direct naar inhoud van Regels
Plan: Woonkern Wormer en lint
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0880.BP2015002001-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Woonkern Wormer en lint met identificatienummer NL.IMRO.0880.BP2015002001-0401 van de gemeente Wormerland;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de behorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aanduidingsvlak

een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;

1.7 aaneengebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen;

1.8 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, alternatief geneeskundig, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.9 aan huis verbonden bedrijf

een (ambachtelijk) productiebedrijf dat in een (gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.10 afhankelijke woonruimte

een (gedeelte van een) aan- en/of uitbouw en/of bijgebouw dat dient voor de huisvesting van een gedeelte van een huishouden uit een oogpunt van mantelzorg;

1.11 agrarisch bedrijf

een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of het houden van dieren, daaronder begrepen houtteelt, zaadveredeling en de teelt van watergebonden organismen als planten, algen, weekdieren, schelpdieren en vissen;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage

een in de voorschriften aangegeven percentage, dat het deel van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij anders in de voorschriften bepaald;

1.14 bed & breakfast

een bed & breakfastvoorziening is een kleinschalige, aan de woonfunctie of andere functie niet zijnde bedrijfsdoeleinden met dienstwoning ondergeschikte, kortdurende, toeristische verblijfsvoorziening, voor uitsluitend logies en ontbijt, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw of is gevestigd in één van de bestaande (bij)gebouwen en wordt gerund door de gebruikers van het perceel.

Onder een bed & breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat naar aard en inrichting dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijgebouw

een niet voor bewoning bestemd, vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met, alsmede dienstbaar is aan een woning, bevattende huishoudelijke bergings- en/of stallings- en/of hobbyruimten;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.21 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.22 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.23 bestaand(e)
  • a. voor een bouwwerk: een bouwwerk dat bestaat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan dan wel gebouwd kan worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • b. voor gebruik: een gebruik dat bestaat op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
1.24 bouwgrens

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder begrepen makelaarskantoren, assurantiekantoren, zonnestudio, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, apotheken en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en seksinrichting;

1.31 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.32 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 gebruik(-en)

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.35 gestapelde woning

boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.36 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

1.37 hobbyboer

agrarische activiteiten, die niet in bedrijfsmatige zin, doch voornamelijk in de vrije tijd worden uitgeoefend;

1.38 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.39 intensieve veehouderij

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat zelfstandig of als neventak, geheel of grotendeels in gebouwen, varkens, pluimvee, konijnen, vleeskalveren, pelsdieren of overig kleinvee houdt, met uitzondering van het biologisch houden van dieren conform de Landbouwkwaliteitswet, het kweken van vissen het houden van melkvee en overig rundvee, geiten, schapen of paarden;

1.40 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.41 lichte horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven;

1.42 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, (sociaal)medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, begraafplaatsen, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.43 mantelzorg

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.44 ondergeschikte horeca

niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is;

1.45 oorspronkelijk (achter-)gevel

een gevel zoals deze is weergegeven in de omgevingsvergunning voor het bouwen voor de oprichting van het hoofdgebouw;

1.46 opslag civieltechnische goederen

opslag van eigen civieltechnische werktuigen en goederen alsmede het in ondergeschikte mate vervaardigen van kleine bouwwerken en reparatie en onderhoud aan eigen civieltechnische werktuigen;

1.47 overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebruik van het gebouw of de standplaats, en dat, voor zover gebouwd vóór de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en voor zover gebouwd achter de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.48 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.49 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.50 reguliere horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, snackbar, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.51 scheepswerf

bedrijf voor de bouw, reparatie en stalling van schepen en jachten;

1.52 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.53 schoolwoningen

klaslokalen welke een woonfunctie kunnen krijgen;

1.54 sport

een vorm van actieve recreatie, in al dan niet in georganiseerd verband, niet zijnde een lawaaisport;

1.55 staat van bedrijfsactiviteiten

de als bijlage bij deze voorschriften gevoegde en daarvan onderdeel uitmakende staat van bedrijfsactiviteiten;

1.56 twee- aaneen gebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen;

1.57 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.58 uitvoer(-en)

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.59 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.60 vrijstaande woning

een woning die hoogstens door middel van de bijbehorende bouwwerken met een andere woning verbonden is en waarvan geen van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan;

1.61 waterpeil

de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning, afwijking of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.

1.62 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.63 zware horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk in de avonduren en/of de vroege nacht dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals een bar-dancing, discotheek of nachtclub, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 afstand tot de bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwterrein en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 horizontale diepte van een gebouw

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen, makelaars en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.7 oppervlakte van een bouwwerk
  • a. tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
  • b. bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
  • c. bij de toepassing van deze voorschriften wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de analoge kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Agrarisch bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarisch bedrijfsvoering, met dien verstande, dat de uitoefening van intensieve veehouderij niet is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens voor een bedrijfswoning;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven en onbebouwde gronden.

3.2 bouwregels
3.2.1 bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, met uitzondering van kassen, tunnelkassen en/of torensilo’s, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangeven op de verbeelding;

3.2.2 bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. de inhoud van het hoofdgebouw van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m3;
  • e. indien op de verbeelding een dakhelling is aangeduid geldt die dakhelling +/- 5°
  • f. een en ander met in acht name van de volgende voorwaarden:
    • 1. er is maximaal één bedrijfswoning per bedrijf toegestaan
    • 2. de bedrijfswoning is onderdeel van het bedrijfsgebouw;
    • 3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;
    • 4. de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting zoals bepaald in de Wet geluidhinder wordt niet overschreden;
    • 5. er wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 38.3.

3.2.3 aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. ze mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ze moeten minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw worden gebouwd. In afwijking hiervan geldt voor uitbouwen in de vorm van erkers, dat deze zowel naast als ook vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt, met dien verstande, dat deze maximaal 1,5 m mag bedragen indien de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde, gronden minimaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel(s) bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m2;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;
  • f. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning moeten volledig binnen een afstand van 25,00 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van de bedrijfswoning worden gebouwd.

3.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. sleufsilo's, silo's, bassins, windmolens en mestopslagplaatsen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m.

3.3 afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.2.1 c voor het verhogen van de bouwhoogte tot maximaal 9 m;
  • b. artikel 3.2.4 a voor het bouwen van sleufsilo's, silo's en mestopslagplaatsen buiten het bouwperceel, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van sleufsilo's en mestopslagplaatsen buiten het bouwperceel per bedrijf maximaal 200 m2 bedraagt;
    • 2. sleufsilo's en mestopslagplaatsen grenzend aan een bouwgrens worden gebouwd;

met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het stedenbouwkundig straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad.

3.4 specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van mest, hooibalen en/of overige landbouwproducten buiten een (agrarisch) bouwperceel;
  • b. het opslaan van niet-agrarische producten en/of het stallen van auto’s, boten en caravans anders dan in gebouwen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van logiesverstrekking en/of verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan het kleinschalig kamperen, voorzover er meer dan 15 kampeermiddelen worden geplaatst;
  • d. het gebruik van de bedrijfswoning voor meer dan één huishouden;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • f. het aanbrengen van de oppervlakteverhardingen en/of het verharden en/of verbreden van wegen.

3.5 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van bomen en/of houtgewas;
  • b. het verwijderen van riet en ander oevergewas;
  • c. het ontgronden en/of afgraven van gronden buiten het bouwperceel;
  • d. het graven, baggeren en verbreden van sloten en andere watergangen;
  • e. de aanleg van dammen ten behoeve van de ontsluiting van erven;
  • f. het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van de dagrecreatie;
  • g. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie-, en telecommunicatieleidingen;
  • h. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardrijbakken.

3.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 3.5.1is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen of passen binnen het beheersplan van de provincie Noord-Holland;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.

3.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan ecologische, landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

3.6 wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 bouwvlak vergroten

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en het bouwvlak vergroten, mits:

  • a. de oppervlakte wordt vergroot tot ten hoogste 1,50 hectare;
  • b. er zicht is op een langdurige vergroting van de productie-omvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  • c. er binnen het bestaande bouwperceel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan ecologische waarden, de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een en ander volgens de voorwaarden van de Provinciale Verordening Noord-Holland.

3.6.2 vormverandering of verwijderen van perceel en bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en een op de kaart aangegeven bouwperceel geheel of gedeeltelijk verwijderen of qua situering wijzigen, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. de bedrijfsvoering geheel of gedeeltelijk wordt beëindigd;
  • b. er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten de situering van het bouwperceel/-vlak te wijzigen;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan ecologische waarden, de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een en ander volgens de voorwaarden van de Provinciale Verordening Noord-Holland.

3.6.3 Ruimte voor ruimte

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van compensatie, mits:

  • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 23 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • 2. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien de gronden op de kaart zijn voorzien van een bouwvlak en er sprake is van een bestaande bedrijfswoning of er een recht is op een bedrijfswoning;
  • 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • 4. op het betreffende voormalige bouwperceel tenminste 1.000 m2 aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, wordt gesloopt;
  • 5. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis direct achter en aan het voormalig boerderijpand wordt gebouwd;
  • 6. er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke en milieukwaliteit, waarbij artikel 15 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening in acht wordt genomen;
  • 7. de geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  • 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • 9. waarbij in elk geval de Uitvoeringsregels ruimte voor ruimte 2015 van de provincie Noord-Holland in acht worden genomen.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat deze uitoefening van bedrijfsactiviteiten op het perceel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan of minder zijn dan de specifiek aangeduide bedrijfsactiviteiten als bedoeld in sub b t/m k op desbetreffend perceel;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens voor binnenopslag van goederen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - benzine servicestation', tevens voor een benzine servicestation;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - botenstalling', tevens voor een botenstalling;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - lijstenmakerij', tevens voor een scheepswerf;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - molen- en schuitenmakerij', tevens voor een molen- en schuitenmakerij;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag civieltechnische goederen', tevens voor opslag van civieltechnische goederen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolgemaal', tevens voor een rioolgemaal;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepswerf', tevens voor een scheepswerf;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf', tevens voor een schildersbedrijf;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens voor een bedrijfswoning;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven en onbebouwde gronden.

4.2 bouwregels
4.2.1 bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangeven op de verbeelding;
  • e. indien op de verbeelding een dakhelling is aangeduid geldt die dakhelling +/- 5°.

4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. de inhoud van het hoofdgebouw van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m3;
  • e. indien op de verbeelding een dakhelling is aangeduid geldt die dakhelling +/- 5°
  • f. een en ander met in acht name van de volgende voorwaarden:
    • 1. er is maximaal één bedrijfswoning per bedrijf toegestaan
    • 2. de bedrijfswoning is onderdeel van het bedrijfsgebouw;
    • 3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;
    • 4. de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting zoals bepaald in de Wet geluidhinder wordt niet overschreden;
    • 5. er wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 38.3.

4.2.3 aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. ze mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. gebouwd minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw. In afwijking hiervan geldt voor uitbouwen in de vorm van erkers, dat deze zowel naast als ook vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt, met dien verstande dat deze maximaal 1,5 m mag bedragen indien de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde, gronden minimaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel(s) bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.

4.2.4 bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte van luifels en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.

4.3 afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toelaten van een ander bedrijf dan op grond van de betreffende categorie is toegestaan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2 van de in de bijlage opgenomen staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. geen onevenredige aantasting vindt plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden.

4.4 wijzigingsbevoegdheid
4.4.1 bedrijf van een hogere categorie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en een bedrijf toestaan welke is opgenomen in maximaal categorie 3.1 van de staat van bedrijfsactiviteiten dan wel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk worden gesteld met een bedrijf genoemd in categorie 3.1, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor Nutsvoorzieningen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbare nutsvoorzieningen;
  • b. een gasdrukmeet- en regelstation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- en regelstation';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen en onbebouwde gronden.

5.2 bouwregels
5.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de bestaande hoogte indien meer dan 3 m.

5.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

Artikel 6 Centrum

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. kantoren;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. horeca indien geen andere vorm van horeca op de verbeelding is aangegeven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - lichte horeca', uitsluitend voor lichte horeca;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zware horeca', mede voor zware horeca;
  • g. woningen, boven de eerste bouwlaag;
  • h. in afwijking van het bepaalde in sub g geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten', geen woningen zijn toegestaan;

al dan niet in combinatie met elkaar met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven en onbebouwde gronden.

6.2 bouwregels
6.2.1 (bedrijfs)gebouwen

Voor het bouwen van (bedrijfs)gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. indien een bebouwingspercentage is opgenomen op de verbeelding mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan is aangeven op de verbeelding;
  • e. indien een maximum bebouwd oppervlak is opgenomen op de verbeelding mag het maximum bebouwd oppervlak niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • f. indien op de verbeelding een dakhelling is aangeduid geldt die dakhelling +/- 5°.

6.2.2 bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. de inhoud van het hoofdgebouw van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m3;
  • e. indien op de verbeelding een dakhelling is aangeduid geldt die dakhelling +/- 5°
  • f. een en ander met in acht name van de volgende voorwaarden:
    • 1. er is maximaal één bedrijfswoning per bedrijf toegestaan;
    • 2. de bedrijfswoning is onderdeel van het bedrijfsgebouw;
    • 3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;
    • 4. de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting zoals bepaald in de Wet geluidhinder wordt niet overschreden;
    • 5. er wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 38.3.

6.2.3 aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. ze mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. gebouwd minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw. In afwijking hiervan geldt voor uitbouwen in de vorm van erkers, dat deze zowel naast als ook vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt, met dien verstande dat deze maximaal 1,5 m mag bedragen indien de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde, gronden minimaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel(s) bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.

6.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

Artikel 7 Cultuur en Ontspanning

7.1 bestemmingsomschrijving

De voor Cultuur en Ontspanning aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij', uitsluitend voor een kinderboerderij;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen en verhardingen, parkeervoorzieningen, met inachtneming van de keur van het waterschap, en onbebouwde gronden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 gebouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:

  • a. het gezamenlijke grondoppervlak van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 150 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

7.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

Artikel 8 Detailhandel

8.1 bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens voor een bedrijfswoning;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven en onbebouwde gronden.

8.2 bouwregels
8.2.1 bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangeven op de verbeelding;
  • e. de inhoud van het hoofdgebouw van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m3.

8.2.2 bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. de inhoud van het hoofdgebouw van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m3;
  • e. een en ander met in acht name van de volgende voorwaarden:
    • 1. er is maximaal één bedrijfswoning per bedrijf toegestaan;
    • 2. de bedrijfswoning is onderdeel van het bedrijfsgebouw;
    • 3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;
    • 4. de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting zoals bepaald in de Wet geluidhinder wordt niet overschreden;
    • 5. er wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 38.3.

8.2.3 aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. ze mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. gebouwd minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw. In afwijking hiervan geldt voor uitbouwen in de vorm van erkers, dat deze zowel naast als ook vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt, met dien verstande dat deze maximaal 1,5 m mag bedragen indien de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde, gronden minimaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel(s) bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.

8.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

Artikel 9 Dienstverlening

9.1 bestemmingsomschrijving

De voor Dienstverlening aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlenende bedrijven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens voor een bedrijfswoning;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven en onbebouwde gronden.

9.2 bouwregels
9.2.1 bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangeven op de verbeelding;
  • e. indien op de verbeelding een dakhelling is aangeduid geldt die dakhelling +/- 5°.

9.2.2 bedrijfswoning

Voor het bouwen van nieuwe bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. de inhoud van het hoofdgebouw van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m3;
  • e. indien op de verbeelding een dakhelling is aangeduid geldt die dakhelling +/- 5°
  • f. een en ander met in acht name van de volgende voorwaarden:
    • 1. er is maximaal één bedrijfswoning per bedrijf toegestaan;
    • 2. de bedrijfswoning is onderdeel van het bedrijfsgebouw;
    • 3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;
    • 4. de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting zoals bepaald in de Wet geluidhinder wordt niet overschreden;
    • 5. er wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 38.3.

9.2.3 aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. ze mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. gebouwd minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw. In afwijking hiervan geldt voor uitbouwen in de vorm van erkers, dat deze zowel naast als ook vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt, met dien verstande dat deze maximaal 1,5 m mag bedragen indien de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde, gronden minimaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel(s) bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
  • f. de hellingshoek moet +/- 50 gelijk aan de hellingshoek van het hoofdgebouw.

9.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.
     

Artikel 10 Gemengd - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de milieucategorieën 1 tot en met 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en reguliere horeca, met dien verstande dat het gezamenlijk bruto vloeroppervlak van deze functies ter plaatse van het bestemmingsvlak aan de Veerdijk niet meer mag zijn dan 750 m2;
  • b. wonen, met dien verstande dat het aantal wooneenheden niet meer mag zijn dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. aan huis verbonden beroepen, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m2 waarbij geldt dat:
    • 1. geen onevenredige druk op de bestaande parkeermogelijkheden bij de woning en in de omgeving van de woning mag ontstaan;
    • 2. geen detailhandel is toegestaan;
  • d. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op verblijf alsmede de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  • e. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen.
  • f. water;
  • g. nutsvoorzieningen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. de woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' dienen te zijn voorzien van een dove gevel tenzij:
    • 1. de woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde en niet meer dan 55 dB(A) aan industrielawaai op de gevel van het hoofdgebouw hebben;
    • 2. of de woningen en andere geluidgevoelige gebouwen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde.

10.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen;
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen maximaal 3 m bedragen.

10.3 Afwijking van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. het bepaalde in artikel 10.1 onder a voor het toestaan van een groter bruto vloeroppervlak, mits:
    • 1. het maatschappelijke voorzieningen voor zorg- en welzijnsinstellingen betreft;
    • 2. geluidgevoelige gebouwen voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde en de geluidgevoelige gebouwen niet meer dan 55 dB(A) aan industrielawaai op de gevel van het hoofdgebouw hebben, of de geluidgevoelige gebouwen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde;
  • b. het bepaalde in artikel 10.1 onder b voor het toestaan van een groter aantal wooneenheden, mits:
    • 1. er woningen gerealiseerd worden met een bruto vloeroppervlak kleiner dan 70 m2;
    • 2. de woningen voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde en de woningen niet meer dan 55 dB(A) aan industrielawaai op de gevel van het hoofdgebouw hebben, of de woningen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde.
  • c. het bepaalde in artikel 10.1 onder c voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:
    • 1. de oppervlakte maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m2;
    • 2. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
    • 3. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.

Artikel 11 Gemengd - 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de milieucategorieën 1 tot en met 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. dienstverlening;
  • c. kantoren;
  • d. horeca, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten' geen horeca is toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte horeca;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - reguliere horeca' uitsluitend ondergeschikte, lichte en reguliere horeca zijn toegestaan;
    • 3. terrassen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - reguliere horeca';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', maximaal het op de verbeelding aangegeven aantal bedrijfswoningen;
  • f. aan huis verbonden beroepen, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m2 waarbij geldt dat:
    • 1. geen onevenredige druk op de bestaande parkeermogelijkheden bij de woning en in de omgeving van de woning mag ontstaan;
    • 2. geen detailhandel is toegestaan;
  • g. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op verblijf alsmede de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  • h. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen.
  • i. water;
  • j. nutsvoorzieningen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
11.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen;
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen maximaal 3 m bedragen.

11.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.1 onder f voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:

  • a. de oppervlakte maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m2;
  • b. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • c. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.

Artikel 12 Groen

12.1 bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • c. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - botenhuis', tevens voor een botenhuis;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', tevens voor een evenemententerrein;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen en verhardingen, parkeervoorzieningen, met inachtneming van de keur van het waterschap, en onbebouwde gronden.

12.2 bouwregels
12.2.1 gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

12.2.2 botenhuis

In afwijking van het bepaalde in artikel 12.2.1 mogen op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - botenhuis’ gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen alleen binnen het aanduidingsvlak ‘specifieke vorm van water - botenhuis’ mogen worden gebouwd;
  • b. de goothoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 4 meter mag bedragen.

12.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

12.2.4 aanlegplaatsen

In afwijking van het bepaalde in artikel 12.2.3 gelden voor het bouwen van aanlegplaatsen ten behoeve van het afmeren van kleine vaartuigen de volgende regels:

  • a. aansluitend op de bestemming Water mag maximaal 1 aanlegplaats per perceel worden gebouwd, uitsluitend in het verlengde van een woonperceel;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 0,5 meter boven het gemiddelde waterpeil;
  • c. gemeten uit de bestemmingsgrens mag de diepte niet meer bedragen dan 1 meter, met dien verstande dat minimaal 3 meter vaarbreedte moet resteren;
  • d. gemeten langs de oeverlijn mag de lengte niet meer bedragen dan 1 m;
  • e. de aanlegplaats mag uitsluitend worden uitgevoerd als een horizontale constructie tussen twee verticale balken of palen.

Artikel 13 Horeca

13.1 bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. reguliere horeca;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - lichte horeca', uitsluitend voor lichte horeca;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zware horeca', mede voor zware horeca;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens voor een bedrijfswoning;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven en onbebouwde gronden.

13.2 bouwregels
13.2.1 bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangeven op de verbeelding;
  • e. indien op de verbeelding een dakhelling is aangeduid geldt die dakhelling +/- 5°.

13.2.2 bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. de inhoud van het hoofdgebouw van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m3;
  • e. indien op de verbeelding een dakhelling is aangeduid geldt die dakhelling +/- 5°;
  • f. een en ander met in acht name van de volgende voorwaarden:
    • 1. er is maximaal één bedrijfswoning per bedrijf toegestaan;
    • 2. de bedrijfswoning is onderdeel van het bedrijfsgebouw;
    • 3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;
    • 4. de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting zoals bepaald in de Wet geluidhinder wordt niet overschreden;
    • 5. er wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 38.3.

13.2.3 aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. ze mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. gebouwd minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw. In afwijking hiervan geldt voor uitbouwen in de vorm van erkers, dat deze zowel naast als ook vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt, met dien verstande dat deze maximaal 1,5 m mag bedragen indien de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde, gronden minimaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel(s) bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;
  • f. de hellingshoek moet +/- 5° gelijk aan de hellingshoek van het hoofdgebouw.

13.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

Artikel 14 Kantoor

14.1 bestemmingsomschrijving


De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, tuinen en erven en onbebouwde gronden.

14.2 bouwregels
14.2.1 bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangeven op de verbeelding;
  • e. indien op de verbeelding een dakhelling is aangeduid geldt die dakhelling +/- 5°.

14.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.


 

Artikel 15 Maatschappelijk

15.1 bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - fysiotherapeut', uitsluitend voor een praktijk voor fysiotherapie;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', tevens voor 17 appartementen en 5 schoolwoningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens voor een bedrijfswoning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - reguliere horeca', tevens voor ongeschikte reguliere horeca;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven en onbebouwde gronden.

15.2 bouwregels
15.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangeven op de verbeelding;
  • e. indien op de verbeelding een dakhelling is aangeduid geldt die dakhelling +/- 5°.

15.2.2 bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. de inhoud van het hoofdgebouw van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m3;
  • e. indien op de verbeelding een dakhelling is aangeduid geldt die dakhelling +/- 5°;
  • f. een en ander met in acht name van de volgende voorwaarden:
    • 1. er is maximaal één bedrijfswoning per bedrijf toegestaan;
    • 2. de bedrijfswoning is onderdeel van het bedrijfsgebouw;
    • 3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;
    • 4. de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting zoals bepaald in de Wet geluidhinder wordt niet overschreden;
    • 5. er wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 38.3.

15.2.3 aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. ze mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. gebouwd minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw. In afwijking hiervan geldt voor uitbouwen in de vorm van erkers, dat deze zowel naast als ook vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt, met dien verstande dat deze maximaal 1,5 m mag bedragen indien de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde, gronden minimaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel(s) bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;
  • f. de hellingshoek moet +/- 5° gelijk aan de hellingshoek van het hoofdgebouw.

15.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

Artikel 16 Natuur

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. agrarisch medegebruik;
  • d. extensieve dagrecreatie;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden met dien verstande dat steigers niet zijn toegestaan.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen te worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen 1,5 m;
  • b. vogeluitkijkposten 3 m;
  • c. gemaal: 5 m;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.3.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 16.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het aanleggen van hoogopgaande beplanting (vanaf 3 m);
  • b. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het ontginnen, scheuren of frezen van grasland;
  • e. het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;
  • f. de aanleg van oeverbeschoeiing, kaden of aanlegplaatsen (steigers);
  • g. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • h. het verwijderen, kappen, rooien of beschadiging van bomen of andere houtgewassen hoger dan 1,5 m die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan aanwezig zijn;
  • i. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • j. andere-werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
  • k. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • l. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.

16.3.2 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

16.3.3 Adviesaanvraag

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16.3.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van een onafhankelijk natuur- en landschapsdeskundige.

16.3.4 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Artikel 17 Recreatie

17.1 bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin', uitsluitend voor volkstuinen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen en verhardingen, parkeervoorzieningen, met inachtneming van de keur van het waterschap, en onbebouwde gronden.

17.2 bouwregels
17.2.1 gebouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:

  • a. op iedere kavel mag uitsluitend één gebouw in de vorm van een kas worden gebouwd met een grondoppervlak van maximaal 12 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  • b. binnen het aanduidingsvlak mag maximaal één verenigingsgebouw annex bergruimte worden gebouwd met een grondoppervlak van maximaal 100 m2, een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 5 m.

17.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 18 Sport

18.1 bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportterreinen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - watersportvereniging', uitsluitend voor een watersportvereniging;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan', tevens voor een natuurijsbaan;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, tribunes en gebouwen ten behoeve van onderhoud, beheer, sanitaire voorzieningen en kantinevoorzieningen, wegen en paden, parkeer- en groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding en onbebouwde gronden.

18.2 bouwregels
18.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande, dat buiten het bouwvlak gebouwen ten behoeve van opslag, tribunes, stalling en onderhoud zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 150 m2;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangeven op de verbeelding.

18.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van speelinstallaties en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en ballenvangers mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • c. de bouwhoogte van reclameborden mag niet meer bedragen dan 1,1 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 19 Tuin

19.1 bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde alsmede voor voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

19.2 bouwregels
19.2.1 gebouwen

Gebouwen waaronder ook aan- en uitbouwen, en bijhorende overkappingen mogen niet worden gebouwd.

19.2.2 bestaande gebouwen

In afwijking van het bepaalde in artikel 19.2.1 zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaande gebouwen', binnen het aanduidingsvlak bijgebouwen toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 3 m.

19.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.

19.3 afwijken van de bouwregels
19.3.1 erkers

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.1 en 19.2 voor het bouwen van een aan- of uitbouw bij woningen, in de vorm van erkers, tot vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de horizontale diepte bedraagt niet meer dan 1 m, met dien verstande dat deze maximaal 1,5 m mag bedragen, indien de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde, gronden minimaal 1,5 m bedraagt;
  • b. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw bedraagt de breedte niet meer dan 2/3 van de breedte van die gevel(s);
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedraagt.

19.3.2 bijgebouw of overkapping

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.1 en 19.2 voor het bouwen van een aan- of uitbouw, anders dan in de vorm van een erker, een bijgebouw of overkapping behorend bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de horizontale diepte bedraagt niet meer dan 2 m, mits de diepte maximaal 50% bedraagt van de diepte van de gronden met de bestemming tuin, gemeten vanuit naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad;
  • d. het stedenbouwkundig straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig geschaad.

19.3.3 wetgevingzone - afwijkingsgebied

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied' door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.1 en 19.2 voor het bouwen van een bijgebouw of overkapping behorend bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 12 m2 met dien verstande dat maximaal 50% van de tot tuin bestemde gronden bebouwd mag worden;
  • b. de goothoogte is maximaal 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. het stedenbouwkundig straat- en bebouwingsbeeld mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 20 Verkeer

20.1 bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten, wandel- en fietspaden met een functie hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;
  • b. parkeer- en groenvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • d. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouw zijnde, en onbebouwde gronden.

20.2 bouwregels
20.2.1 gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

20.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan voor wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.


Artikel 21 Verkeer - Verblijfsgebied

21.1 bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het verkeer;
  • b. parkeer- en groen- en speelvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • d. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - entree' een entreeportaal tot de bijbehorende woningen;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouw zijnde, en onbebouwde gronden.

21.2 bouwregels
21.2.1 gebouwen
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - entree' mag een entreeportaal tot maximaal de omvang van de aanduiding en tot een hoogte van maximaal 5 m worden gebouwd;
  • b. voor het overige mogen gebouwen niet worden gebouwd.

21.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan voor wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.


Artikel 22 Water

22.1 bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. waterberging en waterlopen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - botenhuis', tevens voor een botenhuis;
  • d. een brug ter plaatse van de aanduiding 'brug';

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

22.2 bouwregels
22.2.1 gebouwen

Op en onder de in artikel 22.1 genoemde gronden mogen, met uitzondering van gebouwen behorend bij bruggen en sluizen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde: 5 m;
  • b. maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de brug, zoals constructiedelen, ter plaatse van de aanduiding 'brug': 20 m;
  • c. maximum bouwhoogte van scheepvaartverkeerstekens en andere nautische verkeersvoorzieningen: 12 m.

22.2.2 botenhuis

In afwijking van het bepaalde in artikel 22.2.1 mogen op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - botenhuis’ gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen alleen binnen het aanduidingsvlak ‘specifieke vorm van water - botenhuis’ mogen worden gebouwd;
  • b. de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.

22.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan voor waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte voor bruggen en viaducten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. de bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

22.2.4 steigers

In afwijking van het bepaalde in artikel 22.2.3 gelden voor het bouwen van steigers de volgende regels:

  • a. aansluitend op de bestemming Wonen mag maximaal 1 steiger per perceel worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 0,5 meter boven het waterpeil;
  • c. gemeten uit de bestemmingsgrens mag de diepte van de steiger niet meer bedragen dan 1 meter, met dien verstande dat minimaal 6 meter vaarbreedte moet resteren;
  • d. de breedte mag niet meer bedragen dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel van de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • e. gemeten langs de oeverlijn mag de lengte niet meer bedragen dan 6 m.

Artikel 23 Wonen

23.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bestaande aantal woningen in de categorieën:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', voor vrijstaande woningen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen', voor twee-aaneen en vrijstaande woningen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', voor aaneengebouwde, twee-aaneen en vrijstaande woningen;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', voor gestapelde woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1', voor vrijstaande of twee-aaneen gebouwde woningen, waarbij geldt dat het aantal woningen niet mee mag bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nieuwe woning', is een nieuw te bouwen woning toegestaan, met dien verstande dat maximaal één woning per aanduiding is toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'atrium' is uitsluitend een overkapte binnentuin toegestaan;
  • e. aan huis verbonden beroepen, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlakte van de gebouwen tot een maximum van 30 m2 waarbij geldt dat:
    • 1. geen onevenredige druk op de bestaande parkeermogelijkheden bij de woning en in de omgeving van de woning mag ontstaan;
    • 2. geen detailhandel is toegestaan;
    • 3. geen horeca-, prostitutie- of seksinrichting is toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'garage', uitsluitend voor stallingsruimte voor auto's;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

23.2 bouwregels
23.2.1 hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 3 meter aan één zijde;
    • 2. bij twee-aan-een gebouwde woningen minimaal 3 meter aan één zijde;
    • 3. bij aaneengebouwde eindwoningen minimaal 3 meter aan één zijde;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' de goothoogte aan de achtergevelzijde maximaal 6 m mag bedragen;
    • 2. als er geen goothoogte is opgenomen de goothoogte gelijk mag zijn aan de bouwhoogte;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • e. bij nieuw- of herbouw van een woning dient de voorgevel van de woning op de bouwgrens van het bouwvlak gesitueerd dient te worden;
  • f. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' dienen de woningen te zijn voorzien van een dove gevel tenzij:
    • 1. de woningen voldoen aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde en de woningen niet meer dan 55 dB(A) aan industrielawaai op de gevel van het hoofdgebouw hebben;
    • 2. of de woningen en andere geluidgevoelige gebouwen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' mag de diepte van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 12 m;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' mag het bouwvlak voor niet meer dan 50% per woning worden bebouwd;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is ten hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage toegestaan met dien verstande dat balkons niet worden meegerekend in het bebouwingspercentage;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven.

23.2.2 aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. ze mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde) van de voorgevel van het hoofdgebouw. In afwijking hiervan geldt voor uitbouwen in de vorm van erkers tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt, met dien verstande, dat deze maximaal 1,5 m mag bedragen indien de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde, gronden minimaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel(s) bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 50 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 750 m2;
    • 2. 60 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m2;
    • 3. 70 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m2;

mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;

  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw, indien meer dan 3 m, + 0,25 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - aanvullende bouwregels' gelden aanvullend de volgende regels:
    • 1. in afwijking van het bepaalde onder b mag tot op minimaal 1 m achter (het verlengde) van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
    • 2. en is afwijking van het bepaalde onder e de maximale bouwhoogte gelijk aan de maximale goothoogte.

23.2.3 garageboxen

In afwijking van het bepaalde in lid 23.2.1 t/m 23.2.4 gelden ter plaatse van de aanduiding 'garage' uitsluitend de volgende regels:

  • a. de hoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

23.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.

23.3 afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel:

  • a. 23.2.1 sub b voor het bouwen tot op de zijdelingse perceelsgrens;
  • b. artikel 23.2.2 sub b voor het verkleinen van de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen van een aan- of uitbouw of bijgebouw vóór (het verlengde van) voorgevel van het hoofdgebouw;
  • c. artikel 23.2.2 sub c voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot maximaal:
    • 1. 65 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 750 m2;
    • 2. 80 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m2;
    • 3. 95 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m2;
    • 4. 150 m2 voor het uitoefenen van agrarische activiteiten(hobbyboer) ondergeschikt aan de woonfunctie;
  • d. artikel 23.2.2 sub c voor het vergroten van het toegestane bebouwingspercentage tot maximaal 70%; met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het stedenbouwkundig straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;
  • e. artikel 23.2.2 sub d en e voor het verruimen de toegestane goot- en nokhoogte tot 10 meter van de woningen aan de Roerdompstraat (evenzijde) met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. het bouwplan in overeenstemming is met het vigerende beleid voor deze wijk;
    • 2. het bebouwingsbeeld in overeenstemming is met de stedenbouwkundige opzet van de wijk;
  • f. artikel 23.2.1 sub d voor het verruimen de toegestane goothoogte met maximaal 3 meter met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. het bouwplan in overeenstemming is met het vigerende beleid voor deze wijk;
    • 2. het bebouwingsbeeld in overeenstemming is met de stedenbouwkundige opzet van de wijk;
  • g. artikel 23.2.1 sub e voor het bouwen van een woning achter de voorgevellijn van het bouwvlak met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. het bouwplan in overeenstemming is met het vigerende beleid voor deze wijk;
    • 2. het bebouwingsbeeld in overeenstemming is met de stedenbouwkundige opzet van de wijk.

23.4 afwijken van de gebruiksregels
23.4.1 bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen tot maximaal 45 m2 waarbij geldt dat:

  • a. een directe relatie moet bestaan tussen het bedrijf en/of het beroep en de bewoner van de woning;
  • b. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • c. geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige activiteit mag plaatshebben;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de bestaande parkeermogelijkheden en op de normale afwikkeling van verkeer.

23.4.2 bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23.1 voor het toestaan van een bed & breakast, mits:

  • a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de het hoofdgebouw tot maximaal 45 m2 (exclusief de ruimte voor het gemeenschappelijk gebruik voor het serveren van ontbijt);
  • a. de hoofdfunctie van het perceel wonen blijft;
  • b. de bed & breakfastvoorziening wordt geëxploiteerd door de bewoner(s) van de woning;
  • c. geen zelfstandige kookgelegenheid in de voor de gasten bestemde ruimten is toegestaan;
  • d. detailhandel en horeca niet zijn toegestaan, met uitzondering van detailhandel in de vorm van kleinschalige verkoop van eigengemaakte ambachtelijke (streekeigen) producten en het verstrekken van logies en ontbijt;
  • e. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden, tenzij middels een parkeerdrukmeting is aangetoond dat parkeren in de openbare ruimte geen onevenredige belemmeringen oplevert;
  • f. de activiteit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

Artikel 24 Wonen - 1

24.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aaneengebouwde woningen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

24.2 bouwregels

Op en onder de in 24.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

24.2.1 algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de gronden met de bestemming Wonen - 1 worden minimaal 65 woningen en maximaal 69 woningen gerealiseerd, onder de voorwaarde dat in het totale plangebied met de bestemmingen Wonen - 1, Wonen - 2 en Wonen - 3 niet meer dan 132 woningen mogen worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘onderdoorgang’ is een overkapte steeg met woningen toegestaan.

24.2.2 hoofgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bestemmingsvlak te worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van de gebouwen dient in de naar de weggekeerde grens van het bestemmingsvlak te worden gebouwd;
  • c. de voorgevel van de gebouwen in de naar de weg gekeerde grens van het bestemmingsvlak mag maximaal 2m verspringen ten opzichten van deze grens;
  • d. de diepte van de hoofdgebouwen mag niet meer dan 12m bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' zijn ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage toegestaan.

24.2.3 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het hoofdgebouw is maximaal:
    • 1. 50 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 750 m²;
    • 2. 60 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m²;
    • 3. 70 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m²;

mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;

  • b. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden minimaal 3 m achter het verlengde van de voorgevel op het zij- en achtererf gebouwd;
  • c. de bouwhoogte mag maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m bedragen, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m bedragen en maximaal 6 m;
  • d. de goothoogte mag maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw +0,25 m bedragen.
24.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen voor(het verlengde van)
    de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m;
  • b. maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de
    voorgevel(s) van het hoofdgebouw: 2 m;
  • c. maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.

24.3 afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van:

  • a. het bepaalde in 24.2.3 sub a onder 1 ten behoeve van het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot maximaal 65 m²;
  • b. het bepaalde in 24.2.3 sub a onder 2 ten behoeve van het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot maximaal 80 m²;
  • c. het bepaalde in 24.2.3 sub a onder 3 ten behoeve van het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot maximaal 95 m²;
  • d. het bepaalde in 24.2.3 sub b ten behoeve van het verkleinen van de afstand van een aan- en of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen van een aan- of uitbouw of bijgebouw voor het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • e. het bepaalde in artikel 24.2.3 sub a ten behoeve van vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aangebouwde aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tot de oppervlakten genoemd onder a, b en c vermeerderd met 20 m² in verband met het gebruik als afhankelijke woonruimte voor mantelzorg, mits vooraf een advies is verkregen van een onafhankelijk deskundige;
  • f. het bepaalde in 24.2.3 sub a ten behoeve van het toegestane bebouwingspercentage tot maximaal 70%, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet evenredig worden geschaad;
    • 2. het stedenbouwkundig straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad

24.4 specifieke gebruiksregels
24.4.1 beroep aan huis

De uitoefening van aan huis verbonden beroepen is toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. het vloeroppervlak in gebruik voor aan huis gebonden beroepen is niet groter dan 30% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de woning inclusief aan- en bijgebouwen, met een maximum van 30 m²;
  • d. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de bestaande parkeermogelijkheden en op de normale afwikkeling van verkeer;
  • e. er mogen geen prostitutie-, horeca- en detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.

24.5 afwijken van de gebruiksregels
24.5.1 bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 24.4.1 ten behoeve van het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen tot een maximum van 45 m², waarbij geldt dat:

  • a. een directe relatie moet bestaan tussen het bedrijf en/of beroep en de bewoner van de woning;
  • b. geen sprake mag zijn van een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandel of ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • c. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • d. geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige activiteit mag plaatshebben;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de bestaande parkeermogelijkheden en op de normale afwikkeling van verkeer.

24.5.2 bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.1 voor het toestaan van een bed & breakast, mits:

  • a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de het hoofdgebouw tot maximaal 45 m2 (exclusief de ruimte voor het gemeenschappelijk gebruik voor het serveren van ontbijt);
  • a. de hoofdfunctie van het perceel wonen blijft;
  • b. de bed & breakfastvoorziening wordt geëxploiteerd door de bewoner(s) van de woning;
  • c. geen zelfstandige kookgelegenheid in de voor de gasten bestemde ruimten is toegestaan;
  • d. detailhandel en horeca niet zijn toegestaan, met uitzondering van detailhandel in de vorm van kleinschalige verkoop van eigengemaakte ambachtelijke (streekeigen) producten en het verstrekken van logies en ontbijt;
  • e. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden, tenzij middels een parkeerdrukmeting is aangetoond dat parkeren in de openbare ruimte geen onevenredige belemmeringen oplevert;
  • f. de activiteit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

Artikel 25 Wonen - 2

25.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. gestapelde woningen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

25.2 bouwregels

Op en onder de in 25.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

25.2.1 algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de gronden met de bestemming Wonen - 2 worden minimaal 10 woningen en maximaal 12 woningen gerealiseerd, onder de voorwaarde dat in het totale plangebied met de bestemmingen Wonen - 1, Wonen - 2 en Wonen - 3 niet meer dan 132 woningen mogen worden gebouwd.

25.2.2 hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bestemmingsvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' zijn ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage toegestaan.

25.3 specifieke gebruiksregels
25.3.1 beroep aan huis

De uitoefening van aan huis verbonden beroepen is toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. het vloeroppervlak in gebruik voor aan huis gebonden beroepen is niet groter dan 30% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de woning inclusief aan- en bijgebouwen, met een maximum van 30 m²;
  • d. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de bestaande parkeermogelijkheden en op de normale afwikkeling van verkeer;
  • e. er mogen geen prostitutie-, horeca- en detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.

25.4 afwijken van de gebruiksregels
25.4.1 bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan middels omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.3.1 ten behoeve van het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen tot een maximum van 45 m², waarbij geldt dat:

  • 1. een directe relatie moet bestaan tussen het bedrijf en/of beroep en de bewoner van de woning;
  • 2. geen sprake mag zijn van een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandel of ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • 3. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • 4. geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige activiteit mag plaatshebben;
  • 5. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de bestaande parkeermogelijkheden en op de normale afwikkeling van verkeer;

25.4.2 bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.1 voor het toestaan van een bed & breakast, mits:

  • a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de het hoofdgebouw tot maximaal 45 m2 (exclusief de ruimte voor het gemeenschappelijk gebruik voor het serveren van ontbijt);
  • a. de hoofdfunctie van het perceel wonen blijft;
  • b. de bed & breakfastvoorziening wordt geëxploiteerd door de bewoner(s) van de woning;
  • c. geen zelfstandige kookgelegenheid in de voor de gasten bestemde ruimten is toegestaan;
  • d. detailhandel en horeca niet zijn toegestaan, met uitzondering van detailhandel in de vorm van kleinschalige verkoop van eigengemaakte ambachtelijke (streekeigen) producten en het verstrekken van logies en ontbijt;
  • e. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden, tenzij middels een parkeerdrukmeting is aangetoond dat parkeren in de openbare ruimte geen onevenredige belemmeringen oplevert;
  • f. de activiteit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

Artikel 26 Wonen - 3

26.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. gestapelde woningen;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding ‘parkeergarage’ is een parkeergarage toegestaan;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

26.2 bouwregels

Op en onder de in 26.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

26.3 algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de gronden met de bestemming Wonen - 3 worden minimaal 47 woningen en maximaal 51 woningen gerealiseerd, onder de voorwaarde dat in het totale plangebied met de bestemmingen Wonen - 1, Wonen - 2 en Wonen - 3 niet meer dan 132 woningen mogen worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - hoogbouw' zijn 6 tot 7 woonlagen op een plint toegestaan.

26.3.1 hoofdgebouw

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bestemmingsvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' zijn ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b is ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - hoogbouw’ voor 40% van het bebouwd oppervlak van het bestemmingsvlak een bouwhoogte van maximaal 24 meter toegestaan.

26.3.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van)
    de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m;
  • b. maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de
    voorgevel(s) van het hoofdgebouw: 2 m;
  • c. maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.

26.4 specifieke gebruiksregels
26.4.1 parkeren

Voor de in 26.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. voor de categorie appartementen in de vrije sector wordt een parkeernorm van 1,6 parkeerplaats per woning nagestreefd;
  • b. voor de categorie appartementen sociaal wordt een parkeernorm van 1,4 parkeerplaats per woning nagestreefd;
  • c. voor de categorie senioren appartementen sociaal geldt een parkeernorm van 0,5 parkeerplaats per woning nagestreefd.
  • d. voor het bepaalde in 26.3.1 sub a t/m c geldt voor het plangebied een minimale parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per woning.

26.4.2 beroep aan huis

De uitoefening van aan huis verbonden beroepen is toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. het vloeroppervlak in gebruik voor aan huis gebonden beroepen is niet groter dan 30% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de woning inclusief aan- en bijgebouwen, met een maximum van 30 m²;
  • d. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de bestaande parkeermogelijkheden en op de normale afwikkeling van verkeer;
  • e. er mogen geen prostitutie-, horeca- en detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.

26.5 afwijken van de gebruiksregels
26.5.1 bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 26.3.2 ten behoeve van het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen tot een maximum van 45 m², waarbij geldt dat:

  • a. een directe relatie moet bestaan tussen het bedrijf en/of beroep en de bewoner van de woning;
  • b. geen sprake mag zijn van een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandel of ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • c. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • d. geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige activiteit mag plaatshebben;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de bestaande parkeermogelijkheden en op de normale afwikkeling van verkeer.

26.5.2 bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26.1 voor het toestaan van een bed & breakast, mits:

  • a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de het hoofdgebouw tot maximaal 45 m2 (exclusief de ruimte voor het gemeenschappelijk gebruik voor het serveren van ontbijt);
  • a. de hoofdfunctie van het perceel wonen blijft;
  • b. de bed & breakfastvoorziening wordt geëxploiteerd door de bewoner(s) van de woning;
  • c. geen zelfstandige kookgelegenheid in de voor de gasten bestemde ruimten is toegestaan;
  • d. detailhandel en horeca niet zijn toegestaan, met uitzondering van detailhandel in de vorm van kleinschalige verkoop van eigengemaakte ambachtelijke (streekeigen) producten en het verstrekken van logies en ontbijt;
  • e. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden, tenzij middels een parkeerdrukmeting is aangetoond dat parkeren in de openbare ruimte geen onevenredige belemmeringen oplevert;
  • f. de activiteit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

Artikel 27 Wonen - 4

27.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen
  • b. aaneengebouwde woningen;
  • c. erven.

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

27.2 bouwregels

Op en onder de in 27.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

27.2.1 algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden' is ten hoogste het aangegeven aantal woningen toegestaan;

27.2.2 hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van de gebouwen dient in de naar de weggekeerde grens van het bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. de voorgevel van de gebouwen in de naar de weggekeerde grens van het bouwvlak mogen maximaal 2m verspringen ten opzichten van deze grens;
  • d. de diepte van de gebouwen mogen niet meer dan 10 m bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is ten hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage toegestaan binnen het bestemmingsvlak.

27.2.3 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak is maximaal:
    • 1. 50 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 750 m²;
    • 2. 60 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m²;
    • 3. 70 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m²;

mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;

  • b. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden minimaal 3 m achter het verlengde van de voorgevel op het zij- en achtererf gebouwd;
  • c. de bouwhoogte mag maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m bedragen, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m bedragen en maximaal 6 m;
  • d. een vrijstaand bijgebouw met kap dient dezelfde kapvorm te hebben als de kapvorm van het hoofdgebouw;
  • e. de goothoogte mag maximaal 3m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw +0,25 m bedragen.

27.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m;
  • b. maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel(s) van het hoofdgebouw: 2 m;
  • c. maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.

27.3 afwijken van de bouwregels
27.3.1 algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van:

  • a. het bepaalde in 24.2.3 sub a onder 1 ten behoeve van het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot maximaal 65 m²;
  • b. het bepaalde in 24.2.3 sub a onder 2 ten behoeve van het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot maximaal 80 m²;
  • c. het bepaalde in 24.2.3 sub a onder 3 ten behoeve van het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot maximaal 95 m²;
  • d. het bepaalde in 24.2.3 sub b ten behoeve van het verkleinen van de afstand van een aan- en of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen van een aan- of uitbouw of bijgebouw voor het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • e. het bepaalde in artikel 24.2.3 sub a lid 1 t/m 3 ten behoeve van vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aangebouwde aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tot de oppervlakten genoemd onder 1, 2 en 3 vermeerderd met 20 m² in verband met het gebruik als afhankelijke woonruimte voor mantelzorg, mits vooraf een advies is verkregen van een onafhankelijk deskundige;
  • f. het bepaalde in 24.2.3 sub a lid 1 t/m 3 ten behoeve van het toegestane bebouwingspercentage tot maximaal 70%, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet evenredig worden geschaad;
    • 2. het stedenbouwkundig straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad.

27.4 specifieke gebruiksregels
27.4.1 parkeren

Voor de in lid 27.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. voor de categorie grondgebonden woningen in de vrije sector wordt een parkeernorm van 1,8 parkeerplaats per woning nagestreefd;
  • b. voor de categorie grondgebonden woningen sociaal wordt een parkeernorm van 1,6 parkeerplaats per woning nagestreefd;
  • c. voor het bepaalde in 27.4 lid a en b geldt voor het plangebied een minimale parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per woning.

27.4.2 beroep aan huis

De uitoefening van aan huis verbonden beroepen is toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. het vloeroppervlak in gebruik voor aan huis gebonden beroepen is niet groter dan 30% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de woning inclusief aan- en bijgebouwen, met een maximum van 30 m²;
  • d. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de bestaande parkeermogelijkheden en op de normale afwikkeling van verkeer;
  • e. er mogen geen prostitutie-, horeca- en detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.

27.5 afwijken van de gebruiksregels
27.5.1 bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 26.3.2 ten behoeve van het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen tot een maximum van 45 m², waarbij geldt dat:

  • a. een directe relatie moet bestaan tussen het bedrijf en/of beroep en de bewoner van de woning;
  • b. geen sprake mag zijn van een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandel of ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • c. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • d. geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige activiteit mag plaatshebben;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de bestaande parkeermogelijkheden en op de normale afwikkeling van verkeer.

27.5.2 bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 27.1 voor het toestaan van een bed & breakast, mits:

  • a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de het hoofdgebouw tot maximaal 45 m2 (exclusief de ruimte voor het gemeenschappelijk gebruik voor het serveren van ontbijt);
  • a. de hoofdfunctie van het perceel wonen blijft;
  • b. de bed & breakfastvoorziening wordt geëxploiteerd door de bewoner(s) van de woning;
  • c. geen zelfstandige kookgelegenheid in de voor de gasten bestemde ruimten is toegestaan;
  • d. detailhandel en horeca niet zijn toegestaan, met uitzondering van detailhandel in de vorm van kleinschalige verkoop van eigengemaakte ambachtelijke (streekeigen) producten en het verstrekken van logies en ontbijt;
  • e. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden, tenzij middels een parkeerdrukmeting is aangetoond dat parkeren in de openbare ruimte geen onevenredige belemmeringen oplevert;
  • f. de activiteit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

Artikel 28 Wonen - 5

28.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 5 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. gestapelde woningen;
  • c. erven;

met de daarbij behorende parkeervoorzieningen en overkappingen.

28.2 bouwregels

Op en onder de in lid 28.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:

28.2.1 algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is ten hoogste het aangegeven aantal woningen toegestaan;

28.2.2 hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is ten hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage toegestaan binnen het bestemmingsvlak;
  • d. in afwijking van het gestelde onder a en c is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - atrium' een overkapping van een binnentuin toegestaan, met bijbehorende voorzieningen en bouwwerken zoals entrees, vluchttrappen, bergingen, loopbruggen, technische ruimte en liftschachten;
  • e. in afwijking van het gestelde onder b mag de bebouwingshoogte van de overkapping, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - atrium' niet meer dan 9 m bedragen.

28.2.3 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak is maximaal:
    • 1. 50 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 750 m²;
    • 2. 60 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.000 m²;
    • 3. 70m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m²;

mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;

  • b. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden minimaal 3 m achter het verlengde van de voorgevel op het zij- en achtererf gebouwd;
  • c. de bouwhoogte mag maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m bedragen, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m bedragen en maximaal 6 m;
  • d. een vrijstaand bijgebouw met kap dient dezelfde kapvorm te hebben als de kapvorm van het hoofdgebouw;
  • e. de goothoogte mag maximaal 3m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw +0,25 m bedragen.

28.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen voor  (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m;
  • b. maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de
    voorgevel(s) van het hoofdgebouw: 2 m;
  • c. maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.

28.3 afwijken van de bouwregels
28.3.1 algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van:

  • a. het bepaalde in 24.2.3 sub a onder 1 ten behoeve van het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot maximaal 65 m²;
  • b. het bepaalde in 24.2.3 sub a onder 2 ten behoeve van het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot maximaal 80 m²;
  • c. het bepaalde in 24.2.3 sub a onder 3 ten behoeve van het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot maximaal 95 m²;
  • d. het bepaalde in 24.2.3 sub b ten behoeve van het verkleinen van de afstand van een aan- en of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen van een aan- of uitbouw of bijgebouw voor het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • e. het bepaalde in artikel 24.2.3 sub a lid 1 t/m 3 ten behoeve van vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aangebouwde aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tot de oppervlakten genoemd onder 1, 2 en 3 vermeerderd met 20 m² in verband met het gebruik als afhankelijke woonruimte voor mantelzorg, mits vooraf een advies is verkregen van een onafhankelijk deskundige.
  • f. het bepaalde in 24.2.3 sub a lid 1 t/m 3 ten behoeve van het toegestane bebouwingspercentage tot maximaal 70%, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet evenredig worden geschaad;
    • 2. het stedenbouwkundig straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad.

28.4 specifieke gebruiksregels
28.4.1 parkeren

Voor de in lid 28.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. voor de categorie appartementen  in de  vrije sector wordt een parkeernorm van 1,6 parkeerplaats per woning nagestreefd;
  • b. voor de categorie appartementen sociaal wordt een parkeernorm van 1,4 parkeerplaats per woning nagestreefd;
  • c. voor de categorie senioren appartementen sociaal wordt een parkeernorm van 0,5 parkeerplaats per woning nagestreefd.
  • d. voor het bepaalde in artikel 28.1 lid a t/m c geldt voor het plangebied een minimale parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per woning.

28.4.2 beroep aan huis

De uitoefening van aan huis verbonden beroepen is toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. het vloeroppervlak in gebruik voor aan huis gebonden beroepen is niet groter dan 30% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de woning inclusief aan- en bijgebouwen, met een maximum van 30 m²;
  • d. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de bestaande parkeermogelijkheden en op de normale afwikkeling van verkeer;
  • e. er mogen geen prostitutie-, horeca- en detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.

28.5 afwijken van de gebruiksregels
28.5.1 bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 26.3.2 ten behoeve van het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen tot een maximum van 45 m², waarbij geldt dat:

  • a. een directe relatie moet bestaan tussen het bedrijf en/of beroep en de bewoner van de woning;
  • b. geen sprake mag zijn van een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandel of ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • c. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • d. geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige activiteit mag plaatshebben;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de bestaande parkeermogelijkheden en op de normale afwikkeling van verkeer.

28.5.2 bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.5.2 voor het toestaan van een bed & breakast, mits:

  • a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de het hoofdgebouw tot maximaal 45 m2 (exclusief de ruimte voor het gemeenschappelijk gebruik voor het serveren van ontbijt);
  • a. de hoofdfunctie van het perceel wonen blijft;
  • b. de bed & breakfastvoorziening wordt geëxploiteerd door de bewoner(s) van de woning;
  • c. geen zelfstandige kookgelegenheid in de voor de gasten bestemde ruimten is toegestaan;
  • d. detailhandel en horeca niet zijn toegestaan, met uitzondering van detailhandel in de vorm van kleinschalige verkoop van eigengemaakte ambachtelijke (streekeigen) producten en het verstrekken van logies en ontbijt;
  • e. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden, tenzij middels een parkeerdrukmeting is aangetoond dat parkeren in de openbare ruimte geen onevenredige belemmeringen oplevert;
  • f. de activiteit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

Artikel 29 Wonen - Woonboten

29.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Woonboten aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bestaande woonboten;
  • b. aan huis verbonden beroepen;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven en onbebouwde gronden.

29.2 bouwregels
29.2.1 woonboten
  • a. woonboten zijn uitsluitend buiten het bouwvlak toegestaan en de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 m;
  • b. per bestemmingsvlak is maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal woonboten toegestaan.

29.2.2 gebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.

29.2.3 bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.

29.3 afwijken van de gebruiksregels
29.3.1 bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen tot maximaal 45 m2 waarbij geldt dat:

  • a. een directe relatie moet bestaan tussen het bedrijf en/of het beroep en de bewoner van de woning;
  • b. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • c. geen milieuvergunningsplichtige of meldingsplichtige activiteit mag plaatshebben;
  • d. geen sprake mag zijn van een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandel of ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de bestaande parkeermogelijkheden en op de normale afwikkeling van verkeer.

29.3.2 bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.1 voor het toestaan van een bed & breakast, mits:

  • a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de het hoofdgebouw tot maximaal 45 m2 (exclusief de ruimte voor het gemeenschappelijk gebruik voor het serveren van ontbijt);
  • a. de hoofdfunctie van het perceel wonen blijft;
  • b. de bed & breakfastvoorziening wordt geëxploiteerd door de bewoner(s) van de woning;
  • c. geen zelfstandige kookgelegenheid in de voor de gasten bestemde ruimten is toegestaan;
  • d. detailhandel en horeca niet zijn toegestaan, met uitzondering van detailhandel in de vorm van kleinschalige verkoop van eigengemaakte ambachtelijke (streekeigen) producten en het verstrekken van logies en ontbijt;
  • e. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden, tenzij middels een parkeerdrukmeting is aangetoond dat parkeren in de openbare ruimte geen onevenredige belemmeringen oplevert;
  • f. de activiteit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

Artikel 30 Leiding - Hoogspanningsverbinding

30.1 bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hoogspanningsverbinding van ten hoogste 50 kV.

30.2 bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 30.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bouwhoogte niet wordt vergroot.

30.3 afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 30.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

30.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1 uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

30.4.2 uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 30.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 30.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. uit oogpunt van ruimtelijke ordening van geringe omvang of betekenis zijn gelet op de aard van het gebied en de daaraan gegeven bestemmingen(en).

30.4.3 voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 30.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 31 Waarde - Aardkundige waarden

31.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Aardkundige waarden aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de versterking van de aardkundige monumenten en de waardevolle aardkundige gebieden.

31.2 bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mag ten behoeve van de in lid 31.1 genoemde bestemming niet worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. dit verenigbaar is met behoud, herstel en/of versterking van de aardkundige waarden;
    • 2. dit conform advies van de provincie Noord-Holland of een daarvoor in de plaats tredende commissie, niet leidt tot een wezenlijke verandering van de aanwezige waarden.

31.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

31.3.1 aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Aardkundige waarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vergraven, egaliseren, ophogen en/of ontgronden van de grond.

31.3.2 uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 31.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud, beheer en gebruik ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

31.3.3 voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 31.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de aardkundige waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, hetgeen door de aanvrager wordt aangetoond met een schriftelijk advies van een deskundige inzake landschap en/of aardwetenschappen.

31.4 voorrangsregeling
  • a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 35 (‘Waterstaat – Waterkering’);
  • b. in de tweede plaats voor de bepalingen van artikel 34 (‘Waarde - Ecologie’);
  • c. in de derde plaats de bepalingen van artikelen 32 t/m 33 (‘Waarde – Archeologie’);
  • d. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 31 ('Waarde - Aardkundige waarden').

Artikel 32 Waarde - Archeologie 1

32.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de voorrangsregeling zoals opgenomen in lid 32.5 van toepassing.

32.2 bouwregels
  • a. Op en onder de in lid 32.1 genoemde gronden zijn geen bouwwerken toegestaan;
  • b. Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing op projecten met een oppervlakte kleiner dan 100 m² waarbij de bodem niet dieper verstoord wordt dan 50 cm.

32.3 afwijken van de bouwregels
32.3.1 algemeen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 32.2 sub a en toestaan dat bouwwerken ten behoeve de op deze gronden liggende primaire bestemmingen worden gebouwd. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende primaire bestemming van toepassing;

32.3.2 voorwaarden
  • a. een omgevingsvergunning kan worden verleend indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd niet zal leiden tot verstoring van archeologische resten;
  • b. voor zover het oprichten van het gebouw, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in lid 32.2 sub a indien aan de reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen te stellen kwalificaties;
  • c. de omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag de gemeentelijke archeoloog om advies.

32.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 50 centimeter;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.

32.4.2 uitzondering

Het in lid 32.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op projecten met een oppervlakte kleiner dan 100 m², die de bodem niet dieper verstoren dan 50 cm en werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen, of
  • b. in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

32.4.3 voorwaarden
  • a. de omgevingsvergunning kan worden verleend indien gebleken is dat de in lid 32.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten;
  • b. voor zover de in lid 32.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien daaraan de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de vergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag de gemeentelijke archeoloog om advies.

32.5 voorrangsregeling

Voor zover de op de verbeelding aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

  • a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 35 (‘Waterstaat – Waterkering’);
  • b. in de tweede plaats voor de bepalingen van artikel 34 (‘Waarde - Ecologie’);
  • c. in de derde plaats de bepalingen van artikelen 32 t/m 33 (‘Waarde – Archeologie’);
  • d. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 31 ('Waarde - Aardkundige waarden').

Artikel 33 Waarde - Archeologie 2

33.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen voor deze gronden zijn aangegeven, is de voorrangsregeling zoals opgenomen in lid 33.5 van toepassing.

33.2 bouwregels
  • a. Op en onder de in lid 33.1 genoemde gronden zijn geen bouwwerken toegestaan;
  • b. Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing op projecten met een oppervlakte kleiner dan 10.000 m² waarbij de bodem niet dieper verstoord wordt dan 50 cm.

33.3 afwijken van de bouwregels
33.3.1 algemeen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 33.2 sub a en toestaan dat bouwwerken ten behoeve de op deze gronden liggende primaire bestemmingen worden gebouwd. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende primaire bestemming van toepassing;

33.3.2 voorwaarden
  • a. een omgevingsvergunning kan worden verleend indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd niet zal leiden tot verstoring van archeologische resten;
  • b. voor zover het oprichten van het gebouw, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in lid 33.2 sub a indien aan de reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen te stellen kwalificaties;
  • c. de omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag de gemeentelijke archeoloog om advies.

33.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 50 centimeter;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.

33.4.2 uitzondering

Het in lid 33.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op projecten met een oppervlakte kleiner dan 10.000 m², die de bodem niet dieper verstoren dan 50 cm en werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen, of
  • b. in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

33.4.3 voorwaarden
  • a. de omgevingsvergunning kan worden verleend indien gebleken is dat de in lid 33.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten;
  • b. voor zover de in lid 33.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien daaraan de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de vergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag de gemeentelijke archeoloog om advies.

33.5 voorrangsregeling

Voor zover de op de verbeelding aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

  • a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 35 (‘Waterstaat – Waterkering’);
  • b. in de tweede plaats voor de bepalingen van artikel 34 (‘Waarde - Ecologie’);
  • c. in de derde plaats de bepalingen van artikelen 32 t/m 33 (‘Waarde – Archeologie’);
  • d. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 31 ('Waarde - Aardkundige waarden').

Artikel 34 Waarde - Ecologie

34.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Ecologie aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor het behoud van de aanwezige landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden.

34.2 bouwregels
34.2.1 algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht.

34.3 afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 34.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden.

34.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.4.1 algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het gebruiken, storten en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en/of schadelijke stoffen;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

34.4.2 uitzondering

Het in lid 34.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

34.4.3 voorwaarden

Een aanlegvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

34.5 voorrangsregeling

Voor zover de op de verbeelding aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

  • a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 35 (‘Waterstaat – Waterkering’);
  • b. in de tweede plaats voor de bepalingen van artikel 34 (‘Waarde - Ecologie’);
  • c. in de derde plaats de bepalingen van artikelen 32 t/m 33 (‘Waarde – Archeologie’)
  • d. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 31 ('Waarde - Aardkundige waarden').

Artikel 35 Waterstaat - Waterkering

35.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens.

35.2 bouwregels
35.2.1 algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

35.2.2 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan.

35.2.3 bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.

35.3 afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 35.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

35.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
35.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 35.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

35.4.2 advies beheerder waterkering

Een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

35.4.3 uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

35.5 voorrangsregeling

Voor zover de op de verbeelding aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

  • a. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 35 (‘Waterstaat – Waterkering’);
  • b. in de tweede plaats voor de bepalingen van artikel 34 (‘Waarde - Ecologie’);
  • c. in de derde plaats de bepalingen van artikelen 32 t/m 33 (‘Waarde – Archeologie’);
  • d. in de vierde plaats de bepalingen van artikel 31 ('Waarde - Aardkundige waarden').

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 36 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal is betrokken bij het verlenen van een omgevingsvergunning en waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, kan geen deel uitmaken bij de beoordeling van latere bouwplannen.


Artikel 37 Algemene bouwregels

37.1 bestaande afstanden en andere maten

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of de afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wabo tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

37.2 bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

37.3 ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.

Artikel 38 Algemene gebruiksregels

38.1 verbod

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).

38.2 strijdig gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 38.1 wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag en verkoop van vuurwerk;
  • e. alsmede in de bestemming 'Sport': een gebruik ten behoeve van motorcross, (model)vliegsport en daarmee vergelijkbare activiteiten.

38.3 parkeren

In afwijking van het bepaalde in 26.4.1, 27.4.1 en 28.4.1 geldt het volgende:

  • a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag het gebruik van een gebouw of van een onbebouwd terrein uitsluitend worden gewijzigd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen, overeenkomstig de in het Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan opgenomen parkeernormen.
  • b. De onder a bedoelde ruimten voor het parkeren van personenauto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's.

38.4 laden en lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen mag dit onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels uitsluitend worden gewijzigd , indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen.

38.5 afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • c. het bepaalde in artikel 38.3 en 38.4 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  • d. het bepaalde in artikel 38.3 en 38.4 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 39 Algemene aanduidingsregels

39.1 vrijwaringszone - molenbiotoop
39.1.1 aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van de functie van de in het aanliggend gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

39.1.2 bouwregels

Op de in artikel 39.1.1 bedoelde gronden mag, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 , niet hoger worden gebouwd dan:

  • a. binnen een afstand van 100 m van de molen: de hoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
  • b. binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen: de hoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen.

39.1.3 afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 39.1.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen.
  • b. Een omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de molen.

39.1.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op de in artikel 39.1.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in artikel 39.1.2 maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
  • b. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in artikel 39.1.2 maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in artikel 39.1.2 maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken.

39.1.5 toelaatbaarheid
  • a. Een vergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapselement en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet gekomen kan worden.
  • b. Een vergunning wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies hebben ingewonnen van de beheerder van de molen.

39.1.6 uitzondering

Geen vergunning is vereist voor:

  • a. andere-werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. andere-werken, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

39.2 geluidzone - industrie
39.2.1 aanduidingsomschrijving

De voor 'geluidzone - industrie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een in richting als bedoeld in artikel 41 en artikel 53 van de Wet geluidhinder.

39.2.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag geen nieuw geluidsgevoelig gebouw worden gebouwd.

39.2.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 39.2.2 voor het bouwen van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig het bepaalde bij de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daar voor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

39.3 veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation
39.3.1 algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' gelden de volgende regels:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation' is de bouw van kwetsbare objecten niet toegestaan;
  • b. De bouw van beperkt kwetsbare objecten binnen de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation' is niet toegestaan binnen een zone van 4 meter, gemeten vanaf de rand van het bouwvlak ter plaatse van de bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening, alsmede binnen dit bouwvlak.

39.4 wetgevingzone - weidevogelgebied
39.4.1 aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - weidevogelgebied' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het in stand houden van het weidevogelgebied middels het in stand houden van:

  • a. het openhouden van het landschap;
  • b. de vegetatie, het gebruik als grasland en het voorkomen van overlast met name gedurende het broedseizoen, en
  • c. een voldoende hoge grondwaterstand.

39.4.2 strijdig gebruik

Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - weidevogelgebied' op een wijze die leidt tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied.

39.4.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 39.4 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanplanten van bomen en/of houtgewas en het aanbrengen van beplanting met een hoogte die hoger is dan 3 m;
  • b. verstorende activiteiten, buiten de huidige agrarische activiteiten;
  • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen met peilverlaging tot gevolg.

39.4.4 verlening omgevingsvergunning

Een omgevingvergunning als bedoeld in artikel 39.4.3 wordt niet eerder verleend dan nadat is aangetoond dat de gebruikswaarde als weidevogelleefgebied niet onevenredig wordt aangetast.

39.4.5 uitzonderingen omgevingsvergunning

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Artikel 40 Algemene afwijkingsregels

40.1 algemeen

Het bevoegd gezag kan afwijken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • d. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;


met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • 2. het stedenbouwkundig straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

40.2 opslag en verkoop consumentenvuurwerk

Het bevoegd kan afwijken van het bepaalde in 38.2 onder d voor:

  • a. vestiging van een nieuw bedrijf waar opslag en verkoop van consumentenvuurwerk plaatsvindt, mits er sprake is van één bufferbewaarplaats en/of een opslagcapaciteit van maximaal 2.000 kg;
  • b. uitbreiding van een bestaand bedrijf waar opslag en verkoop van consumentenvuurwerk plaatsvindt, mits er sprake is van één bufferbewaarplaats en/of een opslagcapaciteit van maximaal 2.000 kg.

40.3 bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan afwijken van de gebruiksregels van het plan ten behoeve van een bed & breakfast bij een bedrijfswoning onder de volgende voorwaarden:

  • a. deze bevoegdheid kan niet worden toegepast op percelen met de bestemming 'Bedrijf';
  • b. voor percelen met de bestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3', 'Wonen - 4', 'Wonen - 5' en 'Wonen - Woonboten' gelden uitsluitend de in de betreffende artikelen opgenomen voorwaarden;
  • c. de bed & breakfast mag worden gerealiseerd in de bedrijfswoning of (voormalige) (agrarische) bedrijfsgebouwen;
  • d. maximaal 6 bedden zijn toegestaan;
  • a. de hoofdfunctie van het perceel blijft in overeenstemming met de betreffende bestemming;
  • b. de bed & breakfastvoorziening wordt geëxploiteerd door de bewoner(s) van de bedrijfswoning;
  • c. zelfstandige kookgelegenheid in de voor de gasten bestemde ruimten is niet toegestaan;
  • d. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel in de vorm van kleinschalige verkoop van eigengemaakte ambachtelijke (streekeigen) producten en het verstrekken van logies en ontbijt;
  • e. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, tenzij middels een parkeerdrukmeting is aangetoond dat parkeren in de openbare ruimte geen onevenredige belemmeringen oplevert;
  • f. de activiteit levert geen onevenredige hinder voor het woonmilieu op en doet geen onevenredige afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • g. de activiteit doet geen onevenredige afbreuk aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de belangen van (agrarische) bedrijven in de directe omgeving worden niet onevenredig geschaad;
  • i. ter plaatse van de bed & breakfast dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Artikel 41 Algemene wijzigingsregels

41.1 algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

41.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' worden gewijzigd in de bestemmingen 'Wonen - 1' en 'Verkeer - Verblijfsgebied', onder de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging betreft uitsluitend de gronden waarvan de eigenaar of een ander zakelijk gerechtigde om een wijziging heeft verzocht;
  • b. het bebouwingsbeeld is in overeenstemming met de stedenbouwkundige opzet van de omgeving;
  • c. het bepaalde in Artikel 24 is van overeenkomstige toepassing.

41.3 wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' worden gewijzigd in de bestemmingen 'Groen', 'Natuur', 'Tuin', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en/of 'Wonen', onder de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 8;
  • b. binnen het wijzigingsgebied dienen voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd, waarbij dient te worden voldaan aan het ten tijde van de aanvraag geldende parkeerbeleid;
  • c. de herinrichting van het gebied vindt plaats op basis van een door de gemeenteraad vastgestelde stedenbouwkundige verkaveling inclusief beeldkwaliteitsplan, waarbij rekening is gehouden met cultuurhistorische en stedenbouwkundig waarden in (de omgeving van) het gebied;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast;
  • f. het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen wordt niet onevenredig aangetast;
  • g. er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen;
  • h. het kostenverhaal is verzekerd en de economische uitvoerbaarheid is gewaarborgd;
  • i. het bepaalde in artikel 12, 16, 19, 21 en/of 23 is van overeenkomstige toepassing.

41.4 wetgevingzone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' wordt gewijzigd in de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen', onder de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal woningen ter plaatse van het wijzigingsgebied mag niet meer bedragen dan 6;
  • b. binnen het wijzigingsgebied dienen voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd, waarbij dient te worden voldaan aan het ten tijde van de aanvraag geldende parkeerbeleid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast;
  • e. het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen wordt niet onevenredig aangetast;
  • f. er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen;
  • g. het kostenverhaal is verzekerd en de economische uitvoerbaarheid is gewaarborgd;
  • h. het bepaalde in artikel 19 en 23 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 42 Overige regels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • d. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 43 Overgangsrecht

43.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

43.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

43.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 44 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Woonkern Wormer en lint'.