroep en bedrijf, uitsluitend op de begane grond;
  • b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • c. zakelijke, maatschappelijke en overige dienstverlening, waarvan de uitoefening zoveel mogelijk dient te geschieden in een direct contact met het publiek, bijvoorbeeld door middel van een baliefunctie;
  • d. horeca van categorie 1, uitsluitend op de begane grond maar niet ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1 uitgesloten', waar horeca van categorie 1 niet is toegestaan;
  • e. horeca van categorie 2, uitsluitend op de begane grond;
  • f. een horecabedrijf;
  • g. kantoor met baliefunctie;
  • h. wonen;
  • i. functies op de verdieping, uitsluitend overeenkomstig de als bijlage 4. bij de regels opgenomen lijst van aanwezige functies op de verdieping en in omvang zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • j. een bioscoop, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bioscoop';
  • k. een autohandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autohandel';
  • l. een speelautomatenhal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - speelautomatenhal';
  • m. een discotheek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'discotheek';
  • n. verkeersvoorzieningen;
  • o. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • p. de instandhouding en/of herstel van het op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezige rijksmonument of gemeentelijk monument mede gelet op de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarde, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • q. het behoud en/of herstel van aanwezige landschappelijke en/of stedenbouwkundige waarden, ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom';
  • r. evenementen, zoals kermis, weekmarkt, braderie, vrijmarkt, kinderbraderie, paardenmarkt, e.d.;

een en ander met de daarbij behorende parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, verhardingen en andere voorzieningen zoals energievoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Centrum' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken passende binnen deze bestemming.
4.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak
  • a. Het hoofdgebouw moet en bijgebouwen mogen in het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag in zijn geheel worden bebouwd.
  • c. Het hoofdgebouw dient georiënteerd te blijven op hetzelfde voorerf als in de situatie die bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
  • d. De voorgevel dient uitsluitend in de naar de weg gekeerde bouwgrens, te worden opgericht; ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers en balkons met een oppervlakte van maximaal 5 m2 mogen de naar de weg gekeerde bouwgrens overschrijden met maximaal 1,20 meter, mits daarmee de bestemmingsgrens of de perceelsgrens die het dichtst aan de zijde van de weg gelegen is, niet wordt overschreden; luifels en andere droogloopvoorzieningen mogen eveneens de naar de weg gekeerde bouwgrens overschrijden met maximaal 3,00 meter, mits daarmee de bestemmingsgrens of perceelsgrens die het dichtst aan de zijde van de weg gelegen is, niet wordt overschreden.
  • e. Ten aanzien van de maatvoering van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte van hoofdgebouwen mag maximaal 6,00 meter bedragen tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' een afwijkende goothoogte is aangegeven of maximaal de goothoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze hoger is;
    • 2. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag maximaal 9,00 meter bedragen tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' een afwijkende bouwhoogte is aangegeven of maximaal de bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze hoger is.
    • 3. Bij ondergrondse parkeervoorzieningen, in de vorm van een parkeergarage/-kelder, is het toegestaan te bouwen tot een maximale diepte van 3,50 meter. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is het toegestaan te bouwen tot een maximale diepte van 7,00 meter.
4.2.3 Regels met betrekking tot de aanduiding 'bijgebouwen'
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen bijgebouwen worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag het vlak in zijn geheel worden bebouwd.
  • d. Ten aanzien van de maatvoering van bijgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 4,00 meter bedragen of maximaal de bestaande goothoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze hoger is;
    • 2. de bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 6,00 meter bedragen of maximaal de bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze hoger is.
4.2.4 Overige regels met betrekking tot bebouwing
  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen qua aard en afmetingen bij de bestemming te passen.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen.
  • c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder tevens begrepen erfafscheidingen, buiten het bouwvlak en niet ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag maximaal 1,00 meter bedragen, uitgezonderd sierhekwerken waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen en waarbij geen beperkingen ten aanzien van de situering gelden.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan, zoals tuinmeubilair, zwembaden en tennisbanen. De totale gezamenlijke oppervlakte van deze voorzieningen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 200 m2.
4.2.5 Antenne-opstelpunten

Op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde hoger dan 15,00 meter mogen antenne-opstelpunten worden opgericht, mits deze antennemasten niet hoger zijn dan 5,00 meter gemeten vanaf bovenkant gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundige beeld.

4.4 Ontheffing van de bouwregels

Niet van toepassing.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Gebruik van de gronden en opstallen

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor:

  • a. opslagdoeleinden, anders dan overeenkomstig het normale gebruik binnen de bestemming 'Centrum';
  • b. de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf, met uitzondering van de in 4.1omschreven vormen van bedrijfsmatig gebruik;
  • c. een discotheek, met uitzondering van ter plaatse van de aanduiding 'discotheek';
  • d. een amusementenhal;
  • e. een speelautomatenhal, met uitzondering van ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - speelautomatenhal';
  • f. een bingozaal;
  • g. prostitutiedoeleinden.
4.6 Ontheffing van de gebruiksregels
4.6.1 Ontheffing ten behoeve van functies op de verdieping

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor het toestaan van een vergaderruimte en/of horeca 2 op de verdieping bij horecabedrijven of ruimten voor het geven van cursussen en/of workshops op de verdieping bij detailhandel, mits:

  • a. indien aanwezig, de afzonderlijke opgang daarbij intact gelaten wordt;
  • b. de functies van de ruimten op de verdieping bij het bedrijf op de begane grond horen. Het ontstaan van een afzonderlijk bedrijf op de verdieping is niet toegestaan;
  • c. het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet wordt verstoord;
  • d. middels akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • e. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.
4.6.2 Ontheffing ten behoeve van het toestaan van een aangebouwd bijgebouw als afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen teneinde toe te staan dat een aangebouwd bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. er geen sprake is van een zelfstandige woning;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. er maximaal één afhankelijke woonruimte per woning ontstaat.
4.7 Aanlegvergunning
4.7.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op de voor 'Centrum' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom': het vellen of rooien van karakteristieke beplanting.
4.7.2 Normaal onderhoud

Het in artikel 4.7.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. die het normale onderhoud en beheer betreffen.
4.7.3 Toelaatbaarheid

Werken als bedoeld in artikel 4.7.1 onder a. zijn slechts toelaatbaar indien door deze werken en werkzaamheden, dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarden van de desbetreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.