direct naar inhoud van Artikel 7 Wonen
Plan: Waalre-Noord (gebied Heistraat Noord en Bosvilla's)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0866.BP00158-0301

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeren;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • e. tuinen en erven;

met daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak met dien verstande dat de helft van de constructiebreedte van de gevels buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
  • b. het maximaal aantal woningen bedraagt het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding aangegeven aantal woningen;
  • c. de maximale goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' op de verbeelding mag niet worden overschreden;
  • d. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 25 graden en niet meer dan 80 graden;
  • e. voor de bouwwijze geldt het volgende:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de bouwwijze 'vrijstaand' toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de bouwwijze 'twee-aaneen' toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de bouwwijze 'aaneengebouwd' toegestaan;
    • 4. voorzover binnen het bouwvlak meerdere bouwwijzen zijn aangeduid, geldt dat de bouwwijzen naast elkaar zijn toegestaan;
  • f. het maximum aantal aaneengebouwde hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 5;
  • g. voor de bouwdiepte geldt het volgende:
    • 1. de bouwdiepte van een hoofdgebouw in de bouwwijze 'aaneengebouwd' mag niet meer bedragen dan 10 m;
    • 2. de bouwdiepte van een hoofdgebouw in de bouwwijze 'twee-aaneen' mag niet meer bedragen dan 12 m;
    • 3. de bouwdiepte van een hoofdgebouw in de bouwwijze 'vrijstaand' mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • h. voor de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens geldt het volgende:
    • 1. voor vrijstaande woningen; aan beide zijden van het hoofdgebouw 3 m;
    • 2. voor twee-aaneengebouwde woningen; aan één zijde van het hoofdgebouw 3 m;
    • 3. voor aaneengebouwde woningen; voor de eindwoningen 3 m, met dien verstande dat:
      • in afwijking van het voorgaande voor eindwoningen die worden gebouwd naast een ander blok van aaneengebouwde woningen geldt dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens 2 m mag bedragen;
  • i. voor de situering van het hoofdgebouw geldt dat de voorgevel wordt gesitueerd in of maximaal 2 m uit de bouwgrens van de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak.
7.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m;
  • e. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt 0 of minimaal 1 m;
  • f. de oppervlakte per vrijstaand bijgebouw bedraagt maximaal 50 m²;
  • g. voor vrijstaande woningen geldt dat aan maximaal één zijde van het hoofdgebouw mag worden aangebouwd;
  • h. in afwijking van het bepaalde in sub a zijn uitbouwen aan de voorgevel toegestaan in de vorm van erkers en entreepartijen, met dien verstande dat:
    • 1. er mag uitsluitend voor de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
    • 2. de hoogte bedraagt maximaal 1 bouwlaag verhoogd met 30 cm;
    • 3. de breedte bedraagt niet meer dan 40% van de breedte van het gevelvlak, danwel gelijk is aan de breedte van de bestaande gevelopening;
    • 4. de diepte bedraagt niet meer dan 1/3 van de breedte van de erker of het entreeportaal, met een maximumdiepte van 1,5 m.
7.2.4 Bebouwingspercentage

Het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan:

  • a. 50 %, voorzover het een bouwperceel betreft bij een woning in de bouwwijze 'vrijstaand';
  • b. 50 %, voorzover het een bouwperceel betreft bij een woning in de bouwwijze 'twee-aaneen';
  • c. 60 %, voorzover het een bouwperceel betreft bij een woning in de bouwwijze 'aaneengebouwd'.
7.2.5 Kelders

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. bij iedere woning mogen één of meer kelders worden gebouwd;
  • b. de kelders moeten vanuit de woning of een aangebouwd bijgebouw bereikbaar zijn;
  • c. de oppervlakte van de kelders mag in totaal niet meer bedragen dan 1,5 maal de oppervlakte van de woning, exclusief aan- en bijgebouwen;
  • d. de bovenkant van een kelder gelegen buiten de bebouwing dient geheel gelegen te zijn beneden maaiveld.
7.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte:
    • 1. van erfafscheidingen, vóór de voorgevel of het verlengde daarvan bedraagt maximaal 1 m;
    • 2. van erfafscheidingen, achter de voorgevel of het verlengde daarvan bedraagt maximaal 2 m;
    • 3. van bouwwerken, geen gebouwen en geen erfafscheidingen zijnde, achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) bedraagt maximaal 3 m.
  • b. in afwijking van hetgeen bepaald onder a gelden voor het bouwen van carports en overkappingen de volgende regels;
    • 1. carports en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan op minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
    • 3. de oppervlakte bedraagt maximaal 25 m2;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b geldt dat aan de voor- en zijgevel(s) van de woning trappartijen, (overdekte) terrassen, (overdekte)balkons en veranda's zijn toegestaan met inachtneming van het volgende:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw op het betreffende bouwperceel;
    • 2. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' mag niet minder bedragen dan 1 m;
    • 3. de trappartijen, (overdekte) terrassen, (overdekte)balkons en veranda's zijn uitsluitend toegestaan bij woningen in de bouwwijze 'aaneengebouwd'.
7.2.7 Zwembad

Voor het bouwen van niet overdekte zwembaden gelden de volgende regels:

  • a. het bouwperceel dient een oppervlakte te hebben van minimaal 400 m²;
  • b. de oppervlakte mag maximaal 10 % van het bouwperceel en niet meer dan 100 m² bedragen;
  • c. het zwembad dient minimaal 2 m uit de perceelsgrens te worden gesitueerd;
  • d. er dient geen bedrijfsmatige exploitatie van het zwembad plaats te vinden.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken gebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.3 sub b, teneinde toe te staan dat erkers, entreeportalen, luifels mogen worden gebouwd in de ruimte achter de voorgevel en het verlengde daarvan mits;

  • a. het straatbeeld daardoor ruimtelijk niet wordt aangetast;
  • b. de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet;
  • c. geen afbreuk wordt gedaan aan de benodigde parkeermogelijkheden op eigen terrein;
  • d. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.3.2 Afwijken erfafscheiding

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.6 sub a onder 1, teneinde erfafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 2 m toe te staan voor het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw, mits:

  • a. het straatbeeld daardoor ruimtelijk niet wordt aangetast;
  • b. de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet;
  • c. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.3.3 Afwijken bouwen voorgevel buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.2 sub a en i, teneinde de voorgevel van het hoofdgebouw tot maximaal 2 m buiten het bouwvlak te bouwen, mits:

  • a. het straatbeeld daardoor ruimtelijk niet wordt aangetast;
  • b. de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet;
  • c. geen afbreuk wordt gedaan aan de benodigde parkeermogelijkheden op eigen terrein;
  • d. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Parkeren

Voor het parkeren gelden de volgende regels:

  • a. voor vrijstaande woningen en twee-aan-een woningen dienen per hoofdgebouw twee parkeerplaatsen voor personenauto's op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  • b. een garage wordt bij vrijstaande woningen niet meegeteld bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen.
7.4.2 Gebruik van woningen voor handel en/of bedrijf

Het is verboden bebouwing te gebruiken en/of te laten gebruiken voor de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf.

7.4.3 Gebruik van bijgebouwen

Het is verboden bijgebouwen bij een woning te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Afwijken met betrekking tot uitoefening van bedrijf en beroep aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.4.2 en 7.4.3 voor de uitoefening van een bedrijf aan huis en/of een beroep aan huis, mits:

  • a. de woonfunctie van het perceel daarbij gehandhaafd blijft;
  • b. de bebouwing blijft voldoen aan de inrichtingseisen van de woning zoals gesteld in de bouwverordening en het bouwbesluit;
  • c. geen gebruik plaatsvindt dat vergunnings- of meldingsplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer (dan wel een AMvB op grond van deze wet) zoals deze van kracht is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan, tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteiten geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van de belendende woonbebouwing;
  • d. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met het 'beroep aan huis' alsmede goederen die ter plaatse in verband met het 'bedrijf aan huis' zijn vervaardigd;
  • e. verkoop en opslag van motorbrandstoffen en horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
  • f. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten, dat extra maatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk zijn;
  • g. het niet betreft activiteiten die in de regel in winkelpanden worden uitgeoefend, zoals kappersbedrijf en videotheek;
  • h. alleen de in het besluit aangewezen ruimte kan worden gebruikt en alleen het in het besluit genoemde beroep of bedrijf mag hier door de bewoner(s) worden uitgeoefend;
  • i. een beroep of bedrijf aan huis in een bijgebouw uitsluitend wordt gevestigd door de bewoner van het hoofdgebouw.
7.5.2 Afwijken met betrekking tot woonruimte in vrijstaande of aangebouwde bebouwing
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.4.3, en toestaan dat een vrijstaand of aangebouwd bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijk woonruimte, mits:
    • 1. een verzoek om toepassing van deze omgevingsvergunning schriftelijk wordt ingediend door de eigenaar van de hoofdwoning (mantelzorgverlener) en de mantelzorgontvanger;
    • 2. uit de aanvraag de behoefte aan mantelzorg blijkt van de persoon/personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
    • 3. in de aanvraag het oppervlak van de afhankelijke woonruimte wordt aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt (dit dient te geschieden middels een gemaatvoerde plattegrond met gevels en doorsnede);
    • 4. het brutovloeroppervlak van de afhankelijke woonruimte maximaal 50 m² bedraagt; Voor bestaande bijgebouwen welke groter zijn dan 50 m² geldt een maximum van 80 m²;
    • 5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    • 6. de bebouwing blijft voldoen aan de eisen zoals gesteld in de Bouwverordening en het Bouwbesluit.
                  • a. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.5.2 sub a op naam van de mantelzorgontvanger;
    • 7. degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend dient, op het moment dat het bijgebouw gebruikt kan worden ten behoeve van de mantelzorg, hiervan het bevoegd gezag op de hoogte te stellen;
    • 8. degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger of de hoofdbewoner van het hoofdgebouw, dient het bevoegd gezag onmiddellijk te informeren indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon/personen ten behoeve waaraan de omgevingsvergunning is verleend.