direct naar inhoud van Regels
Plan: Voerendaal-Kunrade
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0986.BPVoerendaalKunr-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Voerendaal-Kunrade' met identificatienummer NL.IMRO.0986.BPVoerendaalKunr-VA01 van de gemeente Voerendaal.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan huis gebonden bedrijf:

het hoofdzakelijk door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder dient in ieder geval niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel (behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten).

1.7 aan huis gebonden beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan huis gebonden beroep worden hier eveneens begrepen consument verzorgende activiteiten (bijvoorbeeld kapper, schoonheidsspecialist(e), nagelstudio, atelier). Hieronder dienen in ieder geval niet te worden begrepen de uitoefening van ambachten en detailhandel (behoudens beperkte verkoop in het klein in verband met het uitgeoefende beroep) alsmede prostitutie en seksinrichting.

1.8 agrarisch gebruik:

het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt en boomkwekerijen daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, waaronder mede wordt verstaan een productiegerichte paardenhouderij, inclusief pensionstal. In dit bestemmingsplan wordt hieronder tevens begrepen (ruimte voor) ontvangst van bezoekers, open dagen, verkoop van eigen producten, demonstraties, educatie, zulks ten dienste van en behorende bij de agrarische hoofdfunctie.

1.10 ambacht(elijk):

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, ver-/bewerken, herstellen of installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt, waarbij de omvang van de activiteit zodanig is, dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen worden uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.

1.11 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.12 architectonische waarde:

de aan een bouwwerk toegekende waarde in verband met de vormgeving, het materiaalgebruik en/of detaillering.

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de omvang aangeeft van het deel van een bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.15 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.17 bedrijfsmatige exploitatie:

het door middel van een bedrijf beheren en/of exploiteren van recreatieverblijven, waarbij voor recreatiewoningen/-appartementen geldt dat deze gedurende het hele jaar worden gebruikt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.

1.18 bedrijfsvloeroppervlak:

het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

1.19 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) één of meer personen, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw en/of terrein.

1.20 begane grond:

een bouwlaag geen verdieping zijnde.

1.21 bestaand:

legaal bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.22 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat ingevolge de Wabo bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning.

1.25 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.26 boogkas:

een verhoogde tunnel met veelal een breedte van 2 tot 6 meter en een hoogte van ca. 2,25 tot maximaal 2,50 meter. De constructie van de tunnel bestaat uit metalen bogen die rusten op ankers welke veelal met een trekker in de grond worden gebracht. Aan elke kopeind is een deuropening en het luchten geschiedt door de plastic over de bogen te schuiven.

1.27 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.28 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.29 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback, met een maximale hoogte van 3,50 m.

1.30 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.

1.31 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.32 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.33 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.34 burgemeester en wethouders:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voerendaal, alsmede elk ander bevoegd gezag ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.35 coffeeshop:

een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.

1.36 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat in de loop van de geschiedenis is ontstaan door het gebruik dat de mens van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.

1.37 dagrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden.

1.38 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die, die goederen kopen resp. huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.39 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in goederen die vanwege hun aard en omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, voor zover het betreft:

  • a. bouwgerelateerde goederen, waaronder in ieder geval begrepen garagepoorten, overkappingen en daarmee vergelijkbare goederen;
  • b. (grove) bouwmaterialen, waaronder wordt verstaan materialen voor de ruwbouw van gebouwen en buitenruimte, zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal;
  • c. voertuigen, waaronder in ieder geval begrepen auto's, landbouwvoertuigen, aanhangwagens, caravans en daarmee vergelijkbare goederen met uitsluiting van fietsen, motorfietsen, scootmobielen, rolstoelen, rollators en daarmee vergelijkbare goederen;
  • d. interieurbouw (keukens en sanitair) en meubels, uitsluitend indien deze detailhandel plaatsvindt aanvullend op de bedrijfsmatige activiteiten (zoals fabricage of assemblage) ter plaatse.

Het voorgaande onder uitsluiting van detailhandel in producten die behoren tot de foodsector, tuincentra en bouwmarkten.

1.40 detailhandel in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen:

het verkopen van producten, die door het toegelaten bedrijf worden vervaardigd, bewerkt en/of hersteld.

1.41 dienstverlening:

het verlenen van economische, (para-)medische en maatschappelijke diensten aan derden, waarbij een rechtstreekse relatie bestaat met het publiek, zoals reisbureaus, bankinstellingen, postkantoren, verzekerings- en/of administratiekantoren, makelaarskantoren, advocaten- en/of notariskantoren, uitzendbureaus, apotheken, praktijkvestigingen voor tandtechniek, kapsalons, schoonheidssalons, nagelstudio's, schoenmakerijen, kleermakerijen en video-/dvd-verhuurbedrijven, fotostudio's en hondentrimsalons.

1.42 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.43 evenement:

een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden.

1.44 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.45 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone.

1.46 gelijke hoogte:

een hoogteverschil per vloer of balklaag van maximaal 2,00 m (gemeten op het laagste punt).

1.47 gevellijn:

een als zodanig op de verbeelding aangegeven gevellijn, die tevens functioneert als lijn waarnaar het hoofdgebouw met de voorgevel moet zijn gekeerd, behoudens voor zover uitdrukkelijk anders bepaald in deze regels.

1.48 groepsaccommodatie:

een (deel van een) gebouw bestemd voor recreatief verblijf voor een groep of groepen van personen, die hun hoofdverblijf elders hebben en waarbij wordt overnacht in gemeenschappelijke zalen en/of kamers.

1.49 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.50 hoofdverblijf:

het binnen een periode van een jaar, al dan niet in een aaneengesloten periode, langer dan 6 maanden bewonen (van een daartoe bestemd gebouw);

1.51 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies, uitgezonderd discotheken en danscafés.

1.52 ijsverkooppunt:

verkooppunt, eventueel met terras, waar de ter consumptie aangeboden producten uitsluitend bestaan uit handijs, ijscoupes of een flensje met ijs alsmede frisdrank, koffie met vlaai of wafels.

1.53 kampeermiddel:
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.54 kampeerseizoen:

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober van enig kalenderjaar.

1.55 kampeerterrein:

terrein of plaats waarop gelegenheid wordt gegeven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.56 kantoor:

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijke administratieve aard ten behoeve van derden.

1.57 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.58 lichte horeca:

een horeca-activiteit die geheel of in overwegende mate is gericht op het voor gebruik ter plaatse van alcoholvrije en/of zwak-alcoholische dranken en/of bereide kleine etenswaren. Hieronder wordt in ieder geval begrepen een koffie- of theehuis, patisserie, tearoom.

1.59 lokaal bedrijf:

een bedrijf met een qua herkomst, afzetmarkt en/of werknemers overwegend lokale binding met de gemeente Voerendaal en/of de direct omliggende landelijke gemeenten.

1.60 maatschappelijk:

doeleinden ten behoeve van onderwijs (waaronder ook begrepen onderwijs ten behoeve van hobbymatige activiteiten zoals bijvoorbeeld een kookstudio), openbaar bestuur, religieuze functies, overdekte sport- en spelaccomodaties, medische-sociale functies, maatschappelijke en culturele functies.

1.61 maaiveld:

bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.

1.62 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringssymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.

1.63 mantelzorg:

langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.64 monumenten:

alle bouwwerken conform artikel 6 Monumentenwet.

1.65 niet-zelfstandig kantoor:

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft.

1.66 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven maaiveld is gelegen.

1.67 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.68 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.69 openbare nutsvoorziening:

een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation.

1.70 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde met een dak, dat niet of slechts aan één zijde is voorzien van een (bestaande) wand.

1.71 peil:
  • a. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.
1.72 permanente bewoning:

bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen van een gebouw, dan wel een gedeelte daarvan als hoofdverblijf.

1.73 productiegerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden.

1.74 recreatie:

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.75 recreatief medegebruik:

het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren, en voor plaatsgebonden recreatieve activiteiten, zoals voor sportvisserijen, alsmede route-ondersteunende voorzieningen, zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.

1.76 recreatiewoning/-appartement:

een (deel van een) gebouw, dat bestemd is voor recreatief verblijf door personen, die hun hoofdverblijf elders hebben en dat al dan niet gedurende het hele jaar wordt gebruikt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.

1.77 relatie:

een koppelteken tussen twee vlakken.

1.78 risicovolle inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.79 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

1.80 schuilgelegenheid:

een bouwwerk dat aan dieren de gelegenheid biedt te schuilen tegen weersinvloeden, waarbij de dieren vrij in en uit kunnen lopen.

1.81 seksinrichting:

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.82 shortstay:

het structureel verhuren van woonruimte voor korte periodes (van minimaal één week tot maximaal drie maanden).

1.83 stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte.

1.84 straatmeubilair:

de op of bij de weg dan wel openbare ruimte behorende bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstobjecten, gedenktekens, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen, abri's en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.85 verblijfsrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat en waarbij de voorzieningen worden gebruikt door (groepen van) personen die hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben. Hieronder wordt in ieder geval begrepen een vakantiewoning, vakantieappartement, bed & breakfast en een groepsaccommodatie.

1.86 verdieping:

een bouwlaag die is gelegen boven de eerste bouwlaag op de begane grond.

1.87 voorgevel:

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.

1.88 voorgevelrooilijn:

de op de verbeelding aangegeven figuur 'gevellijn' of, bij het ontbreken van dat figuur op een bouwperceel, de denkbeeldige lijn die wordt gevormd door de naar de openbare weg gekeerde grenzen van de aanduiding 'bouwvlak', doorlopend tot de zijdelingse grenzen van het betreffende bouwperceel.

1.89 vrijkomende agarische bebouwing:
  • a. agrarische gebouwen, binnen een agrarische bouwkavel, die niet meer als zodanig in gebruik zijn. Van een vrijkomend agrarisch bedrijfsgebouw is sprake als een gebouw minimaal drie jaar voor een agrarische functie in gebruik is geweest. Alleen de (bedrijfs-)woning en de voormalige bedrijfsgebouwen op het erf komen in aanmerking voor een nieuwe functie. Overige bouwwerken, zoals mestopslagplaatsen en sleuf-, plaat- en torensilo’s vallen hier niet onder. Indien deze bouwwerken overbodig zijn, is sloop wenselijk;
  • b. beeldbepalende panden met een woonbestemming waar, vanwege een eerdere agrarische functie of bestemming veel opstallen aanwezig zijn.
1.90 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.91 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.92 woning/wooneenheid:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.93 woningsplitsing:

het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer wooneenheden ten behoeve van de vestiging van meer dan één huishouden.

1.94 woon/zorgcomplex:

tehuis waar ouderen, lichamelijk gehandicapten en/of geestelijk gehandicapten min of meer zelfstandig kunnen wonen en indien nodig hulp of verzorging kunnen krijgen.

1.95 zelfstandig kantoor:

een kantoor dat op zichzelf het bedrijf vormt.

1.96 zolder:

ruimte in een gebouw die hoofdzakelijk is (zijn) afgedekt met schuine daken en die geen deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 het bebouwingspercentage:

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.8 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorste-nen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en traptreden voor de (hoofd)toegang buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1.50 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. natuur- en landschapselementen;
  • c. paden en wegen;
  • d. recreatief medegebruik;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. de daar bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheidingen en/of draaderfafscheidingen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 1,50 m mag bedragen;
  • b. voederruiven en/of picknickplaatsen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 2,50 m mag bedragen.
3.2.3 Bestaande bebouwing

Het onder 3.2.1 bepaalde geldt niet voor bestaande, in het verleden op legale wijze tot stand gekomen gebouwen, die in de bestaande situering, vorm en omvang gehandhaafd mogen worden.

3.3 Nadere eisen
3.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • d. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
3.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 3.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. verbetering van de gebiedskwaliteit;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van omliggende waarden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van agrarisch gebruik en recreatief medegebruik

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van agrarisch gebruik, zoals veld- of opslagschuren en schuilgelegenheden voor vee, en recreatief medegebruik, zoals overdekte zit- en schuilgelegenheden, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. dit geen onevenredige afbreuk doet aan de agrarische belangen;
  • c. in het geval van gebouwen ten behoeve van agrarisch gebruik, dit ter plaatse bedrijfseconomisch en -organisatorisch noodzakelijk is;
  • d. het gebouw wordt ingepast op basis van een inpassingsplan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke en ruimtelijke inpassing),

met dien verstande dat:

    • 1. de oppervlakte aan gebouwen per bouwperceel maximaal 12 m² mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 3,50 m mag bedragen.
3.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van oprichten hagelnetten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.2, ten behoeve van het oprichten van hagelnetten, mits:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond middels een bedrijfsontwikkelingsplan;

met dien verstande dat:

    • 1. de hagelnetten ten behoeve van de landschappelijke inpassing niet mogen doorlopen tot aan de grond aan de randen van de percelen waarop de hagelnetten worden toegelaten;
    • 2. het oprichten van hagelnetten niet plaatsvindt in de beekdalen van Limburg volgens het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014, of op hellingen groter dan of gelijk aan 4% volgens de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen bij de de Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen 2011 van de Provincie Limburg; het oprichten van hagelnetten op hellingen kleiner dan 4% is mogelijk mits dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingconstructies, behoudens voor zover deze verband houden met het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • c. het inrichten van een sport- en wedstrijdterrein, zwembad en speel- en/of ligweide;
  • d. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • e. het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;
  • f. buitenopslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • g. opslag in tijdelijke voorzieningen zoals zeecontainers.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.5.1, ten behoeve van kleinschalig kamperen en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten van een aangrenzend functionerend agrarisch bedrijf;
  • c. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • d. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • e. kamperen alleen plaatsvindt tijdens het kampeerseizoen;
  • f. buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
  • g. in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien binnen de aangrenzende bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';
  • h. de afstand tot bestaande kampeerterreinen en campings ten minste 500 m bedraagt;
  • i. de afstand tot de erfgrens van naastgelegen woningen tenminste 50 m bedraagt;
  • j. het kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast in de omgeving, overeenkomstig de op de directe omgeving van toepassing zijnde landschapskarakteristiek;
  • k. bij beëindiging van het agrarisch bedrijf het kleinschalig kamperen wordt beëindigd,

met dien verstande dat:

    • 1. bij de afwijking het voor het kleinschalig kamperen te gebruiken perceelsgedeelte en het daarop te realiseren maximum aantal kampeerplaatsen worden vastgelegd;
    • 2. maximaal 15 standplaatsen per locatie aanwezig mogen zijn; op de standplaatsen mogen geen chalets, trekkershutten of stacaravans worden geplaatst;
    • 3. sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak van de aangrenzende bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' mogen worden opgericht.
3.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een minicamping

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.5.1, ten behoeve van een minicamping, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten van een aangrenzend functionerend agrarisch bedrijf;
  • c. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • d. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • e. kamperen alleen plaatsvindt tijdens het kampeerseizoen;
  • f. buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op de minicamping aanwezig zijn;
  • g. in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien binnen de aangrenzende bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';
  • h. de afstand tot bestaande kampeerterreinen en campings ten minste 500 m bedraagt;
  • i. de afstand tot de erfgrens van naastgelegen woningen tenminste 50 m bedraagt;
  • j. de minicamping landschappelijk wordt ingepast in de omgeving, overeenkomstig de op de directe omgeving van toepassing zijnde landschapskarakteristiek,

met dien verstande dat:

    • 1. bij de afwijking het voor de minicamping te gebruiken perceelsgedeelte en het daarop te realiseren maximum aantal kampeerplaatsen worden vastgelegd;
    • 2. maximaal 40 standplaatsen per locatie aanwezig mogen zijn; op de standplaatsen mogen geen chalets, trekkershutten of stacaravans worden geplaatst.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen, diepploegen en/of egaliseren van de bodem;
  • b. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen;
  • c. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, behoudens bij wijze van verzorging;
  • d. het aanbrengen en/of amoveren van oppervlakteverhardingen;
  • e. het bebossen van gronden;
  • f. het aanbrengen van boomsingels en hakhoutwallen of andere lijnvormige beplantingen;
  • g. het aanleggen van een buitenmanege.
3.7.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 3.7.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • b. in het kader van normaal onderhoud en beheer;
  • c. van ondergeschikte betekenis;
  • d. die anderszins reeds vergunningplichtig zijn;
  • e. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
3.7.3 Toelaatbaarheid

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien die werken en/of werkzaamheden geen onevenredig nadelige gevolgen hebben of kunnen hebben voor de aanwezige hydrologische, ecologische, bodemkundige en visuele waarden, alsmede de aanwezige agrarische waarden. Bij de toetsing van de toelaatbaarheid van de werken en/of werkzaamheden worden de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels in acht genomen.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', ten behoeve van:

  • a. de vergroting van een agrarische bedrijfskavel;
  • b. het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen,

mits:

    • 1. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
    • 2. de wijziging, in geval van vergroting van de agrarische bedrijfskavel, nodig is in verband met een voorgenomen uitbreiding van het aangrenzend agrarische bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij;
    • 3. de wijziging nodig is in verband met bedrijfseconomische dan wel andere zwaarwegende bedrijfsomstandigheden;

met dien verstande, dat tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, die buiten het bouwvlak binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' opgericht worden, alleen aanwezig mogen zijn als deze daadwerkelijk in gebruik zijn, met een maximum van 6 maanden per jaar; op momenten dat de teeltondersteunende voorzieningen niet in gebruik zijn, dienen deze te worden verwijderd.

3.8.2 Wijziging in de bestemming 'Natuur'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Natuur', ten behoeve van het aanleggen van nieuwe natuur, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. de aanleg van de nieuwe natuur past binnen de op de directe omgeving van toepassing zijnde landschapskarakteristiek;
  • c. aangrenzende overige waarden en belangen, waaronder het agrarisch belang, niet onevenredig worden geschaad, met dien verstande dat:
  • 1. geen gebouwen mogen worden gebouwd.
  • 2. uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen worden gebouwd:
    • a. noodzakelijk met het oog op natuurbeheer;
    • b. behorende tot de recreatieve voorzieningen, zoals recreatieve bewegwijzering en verlichting, informatieborden en kleinschalige uitzicht- en rustpunten;
    • c. ten behoeve van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water, met dien verstande dat:
      • I. de hoogte van erfafscheidingen maximaal 1,50 m mag bedragen en de hoogte van voorzieningen voor verlichting maximaal 4,00 m mag bedragen;
      • II. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 2,50 m mag bedragen.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijven, met dien verstande dat glastuinbouwbedrijven niet zijn toegestaan;
  • b. de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van gebouwen en/of de instandhouding van de monumentale waarde, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. aan huis verbonden beroepen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.5.2;
    • 2. boerderijverkoop, waarbij de vloeroppervlakte voor de boerderijverkoop ten hoogste 50 m² mag bedragen;
    • 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 4. landschappelijke inpassing van de bedrijfsgebouwen in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie;
    • 5. wonen in een bedrijfswoning.
4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. bedrijfswoningen, met dien verstande dat maximaal één bedrijfswoning per bouwvlak mag worden opgericht (waarbij gekoppelde bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'relatie' worden aangemerkt als één bouwvlak);
  • c. de daarbij behorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
4.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan (waarbij gekoppelde bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'relatie' worden aangemerkt als één bouwvlak);
  • b. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • c. het bouwvlak mag voor maximaal 80% worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangegeven bebouwingspercentage als maximum geldt;
  • d. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 meter;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de aangegeven bouwhoogte als maximum geldt;
  • g. gebouwen dienen te worden afgedekt met een kap, met een dakhelling van minimaal 12° en maximaal 45°, dan wel dezelfde dakhelling als de kap van de bestaande bebouwing als die wordt verbouwd of daarop wordt aangesloten;
  • h. de inhoud van de bedrijfswoning mag minimaal 300 m³ en maximaal 750 m³ bedragen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 8,00 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.
4.2.4 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan waar bovengronds gebouwen aanwezig zijn;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4,00 meter onder peil bedragen.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • d. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
4.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 4.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. verbetering van de gebiedskwaliteit;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van omliggende waarden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van vergroten van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.2 ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak waarbij de grenzen van het bouwvlak mogelijk worden overschreden, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig worden aangetast;
  • d. het stedenbouwkundig beeld en de landschappelijke inpassing niet onevenredig nadelig worden beïnvloed.
4.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van hogere goot- of bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.2 ten behoeve van een hogere goot- en/of bouwhoogte, mits:

  • a. dit ter plaatse bedrijfstechnisch noodzakelijk is en/of aansluit op bestaande bebouwing;
  • b. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • c. het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. het stedenbouwkundig beeld en de landschappelijke inpassing niet onevenredig nadelig worden beïnvloed.
4.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van andere dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.2 ten behoeve van het afdekken van een hoofdgebouw met een dak met een andere dakhelling, indien aan het stedebouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen onevenredige afbreuk wordt gedaan.

4.4.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een tweede bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.1 ten behoeve van de bouw van een tweede bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf, mits:

  • a. dit ter plaatse vanwege de aard van het bedrijf en vanuit bedrijfseconomische redenen noodzakelijk is;
  • b. het bedrijf naar aard, omvang en toezichthoudende taak een dubbel volwaardig agrarisch bedrijf is;
  • c. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de bedrijfswoning wordt gesitueerd aan de naar de bestemming 'Verkeer' gerichte zijde van het betreffende bouwvlak;
  • f. de bedrijfswoning wordt gesitueerd op korte afstand van de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. woondoeleinden, anders dan in een bedrijfswoning en de daar bijbehorende bouwwerken;
  • b. een aan huis verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van aan huis verbonden beroepen toegelaten krachtens artikel 4.5.2;
  • c. niet-agrarische ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • d. detailhandel, anders dan in de vorm van boerderijverkoop ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het toegestane gebruik, waarbij de vloeroppervlakte voor de boerderijverkoop ten hoogste 50 m² mag bedragen;
  • e. groothandel, anders dan ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • f. recreatie, anders dan ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • g. verblijfsrecreatie, anders dan toegestaan op basis van artikel 4.1;
  • h. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling', waar uitsluitend de inpandige stalling van kampeermiddelen is toegestaan;
  • i. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • j. buitenopslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik.
4.5.2 Aan huis gebonden beroepen

Een aan huis gebonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis gebonden beroep mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw;
  • b. maximaal 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 60 m² mag als zodanig worden gebruikt;
  • c. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  • d. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens de bewoner van de woning;
  • e. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van aan de activiteit inherente en ondergeschikte detailhandel.
4.5.3 Huisvesting ten behoeve van rustende boer

In de bedrijfswoning en eventuele aanbouwen is huisvesting ten behoeve van de rustende boer toegestaan, mits:

  • a. dit niet leidt tot het ontstaan van een nieuwe zelfstandige woning;
  • b. er een inpandige verbinding is tussen de hoofdwoning en het gedeelte dat door de rustende boer wordt benut;
  • c. zodra de noodzaak is komen te vervallen, de huisvesting van de rustende boer wordt beëindigd.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van huisvesting seizoenarbeiders

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.1 ten behoeve van het toestaan van huisvesting van tijdelijke werknemers, mits:

  • a. het betreft de huisvesting van werknemers die tijdelijk bij het desbetreffende bedrijf werkzaam zijn;
  • b. de huisvesting uitsluitend binnen de bestaande bebouwing of in tijdelijke woonunits wordt gerealiseerd;
  • c. op het moment dat de noodzaak voor de huisvesting van tijdelijke werknemers niet meer aanwezig is, de huisvestingsmogelijkheden worden ontmanteld, dan wel de woonunits worden verwijderd;
  • d. in het geval in de behoefte aan huisvesting wordt voorzien door de plaatsing van woonunits, deze landschappelijk ingepast worden;
  • e. de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren huisvesting gegarandeerd kan worden;
  • f. de huisvesting geen hinder of belemmeringen veroorzaakt voor omliggende bedrijven of woningen;
  • g. de huisvesting niet tot onevenredige verkeers-/parkeeroverlast leidt;
  • h. per agrarisch bedrijf voorzien wordt in de huisvesting van ten hoogste 20 tijdelijke werknemers.
4.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.5.1, ten behoeve van kleinschalig kamperen en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten van een aangrenzend functionerend agrarisch bedrijf;
  • c. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • d. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • e. kamperen alleen plaatsvindt tijdens het kampeerseizoen;
  • f. buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
  • g. in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien;
  • h. de afstand tot bestaande kampeerterreinen en campings ten minste 500 m bedraagt;
  • i. de afstand tot de erfgrens van naastgelegen woningen tenminste 50 m bedraagt;
  • j. het kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast in de omgeving, overeenkomstig de op de directe omgeving van toepassing zijnde landschapskarakteristiek;
  • k. bij beëindiging van het agrarisch bedrijf het kleinschalig kamperen wordt beëindigd,

met dien verstande dat:

    • 1. bij de afwijking het voor het kleinschalig kamperen te gebruiken perceelsgedeelte en het daarop te realiseren maximum aantal kampeerplaatsen worden vastgelegd;
    • 2. maximaal 15 standplaatsen per locatie aanwezig mogen zijn; op de standplaatsen mogen geen chalets, trekkershutten of stacaravans worden geplaatst;
    • 3. sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht.
4.6.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een minicamping

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.5.1, ten behoeve van een minicamping, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten van een aangrenzend functionerend agrarisch bedrijf;
  • c. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • d. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • e. kamperen alleen plaatsvindt tijdens het kampeerseizoen;
  • f. buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op de minicamping aanwezig zijn;
  • g. in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien;
  • h. de afstand tot bestaande kampeerterreinen en campings ten minste 500 m bedraagt;
  • i. de afstand tot de erfgrens van naastgelegen woningen tenminste 50 m bedraagt;
  • j. de minicamping landschappelijk wordt ingepast in de omgeving, overeenkomstig de op de directe omgeving van toepassing zijnde landschapskarakteristiek,

met dien verstande dat:

    • 1. bij de afwijking het voor de minicamping te gebruiken perceelsgedeelte en het daarop te realiseren maximum aantal kampeerplaatsen worden vastgelegd;
    • 2. maximaal 40 standplaatsen per locatie aanwezig mogen zijn; op de standplaatsen mogen geen chalets, trekkershutten of stacaravans worden geplaatst;
    • 3. sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht.
4.6.4 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een bed & breakfast/logies aan huis

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.5.1 ten behoeve van het exploiteren van een bed and breakfast, logies aan huis en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • c. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • d. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeers-/parkeeroverlast leiden;
  • e. de bed and breakfast/logies aan huis kan worden ingepast binnen de bestaande bebouwing van de bedrijfswoning, die beschikt over een inhoud van ten minste 750 m3;
  • f. de bed and breakfast/logies aan huis door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet kan functioneren als een zelfstandige woning;

met dien verstande dat:

    • 1. ten hoogste 8 slaapplaatsen per bed and breakfast/logies aan huis mogen worden gerealiseerd.
4.6.5 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van recreatiewoningen/-appartementen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.5.1 ten behoeve van de bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen/-appartementen en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • c. de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd;
  • d. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • e. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeers-/parkeeroverlast leiden,

met dien verstande, dat:

    • 1. de vloeroppervlakte van een recreatiewoning/-appartement ten hoogste 80 m2 mag bedragen;
    • 2. ten hoogste 3 recreatiewoningen/-appartementen per agrarisch bedrijf mogen worden gerealiseerd.
4.6.6 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een groepsaccommodatie

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.5.1 ten behoeve van het exploiteren van een groepsaccommodatie en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • c. de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd;
  • d. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • e. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeers-/parkeeroverlast leiden,

met dien verstande, dat:

    • 1. het vloeroppervlak per groepsaccommodatie maximaal 250 m² mag bedragen;
    • 2. ten hoogste 1 groepsaccommodatie per agrarisch bedrijf mag worden gerealiseerd.
4.6.7 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van zorg, dagrecreatie en culturele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.5.1 ten behoeve van:

  • a. het bieden van werk en dagverzorging aan hulpbehoevende mensen;
  • b. lichte horeca;
  • c. culturele activiteiten zoals natuurcursussen en exposities;

en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:

    • 1. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
    • 2. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten; de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd;
    • 3. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
    • 4. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeers-/parkeeroverlast leiden;
    • 5. de dagrecreatieve en ondergeschikte horeca-activiteiten kleinschalig zijn en ten dienste staan van extensieve recreatie in het buitengebied c.q. ondersteunend zijn aan wandel- en fietsroutes.
4.6.8 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het stallen van kampeermiddelen en/of de opslag van materialen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.5.1 ten behoeve van het toestaan van het stallen van kampeermiddelen dan wel ten behoeve van de opslag van materialen, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. stalling en/of opslag plaatsvindt in bestaande gesloten gebouwen.
4.6.9 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een aan huis gebonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.5.1 onder b ten behoeve van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de woning inclusief de daarbij behorende bouwwerken tot een maximum van 60 m² als zodanig mag worden gebruikt;
  • b. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • c. degene die de activiteiten uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
  • d. geen buitenopslag en buitenstalling plaatsvindt;
  • e. het gebruik geen (ernstige of onevenredige) hinder oplevert voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. uitsluitend activiteiten vergelijkbaar met bedrijfsactiviteiten uit maximaal categorie 2 van de VNG-handreiking Bedrijven en Milieuzonering (versie 2009) zijn toegestaan;
  • g. geen sprake is van een grote verkeersaantrekkende werking;
  • h. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein;
  • i. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van aan de activiteit inherente en ondergeschikte detailhandel.
4.6.10 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van uitoefening aan huis gebonden beroep in bijbehorend bouwwerk

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.5.2 onder a ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep in een bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:

  • a. in totaal maximaal 30% van de begane grondvloeroppervlakte van het hoofdgebouw inclusief de daarbij behorende bouwwerken tot een maximum van 60 m² als zodanig mag worden gebruikt;
  • b. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • c. degene die de activiteiten uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
  • d. het gebruik geen (ernstige of onevenredige) hinder oplevert voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • e. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein;
  • f. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van aan de activiteit inherente en ondergeschikte detailhandel.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurwaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurwaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik;
  • b. behoud en ontwikkeling van de aanwezige natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • c. realiseren en in stand houden van natuur- en landschapselementen zoals houtopstanden, houtwallen, houtsingels, sloten, beken, waterlopen en overige waterpartijen, water- en oevervegetaties;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. paden en wegen;
  • e. recreatief medegebruik;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurwaarden' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.2.2.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurwaarden' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheidingen en/of draaderfafscheidingen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 1,50 m mag bedragen;
  • b. voederruiven en/of picknickplaatsen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 2,50 m mag bedragen.
5.2.3 Bestaande bebouwing

Het onder 5.2.1 bepaalde geldt niet voor bestaande, in het verleden op legale wijze tot stand gekomen gebouwen, die in de bestaande situering, vorm en omvang gehandhaafd mogen worden.

5.3 Nadere eisen
5.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • d. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
5.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 5.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. verbetering van de gebiedskwaliteit;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van omliggende waarden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van agrarisch gebruik en recreatief medegebruik

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.1 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van agrarisch gebruik, zoals veld- of opslagschuren en schuilgelegenheden voor vee, en recreatief medegebruik, zoals overdekte zit- en schuilgelegenheden, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. dit geen onevenredige afbreuk doet aan de agrarische belangen;
  • c. in het geval van gebouwen ten behoeve van agrarisch gebruik, dit ter plaatse bedrijfseconomisch en -organisatorisch noodzakelijk is;
  • d. het gebouw wordt ingepast op basis van een inpassingsplan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke en ruimtelijke inpassing),

met dien verstande dat:

    • 1. de oppervlakte aan gebouwen per bouwperceel maximaal 12 m² mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 3,50 m mag bedragen.
5.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van oprichten hagelnetten

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.2, ten behoeve van het oprichten van hagelnetten, mits:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond middels een bedrijfsontwikkelingsplan;

met dien verstande dat:

    • 1. de hagelnetten ten behoeve van de landschappelijke inpassing niet mogen doorlopen tot aan de grond aan de randen van de percelen waarop de hagelnetten worden toegelaten;
    • 2. het oprichten van hagelnetten niet plaatsvindt in de beekdalen van Limburg volgens het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014, of op hellingen groter dan of gelijk aan 4% volgens de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen bij de de Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen 2011 van de Provincie Limburg; het oprichten van hagelnetten op hellingen kleiner dan 4% is mogelijk mits dit niet ten koste gaat van de karakteristieke openheid van de plateaus.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen;
  • b. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingconstructies, behoudens voor zover deze verband houden met het op de bestemming gerichte gebruik;
  • c. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • d. het inrichten van een sport- en wedstrijdterrein, zwembad en speel- en/of ligweide;
  • e. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • f. het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;
  • g. buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.5.1, ten behoeve van kleinschalig kamperen en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten van een aangrenzend functionerend agrarisch bedrijf;
  • c. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • d. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • e. kamperen alleen plaatsvindt tijdens het kampeerseizoen;
  • f. buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
  • g. in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien binnen de aangrenzende bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';
  • h. de afstand tot bestaande kampeerterreinen en campings ten minste 500 m bedraagt;
  • i. de afstand tot de erfgrens van naastgelegen woningen tenminste 50 m bedraagt;
  • j. het kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast in de omgeving, overeenkomstig de op de directe omgeving van toepassing zijnde landschapskarakteristiek;
  • k. bij beëindiging van het agrarisch bedrijf het kleinschalig kamperen wordt beëindigd,

met dien verstande dat:

    • 1. bij de afwijking het voor het kleinschalig kamperen te gebruiken perceelsgedeelte en het daarop te realiseren maximum aantal kampeerplaatsen worden vastgelegd;
    • 2. maximaal 15 standplaatsen per locatie aanwezig mogen zijn; op de standplaatsen mogen geen chalets, trekkershutten of stacaravans worden geplaatst;
    • 3. sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak van de aangrenzende bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' mogen worden opgericht.
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.7.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurwaarden' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen, diepploegen en/of egaliseren van de bodem;
  • b. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen;
  • c. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, behoudens bij wijze van verzorging;
  • d. het aanbrengen en/of amoveren van oppervlakteverhardingen;
  • e. het bebossen van gronden;
  • f. het aanbrengen van boomsingels en hakhoutwallen of andere lijnvormige beplantingen;
  • g. het aanleggen van een buitenmanege.
5.7.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 5.7.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • b. in het kader van normaal onderhoud en beheer;
  • c. van ondergeschikte betekenis;
  • d. die anderszins reeds vergunningplichtig zijn;
  • e. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
5.7.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de aanwezige cultuurhistorisch waarden en/of karakteristieke bebouwing niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, in maximaal categorie 2 van de VNG-handreiking Bedrijven en Milieuzonering (versie 2009);
  • b. bedrijven, in maximaal categorie 3.1 van de VNG-handreiking Bedrijven en Milieuzonering (versie 2009), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  • c. bedrijven in maximaal categorie 3.1 van de VNG-handreiking Bedrijven en Milieuzonering (versie 2009), ambachtelijke en/of industriële doeleinden, groothandel en/of buitenopslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - diverse bedrijfsactiviteiten'. Indien bedrijfsactiviteiten in categorie 3.1 gedurende een aaneengesloten periode van drie jaar niet meer ter plaatse zijn uitgeoefend, is uitoefening van deze functie niet meer toegestaan en is een bedrijf in maximaal categorie 2 van de VNG-handreiking Bedrijven en Milieuzonering (versie 2009) toegestaan;
  • d. een handelskwekerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handelskwekerij';
  • e. een frituur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - frituur';
  • f. uitsluitend een loonwerkersbedrijf, agrarisch bedrijf en handel in en opslag van agrarische producten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarische dienstverlening';
  • g. uitsluitend een loodgietersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – loodgietersbedrijf', met opslag inherent aan het loodgietersbedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • h. uitsluitend de stalling van motorvoertuigen, fietsen en opslag inherent aan de hoofdfunctie, ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • i. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', waarbij de vloeroppervlakte voor detailhandel ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte' aangeduide oppervlakte mag bedragen;
  • j. detailhandel in volumineuze goederen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
  • k. uitsluitend het parkeren van (bedrijfs)wagens in combinatie met de open opslag van materialen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – opslag en parkeren';
  • l. de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van gebouwen en/of de instandhouding van de monumentale waarde, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';

met daaraan ondergeschikt:

  • m. wonen in een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • n. wonen in een bovenwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • o. landschappelijke inpassing van de gebouwen in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
  • p. parkeervoorzieningen;
  • q. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • r. groenvoorzieningen;
  • s. nutsvoorzieningen.
6.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. gebouwen ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming;
    • 2. bedrijfswoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' maximaal één bedrijfswoning mag worden opgericht;
    • 3. de daar bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
  • b. Bebouwing, die hetzij bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, hetzij wordt of kan worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning en die afwijkt van één of meer van de in (afzonderlijke) bepalingen voorgeschreven situering, maatvoering en/of aantal(len), wordt geacht te voldoen aan de regels van dit plan.
6.2.2 Gebouwen

Regels met betrekking tot gebouwen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het bestemmingsvlak, met dien verstande dat indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangeduid, gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak.
  • b. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' maximaal het aangegeven oppervlak aan bebouwing mag worden opgericht.
  • c. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' het aantal bouwlagen niet meer mag bedragen dan zoals aangegeven.
  • d. De dakhelling van bedrijfsgebouwen moet minimaal 15° bedragen.
  • e. De voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde gevellijn, ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dan wel bouwvlakgrens. Waar geen gevellijn of bouwvlak is aangegeven, moet de afstand tot de naar de weg gekeerde bouwperceelgrens minimaal 5,00 meter bedragen.
  • f. De inhoud van de bedrijfswoning mag minimaal 250 m³ en maximaal 750 m³ bedragen.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2,00 meter bedragen, met uitzondering van de bouwhoogte van erfafscheidingen gelegen tussen de weg en enige gevel van een gebouw die maximaal 1,00 meter hoog mag zijn.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 6,00 meter bedragen.
6.2.4 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan waar bovengronds gebouwen aanwezig zijn;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4,00 meter onder peil bedragen.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • d. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • e. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
6.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 6.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. de stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Toestaan hogere bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.3 onder b teneinde het toestaan van een bouwhoogte van 8,00 m, met uitzondering van erfafscheidingen, indien de aard van het bedrijf of de bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt.

6.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van andere dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.2.2 ten behoeve van het afdekken van een hoofdgebouw met een dak met een andere dakhelling, indien aan het stedebouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen onevenredige afbreuk wordt gedaan.

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. voor Wgh-inrichtingen;
  • b. woondoeleinden, anders dan overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.1;
  • c. ambachtelijke en/of industriële doeleinden, anders dan overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.1;
  • d. detailhandel, anders dan ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het toegestane gebruik en overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.1;
  • e. groothandel, anders dan ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • f. recreatieve doeleinden;
  • g. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • h. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • i. buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik.
6.5.2 Landschappelijke inpassing

Ter plaatse van de aanduiding 'groen' is het bebouwen van, het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden conform de functies als genoemd in artikel 6.1.1 onder f voor zover dit niet betreft het bestaande gebruik, uitsluitend toegestaan indien een landschappelijke inpassing op het perceel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' is uitgevoerd, duurzaam in stand wordt gehouden en wordt onderhouden.

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen.
7.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemming;
  • b. de daar bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
7.2.2 Gebouwen

Regels met betrekking tot gebouwen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak.
  • b. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,30 meter.
  • c. De dakhelling van een gebouw moet minimaal 15° bedragen.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2,00 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 10,00 meter bedragen.
7.2.4 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan waar bovengronds gebouwen aanwezig zijn;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4,00 meter onder peil bedragen.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • d. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • e. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
7.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 7.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. de stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van andere dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.2 ten behoeve van het afdekken van een hoofdgebouw met een dak met een andere dakhelling, indien aan het stedebouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen onevenredige afbreuk wordt gedaan.

7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. voor Wgh-inrichtingen;
  • b. woondoeleinden;
  • c. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • d. detailhandel;
  • e. recreatieve doeleinden;
  • f. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • g. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • h. buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik.

Artikel 8 Centrum

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van supermarkten tezamen maximaal 2850 m2 bedraagt;
  • b. horeca;
  • c. maatschappelijk;
  • d. wonen;
  • e. de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van gebouwen en/of de instandhouding van de monumentale waarde, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';

met daaraan ondergeschikt:

  • f. kantoordoeleinden, met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 150 m2 per aaneengesloten bestemming;
  • g. terrassen ten behoeve van horeca;
  • h. kortdurende activiteiten en evenementen, zoals een weekmarkt, rommelmarkt, antiekmarkt, braderieën en een kermis;
  • i. verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen.
8.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor 'Centrum' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. gebouwen ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming;
    • 2. de daar bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
  • b. Bebouwing, die hetzij bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, hetzij wordt of kan worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning en die afwijkt van één of meer van de in (afzonderlijke) bepalingen voorgeschreven situering, maatvoering en/of aantal(len), wordt geacht te voldoen aan de regels van dit plan.
  • c. Nieuwbouw is niet toegestaan met uitzondering van vervangende nieuwbouw ter plaatse van bestaande bebouwing en met inachtneming van de in dit artikel gegeven regels.
8.2.2 Gebouwen

Regels met betrekking tot gebouwen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het bestemmingsvlak.
  • b. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'.
  • c. Het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen'.
  • d. Gebouwen mogen worden afgedekt met een kap van maximaal 4,00 meter hoog.
  • e. De dakhelling mag minimaal 15° en maximaal 60° bedragen.
  • f. De gevel(s) van het hoofdgebouw moet(en) worden geplaatst ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn'.
  • g. De voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde gevellijn.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  • a. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2,00 meter bedragen, met uitzondering van de bouwhoogte van erfafscheidingen gelegen tussen de weg en enige gevel van een gebouw die maximaal 1,00 meter hoog mag zijn.
  • b. De bouwhoogte van lantaarnpalen mag maximaal 8,00 meter bedragen.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3,00 meter bedragen.
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • d. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • e. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
8.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 8.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. de stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van andere dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.2 ten behoeve van het afdekken van een hoofdgebouw met een dak met een andere dakhelling, indien aan het stedebouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen onevenredige afbreuk wordt gedaan.

8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. industriële doeleinden;
  • b. groothandel, anders dan het bepaalde in artikel 8.1;
  • c. recreatieve doeleinden;
  • d. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • e. buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik.

Artikel 9 Detailhandel

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. uitsluitend een bouwmarkt, met daaraan ondergeschikt fietshandel en fietsreparatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwmarkt';
  • c. horeca en een kookstudio, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - kookstudio';
  • d. opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • e. wonen, uitsluitend op de verdieping(en);
  • f. de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van gebouwen en/of de instandhouding van de monumentale waarde, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';

met daaraan ondergeschikt:

  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen.
9.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. gebouwen ten behoeve van de in artikel 9.1 genoemde bestemming;
    • 2. de daar bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
  • b. Bebouwing, die hetzij bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, hetzij wordt of kan worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning en die afwijkt van één of meer van de in (afzonderlijke) bepalingen voorgeschreven situering, maatvoering en/of aantal(len), wordt geacht te voldoen aan de regels van dit plan.
  • c. Nieuwbouw is niet toegestaan met uitzondering van vervangende nieuwbouw ter plaatse van bestaande bebouwing en met inachtneming van de in dit artikel gegeven regels.
  • d. Per bestemmingsvlak is maximaal het bestaande aantal legale woningen toegestaan.
9.2.2 Hoofdgebouwen

Regels met betrekking tot gebouwen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het bestemmingsvlak.
  • b. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'.
  • c. Het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen'.
  • d. Gebouwen mogen worden afgedekt met een kap van maximaal 4,00 meter hoog.
  • e. De dakhelling mag minimaal 15° en maximaal 60° bedragen.
  • f. De gevel(s) van het hoofdgebouw moet(en) worden geplaatst ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn'.
  • g. De voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde gevellijn.
9.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Regels met betrekking tot bijbehorende bouwwerken:

  • a. Per gebouw bedraagt de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken tezamen maximaal 75 m², met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 40% van het bijbehorende erf mag worden bebouwd;
    • 2. per hoofdgebouw ten hoogste twee vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 45 m².
  • b. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,00 meter.
  • c. De afstand van bijbehorende bouwwerken tot aan de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 3,00 meter en maximaal 50,00 meter, met uitzondering van de bestaande bijbehorende bouwwerken waarvan de bestaande afstand tot de gevellijn gehandhaafd blijft indien deze groter is dan 50,00 meter.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2,00 meter bedragen, met uitzondering van de bouwhoogte van erfafscheidingen gelegen tussen de weg en enige gevel van een gebouw die maximaal 1,00 meter hoog mag zijn;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 5,00 meter bedragen.
9.2.5 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan waar bovengronds gebouwen aanwezig zijn;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4,00 meter onder peil bedragen.
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • d. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • e. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
9.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 9.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. de stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van andere dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 9.2.2 ten behoeve van het afdekken van een hoofdgebouw met een dak met een andere dakhelling, indien aan het stedebouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen onevenredige afbreuk wordt gedaan.

9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. wonen, anders dan overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.1.1;
  • b. industriële doeleinden;
  • c. groothandel;
  • d. horeca, anders dan overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.1.1;
  • e. recreatieve doeleinden;
  • f. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • g. buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik.

Artikel 10 Gemengd

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd - 1'
    • 1. een station;
    • 2. ijsverkooppunt;
    • 3. kantoor;
    • 4. wonen op de verdieping, met dien verstande dat maximaal 1 woning is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd - 2';
    • 1. wonen, met dien verstande dat maximaal 2 woningen zijn toegestaan;
    • 2. een woon/zorgcomplex;
    • 3. maatschappelijk;
    • 4. kantoor;
    • 5. detailhandel in ondergeschikte vorm van eigen vervaardigde of geteelde producten, met dien verstande dat detailhandel in zelfstandige vorm niet is toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. verkeersvoorzieningen in de vorm van ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. landschappelijke inpassing van de gebouwen in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie;
  • g. recreatief medegebruik.
10.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 10.1 genoemde bestemming, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de daar bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
10.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • d. er mag in maximaal 2 bouwlagen worden gebouwd, ieder afzonderlijk met een hoogte van maximaal 3,50 meter;
  • e. gebouwen dienen te worden afgedekt met een kap van maximaal 4,00 meter hoog, met een dakhelling van minimaal 12° en maximaal 45°, dan wel dezelfde dakhelling als de kap van de bestaande bebouwing als die wordt verbouwd of daarop wordt aangesloten.
10.2.3 Regels met betrekking tot bijbehorende bouwwerken

Regels met betrekking tot bijbehorende bouwwerken:

  • a. Per gebouw bedraagt de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken tezamen maximaal 75 m², met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 40% van het bijbehorende erf mag worden bebouwd;
    • 2. per hoofdgebouw ten hoogste twee vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 45 m².
  • b. In afwijking van het bepaalde in sub a bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken tezamen maximaal het aangeduide aantal m2.
  • c. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,00 meter.
  • d. De afstand van bijbehorende bouwwerken tot aan de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 3,00 meter en maximaal 50,00 meter, met uitzondering van de bestaande bijbehorende bouwwerken waarvan de bestaande afstand tot de gevellijn gehandhaafd blijft indien deze groter is dan 50,00 meter.
  • e. Bij een vrijstaand hoofdgebouw mogen slechts aan één zijkant van het hoofdgebouw aangebouwde en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 15,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.
10.2.5 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan waar bovengronds gebouwen aanwezig zijn;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4,00 meter onder peil bedragen.
10.3 Nadere eisen
10.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • c. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
10.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 10.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. de stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.2onder a voor het gedeeltelijk buiten het bouwvlak bouwen van gebouwen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de aan het landgoed te onderkennen landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

met dien verstande dat:

  • 1. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak maximaal 15% van de oppervlakte van het bouwvlak mag bedragen;
  • 2. de afstand tot de perceelsgrens minimaal 5 m moet bedragen.
10.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van andere dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.2ten behoeve van het afdekken van een hoofdgebouw met een dak met een andere dakhelling, indien aan het stedebouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen onevenredige afbreuk wordt gedaan.

10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel, anders dan toegestaan op basis van artikel 10.1
  • c. groothandel;
  • d. recreatie;
  • e. verblijfsrecreatie;
  • f. horeca, anders dan toegestaan op basis van artikel 10.1 ;
  • g. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • h. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • i. buitenopslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik.

Artikel 11 Gemengd - Landgoed

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hobbymatige paardenhuisvesting, met dien verstande dat maximaal vier paardenboxen zijn toegestaan;
  • b. kantoor;
  • c. wonen, met dien verstande dat maximaal één (bedrijfs)woning is toegestaan;
  • d. de duurzame instandhouding en het behoud van de aan het landgoed te onderkennen landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. verblijfsruimte ten behoeve van paardenverzorging c.q. ruimte voor shortstay, met dien verstande dat maximaal drie shortstay ruimten zijn toegestaan;
    • 2. parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, groenvoorzieningen/erf/tuin;
    • 3. mestopslag tot een oppervlakte van maximaal 30 m2;
    • 4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 5. landschappelijke inpassing van de (bedrijfs)gebouwen in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie.
11.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd - Landgoed' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 11.1 genoemde bestemming, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de daar bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
11.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • d. de goothoogte mag maximaal de bestaande goothoogte bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag maximaal de bestaande bouwhoogte bedragen;
  • f. de dakhelling van een hoofdgebouw moet minimaal 15° bedragen;
  • g. de inhoud van de bedrijfswoning mag minimaal 250 m³ en maximaal 900 m³ of, indien deze groter is, de bestaande inhoud bedragen.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.
11.2.4 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan waar bovengronds gebouwen aanwezig zijn;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4,00 meter onder peil bedragen.
11.3 Nadere eisen
11.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • c. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
11.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 11.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. de stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 11.2.2 voor het gedeeltelijk buiten het bouwvlak bouwen van gebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak maximaal 15% van de oppervlakte van het bouwvlak mag bedragen;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens minimaal 5 meter bedraagt;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de aan het landgoed te onderkennen landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van andere dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 11.2.2 ten behoeve van het afdekken van een hoofdgebouw met een dak met een andere dakhelling, indien aan het stedebouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen onevenredige afbreuk wordt gedaan.

11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. woondoeleinden, anders dan toegestaan op basis van artikel 11.1.1;
  • b. permanente bewoning ter plaatse van de shortstay ruimten;
  • c. (commerciële) horeca, anders dan ondergeschikt aan het toegestane gebruik;
  • d. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • e. detailhandel;
  • f. groothandel;
  • g. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • h. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • i. buitenopslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik.

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, inclusief speelvoorzieningen;
  • b. een clubhuis ten behoeve van de visvereniging, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - clubhuis';
  • c. volkstuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van waterberging;
  • e. aanleg en behoud van de landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - landschappelijke inpassing' conform het in Bijlage 7 Landschappelijke inpassing Lindelaufer Gewande - Op gen Hek opgenomen beplantingsplan;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. verkeer in de vorm van fiets- en voetpaden;
    • 2. nutsvoorzieningen;
    • 3. parkeervoorzieningen;
    • 4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. een clubhuis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - clubhuis';
  • b. één gebouw per tuinperceel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
12.2.2 Gebouwen

Regels met betrekking tot gebouwen:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - clubhuis' mag een clubhuis worden opgericht met een maximale oppervlakte van 25 m2, een goothoogte van 3,00 m. en een maximale bouwhoogte van 4,00 m.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' mag per tuinperceel één gebouw worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2,50 m en een maximale oppervlakte van 4,00 m2.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2,00 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 8,00 m mag bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' een andere maximum bouwhoogte is aangegeven.
12.3 Nadere eisen
12.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing.
12.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 12.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. verbetering van de gebiedskwaliteit;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van omliggende waarden.

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca;
  • b. de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van gebouwen en/of de instandhouding van de monumentale waarde, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. wonen in een bedrijfswoning;
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 4. groenvoorzieningen;
    • 5. nutsvoorzieningen.
13.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. gebouwen ten behoeve van de in artikel 13.1 genoemde bestemming;
    • 2. bedrijfswoningen, met dien verstande dat per horecavestiging maximaal één bedrijfswoning mag worden opgericht;
    • 3. de daar bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
  • b. Bebouwing, die hetzij bestaat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, hetzij wordt of kan worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning en die afwijkt van één of meer van de in (afzonderlijke) bepalingen voorgeschreven situering, maatvoering en/of aantal(len), wordt geacht te voldoen aan de regels van dit plan.
  • c. Nieuwbouw is niet toegestaan met uitzondering van vervangende nieuwbouw ter plaatse van bestaande bebouwing en met inachtneming van de in dit artikel gegeven regels.
13.2.2 Gebouwen

Regels met betrekking tot gebouwen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het bestemmingsvlak.
  • b. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'.
  • c. Het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen'.
  • d. Gebouwen mogen worden afgedekt met een kap van maximaal 4,00 meter hoog.
  • e. De dakhelling mag minimaal 15° en maximaal 60° bedragen.
  • f. De inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ bedragen.
  • g. De gevel(s) van het hoofdgebouw moet(en) worden geplaatst ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn'.
  • h. De voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde gevellijn.
13.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Regels met betrekking tot bijbehorende bouwwerken:

  • a. Per gebouw bedraagt de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken tezamen maximaal 75 m², met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 40% van het bijbehorende erf mag worden bebouwd;
    • 2. per hoofdgebouw ten hoogste twee vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 45 m².
  • b. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,00 meter.
  • c. De afstand van bijbehorende bouwwerken tot aan de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 3,00 meter en maximaal 50,00 meter, met uitzondering van de bestaande bijbehorende bouwwerken waarvan de bestaande afstand tot de gevellijn gehandhaafd blijft indien deze groter is dan 50,00 meter.
  • d. Bij een vrijstaande hoofdgebouw mogen slechts aan één zijkant van het hoofdgebouw aangebouwde en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
13.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2,00 meter bedragen, met uitzondering van de bouwhoogte van erfafscheidingen gelegen tussen de weg en enige gevel van een gebouw die maximaal 1,00 meter hoog mag zijn;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 5,00 meter bedragen.
13.2.5 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan waar bovengronds gebouwen aanwezig zijn;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4,00 meter onder peil bedragen.
13.3 Nadere eisen
13.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • d. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.
13.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 13.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. de stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van andere dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 13.2.2 ten behoeve van het afdekken van een hoofdgebouw met een dak met een andere dakhelling, indien aan het stedebouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen onevenredige afbreuk wordt gedaan.

13.5 Specifieke gebruiksregels
13.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. woondoeleinden, anders dan in een bedrijfswoning en de daar bijbehorende bouwwerken;
  • b. industriële doeleinden;
  • c. groothandel;
  • d. detailhandel;
  • e. recreatieve doeleinden;
  • f. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • g. buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik.

Artikel 14 Kantoor

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoor;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. wonen in een bedrijfswoning;
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. verkeersvoorzieningen in de vorm van ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden;
    • 4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 5. groenvoorzieningen;
    • 6. nutsvoorzieningen.
14.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor 'Kantoor' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. gebouwen ten behoeve van de in artikel 14.1 genoemde bestemming;
    • 2. de daar bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
  • b. Bebouwing, die hetzij bestaat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, hetzij wordt of kan worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning en die afwijkt van één of meer van de in (afzonderlijke) bepalingen voorgeschreven situering, maatvoering en/of aantal(len), wordt geacht te voldoen aan de regels van dit plan.
  • c. Nieuwbouw is niet toegestaan met uitzondering van vervangende nieuwbouw ter plaatse van bestaande bebouwing en met inachtneming van de in dit artikel gegeven regels.
14.2.2 Gebouwen

Regels met betrekking tot gebouwen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het bestemmingsvlak.
  • b. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'.
  • c. Het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen'.
  • d. Gebouwen mogen worden afgedekt met een kap van maximaal 4,00 meter hoog.
  • e. De dakhelling mag minimaal 15° en maximaal 60° bedragen.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.
  • g. De gevel(s) van het hoofdgebouw moet(en) worden geplaatst ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn'.
  • h. De voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde gevellijn.
14.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Regels met betrekking tot bijbehorende bouwwerken:

  • a. Per gebouw bedraagt de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken tezamen maximaal 75 m², met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 40% van het bijbehorende erf mag worden bebouwd;
    • 2. per hoofdgebouw ten hoogste twee vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 45 m².
  • b. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,00 meter.
  • c. De afstand van bijbehorende bouwwerken tot aan de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 3,00 meter en maximaal 50,00 meter, met uitzondering van de bestaande bijbehorende bouwwerken waarvan de bestaande afstand tot de gevellijn gehandhaafd blijft indien deze groter is dan 50,00 meter.
  • d. Bij een vrijstaande hoofdgebouw mogen slechts aan één zijkant van het hoofdgebouw aangebouwde en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
14.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  • a. bouwhoogte mag maximaal 3,50 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2,00 meter mag bedragen.
14.2.5 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan waar bovengronds gebouwen aanwezig zijn;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4,00 meter onder peil bedragen.
14.3 Nadere eisen
14.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • d. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • e. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
14.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 14.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. de stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van andere dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 14.2.2 ten behoeve van het afdekken van een hoofdgebouw met een dak met een andere dakhelling, indien aan het stedebouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen onevenredige afbreuk wordt gedaan.

Artikel 15 Maatschappelijk

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. doeleinden ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur, religieuze functies, sport- en spelaccomodaties, medische-sociale functies, maatschappelijke en culturele functies;
  • b. kinderopvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang';
  • c. begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. horeca ten dienste van de maatschappelijke hoofdfunctie;
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. verkeersvoorzieningen in de vorm van ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden;
    • 4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 5. groenvoorzieningen;
    • 6. nutsvoorzieningen.
15.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. gebouwen ten behoeve van de in artikel 15.1 genoemde bestemming;
    • 2. de daar bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
  • b. Bebouwing, die hetzij bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, hetzij wordt of kan worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning en die afwijkt van één of meer van de in (afzonderlijke) bepalingen voorgeschreven situering, maatvoering en/of aantal(len), wordt geacht te voldoen aan de regels van dit plan.
  • c. Nieuwbouw is niet toegestaan met uitzondering van vervangende nieuwbouw ter plaatse van bestaande bebouwing en met inachtneming van de in dit artikel gegeven regels.
15.2.2 Gebouwen

Regels met betrekking tot gebouwen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het bestemmingsvlak, met dien verstande dat indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangeduid, gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak.
  • b. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'.
  • c. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte'.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' mag de goothoogte niet meer bedragen dan de aangegeven goothoogte.
  • e. De dakhelling van een gebouw moet minimaal 15° bedragen.
  • f. De voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde gevellijn, ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dan wel bouwvlakgrens.
15.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Regels met betrekking tot bijbehorende bouwwerken:

  • a. Per gebouw bedraagt de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken tezamen maximaal 75 m², met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 40% van het bijbehorende erf mag worden bebouwd;
    • 2. per hoofdgebouw ten hoogste twee vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 45 m².
  • b. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,00 meter.
  • c. De afstand van bijbehorende bouwwerken tot aan de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 3,00 meter en maximaal 50,00 meter, met uitzondering van de bestaande bijbehorende bouwwerken waarvan de bestaande afstand tot de gevellijn gehandhaafd blijft indien deze groter is dan 50,00 meter.
  • d. Bij een vrijstaand hoofdgebouw mogen slechts aan één zijkant van het hoofdgebouw aangebouwde en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
15.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  • a. bouwhoogte mag maximaal 3,00 meter bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2,00 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van vlaggen- en verlichtingsmasten maximaal 6,60 meter mag bedragen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' de bouwhoogte van gedenktekens maximaal 8,00 meter mag bedragen;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - andere bouwwerken’ de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 6,60 meter mag bedragen.
15.2.5 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan waar bovengronds gebouwen aanwezig zijn;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4,00 meter onder peil bedragen.
15.3 Nadere eisen
15.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
15.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 15.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. de stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 wetgevingzone - afwijkingsgebied 1

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 1' een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen voor het oprichten van één bedrijfswoning in maximaal twee bouwlagen, met een inhoud van minimaal 350 m³ en maximaal 750 m³ indien dit met het oog op het beheer van de betreffende bebouwing noodzakelijk of gewenst is.

15.4.2 wetgevingzone - afwijkingsgebied 2

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone - afwijkingsgebied 2’ een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen voor het oprichten van gebouwen, onder de voorwaarden dat:

  • a. de maximale goothoogte en bouwhoogte gelijk zijn aan hetgeen op grond van dit plan binnen het bouwvlak maximaal is toegestaan;
  • b. de parkeerbalans in de directe omgeving van het plan niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed.
15.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van andere dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 15.2.2 ten behoeve van het afdekken van een hoofdgebouw met een dak met een andere dakhelling, indien aan het stedebouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen onevenredige afbreuk wordt gedaan.

15.5 Specifieke gebruikregels
15.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. wonen, anders dan het bepaalde in artikel 15.1.1;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • c. groothandel;
  • d. detailhandel;
  • e. horeca, anders dan ondergeschikt aan het toegestane gebruik;
  • f. recreatieve doeleinden;
  • g. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • h. buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik.

Artikel 16 Sport

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportaccommodaties;
  • b. scouting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'scouting';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. horeca ten dienste van de maatschappelijke hoofdfunctie;
    • 2. groenvoorzieningen;
    • 3. parkeervoorzieningen;
    • 4. nutsvoorzieningen;
    • 5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. gebouwen ten behoeve van de in artikel 16.1.1 genoemde bestemming;
    • 2. de daar bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
  • b. Bebouwing, die hetzij bestaat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, hetzij wordt of kan worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning en die afwijkt van één of meer van de in (afzonderlijke) bepalingen voorgeschreven situering, maatvoering en/of aantal(len), wordt geacht te voldoen aan de regels van dit plan.
16.2.2 Gebouwen

Regels met betrekking tot gebouwen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het bestemmingsvlak, met dien verstande dat indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangeduid, gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak.
  • b. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'.
  • c. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte'.
  • d. De dakhelling van een gebouw moet minimaal 15° bedragen.
  • e. De voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde gevellijn, ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dan wel bouwvlakgrens.
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2,00 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 6,00 meter mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van verlichtingselementen maximaal 15,00 meter mag bedragen.
16.2.4 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan waar bovengronds gebouwen aanwezig zijn;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4,00 meter onder peil bedragen.
16.3 Nadere eisen
16.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
16.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 16.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. verbetering van de gebiedskwaliteit;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van omliggende waarden.
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van andere dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 16.2.2 ten behoeve van het afdekken van een hoofdgebouw met een dak met een andere dakhelling, indien aan het stedebouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen onevenredige afbreuk wordt gedaan.

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersdoeleinden, waarbij wegen zijn uitgevoerd in ten hoogste 2 rijstroken;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. kortdurende activiteiten en evenementen, zoals een weekmarkt, rommelmarkt, antiekmarkt, braderieën en een kermis;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. religieuze voorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. faunaschermen en -tunnels;
  • i. aanleg en behoud van de landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - landschappelijke inpassing' conform het in Bijlage 7 Landschappelijke inpassing Lindelaufer Gewande - Op gen Hek opgenomen beplantingsplan.
17.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen en religieuze doeleinden, met dien verstande dat;

  • a. de bouwhoogte van deze gebouwen maximaal 3,30 m mag bedragen;
  • b. de oppervlakte maximaal 25 m² per nutsvoorziening of religieuze voorziening mag bedragen.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  • a. noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
  • b. ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
  • c. behorende tot het straatmeubilair;
  • d. ten behoeve van afvalinzameling;
  • e. in de vorm van kunstwerken, zoals bruggen en duikers;
  • f. voorwerpen betreffende de beeldende kunsten en religieuze uitingen;
  • g. ten behoeve van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water,

met dien verstande dat:

    • 1. de bouwhoogte maximaal 10,00 m mag bedragen.
17.3 Nadere eisen
17.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van de bebouwing.
17.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 17.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. de verkeerssituatie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en/of instandhouding van waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals watergangen, waterbergingen met de bijbehorende bermen en taluds;
  • b. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden in relatie tot de waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

    • 1. kaden, dijken en oeverstroken;
    • 2. bruggen, dammen en duikers en daarmee gelijk te stellen overspanningen en overkluizingen;
    • 3. paden.
18.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde die ten dienste staan van of een relatie hebben met de bestemming, zoals bruggen, steigers, kademuren, verkeerstekens, oeverbeschoeiingen en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte maximaal 3,30 m mag bedragen.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Water' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen van oppervlaktewater;
  • b. het vergraven van oevers;
  • c. het verleggen van watergangen.
18.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 18.3.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. in het kader van normaal onderhoud en beheer;
  • b. van ondergeschikte betekenis;
  • c. in het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
18.3.3 Toelatingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 18.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 18.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Artikel 19 Woongebied

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Algemeen

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' en uitsluitend op de begane grond;
  • c. bedrijfsdoeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' en uitsluitend op de begane grond;
  • d. kantoor/praktijkruimten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' en uitsluitend op de begane grond;
  • e. een caravanstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
  • f. dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' en uitsluitend op de begane grond;
  • g. horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' en uitsluitend op de begane grond;
  • h. opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • i. een praktijkruimte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' en uitsluitend op de begane grond;
  • j. een taartenbakkerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - taartenbakkerij';
  • k. een kapsalon, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kapsalon' en uitsluitend op de begane grond;
  • l. een praktijkruimte voor fysiotherapie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - fysiotherapie' en uitsluitend op de begane grond;
  • m. uitsluitend de stalling van motorvoertuigen, fietsen en opslag inherent aan de woonfunctie, ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • n. de volgende activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd':
    • 1. een groepsaccommodatie tot een maximum van 250 m² vloeroppervlak;
    • 2. een ijsverkooppunt;
    • 3. opslag;
  • o. een sportschool, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportschool';
  • p. de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van gebouwen en/of de instandhouding van de monumentale waarde, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. aan huis verbonden beroepen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 19.5.2;
    • 2. tuinen en erven;
    • 3. parkeervoorzieningen;
    • 4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 5. groenvoorzieningen, inclusief speelvoorzieningen;
    • 6. nutsvoorzieningen;
    • 7. landschappelijke inpassing van de bedrijfsgebouwen in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie.
19.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor 'Woongebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. woningen, met dien verstande dat:
      • I. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend een vrijstaande woning mag worden gebouwd;
      • II. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' uitsluitend twee-aan-een woningen mogen worden gebouwd;
      • III. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde woningen mogen worden gebouwd;
      • IV. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' uitsluitend gestapelde woningen mogen worden gebouwd;
      • V. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' uitsluitend garages, autoboxen en/of carports mogen worden gebouwd;
    • 2. de daar bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
  • b. Bebouwing, die hetzij bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, hetzij wordt of kan worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning en die afwijkt van één of meer van de in (afzonderlijke) bepalingen voorgeschreven situering, maatvoering en/of aantal(len), wordt geacht te voldoen aan de regels van dit plan.
  • c. Nieuwbouw is niet toegestaan met uitzondering van:
    • 1. vervangende nieuwbouw ter plaatse van bestaande bebouwing en met inachtneming van de in dit artikel gegeven regels;
    • 2. nieuwe woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - directe bouwtitel', met inachtneming van het toegestane maximum aantal wooneenheden zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
    • 3. nieuwe woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - directe bouwtitel 2', met dien verstande dat maximaal 2 wooneenheden mogen worden opgericht;
    • 4. nieuwe woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - directe bouwtitel Dammerich', met inachtneming van het toegestane maximum aantal wooneenheden zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
19.2.2 Hoofdgebouwen

Regels met betrekking tot hoofdgebouwen:

  • a. De voorgevels van hoofdgebouwen worden in of evenwijdig aan de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevellijn geplaatst, met dien verstande dat de naar de weg gekeerde gevellijn in de richting van de voorste perceelsgrens niet mag worden overschreden.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak, met dien verstande dat het bouwvlak voor maximaal 100% mag worden bebouwd.
  • c. Het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - directe bouwtitel Dammerich':
    • 1. de bouwhoogte van de eerste bouwlaag maximaal 3,50 meter bedraagt;
    • 2. aan de tweede bouwlaag de volgende eisen worden gesteld:
      • I. de tweede bouwlaag heeft een oppervlakte van maximaal 50% van het begane grondoppervlak;
      • II. de tweede bouwlaag grenst aan de voorgevel;
      • III. de tweede bouwlaag heeft een lengte van maximaal 65% van de voorgevellengte.
  • d. Hoofdgebouwen mogen worden afgedekt met een kap van maximaal 4,00 meter hoog.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - directe bouwtitel Dammerich' bedraagt de goothoogte van hoofdgebouwen maximaal 5,50 meter.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - directe bouwtitel Dammerich' bedraagt de bouwhoogte van hoofdgebouwen maximaal 6,60 meter.
  • g. De dakhelling van een hoofdgebouw moet minimaal 15° bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - directe bouwtitel Dammerich' de dakhelling maximaal 20° bedraagt.
  • h. In afwijking van het bepaalde in dit lid onder g. dienen hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' afgedekt te worden met een plat dak danwel met een dak met een dakhelling van maximaal 15°.
  • i. Bestaande hoofdgebouwen mogen met maximaal 20% van de bestaande inhoud uitbreiden, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tussen voor- en achtergevel van het hoofdgebouw nooit meer dan 20,00 meter bedraagt;
    • 2. de inhoud van een grondgebonden woning maximaal 1.000 m³ en van een gestapelde woning nooit meer dan 600 m³ bedraagt;
    • 3. nooit meer dan 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd.
  • j. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - directe bouwtitel Dammerich' bedraagt de inhoud van grondgebonden woningen maximaal 750 m3.
  • k. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' bedraagt de afstand van hoofdgebouwen tot beide zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3,00 meter.
  • l. Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' bedraagt de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens aan één zijde minimaal 3,00 meter.
  • m. Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen hoofdgebouwen in de zijdelingse perceelsgrens worden geplaatst.
19.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Regels met betrekking tot bijbehorende bouwwerken:

  • a. Per grondgebonden woning en per gebouw met gestapelde woningen bedraagt de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken tezamen maximaal 75 m², met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 40% van het bijbehorende erf mag worden bebouwd;
    • 2. per grondgebonden woning ten hoogste twee vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 45 m².
  • b. In afwijking van het bepaalde in sub a bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken tezamen maximaal het aangeduide aantal m2.
  • c. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,00 meter.
  • d. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 5,00 meter.
  • e. De afstand van bijbehorende bouwwerken tot aan de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 3,00 meter en maximaal 50,00 meter, met uitzondering van de bestaande bijbehorende bouwwerken waarvan de bestaande afstand tot de gevellijn gehandhaafd blijft indien deze groter is dan 50,00 meter.
  • f. Bij een vrijstaande grondgebonden woning mogen slechts aan één zijkant van het hoofdgebouw aangebouwde en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
19.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  • a. De bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 3,00 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen die voor de gevellijn maximaal 1,00 meter en achter de gevellijn maximaal 2,00 meter hoog mogen zijn;
    • 2. voorzieningen voor de openbare verlichting die maximaal 8,00 meter hoog mogen zijn;
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', bedraagt maximaal 10,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2,00 meter bedraagt.
19.2.5 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan waar bovengronds gebouwen aanwezig zijn;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4,00 meter onder peil bedragen.
19.3 Nadere eisen
19.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • d. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.
19.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 19.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. de stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
19.4 Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Bouw grondgebonden woningen

Burgemeester en wethouders kunnen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - indirecte bouwtitel' bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2.1 voor de bouw van grondgebonden woningen met bijbehorende bouwwerken, voor zover dit past binnen het gemeentelijk woningbouwbeleid, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend één levensloopbestendige grondgebonden woning (naast voor zover van toepassing het reeds rechtstreeks toegestane aantal wooneenheden) mag worden opgericht, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander maximum aantal is aangegeven;
  • b. een bijdrage wordt geleverd aan het herstructureringsfonds dan wel binnen de gemeente een woning duurzaam wordt onttrokken;
  • c. de afstand tussen de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw maximaal 20,00 m mag bedragen;
  • d. de voorgevel van de woning ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' of in het verlengde daarvan wordt geplaatst;
  • e. het bepaalde in de leden 19.2.3 en 19.4.2 in acht wordt genomen;
  • f. aanwezige milieutechnische belemmeringen zijn opgeheven;
  • g. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • h. de woning stedenbouwkundig en landschappelijk wordt ingepast.
19.4.2 Bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2.3:

  • a. sub a tot een maximale oppervlakte van 120 m² indien dit leidt tot een vermindering van het oppervlak van bestaande bijgebouwen en tot een sanering en verbetering van de ruimtelijke situatie ter plaatse, met dien verstande dat nooit meer dan 40% van het erf mag worden bebouwd, de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en met inachtneming van het overige bepaalde in lid 19.2.3;
  • b. sub d voor de plaatsing van een aangebouwd bijgebouw op maximaal 0,50 meter achter de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw, indien de belangen van derden hierdoor niet evenredig worden geschaad en dit past binnen het stedebouwkundig beeld van de omgeving.
19.4.3 Toepassen andere woningbouwtypologie

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 19.2.1 sub a ten behoeve van het toestaan van een andere woningbouwtypologie, mits:

  • a. dit stedenbouwkundig en ruimtelijk aanvaardbaar is;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet worden beperkt;
  • c. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
19.4.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van andere dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 19.2.2 ten behoeve van het afdekken van een hoofdgebouw met een dak met een andere dakhelling, indien aan het stedebouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen onevenredige afbreuk wordt gedaan.

19.5 Specifieke gebruiksregels
19.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
  • b. een aan huis verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van aan huis verbonden beroepen toegelaten krachtens artikel 19.5.2;
  • c. permanente bewoning van een recreatiewoning/-appartement;
  • d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • e. gebruik van gronden voor de naar de weg gekeerde bouwgrens voor het stallen van voertuigen, caravans en dergelijke, anders dan op een oprit;
  • f. woningsplitsing.
19.5.2 Aan huis gebonden beroepen

Een aan huis gebonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis gebonden beroep mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw;
  • b. maximaal 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 60 m² mag als zodanig worden gebruikt;
  • c. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  • d. degene die het aan huis gebonden beroep uitoefent, is tevens de bewoner van de woning;
  • e. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van aan de activiteit inherente en ondergeschikte detailhandel.
19.5.3 'centrumgebied'

Indien de in artikel 19.1 onder b. tot en met d. genoemde functies gedurende een aaneengesloten periode van drie jaar niet meer ter plaatse is uitgeoefend, is uitoefening van deze functie niet meer is toegestaan, uitgezonderd de functies ter plaatse van de aanduiding 'centrumgebied'.

19.6 Afwijken van de gebruiksregels
19.6.1 Afwijken van de bedrijfsvloeroppervlakte

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 19.1 sub b en g, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte ter plaatse van de aanduidingen 'detailhandel' en 'horeca' mag worden vergroot tot maximaal 200 m² per vestiging, mits:
    • 1. het gebruik geen (ernstige of onevenredige) hinder oplevert voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
    • 2. in de parkeerbehoefte in voldoende mate op eigen terrein wordt voorzien;
  • b. lid 19.1 sub d, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte ter plaatse van de aanduidingen 'kantoor', mag worden vergroot tot maximaal 150 m² per vestiging, mits:
    • 1. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
    • 2. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein.
19.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een aan huis gebonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 19.5.1 onder b ten behoeve van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de woning, inclusief de daarbij behorende bouwwerken tot een maximum van 60 m², als zodanig mag worden gebruikt;
  • b. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • c. degene die het aan huis gebonden bedrijf uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
  • d. geen buitenopslag en buitenstalling plaatsvindt;
  • e. het gebruik geen (ernstige of onevenredige) hinder oplevert voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. uitsluitend activiteiten vergelijkbaar met bedrijfsactiviteiten uit maximaal categorie 2 van de VNG-handreiking Bedrijven en Milieuzonering (versie 2009) zijn toegestaan;
  • g. geen sprake is van een grote verkeersaantrekkende werking;
  • h. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein;
  • i. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van aan de activiteit inherente en ondergeschikte detailhandel.
19.6.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van uitoefening aan huis gebonden beroep in bijbehorend bouwwerk

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 19.5.2 onder a ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep in een bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:

  • a. in totaal maximaal 30% van de begane grondvloeroppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief de daarbij behorende bouwwerken tot een maximum van 60 m², als zodanig mag worden gebruikt;
  • b. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • c. degene die het aan huis gebonden beroep uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
  • d. het gebruik geen (ernstige of onevenredige) hinder oplevert voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • e. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein;
  • f. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van aan de activiteit inherente en ondergeschikte detailhandel.

Artikel 20 Bedrijventerrein - Uit te werken

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. lokale bedrijven;
  • b. groothandel;
  • c. detailhandel in volumineuze goederen;
  • d. niet-zelfstandige kantoren, mits dit maximaal 30% van de oppervlakte van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. aanleg en behoud van de landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - landschappelijke inpassing' conform het in Bijlage 7 Landschappelijke inpassing Lindelaufer Gewande - Op gen Hek opgenomen beplantingsplan.

één en ander met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, paden e.d.

20.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

20.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken deze bestemming nader uit met inachtneming van de volgende regels:

20.2.1 Algemeen
  • a. Ten tijde van het als ontwerp ter inzage leggen van het uitwerkingsplan dient een concrete behoefte aan gronden op het bedrijventerrein te bestaan.
  • b. Er vindt een logische verkaveling plaats waarmee afdoende verzekerd is dat realisatie van het volledige plan niet onmogelijk wordt gemaakt.
  • c. De bouwperceelsoppervlakte per bedrijf bedraagt niet meer dan 2500 m2;
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c kan een bouwperceelsoppervlakte worden toegestaan van maximaal 4000 m2 indien dit een verplaatsing van een binnen de gemeente gevestigd bedrijf betreft.
  • e. Het hemelwater van de dakverhardingen dient op eigen terrein te worden gebufferd.
20.2.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Het uitwerken van deze bestemming, de bouw van bedrijfsgebouwen en/of het gebruik van het bedrijventerrein op grond van een tenminste in ontwerp zijnd uitwerkingsplan, zijn uitsluitend toegestaan, indien binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan de landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - landschappelijke inpassing' binnen deze bestemming 'Bedrijventerrein - Uit te werken' danwel de uitgewerkte bestemming, en de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer' is aangelegd en in stand wordt gehouden conform Bijlage 7 Landschappelijke inpassing Lindelaufer Gewande - Op gen Hek en met in achtneming van de in deze bijlage opgenomen profielen A, B en C.

20.2.3 Bedrijfsactiviteiten

Uitsluitend bedrijven in categorie 2 en 3.1 zoals opgenomen in Bijlage 6 Staat van bedrijfsactiviteiten Lindelaufer Gewande - Op gen Hek in de kolom 'categorie', alsmede naar aard en uitstraling vergelijkbare bedrijven zijn toegestaan.

20.2.4 Detailhandel

Voor detailhandel gelden de volgende bepalingen:

  • a. Detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, waarbij geldt dat de detailhandelsactiviteit niet groter mag zijn dan 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 150 m².
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a. zijn de volgende vormen van detailhandel wel toegestaan:
    • 1. detailhandel in volumineuze goederen;
    • 2. detailhandel in de vorm van een internetwinkel, met dien verstande dat:
      • I. geen uitstalling ten behoeve van de verkoop plaatsvindt;
      • II. geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig is;
      • III. een ondergeschikte en beperkte mogelijkheid aan personen wordt geboden voor het afhalen van goederen, met een maximale oppervlakte van 10 m2 (onderdeel zijnde van de maximaal toegestane oppervlakte aan detailhandel van maximaal 20% van het bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 150 m2).
    • 3. verkoop van motorbrandstoffen zonder lpg.
20.2.5 Bedrijfswoning

Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

20.2.6 Buitenopslag

Voor buitenopslag gelden de volgende bepalingen:

  • a. Buitenopslag is niet voor de voorgevelrooilijn toegestaan.
  • b. Voor de hoogte van de buitenopslag geldt het volgende:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 1' bedraagt de hoogte niet meer dan 3 m;
    • 2. op de overige gronden bedraagt de hoogte niet meer dan de feitelijke hoogte van het hoogste op een perceel aanwezige gebouw.
20.2.7 Parkeergelegenheid

Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein op basis van de maximale normen uit het CROW-ASVV 2012 van de desbetreffende functiecategorie.

20.3 Bouwregels

Bij de uitwerking worden de volgende bouwregels in acht genomen:

  • a. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de in dit voorliggende bestemmingsplan opgenomen aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat aan het gebouw gebouwde luifels de bouwgrens mogen overschrijden.
  • b. De situering van de voorgevel van het hoofdgebouw is evenwijdig aan de voorgevelrooilijn.
  • c. De bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 10 m, waarbij ondergeschikte bouwdelen hiervan zijn uitgezonderd.
  • d. In afwijking van het bepaalde c bedraagt de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' niet meer dan met deze aanduiding is aangegeven.
  • e. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt aan minimaal één zijde tenminste 3 m.
20.4 Specifieke gebruiksregels
20.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. risicovolle inrichtingen;
  • c. vuurwerkopslag;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. bewoning;
  • f. detailhandel, met uitzondering van detailhandel zoals opgenomen in 20.2.4, met dien verstande dat detailhandel van producten in de foodsector, tuincentra, doe-het-zelf artikelen en bouwmarkten niet zijn toegestaan;
  • g. zelfstandige kantoren.
20.4.2 Peil

Het terrein mag worden verhoogd tot maximaal de in Bijlage 5 Peilhoogten Lindelaufer Gewande - Op gen Hek opgenomen peilhoogte als afgewerkte terreinhoogte.

Artikel 21 Leiding - Gas

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van:

  • a. een ondergrondse hoge druk gastransportleiding met een belemmeringenstrook van 5 m ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.
21.1.2 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

21.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en). Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouw zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 21.2, ten behoeve van het bouwen van gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden, mits:

  • a. de veiligheid van de in artikel 21.1 bedoelde leiding(en) niet wordt geschaad;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;
  • c. geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • d. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
21.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 21.4.1 is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale onderhoud ten aan zien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
21.4.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 21.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen en de veiligheid van de leiding niet schaden;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder over de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen en de veiligheid van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 22 Leiding - Leidingstrook

22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Leidingstrook' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor ondergrondse kabels en leidingen, met de daarbij behorende belemmeringenstrook aan weerszijden van de hartlijn van die kabels en leidingen;

22.1.2 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

22.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouwen zijnde van geringe omvang, die noodzakelijk zijn voor de aanleg en instandhouding van de in 22.1 bedoelde kabels en leidingen.

22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouw zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 22.2, ten behoeve van het bouwen van gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde op de voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  • a. de veiligheid en het doelmatig functioneren van de in artikel 22.1 bedoelde kabels en leidingen niet worden aangetast;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
22.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 22.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. in het kader van normaal onderhoud en beheer;
  • b. van ondergeschikte betekenis;
  • c. binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
22.4.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 22.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de veiligheid en het doelmatig functioneren van de in artikel 22.1 bedoelde kabels en leidingen niet worden aangetast;
  • b. daarover vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 1

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding en bescherming van archeologische monumenten en archeologische vindplaatsen;
  • b. de bescherming van mogelijke archeologische waarden binnen gebieden met een archeologische verwachtingswaarde;

zoals deze monumenten, vindplaatsen en verwachtingswaarden zijn aangeduid op de kaart 'Archeologie' in Bijlage 3 bij deze regels.

23.1.2 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of;
  • b. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 0,40 meter reiken, of;
  • c. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een oppervlak beslaan van minder dan 100 m2.
23.2.2 Uitzondering

Het verbod in artikel 23.2.1 is niet van toepassing indien het een verstoring betreft van een archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de kaart 'Archeologie' opgenomen in Bijlage 3 bij deze regels, niet zijnde een archeologisch monument, en waarbij die verstoring plaatsvindt:

  • a. in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 10.000 m2 en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, of;
  • b. in een gebied met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde, niet zijnde een historische dorpskern, en het te verstoren gebied kleiner is dan 2.500 m2 en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, of;
  • c. in een gebied met een hoge archeologische waarde in een historische dorpskern, en het te verstoren gebied kleiner is dan 250 m2 en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn.
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouw zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 23.2.1, voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien naar het oordeel van het bevoegde gezag:

  • a. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
  • b. op basis van een archeologisch (voor)onderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden;
  • c. op basis van een archeologisch (voor)onderzoek blijkt dat mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologisch resten in de bodem, of het verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.
23.3.2 Voorschriften aan omgevingsvergunning

In de situatie als bedoeld in artikel 23.3.1 onder c, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan een omgevingsvergunning voor het bouwen verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor waardevolle elementen in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van een archeologisch (vervolg)onderzoek waaronder mede wordt verstaan het doen van een opgraving;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. indien het bepaalde onder c, van toepassing is: een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden;
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder ontgronden, afgraven, diepploegen en het aanbrengen van leidingen, op een grotere diepte dan 0,40 meter;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van (scherpe) voorwerpen in de bodem;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • d. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het verlagen of het verhogen van het waterpeil.
23.4.2 Uitzondering vergunningplicht

Het bepaalde in artikel 23.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. in het kader van normaal onderhoud en beheer;
  • b. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning mogen worden uitgevoerd;
  • c. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 23.2 van toepassing is;
  • d. die ten dienste van archeologische onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. die plaatsvinden in een archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de kaart 'Archeologie' opgenomen in Bijlage 3 bij deze regels, niet zijnde een archeologisch monument, en waarbij die verstoring plaatsvindt:
    • 1. in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, of;
    • 2. in een gebied met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde, niet zijnde een historische dorpskern, en het te verstoren gebied kleiner is dan 2.500 m2 en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, of;
    • 3. in een gebied met een hoge archeologische waarde in een historische dorpskern, en het te verstoren gebied kleiner is dan 250 m2 en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn.
23.4.3 Voorschriften aan vergunning

Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning als bedoeld in artikel 23.4.1, ter bescherming en behoud van archeologische waarden, de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor waardevolle elementen in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van een archeologisch (vervolg)onderzoek waaronder mede wordt verstaan het doen van een opgraving;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. indien het bepaalde onder c, van toepassing is: een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden;
23.5 Wijzigingsbevoegdheid
23.5.1 Nieuw gemeentelijk archeologisch beleid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen nadat nieuw gemeentelijk archeologisch beleid is vastgesteld in die zin dat de kaart in Bijlage 3 bij deze regels daarbij kan worden geactualiseerd en het bijbehorend toetsingskader kan worden aangepast.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 2

24.1 Bestemmingsomschrijving
24.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding en bescherming van archeologische monumenten en archeologische vindplaatsen;
  • b. de bescherming van mogelijke archeologische waarden binnen gebieden met een archeologische verwachtingswaarde.
24.1.2 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:

24.3 Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouw zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 24.2.1, voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien naar het oordeel van het bevoegde gezag:

  • a. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
  • b. op basis van een archeologisch (voor)onderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden;
  • c. op basis van een archeologisch (voor)onderzoek blijkt dat mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologisch resten in de bodem, of het verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.
24.3.2 Voorschriften aan omgevingsvergunning

In de situatie als bedoeld in artikel 24.3.1 onder c, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan een omgevingsvergunning voor het bouwen verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor waardevolle elementen in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van een archeologisch (vervolg)onderzoek waaronder mede wordt verstaan het doen van een opgraving;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. indien het bepaalde onder c, van toepassing is: een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voorheen: aanlegvergunning) van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder ontgronden, afgraven, diepploegen en het aanbrengen van leidingen, op een grotere diepte dan aangegeven in 'Bijlage 8 Archeologie verstoringsdiepten Op gen Hek';
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van (scherpe) voorwerpen in de bodem;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • d. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het verlagen of het verhogen van het waterpeil.
24.4.2 Uitzondering vergunningplicht

Het bepaalde in artikel 24.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. in het kader van normaal onderhoud en beheer;
  • b. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning mogen worden uitgevoerd;
  • c. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 24.2 van toepassing is;
  • d. die ten dienste van archeologische onderzoek worden uitgevoerd.
24.4.3 Voorschriften aan vergunning

Het bevoegd gezag kan aan een vergunning als bedoeld in artikel 24.4.1, ter bescherming en behoud van archeologische waarden, de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor waardevolle elementen in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van een archeologisch (vervolg)onderzoek waaronder mede wordt verstaan het doen van een opgraving;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. indien het bepaalde onder c, van toepassing is: een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

Artikel 25 Waarde - Complex historische buitenplaats

25.1 Bestemmingsomschrijving
25.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Complex historische buitenplaats' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en versterking van de aanwezige complex historische buitenplaatsen.

25.1.2 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Complex historische buitenplaats' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen van gebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen overeenkomstig de onderliggende bestemming(en), met dien verstande dat:

  • a. dit verenigbaar is met behoud, herstel en/of versterking van de cultuurhistorische waarden en kwaliteiten van de bestaande bebouwing;
  • b. dit conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, niet leidt tot een wezenlijke verandering van de aanwezige cultuurhistorische waarden en kwaliteiten;
  • c. de gevels in de aangegeven bouwgrenzen worden gebouwd;
  • d. geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in de bestaande kapvormen, hoogtematen en gevel- en raamindelingen, met inbegrip van waardevolle details als erkers, dakkapellen, kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Complex historische buitenplaats' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van veranderingen in het aanwezige verkavelingspatroon;
  • b. het aanbrengen en/of rooien van beplantingen en bomen;
  • c. het aanbrengen en/of amoveren van oppervlakteverhardingen;
  • d. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, waarbij de hoogte van het maaiveld met meer dan 0,30 m wordt gewijzigd;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
25.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 25.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. werken of werkzaamheden, gericht op de instandhouding van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden.
25.4.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 25.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 25.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 26 Waarde - Karakteristiek dorpsgezicht

26.1 Bestemmingsomschrijving
26.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Karakteristiek dorpsgezicht' aaangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing), patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden.

26.1.2 Waarden

Bij nieuwbouw, vervanging, verbouwing en uitbreiding van hoofdgebouwen worden de hierna beschreven karakteristieken en waarden gerespecteerd. Deze komen als volgt tot uitdrukking:

straten   - Deels recht, deels gebogen stratenpatroon met gesloten straatwanden.
- Smal straatprofiel, woningen zijn aan de straatrand gelegen.  
pleinen   - Centraal plein.  
gevels   - Bouwlagen met kap.
- Verbijzondering hoekoplossingen d.m.v. variatie in kaprichtingen.
- Toepassing dakkapellen.  
groen   - Groenelementen geconcentreerd op het plein.  
26.1.3 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Karakteristiek dorpsgezicht' aangewezen gronden mag slechts worden gebouwd indien:

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;
  • b. wordt voldaan aan de waarden zoals genoemd in artikel 26.1.2.
26.3 Nadere eisen
26.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en de omvang (lengte/breedte verhouding) van nieuw op te richten bebouwing;
  • b. nokrichting en kapvorm van gebouwen;
  • c. de afmeting en indeling van gevelopeningen;
  • d. het materiaalgebruik voor gevels en dakbedekking;
  • e. het verhardingsmateriaal van wegen, paden en parkeerterreinen indien dat noodzakelijk is voor het behoud van de karakteristiek van het karakteristiek dorpsgezicht en mits doelmatig gebruik niet onevenredig wordt geschaad;
  • f. de hoogte van erfafscheidingen en het materiaalgebruik.
26.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 26.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundige waarden;
  • b. de stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Karakteristiek dorpsgezicht' aaangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren in de openbare ruimte:

  • a. veranderingen aan te brengen in de aanwezige stedenbouwkundige/landschappelijke structuur;
  • b. geheel of gedeeltelijk het planten of rooien van bomen, bosschages, houtwallen en singels.
26.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 26.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
26.4.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 26.4.1 kan alleen worden verleend indien conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, de in artikel 26.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

26.4.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 26.5.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

26.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
26.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Karakteristiek dorpsgezicht' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

26.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 26.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
26.5.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 26.5.1 mag alleen worden verleend indien:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig of handhaafbaar is;
  • b. het delen van panden betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek dan wel cultuurhistorisch waardevol vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde plaatsvindt;
  • c. een positief advies wordt verkregen van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.
26.5.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 26.5.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

Artikel 27 Waterstaat - Waterlopen

27.1 Bestemmingsomschrijving
27.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren, zoals watergangen en regenwaterbuffers, overeenkomstig de Keur van het waterschap.

27.1.2 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

27.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken geen gebouw zijnde:

  • a. van geringe omvang die noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van primaire wateren, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3,30 m bedragen.
27.3 Afwijken van de bouwregels
27.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen van bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 27.2.2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde of gebouwen binnen de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  • a. het belang van het primaire water, gehoord het waterschap, niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
27.4 Specifieke gebruiksregels

Op de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.

27.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de tot 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/ of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies; het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
27.5.2 Uitzonderingen

Het in artikel 27.5.1 bepaalde is niet van toepassing voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. in het kader van normaal onderhoud en beheer;
  • b. van ondergeschikte betekenis;
  • c. in het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
27.5.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 27.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterloop;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 29 Algemene bouwregels

29.1 Archeologische vondsten

Voor zover gronden niet zijn voorzien van de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' kunnen burgemeester en wethouders in het belang van de archeologische monumentenzorg voorwaarden verbinden aan een omgevingsvergunning voor het bouwen met betrekking tot de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van (bouw)werkzaamheden, ten aanzien van:

  • a. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van een opgraving;
  • c. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 30 Algemene gebruiksregels

30.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • c. straatprostitutie;
  • d. de plaatsing van kampeermiddelen of andere onderkomens, niet zijnde een bouwwerk in de zin van de Woningwet, een en ander met uitzondering van een normaal gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • e. als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

Artikel 31 Algemene aanduidingsregels

31.1 milieuzone - bodembeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' zijn de gronden aangewezen voor duurzaam behoud van kwetsbare functies en waarden en voor bijzondere bescherming van de bodem van het bodembeschermingsgebied Mergelland. Daarbij dient rekening te worden gehouden met, dan wel afstemming te worden gezocht bij het hieromtrent bepaalde in de Omgevingsverordening Limburg.

31.2 'veiligheidszone - leiding'
31.2.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.

31.2.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 31.2.1, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de normen die gelden voor het plaatsgebonden risico;
  • b. indien sprake is van toename van het groepsrisico, hiervoor een verantwoording plaatsvindt.
31.3 vrijwaringszone - weg 1a
31.3.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 1a' gelden voor die gronden in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald de navolgende aanvullende regels.

31.3.2 Bouwregels

Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 1a' mogen geen gebouwen en andere bouwwerken worden opgericht, anders dan ten behoeve van verkeersgeleiding en vervangende nieuwbouw, behoudens het bepaalde in artikel 'Verkeer' van de planregels.

31.4 vrijwaringszone - weg 1b
31.4.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 1b' dienen de gronden in het kader van de verkeersbelangen van de rijkswegen A79 vrijgehouden te worden van bebouwing, met uitzondering van bouwwerken welke verband houden met de bestemming 'Verkeer - Snelwegen' en/of welke direct verband houden met de aanleg van de rijksweg A79.

31.4.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 31.4.1 teneinde bebouwing conform de onderliggende bestemming ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 1b' toe te staan, mits de wegbeheerder hiermee instemt.

31.5 vrijwaringszone - weg 2
31.5.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 2' gelden voor die gronden in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald de navolgende aanvullende regels.

31.5.2 Bouwregels

Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 2' mogen geen gebouwen en andere bouwwerken worden opgericht, anders dan ten behoeve van verkeersgeleiding en vervangende nieuwbouw, behoudens het bepaalde in artikel 'Verkeer' van de planregels.

31.5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.5.2 ten behoeve van het oprichten van bebouwing als toegestaan ingevolge de ter plaatse op de verbeelding aangewezen bestemmingen en voor zover de verkeersbelangen niet onevenredig worden aangetast, gehoord de wegbeheerder.

31.6 vrijwaringszone - straalpad

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' mogen geen bouwwerken worden opgericht met een grotere hoogte dan 20 m boven maaiveld.

31.7 wetgevingzone - landschappelijke inpassing

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - landschappelijke inpassing' gelden de specifieke regels, zoals opgenomen in Artikel 12 Groen, Artikel 17 Verkeer en Artikel 20 Bedrijventerrein - Uit te werken.

Artikel 32 Algemene afwijkingsregels

32.1 10%-regeling

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10% van die maten en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels al anderszins kan worden afgeweken.

32.2 Meetverschillen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de aangeduide bouwgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, mits de afwijking maximaal 3,00 meter bedraagt.

32.3 Kleine bouwwerken van openbaar nut

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bouw- en/of gebruiksregels voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, pinautomaten, afval- en glascontainers, kapellen, wegkruisen en dergelijke, met dien verstande dat:

a. de oppervlakte maximaal 15 m² mag bedragen;

b. de bouwhoogte maximaal 3,30 m mag bedragen.

32.4 Regenwaterbuffers

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de gebruiksregels voor de aanleg van waterhuishoudkundige voorzieningen in de vorm van regenwaterbuffers, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daarvan in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
  • b. natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de regenwaterbuffers landschappelijk goed wordt ingepast;
  • d. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
32.5 Evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de regels van het plan ten behoeve van het toestaan van evenementen die met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld jaarlijks) plaatsvinden en een planologische relevantie hebben vanwege de duur van de activiteit (inclusief het opbouwen en afbreken) en/of vanwege de omvang van de activiteit (aantal deelnemers/toeschouwers), mits:

  • a. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • b. de evenementen zijn toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);
  • c. het evenement maximaal 15 dagen duurt, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;
  • d. een locatie niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement wordt gebruikt;
  • e. er geen horeca ter plaatse plaatsvindt, anders dan inherent aan het toegestane evenement;
  • f. er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
  • g. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien;
  • h. aan de van toepassing zijnde milieu wet- en regelgeving wordt voldaan;
  • i. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan;
  • j. de verkeershinder beperkt blijft dan wel voorzien wordt in alternatieve routes;
  • k. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
32.6 Gebruiksregels
32.6.1 Afwijken van de gebruiksregels voor panden met cultuurhistorische waarden

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in de artikelen 13.5.1, 15.5.1 en 19.5.1 ten behoeve van het toestaan van aanvullende activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' in de vorm van:

  • a. een zelfstandig kantoor;
  • b. lichte horeca;
  • c. zorgvoorzieningen, niet behorende tot de eerstelijns zorg;
  • d. recreatiewoningen/-appartementen;
  • e. bedrijfsactiviteiten,

mits:

  • 1. de afwegingsaspecten, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen;
  • 2. de aanvullende activiteiten noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de cultuurhistorische waarden van de betreffende bebouwing/het betreffende perceel;
  • 3. de nieuwe activiteiten binnen de bestaande bebouwing worden ingepast;
  • 4. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • 5. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeers/-parkeeroverlast leiden;
  • 6. het vloeroppervlak van een recreatiewoning/-appartement maximaal 100 m² bedraagt;
  • 7. het ten aanzien van bedrijfsactiviteiten, bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 van de VNG-handreiking Bedrijven en Milieuzonering (versie 2009) betreft.

Artikel 33 Algemene wijzigingsregels

33.1 Verschuiven bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot maximaal 2,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.

33.2 Vrijkomende agrarische bebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de invulling van vrijkomende agrarische bebouwing met andere functies. Hiertoe kunnen de bestemmingen 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' en 'Woongebied', voor zover sprake is van vrijkomende agrarische bebouwing, worden gewijzigd in de bestemmingen Maatschappelijk' of 'Bedrijf', onder de navolgende voorwaarden:

  • a. het hergebruik en de bijbehorende activiteiten moeten zich in principe beperken tot de bedrijfsgebouwen zelf (inpandig). Hieronder wordt ook de opslag van materialen en de stalling van bedrijfswagens verstaan. Hiermee wordt voorkomen dat her en der ontsierende buitenopslag op het erf komt. In het vaak open Voerendaalse landschap zou dat afbreuk doen aan de kwaliteit en uitstraling van het gebied. Daarom is buitenopslag niet toegestaan en moet opslag inpandig plaatsvinden. Bijvoorbeeld in een voormalige stal of schuur. Een kleinschalig terras of kleinschalige buitenactiviteiten gekoppeld aan de recreatieve functie zijn wel toegestaan;
  • b. overtollige en kwalitatief slechte bebouwing moet worden gesloopt. Het bepalen wat hier precies onder valt is maatwerk en gebeurt in overleg. Hierbij staat het behalen van kwaliteitswinst centraal. In een overeenkomst wordt vastgelegd dat de overtollige gebouwen gesloopt worden;
  • c. als gevolg van hergebruik, kan het noodzakelijk zijn dat er kleine bouwkundige aanpassingen (uitbreiding) plaatsvinden. Er wordt een restrictief beleid gevoerd voor uitbreidingen. Als sprake is van uitbreiding van de bebouwing in het buitengebied ( buiten de rode contour) is het Limburgs Kwaliteitsmenu van toepassing. Op basis van het in te dienen bedrijfsplan en de inpasbaarheid (stedenbouwkundig en landschappelijk) kan het college van B&W besluiten hier medewerking aan te verlenen;
  • d. indien het vermoeden bestaat dat in de toekomst sprake kan zijn van de bedrijfsmatige wens/noodzaak tot significante uitbreiding van de bebouwing, kan worden besloten geen medewerking te verlenen aan de functiewijziging;
  • e. gebouwen moeten een landelijke uitstraling behouden; aandachttrekkende showrooms of bedrijven met een industriële uitstraling zijn niet toegestaan. Reclame-uitingen moeten ingetogen zijn zodat de landelijke uitstraling behouden blijft;
  • f. er mag geen sprake zijn van detailhandel, anders dan de verkoop van ter plaatse vervaardigde producten, waarbij geen sprake is van enige tussenhandel. Detailhandel als ondergeschikte functie kan - onder voorwaarden - wel worden toegestaan. Dat sprake is van een ondergeschikte functie moet blijken uit het beperkte aandeel vloeroppervlak voor de detailhandel;
  • g. de verkeersintensiteit mag niet substantieel toenemen ten opzichte van het omgevingsniveau en de verkeersveiligheid mag niet in het geding zijn;
  • h. de initiatiefnemer dient aan te tonen dat geen hinder (overlast door geluid, geur en externe veiligheid) optreedt voor de omgeving. Alleen activiteitein in milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan. Als toetsingskader wordt hierbij de VNG-brochure bedrijven en milieuzonering gebruikt;
  • i. de nieuwe functie mag geen onevenredige belemmeringen opwerpen voor aangrenzende agrarische bedrijven en natuurgebieden of hinder voor omwonenden.

Burgemeester en wethouders kunnen voorwaarden opnemen in het wijzigingsplan, zodat aan de randvoorwaarden wordt voldaan.

33.3 wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1', te wijzigen ten behoeve van het realiseren van woningen, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 30 grondgebonden woningen per hectare mogen worden gerealiseerd;
  • b. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt beinvloed;
  • c. de belangen van derden en de waarden van de aangrenzende bestemmingen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. de milieuhinder afkomstig van de omliggende functionerende bedrijven zodanig is dat enerzijds ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en anderzijds het heersende bedrijfsklimaat voor deze bedrijven niet onevenredig wordt aangetast.
33.4 wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2', de bestemming ‘Maatschappelijk' te wijzigen in de bestemming 'Woongebied', met dien verstande dat:

  • a. maximaal 40 grondgebonden woningen per hectare mogen worden gerealiseerd;
  • a. de woningen maximaal uit 2 bouwlagen bestaan;
  • b. dit om economische en volkshuisvestelijke redenen noodzakelijk is;
  • c. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed;
  • d. de milieuhinder van de omliggende functionerende bedrijven zodanig is dat enerzijds ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en anderzijds het heersende bedrijfsklimaat voor deze bedrijven niet wordt aangetast;
  • e. het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 34 Algemene procedureregels

Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:

  • a. het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  • c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
  • d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  • e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 35 Overige regels

35.1 Verleende omgevingsvergunningen, vrijstellingen of ontheffingen

Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een activiteit waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning is vereist wordt gelijkgesteld met een zodanige omgevingsvergunning.

35.2 Voorrangsregeling
35.2.1 Voorrang dubbelbestemming en milieuzone

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming of milieuzone gaat het belang van de dubbelbestemming of milieuzone voor.

35.2.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen en milieuzones

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen en milieuzones geldt dat dubbelbestemmingen en milieuzones gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen of milieuzones met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming of milieuzone:

35.3 Relatie

Vlakken die door middel van een relatie met elkaar verbonden zijn worden in deze regels gezien als één vlak.

35.4 Andere wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

35.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
35.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de op de gronden aanwezige cultuurhistorische waardevolle en/of karakteristieke bebouwing/elementen geheel of gedeeltelijk te slopen.

35.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 35.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. sloopwerkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. sloopwerkzaamheden gericht op de instandhouding van gebouwen en terreinen met culthuurhistorische waarden;
  • d. sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
35.5.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 35.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de aanwezige cultuurhistorisch waarden en/of karakteristieke bebouwing niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

35.6 Noodzaak bodemonderzoek

Bij nieuw op te richten gebouwen dient, voor zover daarin (nagenoeg) voortdurend mensen verblijven, inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek. Dit geldt eveneens voor locaties waarvan de bestemming gewijzigd wordt middels een daartoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid. De omgevingsvergunning zal niet eerder worden verleend dan nadat (een deel van) de gronden, indien nodig, zijn gesaneerd en geschikt gemaakt voor de toekomstige functie.

35.7 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
35.7.1 Parkeernormen

In, op of onder gebouwen dan wel het daarbij behorende terrein dienen voldoende parkeerplaatsen voor auto's aanwezig te zijn. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan als de parkeernormen opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 4 Parkeerkencijfers worden nageleefd.

35.7.2 Afmetingen parkeerruimte

De in artikel 35.7.1 bedoelde parkeerplaatsen moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de afmetingen minimaal 1,80 m bij 5,00 m en maximaal 3,25 m bij 6,00 m bedragen.

35.7.3 Laad- en losruimte

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

35.7.4 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 35.7.1 en 35.7.3 indien aangetoond is dat in de directe omgeving (een straal van circa 250 meter) voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn.

35.7.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan ten behoeve van een goede parkeerbalans, de verkeerssituatie en/of het stedenbouwkundig beeld.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 36 Overgangsrecht

36.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
36.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 37 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Voerendaal-Kunrade'.