direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Bedrijventerreinzone Roerstreek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000215-VG01

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (actualisatie 2011)

Op 22 september 2006 is door Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (POL 2006) vastgesteld. Het POL 2006 is een streekplan, het provinciaal waterhuishoudingsplan, het provinciaal milieubeleidsplan en bevat de hoofdlijnen van het provinciaal verkeer- en vervoersplan. Tevens vormt het POL 2006 een economisch beleidskader op hoofdlijnen, voor zover het de fysieke aspecten van zorg, cultuur en sociale ontwikkeling betreft.
Het POL 2006 zelf kan eveneens beschouwd worden als de structuurvisie op grond van de nieuwe ruimtelijke wetgeving. De laatste actualisatie dateert van 2011.

Perspectieven
Inspelend op de aanwezige kwaliteiten en ontwikkelingsmogelijkheden zijn in het POL tien perspectieven onderscheiden. Elke zone in Limburg hoort, qua kenmerken en ontwikkelingsrichting, tot één van die perspectieven. Op de perspectievenkaart uit het POL is het plangebied hoofdzakelijk aangeduid als Stedelijke bebouwing (P9). Kleine delen zijn aangeduid als Ecologische Hoofdstructuur (EHS, P1) en provinciale ontwikkelzone groen (POG, P2). Daarnaast is het plangebied voor het overgrote gedeelte gelegen binnen de grens stedelijke dynamiek.

Het perspectief Stedelijke bebouwing (P9) omvat de aanwezige of als zodanig reeds bestemde woon- en winkel- en voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. De verstedelijkingsopgave wordt voor zover mogelijk hier ingevuld, met in achtneming van de randvoorwaarden vanuit het watersysteem. Binnen dit perspectief is het Limburgs Kwaliteitsmenu niet van toepassing en is het aan de gemeente om zorg te dragen voor een goede balans tussen groen, water en bebouwing.

De zeven stadsregio's in Limburg zijn ieder voorzien van een grens stedelijke dynamiek, de grens waarbinnen in de toekomst een bij het profiel passende veelheid aan functies, milieus en leefstijlen kan worden geaccommodeerd. De grens is bepaald op basis van de aanwezigheid van de natuurlijke waarden in het omliggende gebied, rekening houdend met de verwachte groei van de stedelijke functies. Soms is aangesloten bij aanwezige structuren zoals wegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000215-VG01_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000215-VG01_0008.png"

Uitsnede kaart 1: Perspectieven, POL2006 (actualisatie 2011)

Het perspectief EHS (P1) omvat bestaande bos- en natuurgebieden, te ontwikkelen natuur- en beheersgebieden, ecologisch water (Maasplassen) en beken met een specifieke ecologische functie. In de EHS liggen bijzondere natuurgebieden zoals Nationale Parken, Natuurbeschermingswetgebieden, waardevolle bossen en gebieden die zijn aangewezen (of aangemeld) als Vogel- en Habitatrichtlijngebied.

Het beleid voor de EHS is gericht op het beschermen en realiseren van een samenhangende robuuste structuur van grotere natuur- en bosgebieden en verbindingen daartussen. Bescherming, ontwikkeling en verbetering van de (grensoverschrijdende) biodiversiteit en natuurlijke watersystemen, zoals beken en (grond)waterafhankelijke natuurgebieden, staat hier voorop.
Voor ontwikkelingen die de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden aantasten of de nagestreefde natuurontwikkeling belemmeren geldt het “nee, tenzij” regiem. Als dergelijke activiteiten toch worden toegestaan moet compensatie plaatsvinden. Onder strikte condities kunnen voor knelpuntsituaties oplossingen worden gecreëerd mits dit tevens leidt tot een versterking van de ecologische structuur.

Het perspectief POG (P2) vormt samen met de EHS de ecologische structuur in Limburg. Anders dan de EHS omvat de POG vooral landbouwgebieden als buffer rond de EHS.
Binnen de POG geldt een ontwikkelingsgerichte basisbescherming. Behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden zijn richtinggevend voor ontwikkelingen in de POG. Door inrichting en vergunningstelsel wordt bijgedragen aan de voor de aangrenzende EHS-gebieden gewenste water- en milieucondities.
Om de EHS en POG in het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinzone Roerstreek' te verankeren is aan de gebieden waar het om gaat de natuurbestemming toegekend. Het gaat dan om de natuurgebieden Breidberg, Driestruik en verbindingszones eromheen. In dit gebied heeft in het kader van het bestemmingsplan Keulsebaan Zuid natuurcompensatie plaatsgevonden. De gronden zijn destijds conform het Natuurcompensatieplan Industriepark Roerstreek-Zuid 2000 ingericht.

In het bestemmingsplan zelf zijn tevens gronden gelegen die aangewezen zijn als Ecologische hoofdstructuur (P1), Provinciale ontwikkelingszone groen (P2). Direct grenzend aan het plangebied zijn gronden gelegen die aangewezen zijn als Vitaal Landelijk gebied (P4) en Stedelijke ontwikkelingszone (P8).

Kristallen waarden
Op de kaart 'kristallen waarden' zijn de te beschermen kwaliteiten van lucht, bodem en water weergegeven. Hierop is te zien dat het plangebied volledig in de Roerdalslenk, zone III valt. Boringen dieper dan 80 m zijn niet toegestaan zonder melding bij gedeputeerde staten (Omgevingsverordening Limburg). Voor het overige blijkt uit deze kaart dat er geen bijzondere waarden zijn in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000215-VG01_0009.png"

Uitsnede kaart Kristallen waarden, POL2006 (actualisatie 2011)

3.2.2 POL-aanvulling Nieuwe Wet ruimtelijke ordening

De POL-aanvulling Nieuwe Wet ruimtelijke ordening heeft de juridische status van een structuurvisie als bedoeld in artikel 2.1 van de Wro en vormt de uitvoeringsparagraaf van het POL, zoals ook bedoeld in de Wro.

De wetgever heeft bepaald dat de provincie in zijn structuurvisie(s) moet aangeven wat de relevante ruimtelijke belangen zijn. POL 2006 en de bijbehorende POL-aanvullingen vormen op grond van het overgangsrecht de huidige provinciale structuurvisies. Daarin staan de provinciale belangen genoemd en het beleid dat ten aanzien van die belangen wordt gevoerd. POL 2006 c.s. bevatten evenwel (veel) meer belangen dan alleen ruimtelijke belangen. Het POL is immers een integraal strategisch beleidsplan, waarin naast ruimtelijke ook sociale, economische, milieu en waterstaatsbelangen zijn verenigd. Voor de uitvoering van het POL onder de nieuwe Wro gaat het echter alleen om de provinciale ruimtelijke belangen. Dat zijn aspecten van het provinciaal beleid die geheel of gedeeltelijk een ruimtelijke implicatie hebben. Die belangen zijn in de belangenstaat opgenomen.

De provinciale belangenstaat dient ervoor om vast te stellen of een provinciaal belang bij een bestemmingsplan of een projectbesluit is betrokken. De provincie hoeft niet in alle gevallen waarbij een provinciaal belang aan de orde is, bij het vooroverleg betrokken te worden.

3.2.3 POL-aanvulling Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering

Op 18 december 2009 hebben Provinciale Staten van Limburg de POL-aanvulling Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering vastgesteld. Deze POL-aanvulling bevat een aantal beleidsaanpassingen dat zich concentreert rond drie nauw samenhangende thema's: verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering. Voor deze drie thema's wordt op onderdelen de formulering van het provinciaal belang aangescherpt. Dit is nodig om duidelijk te maken op welke wijze de provincie haar nieuwe bevoegdheden volgens de Wet ruimtelijke ordening zal inzetten.

De doelen van de POL-aanvulling zijn:

  • Provinciale regie en sturing op woningvoorraadontwikkeling;
  • Provinciale regie en sturing op ontwikkeling werklocaties;
  • Selectieve provinciale sturing op verstedelijkingsprocessen;
  • Ruimte voor nieuwe clusters van bebouwing in landelijk gebied (nee, tenzij);
  • Het verbinden van nieuwbouw- of uitleglocaties met revitalisering en/of herstructurering (woongebieden, werklocaties, glastuinbouw);
  • Selectieve provinciale sturing op gebiedsontwikkelingen;
  • Het verankeren en overdragen van het Limburgs kwaliteitsmenu.

Met het oog op de kwaliteit en het optimaal benutten van de bestaande voorraad krijgt herstructurering van werklocaties nadrukkelijker de aandacht.

De gemeente streeft naar een zo optimaal mogelijk vestigingsklimaat op de bedrijventerreinen.

3.2.4 Bedrijventerreinen

De Provincie Limburg streeft naar een marktgericht aanbod van bedrijventerreinen. Dat betekent naast voldoende terreinen ook de juiste terreinen. Bedrijven stellen immers voor wat betreft hun bedrijfsvoering verschillende kwaliteitseisen aan het aanbod van bedrijventerreinen op het gebied van ligging, bereikbaarheid, milieuruimte en uitstraling. Bedrijvigheid in Limburg verankeren betekent een kwantitatieve opgave koppelen aan een ruimtelijke strategie. Zo ontstaat een kwalitatieve planningsopgave, die bij tijdige uitvoering leidt tot een marktgericht aanbod op elk moment in de regio.

In het POL is de bedrijventerreinstrategie uiteengezet. Vertrekpunt in het provinciaal beleid is een marktgericht aanbod aan bedrijventerreinen voor de korte en middellange termijn. Er wordt ingezet op het versterken en verbeteren van de kwaliteit van bestaande locaties.

3.2.5 Milieu

Het milieu dient een verdere kwaliteitsverbetering te ondergaan, zodat er steeds minder effecten op gezondheid en ecosystemen zijn en uiteindelijk een duurzaam niveau is bereikt. In het POL zijn maatregelen opgenomen om de risico's voor het milieu en de gezondheid als gevolg van stoffen die vrijkomen bij productie, opslag, consumptie en verwijdering te verminderen tot een minimum. Drie soorten maatregelen zijn genoemd:

  • brongericht aanpak, waarbij per doelgroep de milieueisen redelijkerwijs worden bepaald in relatie tot de gewenste ontwikkelingen en ambities. Gestreefd wordt naar een verdere afname van de milieubelasting bij een gelijktijdige groei van de economie;
  • gebiedsgedifferentieerde aanpak, waarbij de gewenste milieukwaliteit afhankelijk is van de aard en functie c.q. bestemming van het gebied en dus niet overal hetzelfde hoeft te zijn. Via maatwerk wordt bijgedragen aan het oplossen van de milieuproblematiek en het realiseren van gewenste ontwikkelingen. Belangrijk is dat aantoonbaar de totale kwaliteit van de natuurlijke, sociale en economische waarden toeneemt en de ontwikkeling bijdraagt aan de realisatie van een duurzaam kwaliteitsniveau;
  • milieubeschermingsgebieden, die een bijzondere milieukwaliteit of bijzonder gevoelige functie hebben en daarom beschermd moeten worden. Te onderscheiden zijn stiltegebieden, het bodembeschermingsgebied Mergelland, de boringsvrije zone Roerdalslenk, grondwaterbeschermingsgebieden en waterwingebieden.

In het plangebied is invulling gegeven aan deze maatregelen door toepassing van milieucategorieën bij de bedrijven, nadere eisen aan externe veiligheid en geluid en beperkingen ten aanzien van diepe boringen als gevolg van de ligging in de Roerdalslenk. In dit kader dient rekening te worden gehouden met de Omgevingsverordening Limburg (sinds 1 januari 2011). Daartoe zijn gebruiksregels met betrekking tot het doorboren van de beschermende kleilagen in de ondergrond opgenomen, gekoppeld aan de aanduiding milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied.