direct naar inhoud van Regels
Plan: Beschermd dorpsgezicht Mijnkoloniën Brunssum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0899.bpBeschermdGezicht-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Beschermd dorpsgezicht Mijnkoloniën Brunssum met identificatienummer NL.IMRO.0899.bpBeschermdGezicht-VA01 van de gemeente Brunssum;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis gebonden beroep / beroep aan huis

het beroepsmatig uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen beroep, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel of een ambachtelijke bedrijfsactiviteit. De omvang van de activiteit is zodanig dat, wanneer deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met die woonfunctie;

1.7 aan huis gebonden bedrijf / bedrijf aan huis

een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingsplichtig is. De omvang van de activiteit is zodanig dat, wanneer deze in een woning of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met die woonfunctie.

1.8 achtererfgebied

het als zodanig aangeduide vlak op de verbeelding;

1.9 achtergevelrooilijn

denkbeeldige lijn die evenwijdig loopt aan de voorgevelrooilijn dan wel indien geen voorgevelrooilijn is aangegeven aan de in en in het verlengde van de voorgevel te trekken denkbeeldige lijn en die is gelegen aan de zijde van de van de weg afgekeerde gevel van de bebouwing alsmede is gelegen aan de zijde van de bebouwing die in ruimtelijk opzicht de achterkant van het gebouw betreft;

1.10 ambachtelijke bedrijfsactiviteit

het uitoefenen van een ambachtelijke (in tegenstelling tot industriële) bedrijvigheid, bestaande uit het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen evenals het - als ondergeschikte nevenactiviteit - verkopen en/of leveren van goederen die rechtstreeks verband houden met het ambacht. Hieronder wordt niet begrepen een aan huis gebonden beroep. De omvang van de activiteit is zodanig dat, wanneer deze in een woning of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met die woonfunctie.

1.11 balkon

een open platform dat zelfstandig boven het maaiveld is aangebracht aan een gevel en normaliter toegankelijk is via een deur vanuit de woning;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage

een opgenomen getal dat het percentage van een bouwvlak of bouwperceel aangeeft dat ten hoogste of minimaal mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken;

1.14 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.15 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie;

1.16 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslagen, administratieruimten en dergelijke;

1.17 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon en/of familie, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.18 belhuis

een inrichting waarvan de bedrijfsvoering, onder welke benaming dan ook, is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichten-uitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen;

1.19 bestaand
  • a. bij hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke bouwstijl mijnkolonie: het hoofdgebouw zoals dat is opgenomen op de standaardbouwtekeningen van de gemeente Brunssum (incl. het door de raad aangenomen amendement van 3 februari 2010), zoals vastgesteld op 1 juni 2010;
  • b. bij overige bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. feitelijk (duurzaam) legaal aanwezig is, of
    • 2. legaal aanwezig is geweest in een periode van twee jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van het plan, of
    • 3. legaal wordt gebouwd, of
    • 4. nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend.

Een en ander tenzij in de regels anders is bepaald;

  • c. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan feitelijk (duurzaam) legaal aanwezig is, of legaal aanwezig is geweest in een periode van twee jaar voorafgaand aan de inwerkingtreking van het plan , tenzij in de regels anders is bepaald;
1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.23 bijgebouw

een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.24 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.25 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.26 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.30 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.31 coffeeshop

een horecabedrijf, dat als hoofddoel heeft het verstrekken van softdrugs en dranken voor gebruik ter plaatse of elders;

1.32 consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten

het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in afwijking van het aan huis gebonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteiten in de bebouwing zodanig is dat de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;

1.33 consumentverzorgende dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan bedrijven en/of personen, zoals administratie-, advertentie-, advocaten-, makelaars-, advies- en ingenieursbureaus, bankfilialen, reisbureaus, wasserettes, kappers en schoonheidssalons;

1.34 cultureel centrum

instelling waar voor het publiek lokalen, uitrusting en animatoren ter beschikking staan voor de deelname aan het culturele leven in zijn meest ruime betekenis;

1.35 dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme, educatie, vrije tijd en wellness, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;

1.36 dakkapel

een in het dakvlak uitspringend venster (uitbouw) dat het hellende dakvlak onderbreekt;

1.37 dakrand

een verticaal constructiedeel aan het einde van het dak, soms in combinatie met een goot;

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.39 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen;

1.40 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.41 erker

een qua maatvoering ondergeschikte uitbouw aan een gevel, met dien verstande dat bij een uitbouw aan de voor- of zijgevel een gedeelte van de bebouwing vóór de voorgevelrooilijn kan zijn gelegen;

1.42 escortbedrijf

een exploitant of beheerder die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die niet ter plekke wordt uitgevoerd (escortservices, bemiddelingsbureaus, en dergelijke), waarbij uitgesloten het gebruik als vergaderruimte, verzamelplaats, kantine, wachtruimte, of iets van dien aard, voor en/of door prostituees of klanten;

1.43 exploitant

de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een inrichting of bedrijf exploiteert of exploiteren;

1.44 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.45 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.46 gestapelde woning

een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat;

1.47 gevoelige functies en voorzieningen

functies en voorzieningen die vanuit het oogpunt van bescherming extra aandacht behoeven met betrekking tot activiteiten die te maken hebben met drugs dan wel seks. Onder deze gevoelige functies en voorzieningen vallen in ieder geval religieuze functies, kinderopvang, buurthuizen, jongerencentra, verzorgings- en bejaardenhuizen, scholen, speelterreinen, en dergelijke;

1.48 grondgebonden woning

een gebouw, dat uitsluitend één woning omvat;

1.49 groothandel in smart-, head-, en growproducten

het bedrijfsmatig te koop of huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter huur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van smart-, head- en growproducten, aan tussenhandelaren of verwerkende bedrijven die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit met dien verstande dat het niet is toegestaan om in een groothandel detailhandel te bedrijven;

1.50 grow-producten

verzamelnaam voor producten welke gebruikt worden voor de kweek van hennep zoals onder andere meststoffen, zaden, groeilampen, ventilatoren, lectuur;

1.51 growshop

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met, dan wel inherent zijn aan, het exploiteren, uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van grow-producten;

1.52 head-producten

verzamelnaam voor producten welke verwant zijn aan de hasj-cultuur zoals onder andere waterpijpen, vloeipapier, cocaïnedoosjes en versnijdingsmiddelen zoals cafeïne;

1.53 headshop

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met, dan wel inherent zijn aan, het exploiteren, uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van head-producten;

1.54 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.55 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.56 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.57 karakteristieke bouwstijl mijnkolonie

een als zodanig op de verbeelding begrensd gebied waarbinnen gebouwen zijn gelegen met een voor de mijnkolonieperiode karakteristieke bouwstijl en waarvoor in dit plan regels ter bescherming zijn opgenomen ter handhaving van het karakter;

1.58 kwetsbaar object
  • a. woningen, hieronder begrepen woonwagens en woonschepen;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
1.59 laanbeplanting

bomen en de daaronder aanwezige struik- en overige groenvoorzieningen;

1.60 luifel

een andere bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;

1.61 maaiveld

de bovenzijde van het omliggende terrein;

1.62 maatschappelijke voorzieningen

culturele, educatieve, medische, sociale, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en geestelijke en lichamelijke gezondheidszorg als ook ondergeschikte horeca en kantoren ten dienste van deze voorzieningen;

[bijvoorbeeld een begraafplaats, scouting, gezondheidszorg, fitnesscentrum, zorghotel, jeugd-/kinder-/naschoolse opvang, onderwijs, openbare dienstverlening, religie, uitvaartcentrum, zorg en welzijnsinstellingen];

1.63 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.64 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.65 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.66 medische dienstverlening

het beroepsmatig uitoefenen van diensten geheel of overwegend gericht op het fysieke en geestelijke welbevinden van consumenten;

1.67 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.68 normaal onderhoud, gebruik en beheer

al het onderhoud aan het perceel met opstallen om dit in stand te houden of terug te brengen naar de situatie aan het begin van de gebruiksperiode (reparatie) of gericht op afname van de snelheid van degradatie (o.a. schoonmaken), waarbij voor de opstallen bovendien geldt dat het onderhoud niet mag leiden tot andere afmetingen, indelingen en bouwkundige constructies en niet mag leiden tot een visueel ernstige aantasting van het uiterlijk van het bouwwerk in de zin dat materiaal, kleur of vorm afwijkt van wat gebruikelijk is. Gedacht kan onder meer worden aan het vervangen van dakpannen, goten, kozijnen en het schilderen van kozijnen en deuren in afstemming op het aanwezige uiterlijk per bouwblok;

1.69 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.70 peil

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.71 prostitué(e)

degene (m/v) die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.72 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.73 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué(e) tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;

1.74 ruimtelijke karakteristiek

het ter plaatse aanwezige karakter van de ruimte, gevormd door bouwwerken en onbebouwde ruimte inclusief het gebruik;

1.75 ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte;

1.76 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, dan wel erotische en/of pornografische artikelen te koop en/of ter verhuur worden aangeboden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.77 smart-producten

verzamelnaam voor producten met een, sterk, stimulerende, werking. De betreffende producten zoals onder andere herbal, XTC, frisdranken met guarana, producten met efedrine en paddo's kunnen zijn samengesteld uit meerdere, oppeppende, psychotrope stoffen.

1.78 smartshop

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met, dan wel inherent zijn aan het exploiteren, uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van smart-producten;

1.79 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage (Bijlage 1) bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.80 standplaats

Het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of tafel op een markt als bedoeld in artikel 160, lid 1 aanhef en onder h van de Gemeentewet;

1.81 stedenbouwkundig beeld

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);

1.82 straatprostitutie

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;

1.83 terrasoverkapping

een tegen de achtergevel van een woning gebouwd bouwwerk met een transparante uitstraling, voorzien van een doorzichtig dak, en eventueel steunend op palen dan wel doorzichtige zijwanden, waarbij de van de woning afgekeerde zijde van het bouwwerk niet van een wand is voorzien;

1.84 totale bouwhoogte

de optelsom van de maximale hoogtematen van het totaal toegestaan aantal bouwlagen;

1.85 tuinhuis

een gebouw van beperkte omvang bestaande uit maximaal 1 bouwlaag dat dient ter vergroting van het woongenot, doch enkel gebruikt mag worden als opbergplaats voor tuinbenodigdheden c.q. als hobby- of speelruimte;

1.86 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.87 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.88 verkoopvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.89 voetmuurtje

een gemetselde stenen muur van maximaal 0,6 meter hoog die dient als afscheiding van een tuin en openbaar gebied;

1.90 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.91 voorgevelrooilijn

de lijn gelijk aan de bouwgrens van het bestaande hoofdgebouw gekeerd naar openbaar toegankelijk gebied en de denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan;

1.92 voortuin

het voor de voorgevelrooilijn gelegen deel van de tuin;

1.93 voorzijde pand

de gevelzijde van het hoofdgebouw dat gelegen is aan de voorgevel en die vanuit stedenbouwkundig oogpunt als zodanig moet worden aangemerkt;

1.94 waardevol stedenbouwkundige ensemble

het ter plaatse aanwezige karakter van de ruimte, gevormd door de harmonie tussen gebouwen en openbare ruimte;

1.95 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.96 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.97 woningsamenvoeging

het samenvoegen van 2 of meer zelfstandige woningen tot 1 zelfstandige woning;

1.98 woningsplitsing

het splitsen van 1 zelfstandig woning in 2 of meer zelfstandige woningen;

1.99 woongebouw

gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin twee of meer woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meer gemeenschappelijke ruimte(n);

1.100 zijzijde pand

de gevelzijden van een hoofdgebouw, die haaks op de voorzijde staan.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Meetregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:


de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk op dat perceel, waar die afstand het kortst is;


de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;


de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;


de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;


de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;


de verticale diepte van een gebouw

vanaf het peil tot aan het diepste punt van een gebouw;


de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;


de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;


de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.2 Uitzondering op meetregels
  • a. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits:
    • 1. de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
    • 2. de afstand tussen een luifel of een balkon en de openbare weg bedraagt minimaal 3,5 m;
    • 3. de breedte van een luifel of een balkon bedraagt maximaal 1/3 deel van de voorgevel van het aangrenzende hoofdgebouw.
  • b. De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op dakkapellen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. voorzien van een plat dak,
    • 2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m,
  • c. Deze uitzonderingen gelden niet aan de voorzijde van een pand gelegen op gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke bouwstijl mijnkolonie' en bij 'Waarde - Cultuurhistorische elementen'.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1, met dien verstande dat ter plaatse van de betreffende aanduiding uitsluitend de volgende bedrijven zijn toegelaten:

aanduiding   bedrijf  
nutsbedrijf   een nutsvoorziening  
verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg   een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg  
  • b. wonen, voor zover bestaand;
  • c. bij de (bedrijfs)woning behorende aan huis gebonden beroepen;
  • d. het behoud en herstel van de hoogwaardige ruimtelijke, esthetische en functionele kwaliteiten van de bebouwing en de openbare ruimte, alsmede voor het behoud van de historisch - geografische en historisch - ruimtelijke structuur van het beschermd stads- en dorpsgezicht ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke bouwstijl mijnkolonie';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, voorzieningen van openbaar nut, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

Op en in de in lid 3.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

3.2.1 Gebouwen
  • a. Gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke bouwstijl mijnkolonie' voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. goothoogte: conform bestaand;
    • 3. bouwhoogte: conform bestaand;
    • 4. inhoud: conform bestaand;
    • 5. diepte: conform bestaand;
    • 6. dakhelling: conform bestaand;
    • 7. kapvorm: conform bestaand;
    • 8. nokrichting: conform bestaand;
    • 9. bouwwijze: conform bestaand;
    • 10. gevelindeling: conform bestaand;
    • 11. aantal: conform bestaand;
    • 12. de voorgevel dient in of achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens te worden opgericht.
  • b. Gebouwen die niet gelegen zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke bouwstijl mijnkolonie' voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' geldt de aangeduide goothoogte als maximum;
    • 3. de voorgevel van een gebouw dient in of achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens te worden opgericht.

3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen in maximaal één bouwlaag worden opgericht en moeten voorts voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - achtererfgebied';
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,2 m, met dien verstande dat de goothoogte van aan- of uitbouwen nimmer meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van aan- of uitbouwen nimmer meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing ;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' geldt het aangeduide bebouwingspercentage als maximum.

3.2.3 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen of buiten het bouwvlak;
  • b. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 5 m bedragen.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 1 m;
    • 2. voor voetmuurtjes, in afwijking van sub a onder 1 0,60 m;
    • 3. vlaggenmasten en reclame-uitingen 3 m;
    • 4. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 1 m.
  • b. De maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 2 m;
    • 2. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.

Een en ander met dien verstande dat andere bouwwerken op gronden met een naar de weg gekeerde perceelsgrens (hoeksituatie) op een afstand van minimaal 3.00 m uit de naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens moeten worden geplaatst, met uitzondering van erfafscheidingen tot een maximale hoogte van 1.00 m die in de zijdelingse perceelsgrens mogen worden opgericht.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken of ter voorkoming dat afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld, de parkeerbalans en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse dan wel indien dit noodzakelijk is voor het behoud van de stedenbouwkundige samenhang tussen de bebouwing en de inrichting van de aangrenzende openbare ruimte ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorische elementen'.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.2.1 sub a onder 2 tot en met 5, voor het bouwen van hoofdgebouwen in afwijking van het in dat lid bepaalde, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. de voorgeschreven maatvoeringen worden met niet meer dan 10 % overschreden of met niet meer dan 10% verlaagd;
    • 2. de inhoud wordt met niet meer dan 10% vergroot;
    • 3. de bouwwijze wordt niet gewijzigd;
    • 4. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het beschermd stads- en dorpsgezicht en aan het bouwkundig karakter van het pand.
  • b. artikel 3.2.1 sub b onder 1 en toestaan dat een hoofdgebouw de bouwgrens aan de achterzijde van het bouwperceel met maximaal 3 m overschrijdt;
  • c. artikel 3.2.2 sub b en een goothoogte van meer dan 3,2 m toestaan voor bijbehorende bouwwerken opgericht tussen de voorgevelrooilijn en de achtergevelrooilijn, die gelijk is aan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing;
  • d. artikel 3.2.2 sub d en een bebouwingspercentage tot 60% toe te staan, dan wel voor zover reeds een bebouwingspercentage geldt van 50% of meer, het betreffende toegelaten bebouwingspercentage met maximaal 10% te verhogen;
  • e. 3.2.4 laatste alinea voor het toestaan van erf- en terreinafscheiding die in de zijdelingse perceelsgrens mogen worden opgericht tot een hoogte van 2 m, waarbij het deel dat hoger is dan 1 meter uitsluitend mag worden uitgevoerd via een open constructie dan wel een deels open en deels gesloten constructie. Van deels open en deels gesloten constructie is sprake indien de constructie voor maximaal 50% gesloten is.

3.4.2 Voorwaarden

Bij het meewerken aan een afwijking als bedoeld in lid 3.4.1 gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
  • c. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  • d. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de hoogwaardige ruimtelijke, esthetische en functionele kwaliteiten van de bebouwing en de openbare ruimte, alsmede voor het behoud van de historisch - geografische en historisch - ruimtelijke structuur van het beschermd stads- en dorpsgezicht.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Aan huis gebonden beroep

De binnen deze bestemming gelegen bebouwing kan worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep met dien verstande dat:

  • a. degene die de activiteit verricht tevens de bewoner van het pand is;
  • b. het aan huis gebonden beroep wordt uitgeoefend in de hoofdbouwmassa en/of een bijgebouw; Indien het aan huis gebonden beroep in een vrijstaand bijgebouw wordt uitgeoefend, moet de ontsluiting van dat bijgebouw aan de voorzijde/straatzijde van het perceel plaatsvinden;
  • c. maximaal 30% van de totale vloeroppervlakte, maar nooit meer dan 60 m2 voor de activiteit wordt gebruikt;
  • d. er geen detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit en gerelateerd aan de desbetreffende activiteit. Daarbij wordt maximaal 10% van de vloeroppervlakte die voor de beroepsactiviteit in aanmerking komt voor uitstalling gebruikt;
  • e. de woonfunctie en -uitstraling van de woning behouden blijven;
  • f. aan de woonomgeving en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden geen onevenredige hinder wordt toegebracht (door onder andere stof, geluid, geur);
  • g. het niet een verkeersaantrekkende activiteit betreft die overlast veroorzaakt of verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maakt;
  • h. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
  • i. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het beschermd stads- en dorpsgezicht en aan het bouwkundig karakter van het pand.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft een bedrijf dat naar de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
  • d. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen, ten behoeve van het realiseren van de bestemming 'Groen', met dien verstande dat:

  • a. de belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • b. er wordt geen afbreuk gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  • c. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de hoogwaardige ruimtelijke, esthetische en functionele kwaliteiten van de bebouwing en de openbare ruimte, alsmede voor het behoud van de historisch - geografische en historisch - ruimtelijke structuur van het beschermd stads- en dorpsgezicht.

Artikel 4 Dienstverlening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. wonen, voor zover bestaand;
  • c. bij de (bedrijfs)woning behorende aan huis gebonden beroepen;
  • d. het behoud en herstel van de hoogwaardige ruimtelijke, esthetische en functionele kwaliteiten van de bebouwing en de openbare ruimte, alsmede voor het behoud van de historisch - geografische en historisch - ruimtelijke structuur van het beschermd stads- en dorpsgezicht ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke bouwstijl mijnkolonie';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, voorzieningen van openbaar nut, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

Op en in de in lid 4.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

4.2.1 Gebouwen
  • a. Gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke bouwstijl mijnkolonie' voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. goothoogte: conform bestaand;
    • 3. bouwhoogte: conform bestaand;
    • 4. inhoud: conform bestaand;
    • 5. diepte: conform bestaand;
    • 6. dakhelling: conform bestaand;
    • 7. kapvorm: conform bestaand;
    • 8. nokrichting: conform bestaand;
    • 9. bouwwijze: conform bestaand;
    • 10. gevelindeling: conform bestaand;
    • 11. aantal: conform bestaand;
    • 12. de voorgevel dient in of achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens te worden opgericht.
  • b. Gebouwen die niet gelegen zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke bouwstijl mijnkolonie' voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' geldt de aangeduide goothoogte als maximum;
    • 3. de voorgevel van een gebouw dient in of achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens te worden opgericht.

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen in maximaal één bouwlaag worden opgericht en moeten voorts voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd ter plaatse van het 'bouwvlak' en de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - achtererfgebied';
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,2 m, met dien verstande dat de goothoogte van aan- of uitbouwen nimmer meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van aan- of uitbouwen nimmer meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' geldt het aangeduide bebouwingspercentage als maximum.

4.2.3 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen of buiten het bouwvlak;
  • b. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 5 m bedragen.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 1 m;
    • 2. voor voetmuurtjes, in afwijking van sub a onder 1 0,60 m;
    • 3. vlaggenmasten en reclame-uitingen 3 m;
    • 4. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 1 m.
  • b. De maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 2 m;
    • 2. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.

Een en ander met dien verstande dat andere bouwwerken op gronden met een naar de weg gekeerde perceelsgrens (hoeksituatie) op een afstand van minimaal 3.00 m uit de naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens moeten worden geplaatst, met uitzondering van erfafscheidingen tot een maximale hoogte van 1.00 m die in de zijdelingse perceelsgrens mogen worden opgericht.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken of ter voorkoming dat afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld, de parkeerbalans en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 4.2.1 sub a onder 2 tot en met 5, voor het bouwen van hoofdgebouwen in afwijking van het in dat lid bepaalde, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. de voorgeschreven maatvoeringen worden met niet meer dan 10 % overschreden of met niet meer dan 10% verlaagd;
    • 2. de inhoud wordt met niet meer dan 10% vergroot;
    • 3. de bouwwijze wordt niet gewijzigd;
    • 4. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het beschermd stads- en dorpsgezicht en aan het bouwkundig karakter van het pand.
  • b. artikel 4.2.1 sub b onder 1 en toestaan dat een hoofdgebouw de bouwgrens aan de achterzijde van het bouwperceel met maximaal 3 m overschrijdt;
  • c. artikel 4.2.2 sub b en een goothoogte van meer dan 3,2 m toestaan voor bijbehorende bouwwerken opgericht tussen de voorgevelrooilijn en de achtergevelrooilijn, die gelijk is aan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing;
  • d. artikel 4.2.2 sub d en een bebouwingspercentage tot 60% toe te staan, dan wel voor zover reeds een bebouwingspercentage geldt van 50% of meer, het betreffende toegelaten bebouwingspercentage met maximaal 10% te verhogen;
  • e. 4.2.4 laatste alinea voor het toestaan van erf- en terreinafscheiding die in de zijdelingse perceelsgrens mogen worden opgericht tot een hoogte van 2 m, waarbij het deel dat hoger is dan 1 meter uitsluitend mag worden uitgevoerd via een open constructie dan wel een deels open en deels gesloten constructie. Van deels open en deels gesloten constructie is sprake indien de constructie voor maximaal 50% gesloten is.

4.4.2 Voorwaarden

Bij het meewerken aan een afwijking als bedoeld in lid 4.4.1 gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
  • c. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  • d. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de hoogwaardige ruimtelijke, esthetische en functionele kwaliteiten van de bebouwing en de openbare ruimte, alsmede voor het behoud van de historisch - geografische en historisch - ruimtelijke structuur van het beschermd stads- en dorpsgezicht.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Aan huis gebonden beroep

De binnen deze bestemming gelegen bebouwing kan worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep met dien verstande dat:

  • a. degene die de activiteit verricht tevens de bewoner van het pand is;
  • b. het aan huis gebonden beroep wordt uitgeoefend in de hoofdbouwmassa en/of een bijgebouw; Indien het aan huis gebonden beroep in een vrijstaand bijgebouw wordt uitgeoefend, moet de ontsluiting van dat bijgebouw aan de voorzijde/straatzijde van het perceel plaatsvinden;
  • c. maximaal 30% van de totale vloeroppervlakte, maar nooit meer dan 60 m2 voor de activiteit wordt gebruikt;
  • d. er geen detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit en gerelateerd aan de desbetreffende activiteit. Daarbij wordt maximaal 10% van de vloeroppervlakte die voor de beroepsactiviteit in aanmerking komt voor uitstalling gebruikt;
  • e. de woonfunctie en -uitstraling van de woning behouden blijven;
  • f. aan de woonomgeving en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden geen onevenredige hinder wordt toegebracht (door onder andere stof, geluid, geur);
  • g. het niet een verkeersaantrekkende activiteit betreft die overlast veroorzaakt of verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maakt;
  • h. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
  • i. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het beschermd stads- en dorpsgezicht en aan het bouwkundig karakter van het pand.

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. consument verzorgende ambachtelijke activiteiten op de begane grond;
  • b. bestaande detailhandel op de begane grond met een maximum bedrijfsvloeroppervlak van 250 m²;
  • c. praktijkruimte op de begane grond;
  • d. dienstverlening op de begane grond;
  • e. bestaande horeca op de begane grond;
  • f. maatschappelijke voorzieningen op de begane grond;
  • g. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • h. bij de (bedrijfs)woning behorende aan huis gebonden beroepen;
  • i. het behoud en herstel van de hoogwaardige ruimtelijke, esthetische en functionele kwaliteiten van de bebouwing en de openbare ruimte, alsmede voor het behoud van de historisch - geografische en historisch - ruimtelijke structuur van het beschermd stads- en dorpsgezicht ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke bouwstijl mijnkolonie';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, voorzieningen van openbaar nut, tuinen en erven.

5.2 Bouwregels

Op en in de in lid 5.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

5.2.1 Gebouwen
  • a. Gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke bouwstijl mijnkolonie' voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. goothoogte: conform bestaand;
    • 3. bouwhoogte: conform bestaand;
    • 4. inhoud: conform bestaand;
    • 5. diepte: conform bestaand;
    • 6. dakhelling: conform bestaand;
    • 7. kapvorm: conform bestaand;
    • 8. nokrichting: conform bestaand;
    • 9. bouwwijze: conform bestaand;
    • 10. gevelindeling: conform bestaand;
    • 11. aantal: conform bestaand;
    • 12. de voorgevel dient in of achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens te worden opgericht.
  • b. Gebouwen die niet gelegen zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke bouwstijl mijnkolonie' voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan aangeduid, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte maximaal de ter plaatse aangeduide goothoogte geldt;
    • 3. de voorgevel van een gebouw dient in of achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens te worden opgericht;
    • 4. de inhoud van een grondgebonden woning bedraagt minimaal 225 m3 en maximaal 1000 m³;
    • 5. inhoud van een gestapelde en bovenwoning bedraagt minimaal 150 m³.

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen in maximaal één bouwlaag worden opgericht en moeten voorts voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd ter plaatse van het 'bouwvlak' en de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - achtererfgebied';
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,2 m, met dien verstande dat de goothoogte van aan- of uitbouwen nimmer meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van aan- of uitbouwen nimmer meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' geldt het aangeduide bebouwingspercentage als maximum.

5.2.3 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen of buiten het bouwvlak;
  • b. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 5 m bedragen.

 

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 1 m;
    • 2. voor voetmuurtjes, in afwijking van sub a onder 1 0,60 m;
    • 3. vlaggenmasten en reclame-uitingen 3 m;
    • 4. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 1 m.
  • b. De maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 2 m;
    • 2. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.

Een en ander met dien verstande dat andere bouwwerken op gronden met een naar de weg gekeerde perceelsgrens (hoeksituatie) op een afstand van minimaal 3.00 m uit de naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens moeten worden geplaatst, met uitzondering van erfafscheidingen tot een maximale hoogte van 1.00 m die in de zijdelingse perceelsgrens mogen worden opgericht.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken of ter voorkoming dat afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld, de parkeerbalans en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.2.1 sub a onder 2 tot en met 5, voor het bouwen van hoofdgebouwen in afwijking van het in dat lid bepaalde, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. de voorgeschreven maatvoeringen worden met niet meer dan 10 % overschreden of met niet meer dan 10% verlaagd;
    • 2. de inhoud wordt met niet meer dan 10% vergroot;
    • 3. de bouwwijze wordt niet gewijzigd;
    • 4. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het beschermd stads- en dorpsgezicht en aan het bouwkundig karakter van het pand.
  • b. artikel 5.2.1 sub a onder 9 voor het veranderen van de bouwwijze of het samenvoegen van woningen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. de karakteristiek van het pand en het gevelbeeld niet noemenswaardig worden aangetast;
    • 2. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het beschermd stads- en dorpsgezicht en aan het bouwkundig karakter van het pand.
  • c. artikel 5.2.1 sub b onder 1 en toestaan dat een hoofdgebouw de bouwgrens aan de achterzijde van het bouwperceel met maximaal 3 m overschrijdt.
  • d. artikel 5.2.2 sub b en een goothoogte van meer dan 3,2 m toestaan voor bijbehorende bouwwerken opgericht tussen de voorgevelrooilijn en de achtergevelrooilijn, die gelijk is aan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing.
  • e. artikel 5.2.2 sub d en een bebouwingspercentage tot 60% toe te staan, dan wel voor zover reeds een bebouwingspercentage geldt van 50% of meer, het betreffende toegelaten bebouwingspercentage met maximaal 10% te verhogen.
  • f. 5.2.4 laatste alinea voor het toestaan van erf- en terreinafscheiding die in de zijdelingse perceelsgrens mogen worden opgericht tot een hoogte van 2 m, waarbij het deel dat hoger is dan 1 meter uitsluitend mag worden uitgevoerd via een open constructie dan wel een deels open en deels gesloten constructie. Van deels open en deels gesloten constructie is sprake indien de constructie voor maximaal 50% gesloten is.

5.4.2 Voorwaarden

Bij het meewerken aan een afwijking als bedoeld in lid 5.4.1 gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
  • c. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  • d. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de hoogwaardige ruimtelijke, esthetische en functionele kwaliteiten van de bebouwing en de openbare ruimte, alsmede voor het behoud van de historisch - geografische en historisch - ruimtelijke structuur van het beschermd stads- en dorpsgezicht.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Aan huis gebonden beroep

De binnen deze bestemming gelegen bebouwing kan worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep met dien verstande dat:

  • a. degene die de activiteit verricht tevens de bewoner van het pand is;
  • b. het aan huis gebonden beroep wordt uitgeoefend in de hoofdbouwmassa en/of een bijgebouw; Indien het aan huis gebonden beroep in een vrijstaand bijgebouw wordt uitgeoefend, moet de ontsluiting van dat bijgebouw aan de voorzijde/straatzijde van het perceel plaatsvinden;
  • c. maximaal 30% van de totale vloeroppervlakte, maar nooit meer dan 60 m2 voor de activiteit wordt gebruikt;
  • d. er geen detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit en gerelateerd aan de desbetreffende activiteit. Daarbij wordt maximaal 10% van de vloeroppervlakte die voor de beroepsactiviteit in aanmerking komt voor uitstalling gebruikt;
  • e. de woonfunctie en -uitstraling van de woning behouden blijven;
  • f. aan de woonomgeving en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden geen onevenredige hinder wordt toegebracht (door onder andere stof, geluid, geur);
  • g. het niet een verkeersaantrekkende activiteit betreft die overlast veroorzaakt of verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maakt;
  • h. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
  • i. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het beschermd stads- en dorpsgezicht en aan het bouwkundig karakter van het pand.

5.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. discotheken en bar-dancings;
  • b. detailhandel, wanneer het perceel gedurende een aaneengesloten periode van 2 jaren niet voor detailhandel is gebruikt. In dat geval mag het perceel nog uitsluitend gebruikt worden voor de overige in de bestemmingsomschrijving genoemde functies.

 

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Groen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. behoud en bescherming van de bomen ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' of 'beeldbepalende boom';
  • c. behoud van de doorzichten op het achtergebied ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - historisch infopunt';
  • d. behoud van het grondlichaam ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - voormalig mijnspoor';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - laanbeplanting' voor het behoud van de karakteristieke laanbeplanting;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - scoutingterrein' voor verblijfsruimte van de scouting;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' voor een volkstuinencomplex;
  • h. parkeren;
  • i. parken en plantsoenen;
  • j. fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen, water(partijen) en voorzieningen voor waterhuishouding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen en met inachtneming van de keur van het waterschap.

6.2 Bouwregels

Op en in de in lid 6.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. voor hekwerken: 1 m.
    • 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 4 m.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - scoutingterrein' mag het bebouwingspercentage voor bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 10% bedragen.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken of ter voorkoming dat afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld, de parkeerbalans en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse dan wel indien dit noodzakelijk is voor het behoud van de stedenbouwkundige samenhang tussen de bebouwing en de inrichting van de aangrenzende openbare ruimte ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorische elementen'.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4' te wijzigen, ten behoeve van het realiseren van de bestemming 'Gemengd', met dien verstande dat:

  • a. maximaal 3 bouwlagen zijn toegestaan;
  • b. het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 45%;
  • c. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
  • d. wonen, met uitzondering van bedrijfs/dienstwoningen, is niet toegestaan;
  • e. horeca en detailhandel niet zijn toegestaan;
  • f. de belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • g. er geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  • h. er geen afbreuk mag worden gedaan aan de hoogwaardige ruimtelijke, esthetische en functionele kwaliteiten van de bebouwing en de openbare ruimte, alsmede voor het behoud van de historisch - geografische en historisch - ruimtelijke structuur van het beschermd stads- en dorpsgezicht.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven;
  • b. een terras ter plaatse van de aanduiding 'terras', met dien verstande dat ten minste 1 m van het trottoir beschikbaar blijft voor vrije doorgang van voetgangers;
  • c. wonen, voor zover bestaand;
  • d. bij de (bedrijfs)woning behorende aan huis gebonden beroepen;
  • e. het behoud en herstel van de hoogwaardige ruimtelijke, esthetische en functionele kwaliteiten van de bebouwing en de openbare ruimte, alsmede voor het behoud van de historisch - geografische en historisch - ruimtelijke structuur van het beschermd stads- en dorpsgezicht ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke bouwstijl mijnkolonie';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, voorzieningen van openbaar nut, tuinen en erven.

7.2 Bouwregels

Op en in de in lid 7.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

7.2.1 Gebouwen
  • a. Gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke bouwstijl mijnkolonie' voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. goothoogte: conform bestaand;
    • 3. bouwhoogte: conform bestaand;
    • 4. inhoud: conform bestaand;
    • 5. diepte: conform bestaand;
    • 6. dakhelling: conform bestaand;
    • 7. kapvorm: conform bestaand;
    • 8. nokrichting: conform bestaand;
    • 9. bouwwijze: conform bestaand;
    • 10. gevelindeling: conform bestaand;
    • 11. aantal: conform bestaand;
    • 12. de voorgevel dient in of achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens te worden opgericht.
  • b. Gebouwen die niet gelegen zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke bouwstijl mijnkolonie' voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte geldt de aangeduide goothoogte als maximum;
    • 3. de voorgevel van een gebouw dient in of achter de openbare weg gekeerde bouwgrens te worden opgericht.

7.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen in maximaal één bouwlaag worden opgericht en moeten voorts voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd ter plaatse van het 'bouwvlak' en de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - achtererfgebied';
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,2 m, met dien verstande dat de goothoogte van aan- of uitbouwen nimmer meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van aan- of uitbouwen nimmer meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' geldt het aangeduide bebouwingspercentage als maximum.

7.2.3 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen of buiten het bouwvlak;
  • b. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 5 m bedragen.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 1 m;
    • 2. voor voetmuurtjes, in afwijking van sub a onder 1 0,60 m;
    • 3. vlaggenmasten en reclame-uitingen 3 m;
    • 4. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 1 m.
  • b. De maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 2 m;
    • 2. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.

Een en ander met dien verstande dat andere bouwwerken op gronden met een naar de weg gekeerde perceelsgrens (hoeksituatie) op een afstand van minimaal 3.00 m uit de naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens moeten worden geplaatst, met uitzondering van erfafscheidingen tot een maximale hoogte van 1.00 m die in de zijdelingse perceelsgrens mogen worden opgericht.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken of ter voorkoming dat afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld, de parkeerbalans en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 7.2.1 sub a onder 2 tot en met 5, voor het bouwen van hoofdgebouwen in afwijking van het in dat lid bepaalde, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. de voorgeschreven maatvoeringen worden met niet meer dan 10 % overschreden of met niet meer dan 10% verlaagd;
    • 2. de inhoud wordt met niet meer dan 10% vergroot;
    • 3. de bouwwijze wordt niet gewijzigd;
    • 4. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het beschermd stads- en dorpsgezicht en aan het bouwkundig karakter van het pand.
  • b. artikel 7.2.1 sub a onder 9 voor het veranderen van de bouwwijze of het samenvoegen van woningen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. de karakteristiek van het pand en het gevelbeeld niet noemenswaardig worden aangetast;
    • 2. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het beschermd stads- en dorpsgezicht en aan het bouwkundig karakter van het pand.
  • c. artikel 7.2.1 sub b onder 1 en toestaan dat een hoofdgebouw de bouwgrens aan de achterzijde van het bouwperceel met maximaal 3 m overschrijdt.
  • d. artikel 7.2.2 sub b en een goothoogte van meer dan 3,2 m toestaan voor bijbehorende bouwwerken opgericht tussen de voorgevelrooilijn en de achtergevelrooilijn, die gelijk is aan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing.
  • e. artikel 7.2.2 sub d en een bebouwingspercentage tot 60% toe te staan, dan wel voor zover reeds een bebouwingspercentage geldt van 50% of meer, het betreffende toegelaten bebouwingspercentage met maximaal 10% te verhogen.
  • f. 7.2.4 laatste alinea voor het toestaan van erf- en terreinafscheiding die in de zijdelingse perceelsgrens mogen worden opgericht tot een hoogte van 2 m, waarbij het deel dat hoger is dan 1 meter uitsluitend mag worden uitgevoerd via een open constructie dan wel een deels open en deels gesloten constructie. Van deels open en deels gesloten constructie is sprake indien de constructie voor maximaal 50% gesloten is.

7.4.2 Voorwaarden

Bij het meewerken aan een afwijking als bedoeld in lid 7.4.1 gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
  • c. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  • d. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de hoogwaardige ruimtelijke, esthetische en functionele kwaliteiten van de bebouwing en de openbare ruimte, alsmede voor het behoud van de historisch - geografische en historisch - ruimtelijke structuur van het beschermd stads- en dorpsgezicht.

7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Aan huis gebonden beroep

De binnen deze bestemming gelegen bebouwing kan worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep met dien verstande dat:

  • a. degene die de activiteit verricht tevens de bewoner van het pand is;
  • b. het aan huis gebonden beroep wordt uitgeoefend in de hoofdbouwmassa en/of een bijgebouw; Indien het aan huis gebonden beroep in een vrijstaand bijgebouw wordt uitgeoefend, moet de ontsluiting van dat bijgebouw aan de voorzijde/straatzijde van het perceel plaatsvinden;
  • c. maximaal 30% van de totale vloeroppervlakte, maar nooit meer dan 60 m2 voor de activiteit wordt gebruikt;
  • d. er geen detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit en gerelateerd aan de desbetreffende activiteit. Daarbij wordt maximaal 10% van de vloeroppervlakte die voor de beroepsactiviteit in aanmerking komt voor uitstalling gebruikt;
  • e. de woonfunctie en -uitstraling van de woning behouden blijven;
  • f. aan de woonomgeving en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden geen onevenredige hinder wordt toegebracht (door onder andere stof, geluid, geur);
  • g. het niet een verkeersaantrekkende activiteit betreft die overlast veroorzaakt of verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maakt;
  • h. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
  • i. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het beschermd stads- en dorpsgezicht en aan het bouwkundig karakter van het pand.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de betreffende aanduiding uitsluitend de volgende maatschappelijke voorzieningen zijn toegelaten:

onderwijs   een onderwijsinstelling  
religie   een religieuze instelling ((kerk)  
specifieke vorm van maatschappelijk - scouting   een verenigingsgebouw  
zorginstelling   een zorginstelling  
begraafplaats   begraafplaats  

  • b. een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen', en wel uitsluitend op de verdieping;
  • c. wonen, voor zover bestaand;
  • d. bij de (bedrijfs)woning behorende aan huis gebonden beroepen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens een parkeerterrein is toegestaan;
  • f. behoud en bescherming van de bomen ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalende boom';
  • g. het behoud en herstel van de hoogwaardige ruimtelijke, esthetische en functionele kwaliteiten van de bebouwing en de openbare ruimte, alsmede voor het behoud van de historisch - geografische en historisch - ruimtelijke structuur van het beschermd stads- en dorpsgezicht ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek bouwstijl mijnkolonie'.

Een en ander met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

8.2 Bouwregels

Op en in de in lid 8.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

8.2.1 Gebouwen
  • a. Gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke bouwstijl mijnkolonie' voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. goothoogte: conform bestaand;
    • 3. bouwhoogte: conform bestaand;
    • 4. inhoud: conform bestaand;
    • 5. diepte: conform bestaand;
    • 6. dakhelling: conform bestaand;
    • 7. kapvorm: conform bestaand;
    • 8. nokrichting: conform bestaand;
    • 9. bouwwijze: conform bestaand;
    • 10. gevelindeling: conform bestaand;
    • 11. aantal: conform bestaand;
    • 12. de voorgevel dient in of achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens te worden opgericht.
  • b. Gebouwen die niet gelegen zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke bouwstijl mijnkolonie' voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan aangeduid, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte maximaal de ter plaatse aangeduide goothoogte geldt;
    • 3. de voorgevel van een gebouw dient in of achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens te worden opgericht;
    • 4. de inhoud van een grondgebonden woning bedraagt minimaal 225 m3 en maximaal 1000 m³;
    • 5. inhoud van een gestapelde en bovenwoning bedraagt minimaal 150 m³.

8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen in maximaal één bouwlaag worden opgericht en moeten voorts voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd ter plaatse van het 'bouwvlak' en de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - achtererfgebied';
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,2 m, met dien verstande dat de goothoogte van aan- of uitbouwen nimmer meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van aan- of uitbouwen nimmer meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' geldt het aangeduide bebouwingspercentage als maximum.

8.2.3 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen of buiten het bouwvlak;
  • b. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 5 m bedragen.

8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 1 m;
    • 2. voor voetmuurtjes, in afwijking van sub a onder 1 0,60 m;
    • 3. vlaggenmasten en reclame-uitingen 3 m;
    • 4. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 1 m.
  • b. De maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 2 m;
    • 2. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.

Een en ander met dien verstande dat andere bouwwerken op gronden met een naar de weg gekeerde perceelsgrens (hoeksituatie) op een afstand van minimaal 3.00 m uit de naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens moeten worden geplaatst, met uitzondering van erfafscheidingen tot een maximale hoogte van 1.00 m die in de zijdelingse perceelsgrens mogen worden opgericht.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken of ter voorkoming dat afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld, de parkeerbalans en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse dan wel indien dit noodzakelijk is voor het behoud van de stedenbouwkundige samenhang tussen de bebouwing en de inrichting van de aangrenzende openbare ruimte ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorische elementen'.

8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 8.2.1 sub a onder 2 tot en met 5, voor het bouwen van hoofdgebouwen in afwijking van het in dat lid bepaalde, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. de voorgeschreven maatvoeringen worden met niet meer dan 10 % overschreden of met niet meer dan 10% verlaagd;
    • 2. de inhoud wordt met niet meer dan 10% vergroot;
    • 3. de bouwwijze wordt niet gewijzigd;
    • 4. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het beschermd stads- en dorpsgezicht en aan het bouwkundig karakter van het pand.
  • b. artikel 8.2.1 sub a onder 9 voor het veranderen van de bouwwijze of het samenvoegen van woningen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. de karakteristiek van het pand en het gevelbeeld niet noemenswaardig worden aangetast;
    • 2. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het beschermd stads- en dorpsgezicht en aan het bouwkundig karakter van het pand.
  • c. artikel 8.2.1 sub b onder 1 en toestaan dat een hoofdgebouw de bouwgrens aan de achterzijde van het bouwperceel met maximaal 3 m overschrijdt.
  • d. artikel 8.2.2 sub b en een goothoogte van meer dan 3,2 m toestaan voor bijbehorende bouwwerken opgericht tussen de voorgevelrooilijn en de achtergevelrooilijn, die gelijk is aan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing.
  • e. artikel 8.2.2 sub d en een bebouwingspercentage tot 60% toe te staan, dan wel voor zover reeds een bebouwingspercentage geldt van 50% of meer, het betreffende toegelaten bebouwingspercentage met maximaal 10% te verhogen.
  • f. 8.2.4 laatste alinea voor het toestaan van erf- en terreinafscheiding die in de zijdelingse perceelsgrens mogen worden opgericht tot een hoogte van 2 m, waarbij het deel dat hoger is dan 1 meter uitsluitend mag worden uitgevoerd via een open constructie dan wel een deels open en deels gesloten constructie. Van deels open en deels gesloten constructie is sprake indien de constructie voor maximaal 50% gesloten is.

8.4.2 Voorwaarden

Bij het meewerken aan een afwijking als bedoeld in lid 5.4.1 gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
  • c. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  • d. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de hoogwaardige ruimtelijke, esthetische en functionele kwaliteiten van de bebouwing en de openbare ruimte, alsmede voor het behoud van de historisch - geografische en historisch - ruimtelijke structuur van het beschermd stads- en dorpsgezicht.

8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Aan huis gebonden beroep

De binnen deze bestemming gelegen bebouwing kan worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep met dien verstande dat:

  • a. degene die de activiteit verricht tevens de bewoner van het pand is;
  • b. het aan huis gebonden beroep wordt uitgeoefend in de hoofdbouwmassa en/of een bijgebouw; Indien het aan huis gebonden beroep in een vrijstaand bijgebouw wordt uitgeoefend, moet de ontsluiting van dat bijgebouw aan de voorzijde/straatzijde van het perceel plaatsvinden;
  • c. maximaal 30% van de totale vloeroppervlakte, maar nooit meer dan 60 m2 voor de activiteit wordt gebruikt;
  • d. er geen detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit en gerelateerd aan de desbetreffende activiteit. Daarbij wordt maximaal 10% van de vloeroppervlakte die voor de beroepsactiviteit in aanmerking komt voor uitstalling gebruikt;
  • e. de woonfunctie en -uitstraling van de woning behouden blijven;
  • f. aan de woonomgeving en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden geen onevenredige hinder wordt toegebracht (door onder andere stof, geluid, geur);
  • g. het niet een verkeersaantrekkende activiteit betreft die overlast veroorzaakt of verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maakt;
  • h. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
  • i. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het beschermd stads- en dorpsgezicht en aan het bouwkundig karakter van het pand.

8.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het omzetten van een functie naar een meer kwetsbare functie in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Artikel 9 Maatschappelijk - Militaire zaken

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Militaire zaken' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van de landsverdediging;
  • b. het behoud en herstel van de hoogwaardige ruimtelijke, esthetische en functionele kwaliteiten van de bebouwing en de openbare ruimte, alsmede voor het behoud van de historisch - geografische en historisch - ruimtelijke structuur van het beschermd stads- en dorpsgezicht ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek bouwstijl mijnkolonie'.

Een en ander met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

9.2 Bouwregels

Op en in de in lid 9.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

9.2.1 Gebouwen
  • a. Gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke bouwstijl mijnkolonie' voldoen aan de volgende kenmerken :
    • 1. gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. goothoogte: conform bestaand;
    • 3. bouwhoogte: conform bestaand;
    • 4. inhoud: conform bestaand;
    • 5. diepte: conform bestaand;
    • 6. dakhelling: conform bestaand;
    • 7. kapvorm: conform bestaand;
    • 8. nokrichting: conform bestaand;
    • 9. bouwwijze: conform bestaand;
    • 10. gevelindeling: conform bestaand;
    • 11. aantal: conform bestaand;
    • 12. de voorgevel dient in of achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens te worden opgericht.
  • b. Gebouwen die niet gelegen zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke bouwstijl mijnkolonie' voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte geldt de aangeduide goothoogte als maximum;
    • 3. de voorgevel van een gebouw dient in of achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens te worden opgericht;

9.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen in maximaal één bouwlaag worden opgericht en moeten voorts voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd ter plaatse van het 'bouwvlak' en de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - achtererfgebied';
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,2 m, met dien verstande dat de goothoogte van aan- of uitbouwen nimmer meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van aan- of uitbouwen nimmer meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' geldt het aangeduide bebouwingspercentage als maximum.

9.2.3 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen of buiten het bouwvlak;
  • b. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 5 m bedragen.

9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 1 m;
    • 2. voor voetmuurtjes, in afwijking van sub a onder 1 0,60 m;
    • 3. vlaggenmasten en reclame-uitingen 3 m;
    • 4. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 1 m.
  • b. De maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 2 m;
    • 2. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.

Een en ander met dien verstande dat andere bouwwerken op gronden met een naar de weg gekeerde perceelsgrens (hoeksituatie) op een afstand van minimaal 3.00 m uit de naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens moeten worden geplaatst, met uitzondering van erfafscheidingen tot een maximale hoogte van 1.00 m die in de zijdelingse perceelsgrens mogen worden opgericht.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken of ter voorkoming dat afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld, de parkeerbalans en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 9.2.1 sub a onder 2 tot en met 5, voor het bouwen van hoofdgebouwen in afwijking van het in dat lid bepaalde, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. de voorgeschreven maatvoeringen worden met niet meer dan 10 % overschreden of met niet meer dan 10% verlaagd;
    • 2. de inhoud wordt met niet meer dan 10% vergroot;
    • 3. de bouwwijze wordt niet gewijzigd;
    • 4. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het beschermd stads- en dorpsgezicht en aan het bouwkundig karakter van het pand.
  • b. artikel 9.2.1 sub a onder 9 voor het veranderen van de bouwwijze of het samenvoegen van woningen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. de karakteristiek van het pand en het gevelbeeld niet noemenswaardig worden aangetast;
    • 2. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het beschermd stads- en dorpsgezicht en aan het bouwkundig karakter van het pand.
  • c. artikel 9.2.1 sub b onder 1 en toestaan dat een hoofdgebouw de bouwgrens aan de achterzijde van het bouwperceel met maximaal 3 m overschrijdt.
  • d. artikel 9.2.2 sub b en een goothoogte van meer dan 3,2 m toestaan voor bijbehorende bouwwerken opgericht tussen de voorgevelrooilijn en de achtergevelrooilijn, die gelijk is aan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing.
  • e. artikel 9.2.2 sub d en een bebouwingspercentage tot 60% toe te staan, dan wel voor zover reeds een bebouwingspercentage geldt van 50% of meer, het betreffende toegelaten bebouwingspercentage met maximaal 10% te verhogen.
  • f. 9.2.4 laatste alinea voor het toestaan van erf- en terreinafscheiding die in de zijdelingse perceelsgrens mogen worden opgericht tot een hoogte van 2 m, waarbij het deel dat hoger is dan 1 meter uitsluitend mag worden uitgevoerd via een open constructie dan wel een deels open en deels gesloten constructie. Van deels open en deels gesloten constructie is sprake indien de constructie voor maximaal 50% gesloten is.

9.4.2 Voorwaarden

Bij het meewerken aan een afwijking als bedoeld in lid 5.4.1 gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
  • c. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  • d. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de hoogwaardige ruimtelijke, esthetische en functionele kwaliteiten van de bebouwing en de openbare ruimte, alsmede voor het behoud van de historisch - geografische en historisch - ruimtelijke structuur van het beschermd stads- en dorpsgezicht.

Artikel 10 Sport

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvelden;
  • b. verenigings- en kleedruimten en kantinevoorzieningen;
  • c. bijbehorende voorzieningen zoals water, voorzieningen voor waterhuishouding, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en verharding;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. horecavoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op en in de in lid 10.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

10.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' geldt de aangeduide goothoogte als maximum;

10.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen in maximaal één bouwlaag worden opgericht en moeten voorts voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bestemmingsvlak;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,2 m, met dien verstande dat de goothoogte van aan- of uitbouwen nimmer meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van aan- of uitbouwen nimmer meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, bij een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 60 m2;
  • e. ze dienen in, of op een minimale afstand van 1 m, van de zijdelingse perceelsgrens te worden geplaatst.

10.2.3 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen of buiten het bouwvlak;
  • b. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 5 m bedragen.

10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt voor:

  • a. erfafscheidingen 2 m;
  • b. erfafscheidingen bij tennisvelden 3 m;
  • c. lichtmasten 16 m;
  • d. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 8 m.

Artikel 11 Tuin

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Tuin ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin behorende bij de woning op het betreffende perceel;
  • b. behoud en bescherming van de bomen ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' of 'beeldbepalende boom';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - laanbeplanting' voor het behoud van de karakteristiek laanbeplanting;
  • d. behoud van groene uitstraling;
  • e. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de oprit vóór de op de aangrenzende bestemming liggende garage en op zijerven achter de denkbeeldig doorgetrokken voorgevelrooilijn.

11.2 Bouwregels

Op en in de in lid 11.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. Nieuwe gebouwen mogen niet worden gebouwd; bestaande gebouwen mogen in maximaal de bestaande omvang gehandhaafd blijven.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1 m, met uitzondering van voetmuurtjes die maximaal 0,60 m hoog mogen zijn.

Een en ander met dien verstande dat andere bouwwerken op gronden met een naar de weg gekeerde perceelsgrens (hoeksituatie) op een afstand van minimaal 3.00 m uit de naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens moeten worden geplaatst, met uitzondering van erfafscheidingen tot een maximale hoogte van 1.00 m die in de zijdelingse perceelsgrens mogen worden opgericht.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken of ter voorkoming dat afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld, de parkeerbalans en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse dan wel indien dit noodzakelijk is voor het behoud van de stedenbouwkundige samenhang tussen de bebouwing en de inrichting van de aangrenzende openbare ruimte ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorische elementen'.

11.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 11.1 en 11.2 sub a voor het bouwen van een bijbehorende bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende regels:
    • 1. het bijbehorende bouwwerk dient te worden gesitueerd op ten minste 2,4 m uit de aan de voorzijde gelegen voorgevelrooilijn en op ten minste 5 m uit het aan de voorzijde gelegen openbaar gebied;
    • 2. het bijbehorende bouwwerk dient in, of op een minimale afstand van 1 m van de zijdelingse perceelsgrens te worden geplaatst;
    • 3. in geval de zijdelingse perceelsgrens van de tuin gekeerd is naar openbaar gebied (hoeksituaties) dient het bijbehorende bouwwerk te worden gesitueerd op een afstand van ten minste 3 m uit de naar het openbaar gebied gekeerde zijdelingse perceelsgrens;
    • 4. de goothoogte bedraagt maximaal 3,2 m, met dien verstande dat de goothoogte nimmer meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing;
    • 5. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m.
  • b. artikel 11.2 sub b voor het bouwen van erfafscheidingen tot een bouwhoogte van maximaal 2 m op tussenerven (niet zijnde hoeksituaties), mits de erfafscheiding wordt gesitueerd op ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw waarbij de tuin hoort.
  • c. 11.2 laatste alinea voor het toestaan van een erf- en terreinafscheiding die tot in de zijdelingse perceelsgrens mag worden opgericht tot een hoogte van maximaal 1,8 m.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het voor meer dan 50% verharden van de gronden binnen deze bestemming per bouwperceel.

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.5 teneinde zijtuinen (mits gelegen achter de aan de voorzijde van de woning gelegen voorgevel) tot maximaal 100% te bestraten.

11.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen, ten behoeve van het realiseren van de bestemming 'Groen', met dien verstande dat:

  • a. de belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • b. er wordt geen afbreuk gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  • c. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de hoogwaardige ruimtelijke, esthetische en functionele kwaliteiten van de bebouwing en de openbare ruimte, alsmede voor het behoud van de historisch - geografische en historisch - ruimtelijke structuur van het beschermd stads- en dorpsgezicht.

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  • b. behoud en bescherming van de bomen ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalende boom';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - laanbeplanting' voor het behoud van de karakteristiek laanbeplanting;
  • d. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • f. doeleinden van openbaar nut;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels

Op en in de in lid 12.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. Een gebouw mag niet worden gebouwd;
  • b. De bouwhoogte van andere bouwwerken geen gebouwen zijnde, die qua aard en afmetingen bij de bestemming passen, ten behoeve van wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag maximaal 10 m bedragen.

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken of ter voorkoming dat afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld, de parkeerbalans en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse dan wel indien dit noodzakelijk is voor het behoud van de stedenbouwkundige samenhang tussen de bebouwing en de inrichting van de aangrenzende openbare ruimte ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorische elementen'.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verkooppunt voor motorbrandstoffen.

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf;
  • b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • d. doeleinden van openbaar nut;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens een parkeerterrein;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'terras' tevens een terras;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox' tevens voor garageboxen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - laanbeplanting' voor het behoud van de karakteristiek laanbeplanting;
  • i. behoud van het voetpad en de visuele beleving daarvan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - zwarte pad';
  • j. behoud en bescherming van de bomen ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' of 'beeldbepalende boom';

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels

Op en in de in lid 13.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. Een gebouw mag niet worden gebouwd, behoudens garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox'. De bouwhoogte van deze garageboxen mag niet meer bedragen dan 3,2 m. De oppervlakte per garagebox mag niet meer bedragen dan 25 m2.
  • b. De bouwhoogte van andere bouwwerken geen gebouwen zijnde, die qua aard en afmetingen bij de bestemming passen, ten behoeve van wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag maximaal 10 m bedragen.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken of ter voorkoming dat afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld, de parkeerbalans en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse dan wel indien dit noodzakelijk is voor het behoud van de stedenbouwkundige samenhang tussen de bebouwing en de inrichting van de aangrenzende openbare ruimte ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorische elementen'.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verkooppunt voor motorbrandstoffen.

 

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis gebonden beroepen;
  • c. aan huis gebonden bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis', waarbij moet worden voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 14.6 sub a;
  • d. horeca op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • e. detailhandel op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • f. maatschappelijk op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • g. een medische/therapeutische praktijk op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - medische en therapeutische activiteiten';
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox' tevens voor een garagebox;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' voor een parkeerterrein;
  • j. parkeren ten behoeve van de woning;
  • k. behoud en bescherming van de bomen ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalende boom';
  • l. het behoud en herstel van de hoogwaardige ruimtelijke, esthetische en functionele kwaliteiten van de bebouwing en de openbare ruimte, alsmede voor het behoud van de historisch - geografische en ruimtelijke structuur van het beschermd stads- en dorpsgezicht ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke bouwstijl mijnkolonie'.

14.2 Bouwregels

Op en in de in lid 14.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

14.2.1 Hoofdgebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. Hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke bouwstijl mijnkolonie' voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. goothoogte: conform bestaand;
    • 3. bouwhoogte: conform bestaand;
    • 4. inhoud: conform bestaand;
    • 5. diepte: conform bestaand;
    • 6. dakhelling: conform bestaand;
    • 7. kapvorm: conform bestaand;
    • 8. nokrichting: conform bestaand;
    • 9. bouwwijze: conform bestaand;
    • 10. gevelindeling: conform bestaand;
    • 11. aantal: conform bestaand;
    • 12. de voorgevel dient in of achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens te worden opgericht.
  • b. Hoofdgebouwen die niet gelegen zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke bouwstijl mijnkolonie' voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan aangeduid op de verbeelding;
    • 3. een bouwlaag heeft een hoogte van maximaal 3,2 m;
    • 4. de inhoud van een grondgebonden woning bedraagt minimaal 250 m³ en maximaal 1.000 m³;
    • 5. de inhoud van een gestapelde woning bedraagt minimaal 150 m³;
    • 6. de voorgevel dient in of achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens te worden opgericht.

14.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen in maximaal één bouwlaag worden opgericht en moeten voorts voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bestemmingsvlak;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,2 m, met dien verstande dat de goothoogte van aan- of uitbouwen nimmer meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van aan- of uitbouwen nimmer meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, bij een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 60 m2, met dien verstande dat het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 50%; voor het bebouwingspercentage wordt in dit geval gerekend met het gehele bouwperceel inclusief het gedeelte daarvan dat binnen de bestemming 'Tuin' gelegen is;
  • e. bij het bepalen van de onder d bedoelde gezamenlijke oppervlakte en bebouwingspercentage worden terrasoverkappingen niet meegeteld. Voor terrasoverkappingen geldt dat deze zijn toegestaan over maximaal de lengte van de achtergevel met een diepte gemeten uit die achtergevel van maximaal 3 m;
  • f. ze dienen in, of op een minimale afstand van 1 m, van de zijdelingse perceelsgrens te worden geplaatst;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f mag indien sprake is van een hoeksituatie de voorgevelrooilijn aan de zijzijde niet door bebouwing worden overschreden.

14.2.3 Garageboxen

Garageboxen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox' waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,2 m. De oppervlakte per garagebox mag niet meer bedragen dan 25 m2.

14.2.4 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen of buiten het bouwvlak;
  • b. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 5 m bedragen.

14.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 1 m;
    • 2. voor voetmuurtjes, in afwijking van sub a onder 1 0,60 m;
    • 3. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 1 m.
  • b. De maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 2 m;
    • 2. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.

Een en ander met dien verstande dat andere bouwwerken op gronden met een naar de weg gekeerde perceelsgrens (hoeksituatie) op een afstand van minimaal 3.00 m uit de naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens moeten worden geplaatst, met uitzondering van erfafscheidingen tot een maximale hoogte van 1.00 m die in de zijdelingse perceelsgrens mogen worden opgericht.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken of ter voorkoming dat afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld, de parkeerbalans en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse dan wel indien dit noodzakelijk is voor het behoud van de stedenbouwkundige samenhang tussen de bebouwing en de inrichting van de aangrenzende openbare ruimte ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorische elementen'.

14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 14.2.1 sub a onder 2 tot en met 5, voor het bouwen van hoofdgebouwen in afwijking van het in dat lid bepaalde, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. de voorgeschreven maatvoeringen worden met niet meer dan 10 % overschreden of met niet meer dan 10% verlaagd;
    • 2. de inhoud wordt met niet meer dan 10% vergroot;
    • 3. de bouwwijze wordt niet gewijzigd;
    • 4. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het beschermd stads- en dorpsgezicht en aan het bouwkundig karakter van het pand.
  • b. artikel 14.2.1 sub a onder 9 voor het veranderen van de bouwwijze of het samenvoegen van woningen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. de karakteristiek van het pand en het gevelbeeld niet noemenswaardig worden aangetast;
    • 2. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het beschermd stads- en dorpsgezicht en aan het bouwkundig karakter van het pand.
  • c. artikel 14.2.1 sub b onder 1 en toestaan dat een hoofdgebouw de bouwgrens aan de achterzijde van het bouwperceel met maximaal 3 m overschrijdt.
  • d. artikel 14.2.2 sub b en een goothoogte van meer dan 3,2 m toestaan voor bijbehorende bouwwerken opgericht tussen de voorgevelrooilijn en de achtergevelrooilijn, die gelijk is aan de eerste bouwlaag van de aangrenzende bebouwing.
  • e. artikel 14.2.2 sub d en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, wordt verhoogd tot 70 m2.
  • f. artikel 14.2.2 sub d om het betreffende toegelaten bebouwingspercentage met maximaal 10% te verhogen.
  • g. artikel 14.2.2 sub d om het betreffende toegelaten bebouwingspercentage te verhogen tot maximaal 75%, uitsluitend voor zover de oppervlakte van het achtererf, zijnde het gebied gelegen buiten het bouwvlak, kleiner of gelijk is aan 45 m2.
  • h. 14.2.5 laatste alinea voor het toestaan van erf- en terreinafscheiding die tot in de zijdelingse perceelsgrens mogen worden opgericht tot een hoogte van 2 m, waarbij het deel dat hoger is dan 1 meter uitsluitend mag worden uitgevoerd via een open constructie dan wel een deels open en deels gesloten constructie. Van deels open en deels gesloten constructie is sprake indien de constructie voor maximaal 50% gesloten is.

14.4.2 Voorwaarden

Bij het meewerken aan een afwijking als bedoeld in lid 14.4.1 gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
  • c. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  • d. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de hoogwaardige ruimtelijke, esthetische en functionele kwaliteiten van de bebouwing en de openbare ruimte, alsmede voor het behoud van de historisch - geografische en historisch - ruimtelijke structuur van het beschermd stads- en dorpsgezicht.

14.5 Specifieke gebruiksregels
14.5.1 Aan huis gebonden beroep

De binnen deze bestemming gelegen bebouwing kan worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep met dien verstande dat:

  • a. degene die de activiteit verricht tevens de bewoner van het pand is;
  • b. het aan huis gebonden beroep wordt uitgeoefend in de hoofdbouwmassa en/of een bijgebouw; Indien het aan huis gebonden beroep in een vrijstaand bijgebouw wordt uitgeoefend, moet de ontsluiting van dat bijgebouw aan de voorzijde/straatzijde van het perceel plaatsvinden;
  • c. maximaal 30% van de totale vloeroppervlakte, maar nooit meer dan 60 m2 voor de activiteit wordt gebruikt;
  • d. er geen detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit en gerelateerd aan de desbetreffende activiteit. Daarbij wordt maximaal 10% van de vloeroppervlakte die voor de beroepsactiviteit in aanmerking komt voor uitstalling gebruikt;
  • e. de woonfunctie en -uitstraling van de woning behouden blijven;
  • f. aan de woonomgeving en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden geen onevenredige hinder wordt toegebracht (door onder andere stof, geluid, geur);
  • g. het niet een verkeersaantrekkende activiteit betreft die overlast veroorzaakt of verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maakt;
  • h. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
  • i. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het beschermd stads- en dorpsgezicht en aan het bouwkundig karakter van het pand.

14.5.2 Strijdig gebruik

Onder een strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca wanneer het perceel gedurende een aaneengesloten periode van 2 jaren niet voor detailhandel of horeca is gebruikt. In dat geval mag het perceel nog uitsluitend worden gebruikt voor de overige in de bestemmingsomschrijving genoemde functies.

14.6 Afwijken van de gebruiksregels
14.6.1 (Consumentverzorgende) ambachtelijke bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.1 voor het toestaan van een (consumentverzorgende) ambachtelijke bedrijfsactiviteit, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. degene die de activiteit verricht, is tevens bewoner van het pand;
  • b. de ambachtelijke bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw en/of het aangebouwde bijgebouw;
  • c. de ontsluiting dient aan de voorzijde van de woning plaats te vinden;
  • d. maximaal 30% van de totale vloeroppervlakte, maar nooit meer dan 60 m2 wordt voor de activiteit gebruikt;
  • e. er wordt geen detailhandel uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit en gerelateerd aan de desbetreffende activiteit. Hierbij wordt maximaal 10% van de vloeroppervlakte die voor de bedrijfsactiviteit in aanmerking komt voor uitstalling gebruikt;
  • f. de woonfunctie en -uitstraling van de woning blijven behouden;
  • g. aan de woonomgeving en aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden wordt geen onevenredige hinder toegebracht;
  • h. het betreft niet een zodanige verkeersaantrekkende activiteit die overlast veroorzaakt of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maakt;
  • i. de woning blijft aan het Bouwbesluit voldoen;
  • j. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het beschermd stads- en dorpsgezicht en aan het bouwkundig karakter van het pand.

14.6.2 Kleinschalige consumptieverkooppunten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.1 voor het toestaan van kleinschalige verkooppunten in ijs, snoep en/of producten die ter plaatse zijn geproduceerd (zoals eieren, groenten, fruit van eigen erf/tuin), mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. degene die de activiteit verricht, is tevens bewoner van het pand;
  • b. de verkoopactiviteit wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw en/of het aangebouwde bijgebouw;
  • c. maximaal 4 m2 wordt voor de activiteit gebruikt;
  • d. de woonfunctie en -uitstraling van de woning blijven behouden;
  • e. aan de woonomgeving en aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden wordt geen onevenredige hinder toegebracht;
  • f. er mag geen zitgelegenheid in het kader van de activiteit worden geboden;
  • g. het betreft niet een zodanige verkeersaantrekkende activiteit die overlast veroorzaakt of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maakt;
  • h. de woning blijft aan het Bouwbesluit voldoen;
  • i. er wordt geen onevenredige afbreuk toegebracht aan het beschermd stads- en dorpsgezicht en aan het bouwkundig karakter van het pand.

14.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 3' te wijzigen, ten behoeve van het realiseren van de bestemming 'Groen', met dien verstande dat:

  • a. de belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • b. er wordt geen afbreuk gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  • c. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de hoogwaardige ruimtelijke, esthetische en functionele kwaliteiten van de bebouwing en de openbare ruimte, alsmede voor het behoud van de historisch - geografische en historisch - ruimtelijke structuur van het beschermd stads- en dorpsgezicht.

Artikel 15 Leiding - Gas

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse hoofdtransportgasleiding ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - gas;
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.


In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 14) zijn op de in artikel 15 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

15.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 14) mag binnen een afstand van 4 m aan weerszijden van de gasleiding geen nieuw bouwwerk worden gebouwd.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2 voor het toestaan van bouwwerken ten behoeve van de overige op deze gronden voorkomende bestemmingen, mits:

  • a. ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
  • b. advies is verkregen van de leidingbeheerder.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in artikel 15.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, vergraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • e. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • g. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • h. het indrijven van voorwerpen in de bodem.

15.4.2 Weigeringsgronden

Een vergunning als bedoeld onder lid 15.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

15.4.3 Advies

Een vergunning als bedoeld in lid 15.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

15.4.4 Uitzondering op het verbod

Het in lid 15.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;
  • c. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

Artikel 16 Leiding - Hoogspanningsverbinding

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een bovengrondse hoogspanningsleiding ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding - Hoogspanning;
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.


In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 14) zijn op de in artikel 16 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

16.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 14) mag binnen een afstand van 22 m aan weerszijden van de hoogspanningsleiding geen nieuw bouwwerk worden gebouwd.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.2 voor het toestaan van bouwwerken ten behoeve van de overige op deze gronden voorkomende bestemmingen, mits:

  • a. ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
  • b. advies is verkregen van de leidingbeheerder.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in artikel 16.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen en egaliseren van gronden, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- en weghoogte;
  • b. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
  • c. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar voor brand of explosie kunnen opleveren.

16.4.2 Weigeringsgronden

Een vergunning als bedoeld onder lid 16.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de bovengrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

16.4.3 Advies

Een vergunning als bedoeld in lid 16.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

16.4.4 Uitzondering op het verbod

Het in lid 16.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 2 (Monumenten: terreinen van zeer hoge waarde)

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Doeleinden

De voor 'Waarde - Archeologie 2 (Monumenten: terreinen van zeer hoge waarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

17.1.2 Bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen (dubbel)bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.3.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie 2 (Monumenten: terreinen van zeer hoge waarde)' bestemde grond mag niet worden gebouwd.

17.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 17.2.1 is niet van toepassing indien:

  • a. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft om de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 100 m2 beslaat;
  • d. de grootte van de bodemingreep meer dan 100 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.

17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Afwijken ten behoeve van grotere bodemingrepen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 17.2.1, mits de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

17.3.2 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17.3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

17.3.3 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 17.3.2, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

17.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
17.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2 (Monumenten: terreinen van zeer hoge waarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, waaronder begrepen het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage; het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

17.4.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 17.4.1 is niet vereist indien:

  • a. de werkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen (proefsleuven / booronderzoek);
  • b. de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 100 m2 beslaat;
  • d. de grootte van de bodemingreep meer dan 100 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt;
  • e. het voor 'Verkeer' aangewezen gronden betreft die in beheer zijn bij Rijkswaterstaat en het betreft:
    • 1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen tot een diepte van 1,5 meter, waaronder begrepen het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage;
    • 2. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren tot een breedte van 1 meter;
    • 3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tot een diepte van 1,5 meter.

17.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17.4.1 wordt slechts verleend indien de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

17.4.4 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17.4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

17.4.5 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 17.4.4, onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.

17.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
17.5.1 Sloopverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2 (Monumenten: terreinen van zeer hoge waarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.

17.5.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 17.5.1 is niet vereist indien:

  • a. de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 100 m2 beslaat;
  • c. de grootte van de bodemingreep meer dan 100 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.

17.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17.5.1 wordt slechts verleend indien de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door sloopwerkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

17.5.4 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17.5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve sloopmethoden of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

17.5.5 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 17.5.4, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloopwerkzaamheden.

17.6 Wijzigingsbevoegdheid
17.6.1 Waarde archeologie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 2 (Monumenten: terreinen van zeer hoge waarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 3 (Overige monumenten en gebieden met een hoge verwachtingswaarde)

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Doeleinden

De voor 'Waarde - Archeologie 3 (Overige monumenten en gebieden met een hoge verwachtingswaarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

18.1.2 Bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen (dubbel)bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.3.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie 3 (Overige monumenten en gebieden met een hoge verwachtingswaarde)' bestemde grond mag niet worden gebouwd.

18.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 18.2.1 is niet van toepassing indien:

  • a. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft om de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 250 m2 beslaat;
  • d. de grootte van de bodemingreep meer dan 250 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.

18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afwijken ten behoeve van grotere bodemingrepen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 18.2.1, mits de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

18.3.2 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

18.3.3 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 18.3.2, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3 (Overige monumenten en gebieden met een hoge verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, waaronder begrepen het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage; het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

18.4.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 18.4.1 is niet vereist indien:

  • a. de werkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen (proefsleuven / booronderzoek);
  • b. de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 250 m2 beslaat;
  • d. de grootte van de bodemingreep meer dan 250 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt;
  • e. het voor 'Verkeer' aangewezen gronden betreft die in beheer zijn bij Rijkswaterstaat en het betreft:
    • 1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen tot een diepte van 1,5 meter, waaronder begrepen het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage;
    • 2. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren tot een breedte van 1 meter;
    • 3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tot een diepte van 1,5 meter.

18.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.4.1 wordt slechts verleend indien de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

18.4.4 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

18.4.5 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 18.4.4, onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.

18.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
18.5.1 Sloopverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3 (Overige monumenten en gebieden met een hoge verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.

18.5.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 18.5.1 is niet vereist indien:

  • a. de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 250 m2 beslaat;
  • c. de grootte van de bodemingreep meer dan 250 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.

18.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.5.1 wordt slechts verleend indien de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door sloopwerkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

18.5.4 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve sloopmethoden of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

18.5.5 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 18.5.4, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloopwerkzaamheden.

18.6 Wijzigingsbevoegdheid
18.6.1 Waarde archeologie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 3 (Overige monumenten en gebieden met een hoge verwachtingswaarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 19 Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Doeleinden

De voor 'Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

19.1.2 Bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen (dubbel)bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.3.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' bestemde grond mag niet worden gebouwd.

19.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 19.2.1 is niet van toepassing indien:

  • a. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft om de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 2.500 m2 beslaat;
  • d. de grootte van de bodemingreep meer dan 2.500 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.

19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijken ten behoeve van grotere bodemingrepen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 19.2.1, mits de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

19.3.2 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

19.3.3 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 19.3.2, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, waaronder begrepen het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage; het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

19.4.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 19.4.1 is niet vereist indien:

  • a. de werkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen (proefsleuven / booronderzoek);
  • b. de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 2.500 m2 beslaat;
  • d. de grootte van de bodemingreep meer dan 2.500 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt;
  • e. het voor 'Verkeer' aangewezen gronden betreft die in beheer zijn bij Rijkswaterstaat en het betreft:
    • 1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen tot een diepte van 1,5 meter, waaronder begrepen het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage;
    • 2. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren tot een breedte van 1 meter;
    • 3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tot een diepte van 1,5 meter.

19.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.4.1 wordt slechts verleend indien de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

19.4.4 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

19.4.5 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 19.4.4, onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.

19.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
19.5.1 Sloopverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.

19.5.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 19.5.1 is niet vereist indien:

  • a. de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 2.500 m2 beslaat;
  • c. de grootte van de bodemingreep meer dan 2.500 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.

19.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.5.1 wordt slechts verleend indien de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door sloopwerkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

19.5.4 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve sloopmethoden of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

19.5.5 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 19.5.4, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloopwerkzaamheden.

19.6 Wijzigingsbevoegdheid
19.6.1 Waarde archeologie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 20 Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Doeleinden

De voor 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

20.1.2 Bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen (dubbel)bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.3.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' bestemde grond mag niet worden gebouwd.

20.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 20.2.1 is niet van toepassing indien:

  • a. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft om de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 10.000 m2 beslaat;
  • d. de grootte van de bodemingreep meer dan 10.000 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.

20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Afwijken ten behoeve van grotere bodemingrepen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 20.2.1, mits de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

20.3.2 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

20.3.3 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 20.3.2, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, waaronder begrepen het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage; het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

20.4.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 20.4.1 is niet vereist indien:

  • a. de werkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen (proefsleuven / booronderzoek);
  • b. de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 10.000 m2 beslaat;
  • d. de grootte van de bodemingreep meer dan 10.000 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt;
  • e. het voor 'Verkeer' aangewezen gronden betreft die in beheer zijn bij Rijkswaterstaat en het betreft:
    • 1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen tot een diepte van 1,5 meter, waaronder begrepen het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage;
    • 2. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren tot een breedte van 1 meter;
    • 3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tot een diepte van 1,5 meter.

20.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.4.1 wordt slechts verleend indien de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

20.4.4 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

20.4.5 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 20.4.4, onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.

20.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
20.5.1 Sloopverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.

20.5.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 20.5.1 is niet vereist indien:

  • a. de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 10.000 m2 beslaat;
  • c. de grootte van de bodemingreep meer dan 10.000 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.

20.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.5.1 wordt slechts verleend indien de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door sloopwerkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

20.5.4 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve sloopmethoden of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

20.5.5 Toevalsvondsten

Indien het bepaalde in artikel 20.5.4, onder c, van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloopwerkzaamheden.

20.6 Wijzigingsbevoegdheid
20.6.1 Waarde archeologie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 5 (Gebieden met een lage verwachtingswaarde)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorische elementen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorische elementen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het plangebied.

21.2 Bouwregels

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen die betrekking heeft op gronden binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorische elementen', dient voldoende aannemelijk te maken dat de cultuurhistorische waarden behouden zullen blijven, dit ter beoordeling van het college van Burgemeester en Wethouders, waarbij in ieder geval:

  • a. de oriëntatie van gebouwen, de verkavelingsstructuur, het stratenpatroon en het straatprofiel gehandhaafd moeten blijven zoals die bestaan op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen dienen aan te sluiten bij de aanwezige bebouwing;
  • c. de vorm en nokrichting van gebouwen dienen aan te sluiten bij de aanwezige bebouwing.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op of in de in artikel 21.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen en egaliseren van gronden, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- en weghoogte;
  • b. het aanbrengen of rooien van hoogopgaande beplanting of bomen;
  • c. het graven of dempen van waterpartijen en watergangen;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het veranderen van de inrichting van openbaar gebied;
  • f. aanbrengen en/of wijzigen van verhardingen.

21.3.2 Weigeringsgronden

Een vergunning als bedoeld in lid 21.3.1 wordt slechts verleend indien de cultuurhistorische waarden behouden blijven.

21.3.3 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 21.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene bouwregels

23.1 Omgevingsvergunning voor het slopen
23.1.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in de artikelen 3 tot en met 14 bedoelde gronden te slopen (geheel of gedeeltelijk) zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders.

23.1.2 Uitzondering op het verbod

Geen omgevingsvergunning voor het slopen is vereist voor:

  • a. het slopen ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders;
  • b. sloopwerkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. sloopwerkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het gedeeltelijk veranderen of vernieuwen van een bouwwerk overeenkomstig een onherroepelijke omgevingsvergunning.

23.2 Aantal woningen

Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan reeds is gebouwd en kan worden gebouwd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning.

Artikel 24 Algemene gebruiksregels

24.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden de in dit bestemmingsplan begrepen gronden alsmede gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming.
  • b. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
    • 2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, caravans, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
    • 3. een gebruik van gronden, bouwwerken en onderkomens als opslag- of verkoopplaats voor vuurwerk;
    • 4. een gebruik van gronden direct gelegen tussen de voorgevel van een woning en de weg als parkeerplaats, tenzij het betreft gronden gelegen tussen de ingang van een bij een woning behorende garage en de openbare weg;
    • 5. een gebruik van gronden bouwwerken, bouwwerken en onderkomens voor raamprostitutie en straatprostitutie, een seksinrichting en/of een escortbedrijf, een coffeeshop, growshop, headshop en/of smartshop, een groothandel van producten die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart-, head- en/of growshopproducten en een belhuis, met dien verstande dat een ten tijde van ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande seksinrichting, escortbedrijven, coffeeshop, growshop, headshop, smartshop, groothandel in smart-, head-, en growproducten of belhuis, uitsluitend op de begane grond wordt toegestaan waarbij het gebruik niet mag worden vergroot en het gebruik na onderbreking niet mag worden hervat;
    • 6. gebruik van gronden, bouwwerken en onderkomens voor bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer;
    • 7. gebruik van gronden, bouwwerken en onderkomens voor bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
    • 8. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
    • 9. woningsplitsing dan wel het op andere wijze laten toenemen van het aantal woningen.
    • 10. het gebruik van gronden, bouwwerken en onderkomens voor zover dit een aantasting tot gevolg heeft van de aanwezige ruimtelijke, esthetische en functionele kwaliteiten van de gebouwde omgeving.

24.2 Parkeren

De parkeervoorzieningen dienen te voldoen aan de in Bijlage 2 van deze regels weergegeven normen.

24.3 Parkeren in de voortuin

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.1 onder b sub 4 en toestaan dat in de voortuin wordt geparkeerd, mits:

  • a. er geen andere stallingsruimte op het perceel aanwezig c.q. te realiseren is;
  • b. de voortuin een diepte heeft van minimaal 5,50 m;
  • c. er gebruik kan worden gemaakt van de bestaande in- of uitrit, bijvoorbeeld door verbreding van de bestaande oprit, of indien een nieuwe in- of uitrit moet worden aangelegd, deze aanleg geen onevenredig nadeel toebrengt aan de parkeerbalans in de directe omgeving, de verkeersveiligheid en/of eventueel aanwezig openbaar groen;
  • d. minimaal 50% van de voortuin in gebruik blijft als tuin;
  • e. de belangen van derden door aanleg van extra parkeerruimte niet onevenredig worden geschaad;
  • f. er door de aanleg van extra parkeerrruimte geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ter plaatse ontstaan;
  • g. er geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

24.4 Afwijking afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.1 onder b sub 8 en toestaan dat een bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast;
  • d. Burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

24.5 Afwijking parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.2 met betrekking tot verlaging van de parkeernorm, mits:

  • a. de afwijking van de norm niet meer bedraagt dan 25 %;
  • b. de parkeerbalans in de omgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed.

Artikel 25 Algemene aanduidingsregels

25.1 Vrijwaringszone - straalpad
25.1.1 Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een straalverbinding.

25.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 15) mag niet hoger worden gebouwd dan 20 m ten opzichte van maaiveld.

25.1.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.1.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de straalverbinding.

Artikel 26 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het beschermd stads- en dorpsgezicht, bij omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
  • b. van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; een en ander met dien verstande dat de overschrijding niet naar de straatzijde is toegestaan;
  • d. van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • e. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van antennemasten tot niet meer dan 40 m;
    • 2. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;
  • f. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m hoger dan de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw;
  • g. van deze regels en toestaan dat een bouwgrens of een bestemmingsgrens wordt overschreden ten behoeve van de realisering van balkons en/of luifels aan hoofdgebouwen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1 m;
    • 2. de oorspronkelijke aanwezige gevelgeleding en gevelopeningen dienen behouden te blijven;
    • 3. de gevelkarakteristiek (indeling, systematiek, horizontale/verticale geleding) per bouwblok dient te worden gehandhaafd;
    • 4. de luifels dienen 'vrij'-hangend te zijn in ranke uitvoering.
  • h. van deze regels en toestaan dat een bouwgrens of bestemmingsgrens wordt overschreden ten behoeve van de realisering van een erker, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de overschrijding bedraagt maximaal 1,5 m, met dien verstande dat de gronden tussen de erker en de openbare weg een minimale diepte behouden van 3,5 m;
    • 2. de breedte bedraagt maximaal 1/3 van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 3. de oorspronkelijke aanwezige gevelgeleding en gevelopeningen dienen behouden te blijven;
    • 4. de gevelkarakteristiek (indeling, systematiek, horizontale/verticale geleding) per bouwblok dient te worden gehandhaafd.

Artikel 27 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te plan wijzigen:

Artikel 28 Overige regels

28.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de ruimte tussen bouwwerken.

28.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

28.3 Voorrangsregeling bestemmingen

Indien op gronden een enkelvoudige bestemming samenvalt met een dubbele bestemming, geldt primair het bepaalde met betrekking tot de dubbele bestemming.

28.4 Rijksmonumenten

Met betrekking tot de op de verbeelding aangeduide 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' is de Monumentenwet 1988 van toepassing.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  • c. Artikel 29.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

29.2 overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 29.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 29.2 sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Artikel 29.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 30 Slotregel

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Beschermd dorpsgezicht Mijnkoloniën Brunssum.

14 april 2015.

Bijlagen

Bijlage 2 Parkeernormen - Minimumnormen

Functie   Aantal parkeerplaatsen   per  
     
Detailhandel   2,5   100 m2 bvo  
     
Horeca      
Café, bar, discotheek, e.d.   5   100 m2 bvo  
Restaurant   8   100 m2 bvo  
Hotel, motel, pension e.d.   0,75   kamer  
     
Wonen      
Grondgebonden gezinswoning   1,3   woning  
Gestapelde woning meerpersoonshuishouden   1,2   woning  
Gestapelde woning éénpersoonshuishouden   1,1   woning  
Per kamer verhuurde woning   0,2   woning  
Bejaardenwoning/serviceflats   1   wooneenheid  
     
Cultuur/maatschappelijk werk      
Bioscopen   1,5   30 zitplaatsen  
Musea   0,5   100 m2 bvo  
Sociëteiten   1,5   100 m2 bvo  
Kerken   1,5   30 zitplaatsen  
Wijkcentra- en gebouwen   1,5   100 m2 bvo  
Muziekstudio's   1,5   100 m2 bvo  
Dansstudio's   3   100 m2 bvo  
Sociale werkplaatsen   0,75   100 m2 bvo  
Kinderdagverblijf, crèche, peuterspeelzaal e.d.   0,75   100 m2 bvo  
Bibliotheek   1   100 m2 bvo  
     
Sport en recreatie      
Sporthal (binnen)   1,5   100 m2 bvo  
Sportveld (buiten)   13   ha netto terrein  
Squashhal   1   baan  
Bowlingcentra   1,5   baan  
     
Gezondheidszorg      
Ziekenhuis   1   bed  
Verpleegtehuis, zorghotel, verzorgingstehuis   0,5   wooneenheid  
Medische centra/polikliniek, arts, maatschap, therapeut, kruisgebouw   2   spreekkamer/behandelkamer  
     
Onderwijs      
Basisschool   1   leslokaal (ca. 30 plaatsen)  
Beroepsonderwijs dag (MBO, ROC, WO, HBO)   5   les- of collegelokaal (ca. 30 plaatsen)  
Voorbereidend dagonderwijs (VWO, HAVO, VMBO)   1   leslokaal (ca 30 plaatsen)  
Avondonderwijs   0,75   student  
     
Kantoren e.d      
Met baliefunctie   1,75   100 m2 bvo  
Zonder baliefunctie   1   100 m2 bvo  
Arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven (loods, opslag, groothandel, transportbedrijf, etc)   0,5   100 m2 bvo  
Arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven (industrie, garage, laboratorium, werkplaats e.d)   1,5   100 m2 bvo (1 arbeidsplaats is 25-35 m2 bvo)  
Bedrijfsverzamelgebouw   1   100 m2 bvo (1 arbeidsplaats is 25-35 m2 bvo)  
Overig      
Begraafplaats/crematorium   15   per gelijktijdige begrafenis/crematie