direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Laerbroeck
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.BP201303BGLAERBR-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Buitengebied Laerbroeck' met identificatienummer NL.IMRO.0893.BP201303BGLAERBR-VA01 van de gemeente Venlo.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Bedrijf aan huis

Het hoofdzakelijk door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel. Behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.

1.6 Beroep aan huis

Het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen beroep dat door zijn omvang in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijke Bedrijfsactiviteiten noch detailhandel.

1.7 Abiotische waarde

De waarde, die een gebied ontleent aan het voorkomen van bijzondere aardkundige en hydrologische verschijnselen en/of processen.

1.8 Afhankelijke woonruimte

Een onderdeel van het hoofdgebouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.

1.9 Agrarisch bedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden en/of fokken van dieren.

1.10 Agrarisch bedrijf, glastuinbouw

Een tuinbouwbedrijf, waarvan de productie geheel of overwegend plaatsvindt in kassen, permanente tunnels en plastic kassen daaronder begrepen.

 

1.11 Agrarisch bedrijf, grondgebonden

Een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond.

 

1.12 Agrarisch bedrijfsgebouw

Een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.

 

1.13 Agrarisch bouwvlak

Een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan bebouwing met een hoofdgebouw of bij elkaar behorende gebouwen ten behoeve van een agrarisch bedrijf is toegestaan.

1.14 Agrarische bedrijfswoning

Een woning, krachtens het plan toegestaan binnen een agrarisch bouwvlak, opgericht ten behoeve van een bijbehorende agrarische bedrijf, bedoeld voor het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar gelet op de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is. Bewoning door derden is toegestaan.

 

1.15 Agrarisch verwant bedrijf

Een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, maneges, paardenpensions, stalhouderijen, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen, agrarisch loonbedrijf.

 

1.16 Agrarische waarden

De waarden, die rechtstreeks verband houden met de mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodem- en/of bedrijfsexploitatie.

 

1.17 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten in het verleden.

1.18 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

1.19 Bebouwingsoppervlak

Het oppervlak van het bouwperceel, bestemmingoppervlak dan wel van het bouwvlak, dat ten hoogste met gebouwen (kassen en warenhuizen daaronder niet begrepen) mag worden bebouwd.

 

1.20 Bed en breakfast

Een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.

1.21 Bedrijfsgebouw

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

1.22 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, te bewonen door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of het terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.23 Bestaand

Ten aanzien van de bebouwing:

De als zodanig op de verbeelding aangegeven bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven bouwvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

Ten aanzien van het gebruik:

Het gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van dit plan.

1.24 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.25 Beroepsmatige activiteiten

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woongebouw en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.26 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.27 Bosbouwkundige waarde

De aan een gebied toegekende waarde vanwege zijn houtproductiefunctie in samenhang met een natuur-, landschappelijke en/of recreatieve functie.

1.28 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.29 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.30 Bouwperceel

Een aangesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.32 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.33 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.34 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak.

1.35 Containervelden

Grond afgedekt met plastic, antiworteldoek, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.

1.36 Cultuurhistorische waarden

De aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.37 Dakkapel

Uitspringend dakraam dat op het dakvlak van een gebouw wordt aangebracht.

1.38 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.39 Duurzame agrarische bedrijfsvoering

Instandhouden en ontwikkelen van de agrarische productiefuncties waarbij als uitgangspunt geldt, dat aan agrarische bedrijven voldoende mogelijkheden moeten worden geboden om ook op lange termijn de nodige levensvatbaarheid te behouden.

1.40 Ecologische Hoofdstructuur

Een zone binnen het plangebied die wordt bepaald door de door het Rijk vastgesteldeEcologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een netwerk van grote en kleine natuurgebieden waar in de natuur (plant en dier) voorrang heeft en wordt beschermd. Daarmee wordt voorkomen dat natuurgebieden geïsoleerd komen te liggen en dieren en planten uitsterven en dat de natuurgebieden zo hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.
De EHS bestaat uit:

  • bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones hiertussen
  • landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheersgebieden)
  • grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee)

1.41 Escortbedrijf

De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overigen).

1.42 Extensieve recreatie

Die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.43 Gebouw

Een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.44 Gevellijn

Een denkbeeldige lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd.

1.45 Groothandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

 

1.46 Hervestiging (agrarisch bedrijf)

De vestiging van een bestaand agrarisch bedrijf op een agrarisch bouwvlak als gevolg van het verplaatsen van dat bedrijf.

1.47 Hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.48 Huishouden

Persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.49 Intensieve veehouderij

Een bedrijf met in hoofdzaak een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die gericht is op het bedrijfsmatig houden van dieren in stallen en/of hokken zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren.

Wanneer wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van eenden, kalkoenen, kippen, konijnen, parelhoenders, pelsdieren, stieren voor roodvleesproductie, varkens, vleeskalveren en vleeskuikens. Melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd.

 

1.50 Kas

Een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten.

1.51 Kas, tijdelijk

Kas met een maximale hoogte van 2,5 meter die gedurende maximaal zes maanden maanden per jaar mag worden opgericht ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierplantenteelt en/of bloembollenteelt. De kas is eenvoudig te monteren en te demonteren en heeft een verplaatsbare fundering. De montage- en demontagetijd staat in bedrijfseconomisch opzicht in relatie tot de beperkte exploitatietijd.

1.52 Kwaliteitsmenu

Het Limburgs Kwaliteitsmenu, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg.

1.53 Kwekerij

Een bedrijf dat gericht is op het kweken van planten en siergewassen alsmede op de verkoop als ondergeschikte nevenfunctie van ter plaatse gekweekte planten en siergewassen, potgrond, compost en meststoffen.

1.54 Landschappelijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de aanwezigheid van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens).

1.55 Langgevelboerderij

Een langgevelboerderij is de meest gebruikte naam van een boerderijtype dat algemeen voorkomt in het oosten van de provincie Noord-Brabant en het noorden van de provincie Limburg.

De langgevelboerderij is in de loop van de achttiende en negentiende eeuw ontstaan uit een boerderij van het type hallehuis.

Alle toegangen van de boerderij zitten in één van de lange gevels.

1.56 Manege

Een agrarisch verwant bedrijf dat derden de mogelijkheid biedt om op het manegeterrein of in de omgeving ervan te rijden en/of te trainen (dressuur) met manegepaarden, die gestald worden op het manegeterrein.

1.57 Mantelzorg

Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Een indicatie van het wijkteam, naar aanleiding van een "keukentafelgesprek" (zorgontvanger kan alleen nog met mantelzorg zelfstandig wonen) moet de behoefte en/of noodzaak van mantelzorg.

1.58 Natuurwaarde

De aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van planten en dieren die zichzelf onder invloed van klimaat, geomorfologie, bodemkundige en waterhuishoudkundige gesteldheid en al dan niet beïnvloed door menselijke aanwezigheid, instandhouden.

1.59 Niet-agrarisch bouwblok

Een bouwblok dat is bestemd voor andere dan agrarische doeleinden.

1.60 Niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, sommige viskwekerijen en sommige wormenkwekerijen.

1.61 Normaal onderhoud en beheer

Werken/werkzaamheden die periodiek dienen te worden uitgevoerd ter instandhouding van de binnen een gebied aanwezige functies en waarden.

 

1.62 Omschakeling

De algehele of gedeeltelijke overstap binnen een bestaand agrarisch bedrijf naar een andere agrarische bedrijfsvorm. Er is sprake van omschakeling indien op het bedrijf 2/3 of meer van de inkomsten afkomstig zijn van de andere agrarische bedrijfsvorm.

1.63 Ondergeschikt

In aard en omvang of functioneel, ruimtelijk en/of architectonisch opzicht ten dienste van een hoofdfunctie/gebouw.

1.64 Overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.65 Paardenbak

Een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen.

1.66 Paardenhouderij

Een agrarisch verwant bedrijf voor het stallen van paarden en pony's alsmede gebruik van paarden ten behoeve van recreatie en sport (mensgericht).

 

1.67 Pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.68 Peil
  • Voor bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
  • Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.

1.69 Pensionstalling

Een agrarisch verwant bedrijf dat derden de mogelijkheid biedt om hun eigen paard te stallen en op het pensionterrein of in de omgeving ervan te rijden en/of te trainen (dressuur).

1.70 Permanente bewoning

Indien één of meerdere personen een woning al dan niet tijdelijk gebruiken als (hoofd)verblijf in de zin van artikel 1:10 BW - zoals dat geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan - dan wel anderszins gebruiken voor niet-recreatieve doeleinden.

1.71 POL

Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2006) is een plan op hoofdlijnen. Het biedt een samenhangend overzicht van de provinciale visie op de ontwikkeling van de kwaliteitsregio Limburg, en de ambities, rol en werkwijze op een groot aantal beleidsterreinen.

1.72 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen straatprostitutie.

1.73 Reconstructieplan

Met het reconstructieplan wordt door de provincie Limburg een aanzet gegeven voor de versterking van de economische en sociale vitaliteit van het landelijke gebied en voor de verbetering van de omgevingskwaliteit.

1.74 Rustende boer

Het voormalig agrarisch bedrijfshoofd, die nog enige tijd op het agrarische bedrijf werkzaam kan zijn.

1.75 Schuilgelegenheid

Overdekte ruimte, aan maximaal drie zijden omsloten door wanden, waarvan het hobbydier/de hobbydieren gebruik moet(en) kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter. In de schuilgelegenheid is geen opslag toegestaan.

1.76 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

1.77 Semi-agrarische nevenactiviteit

Een activiteit gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden.

1.78 Stroomvoerend rivierbed

Gebied dat bij hoogwater van belang is voor zowel waterberging als -afvoer.

1.79 Teeltondersteunende voorziening

Voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en –verlating, terugdringen van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water).

 

1.80 Verbeelding

De verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied Laerbroeck' bestaande uit de verbeelding 211x06407 en legenda.

 

1.81 Verplaatsing

Zie onder hervestiging (agrarisch bedrijf).

 

1.82 Vestiging agrarisch bedrijf

De vestiging van een agrarisch bedrijf op een nieuw agrarisch bouwvlak als gevolg van het oprichten van een nieuw agrarisch bedrijf dan wel het splitsen van een bestaand agrarisch bedrijf.

 

1.83 Volwaardig agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf met minimaal 70 Nge, met ten minste de arbeidsomvang van één volwaardige arbeidskracht en waarvan de continuïteit op langere termijn voldoende is verzekerd. De volwaardigheid wordt getoetst op doelmatigheid en continuïteit, eventueel te beoordelen door een agrarisch deskundige.

1.84 Waterbergend rivierbed

Gebied dat bij hoogwater van belang is voor waterberging.

1.85 Waterhuishoudkundig

Onder waterhuishoudkundige zaken worden zaken verstaan met betrekking tot de aanwezigheid van (natuurlijke) bronnen, kwel of natuurlijke stroming;

1.86 Waterkering

Elke natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt.

1.87 Waterkeringbeheerder

De instantie die de waterkering exploiteert.

1.88 Weg

Een voor het rij- en nader verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.

1.89 Woning

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstand tot de bouwperceelsgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 Horizontale diepte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel.

2.6 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifs, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.9 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik;
  • b. ter plaatse van de aanduiding overige zone- middelhoge / hoge archeologische verwachting, een middelhoge / hoge archeologische verwachting;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. tuinen, indien de gronden direct aansluitend aan een bouwvlak zijn gelegen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke ter plaatse noodzakelijk zijn uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering dan wel uit een oogpunt van beheer en onderhoud overeenkomstig de bestemmingsomschrijving, waaronder begrepen beperkte voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Containervelden, sleufsilo's, mestsilo's, waterbassins en foliemestbassins worden hieronder niet begrepen.
  • b. De maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen waarvan de maximale hoogte 1,5 meter bedraagt.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 voor:

3.4.1 Oprichting schuilgelegenheid

Het bouwen van schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De hoogte van schuilgelegenheden mag maximaal 3 meter bedragen.
  • b. De oppervlakte van schuilgelegenheden mag maximaal 25 m2 bedragen.
  • c. Per kadastraal perceel, met een minimale oppervlakte van 0,5 hectare mag maximaal één schuilgelegenheid worden opgericht.
  • d. Aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid.
  • e. Aangetoond wordt dat geen agrarische bedrijfsgebouwen en/of bestaande agrarische bouwvlakken in de directe omgeving kunnen worden gebruikt ten behoeve van een schuilgelegenheid.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. wonen;
  • b. detailhandel;
  • c. kamperen;
  • d. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  • e. paardenbakken;
  • f. stallingsmogelijkheden ten behoeve van paarden;
  • g. het aanleggen van containervelden op verharde ondergrond;

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

3.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met een middelhoge archeologische verwachting of een terrein met een hoge archeologische verwachting, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de gronden bedoeld in dit artikel de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. bodem: afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, indrijven, rooien;
  • b. waterhuishouding: draineren, onderbemalen, graven sloten;
  • c. infrastructuur: aanleg leidingen.

3.6.2 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod van 3.6.1 geldt niet voor het uitvoeren werken, of werkzaamheden die:

  • a. werken en/of werkzaamheden die niet dieper gaan dan -0,4 meter beneden maaiveld;
  • b. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

3.6.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden

Werken of werkzaamheden als bedoeld in 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de omschrijving, die aan de desbetreffende bestemming is toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Agrarisch - Agrarisch bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een glastuinbouwbedrijf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een konijnenhouderij met ten hoogste:
    • 1. 1650 voedsters (inclusief jongen);
    • 2. 200 opfokkonijnen;
    • 3. 6000 vleeskonijnen;
  • c. wonen ten dienste van een bedrijf, tenzij de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is opgenomen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'middelhoge/hoge archeologische verwachting', een middelhoge/hoge archeologische verwachting;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. semi-agrarische en niet-agrarische nevenactiviteiten, mits deze ondersteunend en ondergeschikt zijn aan de agrarische hoofdactiviteit en geen detailhandelsactiviteiten en groothandelsactiviteiten betreffen;
  • f. verkoop van eigen producten binnen bestaande bebouwing als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, tot een maximale oppervlakte van 200 m2;

met de daarbij behorende:

  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de aanwijzingen op de verbeelding alsmede de volgende bepalingen:

4.2.1 Algemeen
  • a. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak.
  • b. De minimale afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens bedraagt 10 meter.
  • c. De afstand van de gebouwen tot de andere perceelsgrenzen moet tenminste 5 meter bedragen.

4.2.2 Gebouwen
  • a. Binnen het bouwvlak mogen ten behoeve van een bestaande intensieve veehouderij en glastuinbouwbedrijf, zoals aangeduid op de verbeelding, gebouwen worden opgericht.
  • b. De goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mogen respectievelijk ten hoogste 7,2 meter en 10 meter bedragen.

4.2.3 Kassen
  • a. De nieuwbouw van kassen is toegestaan bij de aanduiding glastuinbouw.
  • b. De goot- en bouwhoogte van de kassen mogen respectievelijk ten hoogste 7,2 meter en 10 meter bedragen.
  • c. De afstand van kassen tot aan de wegzijde gelegen perceelsgrens waaraan wordt gebouwd bedraagt ten minste 10 meter.
  • d. De afstand van de kassen tot de andere perceelsgrenzen moet ten minste 1 meter bedragen.

4.2.4 Agrarische bedrijfswoning
  • a. Eén agrarische bedrijfswoning is toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' op de verbeelding is opgenomen.
  • b. De inhoud van de agrarische bedrijfswoning mag ten hoogste 900 m3 bedragen.
  • c. Een kelder, van maximaal 1 bouwlaag beneden maaiveld, geheel gelegen onder een hoofd- of bijgebouw, telt niet mee in de berekening van de inhoud van 900 m³ als bepaald onder b.
  • d. Bestaande agrarische bedrijfswoningen die op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt een inhoud hebben van meer dan 900 m³, mogen door de eigenaar/gebruiker (peildatum: inwerkingtreding van dit bestemmingsplan) worden vervangen door een woning van dezelfde omvang, mits gesitueerd binnen hetzelfde bouwvlak.
  • e. De goothoogte van de agrarische bedrijfswoning mag ten hoogste 6 meter bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 9 meter.
  • f. De bestaande legale situering van de agrarische bedrijfswoning ten opzichte van de weg is toegestaan.
  • g. Per agrarische bedrijfswoning kunnen bijbehorende bouwwerken bij de woning worden opgericht, mits de maximale oppervlakte daarvan niet meer dan 100 m² bedraagt.
  • h. De goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,3 meter respectievelijk 6 meter bedragen.
  • i. De afstand van de gebouwen tot aan de perceelsgrenzen moet ten minste 5 meter bedragen.

4.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 12 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen en schoorstenen, waarvan de hoogte 25 meter mag bedragen.
  • b. De hoogte van buitenopslag mag ten hoogste 4 meter bedragen.
  • c. Op de gronden gelegen voor de gevellijn mag niet worden gebouwd.
  • d. De maximale omvang van een buitenrijbaan (paardenbak) mag ten hoogste 20 x 60 meter bedragen. Een overdekte rijbaan of paardrijhal bij paardrijactiviteiten is niet toegestaan.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. detailhandel;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • c. seksinrichtingen;
  • d. kamperen;
  • e. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  • f. wonen anders dan ten behoeve van het agrarisch bedrijf.

4.5 Afwijking van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4 voor:

4.5.1 Inwoning

Inwoning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Er sprake is van inwonende ouders, mantelzorg waarbij sprake is van een familieband of het voormalig agrarisch bedrijfshoofd, die nog enige tijd in het bedrijf werkzaam zal zijn (rustende boer).
  • b. De woongelegenheid wordt ingepast binnen de bestaande woning met een maximum van 240 m³.
  • c. Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonende en (agrarische) bedrijven.
  • d. Door het splitsen van de woongelegenheid en de agrarische bedrijfswoning mogen er geen twee zelfstandige woningen ontstaan.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijzigen bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf naar bestemming Wonen ten behoeve van hergebruik agrarische bedrijfswoning als burgerwoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming Wonen ten behoeve van het hergebruik van een legale agrarische bedrijfswoning als burgerwoning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het bedrijf dient te zijn beëindigd.
  • b. De wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • c. De burgerwoning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  • d. De oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken dient te worden teruggebracht tot 100 m² of tot maximaal 20% van de te slopen oppervlakte tot een maximum maat van 150 m²
  • e. Er dient aandacht te worden besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid.

4.6.2 Wijzigen bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf naar bestemming Bedrijf ten behoeve van een kleinschalig niet-agrarisch bedrijf of kleinschalige kantoren

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming Bedrijf ten behoeve van een kleinschalig niet-agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De functie maximaal een categorieaanduiding van 1 of 2, zoals aangegeven in bijlage 1 Lijst van Bedrijfsactiviteiten, dan wel een categorie 3 heeft, indien de activiteit qua aard of schaal gelijk te stellen is aan categorie 2.
  • b. De functie geen milieuhygiënische belemmeringen voor de agrarische bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven en woningen met zich meebrengt.
  • c. De nieuwe functie de verkeersafwikkeling niet onevenredig belast.
  • d. De nieuwe functie wordt gehuisvest in de bestaande bebouwing, niet zijnde glasopstanden.
  • e. Er dient een duurzame tegenprestatie in de vorm van sloop van overtollige bebouwing te worden geleverd.
  • f. Er dient een onderbouwd bedrijfsontwikkelingsplan te worden aangeleverd.

4.6.3 Wijzigen intensieve veehouderij naar grondgebonden bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'intensieve veehouderij' te wijzigen in de aanduiding 'grondgebonden bedrijf' ten behoeve van de omschakeling naar een volwaardig grondgebonden bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging noodzakelijk is vanuit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
  • b. Er dient een duurzame tegenprestatie in het kader van het Limburgs Kwaliteitsmenu te worden geleverd.
  • c. Er dient een onderbouwd bedrijfsontwikkelingsplan te worden aangeleverd.
  • d. Aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid.

4.6.4 Wijzigen glastuinbouwbedrijf naar grondgebonden bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'glastuinbouw' te wijzigen in de aanduiding 'grondgebonden bedrijf' ten behoeve van de omschakeling naar een volwaardig grondgebonden bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging noodzakelijk is vanuit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
  • b. Er dient een duurzame tegenprestatie in het kader van het Limburgs Kwaliteitsmenu te worden geleverd.
  • c. Er dient een onderbouwd bedrijfsontwikkelingsplan te worden aangeleverd.
  • d. Aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid.

4.6.5 Wijzigen bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf naar bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden bij vormverandering en/of functieverandering van een agrarisch bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Vormverandering noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
  • b. Aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid.

Artikel 5 Agrarisch - Paardenhouderij

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Agrarisch - Paardenhouderij aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf gericht op het vermeerderen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en/of anderszins beoefenen van de paardensport;
  • b. ter plaatse van de aanduiding middelhoge/hoge archeologische verwachting, een middelhoge/hoge archeologische verwachting;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. recreatief medegebruik in de vorm van een pensionstalling met een maximum van 10 paarden.

met de daarbij behorende:

  • d. voorzieningen van algemeen nut;
  • e. infrastructurele voorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. waterlopen en waterpartijen.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de aanwijzingen op de verbeelding alsmede de volgende bepalingen:

5.2.1 Algemeen
  • a. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak.
  • b. De minimale afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens bedraagt 10 meter.
  • c. De afstand van de gebouwen tot andere perceelsgrenzen moet tenminste 5 meter bedragen.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen

De goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen respectievelijk ten hoogste 7,2 meter en 10 meter bedragen.

5.2.3 Agrarische bedrijfswoning
  • a. Één agrarische bedrijfswoning is toegestaan binnen het bouwvlak.
  • b. De inhoud van de agrarische bedrijfswoning mag ten hoogste 900 m3 bedragen, met uitzondering van bestaande langgevelboerderijen waarbij de bestaande inhoud maximaal is toegestaan.
  • c. Een kelder, van maximaal 1 bouwlaag beneden maaiveld, geheel gelegen onder een hoofd- of bijgebouw, telt niet mee in de berekening van de inhoud van 900 m³ als bepaald onder b.
  • d. Bestaande agrarische bedrijfswoningen die op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt een inhoud hebben van meer dan 900 m³, mogen door de eigenaar/gebruiker (peildatum: inwerkingtreding van dit bestemmingsplan) worden vervangen door een woning van dezelfde omvang, mits gesitueerd binnen hetzelfde bouwvlak.
  • e. De afstand van een agrarische bedrijfswoning tot aan de wegzijde gelegen perceelsgrens waaraan wordt gebouwd bedraagt ten minste 5 meter.
  • f. De bestaande legale situering van de agrarische bedrijfswoning ten opzichte van de weg is toegestaan.
  • g. De goothoogte van de agrarische bedrijfswoning mag ten hoogste 6 meter bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 9 meter.
  • h. Per agrarische bedrijfswoning kunnen bijbehorende bouwwerken bij de woning worden opgericht, mits de maximale oppervlakte daarvan niet meer dan 100 m² bedraagt.
  • i. De goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,3 meter respectievelijk 6 meter bedragen.

5.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 10 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen.
  • b. De hoogte van buitenopslag ten hoogste 4 meter mag bedragen.
  • c. Op de gronden gelegen voor de gevellijn mag niet worden gebouwd.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding.

5.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2 voor:

5.4.1 Situering agrarische bedrijfswoning op andere locatie

Situering van de agrarische bedrijfswoning op een andere locatie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Er sprake is van een akoestische en/of stedenbouwkundige verbetering.
  • b. Herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel.
  • c. Herbouw buiten de bestaande fundering is stedenbouwkundig aanvaardbaar.
  • d. Het landelijke karakter van het gebied wordt niet onevenredig aangetast.
  • e. De nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. detailhandel;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • c. seksinrichtingen;
  • d. kamperen;
  • e. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  • f. een manege.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijzigen bestemming Agrarisch - Paardenhouderij naar bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf met aanduiding grondgebonden bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij te wijzigen in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van een volwaardig grondgebonden bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging noodzakelijk is vanuit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
  • b. Aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid.

5.6.2 Wijzigen bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij naar bestemming 'Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming Wonen ten behoeve van het hergebruik van een legale agrarische bedrijfswoning als burgerwoning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het bedrijf dient te zijn beëindigd.
  • b. De wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • c. De burgerwoning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  • d. De oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken dient te worden teruggebracht tot 100 m² of tot maximaal 20% van de te slopen oppervlakte tot een maximum maat van 150 m²
  • e. Er dient aandacht te worden besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid.

Artikel 6 Agrarisch met waarden

6.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik;
  • b. ter plaatse van de aanduiding overige zone- ecologische hoofdstructuur, de ecologische hoofdstructuur;
  • c. ter plaatse van de aanduiding overige zone- middelhoge/hoge archeologische verwachting, een middelhoge/hoge archeologische verwachting;
  • d. instandhouding, herstel en ontwikkeling van de aanwezige abiotische, natuurlijke, archeologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • e. tuinen, indien de gronden direct aansluitend aan een bouwvlak zijn gelegen;
  • f. instandhouding van het oppervlaktewater;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke ter plaatse noodzakelijk zijn uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering dan wel uit een oogpunt van beheer en onderhoud overeenkomstig de bestemmingsomschrijving, waaronder begrepen beperkte voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Containervelden, sleufsilo's, mestsilo's, waterbassins en foliemestbassins worden hieronder niet begrepen.
  • b. De maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen waarvan de maximale hoogte 1,5 meter bedraagt.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

 

6.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 voor:

6.4.1 Oprichting schuilgelegenheid

Het bouwen van schuilgelegenheden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De hoogte van schuilgelegenheden mag maximaal 3 meter bedragen.
  • b. De oppervlakte van schuilgelegenheden mag maximaal 25 m2 bedragen.
  • c. Per kadastraal perceel, met een minimale oppervlakte van 0,5 hectare mag maximaal één schuilgelegenheid worden opgericht.
  • d. Aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid/overstening.
  • e. Aangetoond is dat er geen vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en/of bestaande agrarische bouwvlakken in de directe omgeving kunnen worden gebruikt ten behoeve van een schuilgelegenheid.

6.4.2 Oprichting teeltondersteunende voorzieningen

Het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen, alsmede tijdelijke kassen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Zij uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk zijn.
  • b. De oprichting plaats vindt direct aansluitend aan het bestemmingsvlak Agrarisch - Agrarisch bedrijf.
  • c. De maximale oppervlakte 2500 m2 bedraagt.
  • d. De hoogte niet meer dan 2,5 meter bedraagt.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. wonen;
  • b. detailhandel;
  • c. kamperen;
  • d. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  • e. paardenbakken;
  • f. het aanleggen van containervelden op verharde ondergrond;

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden
6.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de gronden bedoeld in dit artikel in ieder geval werkzaamheden te verrichten op een terrein met een middelhoge archeologische verwachting of een terrein met een hoge archeologische verwachting:

  • a. bodem: afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, indrijven, rooien;
  • b. waterhuishouding: draineren, onderbemalen, graven sloten;
  • c. infrastructuur: aanleg leidingen.

 

6.6.2 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod van 6.6.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:

  • a. werken en/of werkzaamheden die niet dieper gaan dan -0,4 meter beneden maaiveld;
  • b. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

6.6.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden

Werken of werkzaamheden als bedoeld in 6.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de omschrijving, die aan de desbetreffende bestemming is toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Wijziging bestemming Agrarisch met waarden naar bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van een bouwvlakvergroting van een glastuinbouwbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden naar de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf met de nadere aanduiding glastuinbouw te wijzigen ten behoeve van een bouwvlakvergroting van een volwaardig glastuinbouwbedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Er dient een duurzame tegenprestatie in het kader van het Limburgs Kwaliteitsmenu te worden geleverd.
  • b. Een onderbouwd bedrijfsontwikkelingsplan wordt aangeleverd.
  • c. De ontwikkeling past binnen de gemeentelijke structuurvisie.
  • d. Als gevolg van de verandering de bestaande natuur-, cultuurhistorische en/of landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.
  • e. De functie geen milieuhygiënische belemmeringen voor de agrarische bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven met zich meebrengt.
  • f. Aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid.

6.7.2 Wijzigen bestemming Agrarisch met waarden naar bestemming Bos of Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden, voor zover gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur' naar de bestemming Bos of Natuur te wijzigen ten behoeve van natuurontwikkeling, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond is dat het agrarisch grondgebruik ter plaatse zal worden beeindigd;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende functies niet onevenredig worden belemmerd.

Artikel 7 Bedrijf

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding hovenier, een hoveniersbedrijf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding nutsvoorziening, een nutsvoorziening;
  • c. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - notenhandel, een notenhandel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding opslag, een opslagbedrijf;
  • e. wonen ten dienste van een bedrijf, tenzij de aanduiding bedrijfswoning uitgesloten is opgenomen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding middelhoge/hoge archeologische verwachting, een middelhoge/hoge archeologische verwachting;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de aanwijzingen op de verbeelding alsmede de volgende bepalingen:

7.2.1 Algemeen
  • a. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak.
  • b. De minimale afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens bedraagt 10 meter.
  • c. De afstand van de gebouwen tot andere perceelsgrenzen moet ten minste 5 meter bedragen.

7.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. Voor bedrijfsgebouwen mag de maximale goot- en bouwhoogte 7,2 respectievelijk 10 meter bedragen, tenzij de bestaande hoogte reeds hoger is op het moment van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

7.2.3 Bedrijfswoning
  • a. Eén bedrijfswoning is toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij de aanduiding bedrijfswoning uitgesloten is opgenomen.
  • b. De inhoud van de bedrijfswoning mag ten hoogste 900 m3 bedragen.
  • c. Een kelder, van maximaal 1 bouwlaag beneden maaiveld, geheel gelegen onder een hoofd- of bijgebouw, telt niet mee in de berekening van de inhoud van 900 m³ als bepaald onder b.
  • d. Bestaande bedrijfswoningen die op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt een inhoud hebben van meer dan 900 m³, mogen door de eigenaar/gebruiker (peildatum: inwerkingtreding van dit bestemmingsplan) worden vervangen door een woning van dezelfde omvang, mits gesitueerd binnen hetzelfde bouwvlak.
  • e. De bestaande legale situering van de bedrijfswoning ten opzichte van de weg is toegestaan.
  • f. De afstand van de gebouwen tot aan de perceelsgrenzen moet ten minste 5 meter bedragen.
  • g. De goothoogte van de bedrijfswoning mag ten hoogste 6 meter bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 9 meter.

7.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 10 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen.
  • b. De hoogte van buitenopslag ten hoogste 4 meter mag bedragen.
  • c. Op de gronden gelegen voor de gevellijn mag niet worden gebouwd.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

7.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 voor:

7.4.1 Situering bedrijfswoning op andere locatie

Situering van de bedrijfswoning op een andere locatie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Er sprake is van een akoestische en/of stedenbouwkundige verbetering.
  • b. Herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel.
  • c. Herbouw buiten de bestaande fundering is stedenbouwkundig aanvaardbaar.
  • d. Het landelijke karakter van het gebied wordt niet onevenredig aangetast.
  • e. De nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG), tenzij voorzien van de aanduiding (vml);
  • c. seksinrichtingen;
  • d. kamperen;
  • e. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  • f. paardenbakken;
  • g. stallingsmogelijkheden ten behoeve van paarden;
  • h. detailhandel.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid
7.6.1 Wijzigen bestemming Bedrijf naar bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bedrijf te wijzigen in de bestemming Wonen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Er een legale bedrijfswoning aanwezig is.
  • b. De oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij de woning dient te worden teruggebracht tot 100 m² of tot maximaal 20% van de te slopen oppervlakte tot een maximum maat van 150 m².
  • c. De functie geen milieuhygiënische belemmeringen voor de agrarische bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven met zich meebrengt.
  • d. De nieuwe functie de verkeersafwikkeling niet onevenredig belast.
  • e. Als gevolg van de wijziging bestaande natuur-, cultuurhistorische en/of landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.

7.6.2 Wijzigen bestemming 'Bedrijf' naar bestemming 'Recreatie'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bedrijf te wijzigen in de bestemming Recreatie ten behoeve van:

  • a. kamperen tot maximaal 25 standplaatsen;
  • b. een Bed & Breakfast in maximaal 5 ruimten in bestaande bebouwing tot een maximale oppervlakte van 60 m² van het hoofdgebouw met daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken;
  • c. een groepsaccommodatie van maximaal 50 slaapplaatsen per locatie in bestaande bebouwing tot een maximale oppervlakte van 250 m², mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. De functie geen milieuhygiënische belemmeringen voor de agrarische bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijf met zich meebrengt.
    • 2. De nieuwe functie de verkeersafwikkeling niet onevenredig belast.

Artikel 8 Bos

8.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het beschermen en instandhouden van het bos;
  • b. ter plaatse van de aanduiding overige zone- ecologische hoofdstructuur, de ecologische hoofdstructuur;
  • c. ter plaatse van de aanduiding overige zone- middelhoge/hoge archeologische verwachting, een middelhoge/hoge archeologische verwachting;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ecologische hoofdstructuur.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van beperkte voorzieningen – bouwwerken, geen gebouwen zijnde - ten behoeve van extensieve recreatie zoals zitbanken, routeborden met een maximale hoogte van 2 meter en afrasteringen met een maximale hoogte van 1,2 meter.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. kamperen.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de gronden bedoeld in dit artikel in ieder geval de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. bodem: afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, indrijven, rooien;
  • b. waterhuishouding: draineren, onderbemalen, graven sloten;
  • c. infrastructuur: aanleg leidingen.

8.4.2 Uitzondering op het verbod

Het verbod van 8.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden:

  • a. die niet dieper gaan dan -0,4 meter beneden maaiveld;
  • b. die behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

8.4.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden

Werken of werkzaamheden als bedoeld in 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de omschrijving, die aan de desbetreffende bestemming is toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 9 Natuur

9.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding en versterking van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden, met een zo sterk mogelijk ecologisch en ruimtelijk-structurele samenhang;
  • b. ter plaatse van de aanduiding overige zone- ecologische hoofdstructuur, de ecologische hoofdstructuur;
  • c. ter plaatse van de aanduiding overige zone- middelhoge/hoge archeologische verwachting, een middelhoge/hoge archeologische verwachting;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ecologische hoofdstructuur.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van beperkte voorzieningen – bouwwerken, geen gebouwen zijnde - ten behoeve van extensieve recreatie zoals zitbanken, routeborden met een maximale hoogte van 2 meter en afrasteringen met een maximale hoogte van 1,2 meter.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. kamperen.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de gronden bedoeld in dit artikel in ieder geval de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. bodem: afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, indrijven, rooien;
  • b. waterhuishouding: draineren, onderbemalen, graven sloten;
  • c. infrastructuur: aanleg leidingen.

9.5.2 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod van 9.5.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:

  • a. werken en/of werkzaamheden die niet dieper gaan dan -0,4 meter beneden maaiveld;
  • b. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

9.5.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 9.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de omschrijving, die aan de desbetreffende bestemming is toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van:

  • a. interregionale wegen;
  • b. lokale wegen;
  • c. voet- en rijwielpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. straatmeubilair;

met de daarbij behorende:

  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. waterstaatkundige kunstwerken (bruggen, sluizen waterkeringen, voorzieningen ten behoeve van veerdiensten e.d.).

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen
  • a. Er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen.
  • c. De oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut mag niet meer dan 15 m² bedragen.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a. mag de hoogte van lichtmasten niet meer dan 12 meter en ter plaatse van de aanduiding antennemast 40 meter bedragen.

 

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van:

  • a. waterberging;
  • b. ter plaatse van de aanduiding overige zone- ecologische hoofdstructuur, de ecologische hoofdstructuur;
  • c. waterhuishouding en ecologische en natuurwaarden;
  • d. waterlopen en daarbij behorende waterhuishoudkundige- en oevervoorzieningen;
  • e. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;

met de daarbij behorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

11.2 Bouwregels

Op de gronden mag niet worden gebouwd behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de watergang en mits is aangetoond dat de waarden van de ecologische hoofdstructuur niet worden aangetast.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De op de Verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - woninginrichting', voor detailhandel in woninginrichting.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening -assurantiekantoor', voor een aan huis gebonden beroep in de vorm van een assurantiekantoor;
  • d. ter plaatse van de aanduiding middelhoge/hoge archeologische verwachting, een middelhoge/hoge archeologische verwachting;
  • e. de uitoefening van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in hoofdgebouw en bijgebouw(en) maximaal categorie 1 of 2 van de limitatief opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 40% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 m2 en de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
  • f. één paardenbak per bouwvlak;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de aanwijzingen op de verbeelding alsmede de volgende bepalingen:

12.2.1 Algemeen

Woningen en bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

12.2.2 Woning
  • a. De inhoud van de woning mag maximaal 900 m³ bedragen, met uitzondering van bestaande langgevelboerderijen waarbij de bestaande inhoud maximaal is toegestaan.
  • b. Een kelder, van maximaal 1 bouwlaag beneden maaiveld, geheel gelegen onder een hoofd- of bijgebouw, telt niet mee in de berekening van de inhoud van 900 m³ als bepaald onder a.
  • c. Bestaande woningen die op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt een inhoud hebben van meer dan 900 m³ mogen door de eigenaar/gebruiker (peildatum: inwerkingtreding van dit bestemmingsplan) worden vervangen door een woning van dezelfde omvang, mits gesitueerd binnen hetzelfde bouwvlak.
  • d. De afstand tot de perceelsgrenzen moet ten minste 5 meter bedragen, tenzij het een woningscheidende zijgevel betreft.
  • e. Per bouwvlak is één woning toegestaan.
  • f. De goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 6 meter. De maximale bouwhoogte bedraagt 9 meter.
  • g. Woningen dienen met een kap te worden afgedicht.
  • h. De bestaande legale situering van de woning ten opzichte van de weg is toegestaan.

12.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. De bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand tot de perceelsgrenzen van tenminste 5 meter.
  • b. De maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag maximaal 100 m2 bedragen.
  • c. De goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,3 meter respectievelijk 6 meter bedragen.

12.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Op de gronden gelegen achter de gevellijn mag de hoogte maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen.
  • b. Op de gronden gelegen voor de gevellijn mag niet worden gebouwd.

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

12.4 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

12.4.1 Situering woning op andere locatie

het bepaalde in artikel 12.2.2 voor het bouwen van de woning op een andere locatie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Er sprake is van een akoestische en/of stedenbouwkundige verbetering.
  • b. Herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel.
  • c. Herbouw buiten de bestaande fundering is stedenbouwkundig aanvaardbaar.
  • d. Het landelijke karakter van het gebied wordt niet onevenredig aangetast.
  • e. De nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving.

12.4.2 Afstand tot de perceelsgrens

het bepaalde in 12.2.2 en 12.2.3 voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand tot de perceelsgrens, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Als gevolg van de afwijking de bestaande natuur-, cultuurhistorische en/of landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.
  • b. Afwijking is stedenbouwkundig aanvaardbaar.
  • c. De afwijking leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving.

12.4.3 Sloop (bedrijfs)gebouwen

Herbouw van gesloopte (bedrijfs)gebouwen is mogelijk, mits:

  • a. Na sloop van oude (bedrijfs)gebouwen maximaal 20% van de gesloopte oppervlakte mag worden teruggebouwd.
  • b. De maximale oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt 150 m2 na sloop.

 

12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. detailhandel;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  • d. wonen in een bijgebouw.

12.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van 12.1 ten behoeve van de realisatie van een een Bed & Breakfast in maximaal 5 ruimten in bestaande bebouwing tot een maximale oppervlakte van 60 m² van het hoofdgebouw met daarbijbehorende bijbehorende bouwwerken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De functie geen milieuhygiënische belemmeringen voor de (agrarische) bedrijfsvoering van de omliggende (agrarische) bedrijven met zich meebrengt.
  • b. De nieuwe functie de verkeersafwikkeling niet onevenredig belast.

12.7 Wijzigingsbevoegdheid
12.7.1 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' te wijzigen om binnen aaneengesloten bebouwing van een bestaande woning, een tweede woning toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De bestaande woning een langgevelboerderij betreft.
  • b. Dit leidt tot de instandhouding van die bestaande woning.
  • c. Geen van de woningen buiten de aaneengesloten bebouwing van de bestaande woning wordt geplaatst.
  • d. De oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken dient te worden teruggebracht tot 100 m² of tot maximaal 20% van de te slopen oppervlakte tot een maximum van 150 m².
  • e. De voor de splitsing bestaande inhoud mag niet worden vergroot.
  • f. Per woning geldt een maximale inhoud van 900 m³.
  • g. De cultuurhistorische waarden van de langgevelboerderij behouden blijven.

12.7.2 Vergroten toegestane oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' te wijzigen teneinde de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken te vergroten tot maximaal 150 m², mits:

  • a. sprake is van sloop van oude (bedrijfs)bebouwing binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', 'Agrarisch - Paardenhouderij', of 'Bedrijf', waarbij maximaal 20% van de gesloopte oppervlakte mag worden teruggebouwd binnen de bestemming 'Wonen' ;
  • b. de bestemming van de gronden waarop de te slopen bebouwing zich bevindt wordt gewijzigd, zodanig dat herbouw van het gesloopte aantal m² bebouwing niet is toegestaan.

Artikel 13 Leiding - Gas (dubbelbestemming)

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een gastransportleiding.

13.2 Bouwregels
  • 1. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
  • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' is het niet toegestaan om te bouwen binnen een zone van 4 meter aan beide zijden van de hartlijn.

13.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de navolgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2,5 meter bedragen.

13.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2 onder 1. en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding.
  • b. Vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
  • c. Geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en daarme verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
  • h. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.

13.4.2 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod van 13.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:

  • a. niet dieper gaan dan het maaiveld;
  • b. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

13.4.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden

Werken of werkzaamheden als bedoeld in 13.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 14 Waterstaat - Beschermingszone watergang

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat –Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, primair bestemd voor de bescherming, beheer en onderhoud van de watergang.

14.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  • b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a. en b. mag worden gebouwd in de andere bestemming, mits:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de beheerzone van de watergang;
    • 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de aangrenzende watergang.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Het bepaalde in de Keur van het Waterschap Peel en Maasvallei is van toepassing.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het dempen van watergangen.

14.4.2 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod als bedoeld in artikel 14.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die betrekking hebben op het aanleggen van een watergang of het aanleggen van de beheerzone van een watergang;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

14.4.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 14.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de beheerzone van de watergang;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de aangrenzende watergang.

 

Artikel 15 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed (dubbelbestemming)

15.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed aangewezen gronden, hebben naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen, primair een stroomvoerende functie.
  • b. Voor zover er nog een of meer andere dubbele bestemmingen met Waterbergend rivierbed van de Maas, geheel of gedeeltelijk samenvallen, geldt primair het bepaalde in artikel 17 (Waterstaat - Waterkering).

15.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 15.2, ten behoeve van:

  • a. de volgende riviergebonden activiteiten:
    • 1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;
    • 2. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veiligere afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
    • 3. de realisatie van natuur;
    • 4. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie verbonden zijn;
    • 5. de winning van oppervlaktedelfstoffen;
  • b. de volgende niet-riviergebonden activiteiten:
    • 1. een activiteit met een groot openbaar belang die redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
    • 2. een activiteit met een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven die redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
    • 3. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie;
  • c. de volgende kleine, tijdelijke of voor rivierbeheer noodzakelijke activiteiten:
    • 1. activiteiten als bedoeld in artikel 2 en 3 Bijlage II van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 2. activiteiten als bedoeld in artikel 4 Bijlage II van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 3. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing;
    • 4. overige activiteiten van, vanuit rivierkundig opzicht, ondergeschikt belang;
    • 5. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of rivierverruiming;
    • 6. tijdelijke activiteiten,

mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de situering en uitvoering van bouwwerken dient zodanig te zijn dat het veilig functioneren van waterstaatswerken is gewaarborgd;
  • b. de situering en uitvoering van bouwwerken dient zodanig te zijn dat er geen sprake is van een feitelijke belemmering van toekomstige vergroting van de afvoer- of bergingscapaciteit;
  • c. de situering en uitvoering van bouwwerken dient zodanig te zijn dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
  • d. de resterende, blijvende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen moeten duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd moeten zijn;
  • e. specifiek voor bouwwerken ten behoeve van de in 15.3 onder b.3. genoemde activiteiten, de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen genomen worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd moeten zijn;
  • f. de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen moeten het oprichten van bouwwerken toelaten;
  • g. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij Rijkswaterstaat.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed (dubbelbestemming)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe ook wordt gerekend ophogen, verlagen, vergraven, afgraven, woelen, mengen, egaliseren en dempen van wateren;
  • b. het aanleggen of verbreden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen opgaande beplanting die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als zodanig kunnen worden aangemerkt.

15.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 15.4.1 is niet van toepassing:

  • a. op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;

15.4.3 Toelaatbaarheid

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van het stroomvoerend rivierbed kan, mits gehoord Rijkswaterstaat, door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 15.4.1 en worden toegestaan dat op de gronden binnen deze bestemming, mede conform de onderliggende bestemming werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden worden uitgevoerd . Hierbij wordt getoetst aan de volgende criteria:

  • a. voor riviergebonden activiteiten:
    • 1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;
    • 2. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veiligere afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
    • 3. de realisatie van natuur;
    • 4. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie verbonden zijn;
    • 5. de winning van oppervlaktedelfstoffen;
  • b. voor de volgende niet-riviergebonden activiteiten:
    • 1. een activiteit met een groot openbaar belang die redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
    • 2. een activiteit met een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven die redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
    • 3. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie;
  • c. voor de volgende kleine, tijdelijke of voor rivierbeheer noodzakelijke activiteiten:
    • 1. activiteiten als bedoeld in artikel 2 en 3 Bijlage II van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 2. activiteiten als bedoeld in artikel 4 Bijlage II van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 3. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing;
    • 4. overige activiteiten van, vanuit rivierkundig opzicht, ondergeschikt belang;
    • 5. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of rivierverruiming;
    • 6. tijdelijke activiteiten,

mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de situering en uitvoering van bouwwerken dient zodanig te zijn dat het veilig functioneren van waterstaatswerken is gewaarborgd;
  • b. de situering en uitvoering van bouwwerken dient zodanig te zijn dat er geen sprake is van een feitelijke belemmering van toekomstige vergroting van de afvoer- of bergingscapaciteit;
  • c. de situering en uitvoering van bouwwerken dient zodanig te zijn dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
  • d. de resterende, blijvende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen moeten duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd moeten zijn;
  • e. specifiek voor bouwwerken ten behoeve van de in 15.4.3 onder b.3. genoemde activiteiten, de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen genomen worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd moeten zijn;
  • f. de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen moeten het oprichten van bouwwerken toelaten;
  • g. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij Rijkswaterstaat.

Artikel 16 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed (dubbelbestemming)

16.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor Waterstaat - Waterbergend rivierbed van de Maas aangewezen gronden, hebben naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen, primair een waterbergende functie.
  • b. Voor zover er nog een of meer andere dubbele bestemmingen met Waterbergend rivierbed van de Maas, geheel of gedeeltelijk samenvallen, geldt primair het bepaalde in artikel 17 (Waterstaat - Waterkering).

16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Op of in de voor 'Waterstaat - Waterbergend Rivierbed (dubbelbestemming)' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in de voor 'Waterstaat - Waterbergend Rivierbed (dubbelbestemming)' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  • a. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd wordt;
  • b. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  • c. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk, dat:
    • 1. de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
    • 2. de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert;
  • d. de resterende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
  • e. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij Rijkswaterstaat. .

16.4 Wijzigingsbevoegdheid

In afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen kan op de voor 'Waterstaat - Waterbergend Rivierbed (dubbelbestemming)' aangewezen gronden uitsluitend gebruik worden gemaakt van de in de afzonderlijke artikelen opgenomen wijzigingsbevoegdheden, met dien verstande dat:

  • a. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd wordt;
  • b. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  • c. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk, dat:
    • 1. de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
    • 2. de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert;
  • d. de resterende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
  • e. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij Rijkswaterstaat. .

Artikel 17 Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)

17.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.
  • b. Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming Waterstaat - Waterkering is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien en voorzover zulks, gehoord de beheerder van de waterkering, verenigbaar is met het belang van de waterkering.

17.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag binnen de beschermingszone van de waterkering niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
  • b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Het bepaalde in de Keur van het Waterschap Peel en Maasvallei is van toepassing.

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
17.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waterstaat - Waterkering zonder in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en daarme verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

17.5.2 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod van 17.5.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:

  • a. werken en/of werkzaamheden die niet dieper gaan dan -0,4 meter beneden maaiveld;
  • b. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

17.5.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 17.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene aanduidingsregels

19.1 Milieuzone - boringsvrije zone Venlo schol

Ter plaatse van de aanduiding milieuzone - grondwaterbescherming venlo schol is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders putten te boren dieper dan 5 meter boven NAP.

Artikel 20 Algemene bouwregels

20.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
  • a. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

20.2 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
20.2.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

20.2.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend uit één bouwlaag van maximaal 4 meter bestaan;
  • b. ondergrondse bouwwerken die geheel zijn gelegen onder een hoofdgebouw of aangebouwde bijbehorende bouwwerken maken geen deel uit van de maximaal toegestane inhoud van het hoofdgebouw;
  • c. voor ondergrondse bouwwerken die niet danwel niet geheel zijn gelegen onder een hoofdgebouw of aangebouwde bijbehorende bouwwerken, dient voor het deel dat niet onder een hoofdgebouw of aangebouwde bijbehorende bouwwerken is gelegen, te worden voldaan aan de regels ten aanzien van het toegestane maximum aantal m² aan bijbehorende bouwwerken zoals opgenomen in 4.2.4, danwel 7.2.3, danwel 12.2.3;

20.2.3 Afwijken van ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  • de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Artikel 21 Algemene afwijkingsbevoegdheid

21.1 Algemene afwijkingsbepalingen

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige breuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, het woon- en leefklimaat, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de brandveiligheid en rampenbestrijding van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van de bestemmingsbepalingen voor:

  • a. Het afwijken van de voorgeschreven maximum maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages.
  • b. Toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven.
  • c. Toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
  • d. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter.
  • e. Het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    • 2. de hoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
  • f. Het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer dan 15 m2 bedraagt;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
    • 3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 meter mag bedragen;
    • 4. uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

Artikel 22 Algemene wijzigingsbevoegdheid

22.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. Overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
  • b. Overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft.
  • c. De overschrijdingen als bedoeld in sub a en b mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
  • d. Het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij wordt verwezen naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
  • e. De gronden met de nadere aanduiding zone 'Ecologische Hoofdstructuur' op de verbeelding te wijzigen in de bestemming Natuur of Bos is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd;
    • 2. natuurontwikkeling zal plaatsvinden.

Artikel 23 Algemene procedurebepalingen

23.1 Toepassen wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

23.2 Toepassen nadere eisen regeling

Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:

  • a. het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende twee weken ter inzage voor belanghebbenden;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  • c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
  • d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  • e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

23.3 Procedure omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), van toepassing.

 

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het bepaalde onder 24.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

24.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kan het bevoegd bgezag ten behoeve van die persoon of personen bij een omgevingsvergunning afwijken van dat overgangsrecht.

Artikel 25 Slotregel

De regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Laerbroeck'.

Behoort bij besluit van de raad van de gemeente Venlo d.d. 25 maart 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied Laerbroeck'

Mij bekend,

de griffier.