In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
Het bestemmingsplan ‘Nieuwe Waalreseweg 199’ met identificatienummer ‘NL.IMRO.0858.BPnwwaalreseweg199-VA01’ van de gemeente Valkenswaard;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aan-huis-verbonden beroep:
het in een woning (met inbegrip van aangebouwde bijbehorende bouwwerken) beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch, consumentverzorgend of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder tevens begrepen kappers, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
1.5 aardkundige waarden:
waarden die specifiek betrekking hebben op bodemkundige, geomorfologische en/of geologische kenmerken en ontstaanswijze, zoals bodemsamenstelling en -opbouw, hoogteverschillen, en de daarmee samenhangende waterhuishouding;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.8 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.9 beperkingen veehouderij:
gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt;
1.10 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.12 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.13 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.14 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.15 bouwlaag:
het geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimten in een gebouw met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, zolder en vliering;
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 consumentenvuurwerk:
vuurwerk dat enkel is bestemd voor particulier gebruik;
1.21 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.22 de naar de weg gekeerde bouwgrens:
de bouwgrens aan de zijde van de weg;
1.23 de van de weg afgekeerde bouwgrens:
de bouwgrens aan de zijde van het achterperceel;
1.24 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.25 diepwortelende beplanting:
meerjarige beplanting met houtige wortels, welke onder algemene omstandigheden dieper wortelt dan 1 meter;
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met tenminste twee wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 grondgebonden veehouderij:
veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie;
1.28 hobbymatig agrarisch gebruik
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren op niet bedrijfsmatige wijze;
1.29 hoofdgebouw:
een gebouw dat gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken;
1.30 hulpgebouw:
een bouwwerk omsloten door maximaal 4 buitenwanden welke direct, hetzij indirect, met de grond is verbonden en dient als schuilhut voor het hobbymatig houden van dieren en het toebehorende dierenvoer, alsmede voor het schuilen van mensen;
1.31 landschaps- of landschappelijke waarden:
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;
1.32 landschapselementen:
de verzameling van landschappelijke beplantingen en natuurlijke elementen, waaronder het navolgende verstaan wordt: - landschappelijke beplantingen: begroeiingselementen in het agrarische gebied of langs wegen en paden, bestaande uit opgaande beplanting (bosschages, houtwallen, houtsingels, hagen, boomgroepen, bomenrijen, solitaire bomen), zonder een hoofdfunctie bosbouw of houtteelt; - natuurlijke elementen: een
begroeiings- of abiotisch element in het agrarisch gebied of langs wegen en paden, overwegend bestaande uit niet-opgaande beplanting, zoals moerasjes, poelen, overhoeken, steilrand, e.d.;
1.33 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.34 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
1.35 nevenfunctie:
activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten zoals waartoe bestemd op een bouwperceel;
1.36 nieuw groen
inpassingsgroen welke is geplant na 23 juni 1999;
1.37 nutsvoorzieningen:
voorzieningen t.b.v. het algemeen nut in ruime zin, zoals voorzieningen, installaties t.b.v. gas, water, electriciteit en (tele-)communicatie;
1.38 ondergeschikte horeca:
horeca-voorzieningen die in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt zijn aan een bedrijf, en welke in een directe relatie staan tot het bedrijf;
1.39 overkapping:
een bouwwerk dat bestaat uit een dakconstructie met maximaal 1 eigen wand;
1.40 peil:
- bij nieuw te bouwen hoofdgebouwen en daarbij behorende bouwwerken: het straatpeil ter plaatse van de perceelgrens vermeerderd met 3 centimeter per meter afstand tussen de hoofdtoegang van het gebouw en die perceelgrens met een maximum van 30 centimeter;
- bij bestaande gebouwen: de gemiddelde maaiveldhoogte van het aansluitend afgewerkte terrein;
1.41 teeltondersteunende voorzieningen:
ondersteunende voorzieningen, die een onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een vollegronds tuinbouwbedrijf of boomkwekerij, die gebruikt worden om de bedrijfsvoering en/of de agrarische bodemexploitatie te optimaliseren. Hierdoor vindt de productie onder gecontroleerde omstandigheden plaats, zodat gezorgd kan worden voor een verbetering van de productkwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of -verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik; te onderscheiden zijn de volgende categorieën:
- tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist, met een maximum van 8 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies en acryldoek, vlakveldsfolie, vraatnetten, tunnels, wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
- permanente teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, bijvoorbeeld containervelden, bakken op stellingen, regenkappen;
- overige teeltondersteunende voorzieningen: boomteelthekken;
1.42 tuincentrum:
bedrijf, geheel of in overwegende mate gericht op detailhandel van en het leveren van (boom-)kwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen, kamerplanten; dieren en dierproducten zoals vissen, visvoer en konijnen; artikelen voor de aanleg en het onderhoud van tuinen en vijvers alsmede (tuin-)inrichtingsartikelen en aanverwante artikelen zoals bloempotten, vazen, plantenbakken, vijverinrichting en dergelijke;
1.43 veehouderij:
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;
1.44 voorgevelrooilijn:
de naar het openbaar gebied toegekeerde bouwgrens en het verlengde van die grens;
1.45 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en andere daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
1.46 werk:
een constructie geen bouwwerk zijnde;
1.47 zijperceel:
gedeelte van het perceel dat aan de zijkant van het bouwvlak is gelegen, en welke gronden dezelfde bestemming hebben als die van het bouwvlak.