direct naar inhoud van Artikel 3: Agrarisch
Plan: Kernen Waterland 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0852.BPKILUIWAZU013-va01

Artikel 3: Agrarisch

Link naar de toelichting van 'Agrarisch''

3.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

gebouwen ten behoeve van:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van agrarische bedrijven in de vorm van veehouderijen;
  • b. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 2. mantelzorg;
    • 3. kleinschalig toeristisch overnachten;

waarbij, indien bedrijfswoningen zijn gebouwd in de vorm van een stolp, de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp' en gestreefd wordt naar het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvorm van de stolp;

  • c. cultuurgrond;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. gebouwen en overkappingen ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen';
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. extensief dagrecreatief medegebruik onder andere in de vorm van rustpunten;
  • g. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • h. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • i. paden;
  • j. sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • k. stallingsruimte voor fietsen;

met de daarbijbehorende:

  • l. andere bouwwerken.
3.2. Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten.

3.2.1. Gebouwen en overkappingen lid 3.1 onder a en b

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt:

  • a. als gebouw worden uitsluitend de in lid 3.1 onder a en b genoemde gebouwen en overkappingen gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen de grenzen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel' gebouwd, waarbij de bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • c. per bouwvlak worden uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf gebouwd;
  • d. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste één;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 600 m³;
  • f. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning worden tenminste 1,50 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd;
  • g. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en overkappingen bedragen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogtes;
  • h. in afwijking van g. bedragen de oppervlakte en de goothoogte van een stolp ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte en goothoogte;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt 40 m²;
  • j. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,00 m;
  • k. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6,00 m.
3.2.2. Gebouwen en overkappingen lid 3.1 onder d

Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder d genoemde gebouwen en overkappingen geldt het volgende:

  • a. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen';
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de bestaande bouwhoogte.
3.2.3. Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:

  • a. mest-, voeder- en sleufsilo's, platen en bassins worden uitsluitend gebouwd, ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel';
  • b. de bouwhoogte van een mestsilo of een mestbassin bedraagt ten hoogste 5,00 m, exclusief afdekking;
  • c. de doorsnede van mestsilo's bedraagt ten hoogste 20,00 m;
  • d. er worden geen andere bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen de bouwpercelen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m bedraagt;
  • f. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6,00 m;
  • g. de bouwhoogte van voedersilo's bedraagt ten hoogste 10,00 m;
  • h. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt binnen het bouwvlak ten hoogste 5,00 m;
  • i. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt buiten het bouwvlak ten hoogste 1,50 m;
  • j. de plaatsing van tijdelijke boog- en gaaskassen is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel' toegestaan.
3.3. Afwijken van de bouwregels
3.3.1. Goot- en/of bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder g in die zin dat de goothoogte en/of de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen wordt vergroot respectievelijk tot ten hoogste 6,00 m en 15,00 m, mits:

  • a. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend als gevolg van milieumaatregelen en/of maatregelen ten behoeve van het verbeteren van het dierenwelzijn;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.2. Afwijkende bouwvormen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder g in die zin dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd in de vorm van serrestallen of naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de goothoogte van een bedrijfsgebouw ten hoogste 7,00 m bedraagt;
  • c. de dakhellingsregeling niet van toepassing is;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
3.3.3. Afwijken maatvoeringen stolpen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder h in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de stolp, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp.

3.3.4. Afwijking ten behoeve van kleinschalig kamperen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder a in die zin dat ten behoeve van kleinschalig kamperen één gebouw voor sanitaire voorzieningen wordt gebouwd, mits:

  • a. de oppervlakte van het gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt;
  • b. de goothoogte van het gebouw ten hoogste 3,00 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van het gebouw ten hoogste 6,00 bedraagt;
  • d. tevens de in 3.5.1 bedoelde omgevingsvergunning voor kleinschalig kamperen is verleend.
3.3.5. Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.3 onder d in die zin dat paardrijbakken, zwembaden en/of tennisbanen worden toegestaan, mits:

  • a. tevens de in 3.5.3 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
3.4. Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een biomassa-/mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid;
  • c. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwperceel;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden, anders dan kleinschalig toeristisch overnachten en ter plaatse van rustpunten;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan in de vorm van productiegebonden detailhandel bij een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • f. het gebruik van een bedrijfswoning voor meer dan één woning;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning, en meer dan twee kamers worden gebruikt;
  • i. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en voor een beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, of een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid;
  • j. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van werknemers;
  • k. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, zwembad en/of een tennisbaan.
3.5. Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1. Ondergeschikte tak of deeltijdfunctie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder b in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 1 genoemde functies, mits:

  • a. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een bouwvlak met uitzondering van boerengolf en kleinschalig kamperen;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie ten hoogste 400 m² aan gebouwen dan wel ten hoogste 30% van de bestaande bebouwingsmogelijkheden of 30% van de (onbebouwde) gronden van het bouwvlak bedraagt;
  • d. bij de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid de voorwaarden en criteria worden gehanteerd uit het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost, 31 juli 2012;
  • e. dit geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengt;
  • f. alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid, waaronder opslag, binnen de gegeven bebouwingsmogelijkheden blijven. Bij boerengolf en kleinschalig kamperen mogen eveneens de bijbehorende gronden worden gebruikt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.2. Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder i in die zin dat afhankelijke woonruimte in de zin van mantelzorg wordt toegestaan in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, mits:

  • a. eerst alle mogelijkheden van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken optimaal benut worden om met inwoning een oplossing te bieden aan tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg;
  • b. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • c. de mantelzorg geboden wordt in de bestaande bebouwing;
  • d. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte beperkt blijft tot 60 m²;
  • e. het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de mantelzorg een ruimtelijke eenheid vormt met de op hetzelfde perceel gesitueerde bedrijfswoning, waarbij de maximale afstand van de bedrijfswoning tot het bijbehorend bouwwerk 20,00 m bedraagt;
  • f. dit geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengt;
  • g. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.3. Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder k in die zin dat gronden worden gebruikt voor een paardrijbak, een zwembad of een tennisbaan, mits:

  • a. de paardrijbak, het zwembad of de tennisbaan bij een agrarisch bedrijf op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning ten behoeve van het eigen hobbymatig gebruik wordt aangelegd, waarbij het zwembad of de tennisbaan uitsluitend binnen het bouwvlak is toegestaan;
  • b. de paardrijbak anders dan bij een agrarisch bedrijf wordt aangelegd op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning of het woonhuis, ten behoeve waarvan de paardrijbak voor het eigen hobbymatig gebruik wordt aangelegd;
  • c. de paardrijbak, het zwembad of de tennisbaan zoveel mogelijk recht achter de voorgevel van de hoofdgebouwen wordt gesitueerd en landschappelijk wordt ingepast;
  • d. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • e. er geen bouwwerken ten behoeve van verlichting bij een paardrijbak, een zwembad en/of een tennisbaan worden aangebracht;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1. Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het (gedeeltelijk) verwijderen van stolpen.
3.6.2. Uitzondering

Het bepaalde in 3.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
3.6.3. Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een stolp betreft die op zichzelf niet karakteristiek zijn en waarbij door verwijdering daarvan de karakteristieke hoofdvorm van de stolp niet onevenredig wordt aangetast.
3.7. Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1. Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een bouwperceel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 2' of 'Wonen - Stolp' ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 22 of 23 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de voorwaarden en criteria worden gehanteerd uit het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost, 31 juli 2012;
  • c. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel' ter plaatse wordt verwijderd;
  • d. geen sprake is van een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven;
  • e. in de voormalige bedrijfswoning een woonfunctie wordt ondergebracht;
  • f. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • g. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.2. Wijziging naar niet-agrarische bedrijvigheid ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een bouwperceel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels zoals opgenomen in artikel 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel' ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. geen sprake is van een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven;
  • d. bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de voorwaarden en criteria worden gehanteerd uit het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost, 31 juli 2012;
  • e. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Bedrijf' niet wordt toegepast voor bedrijven die zich richten op de productie van goederen;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.3. Wijziging naar meerdere woningen in stolp

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een bedrijfswoning in de vorm van een stolp, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp', wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:

  • a. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van het behoud van de stolp;
  • b. ter plaatse tevens de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - meerdere woningen' wordt aangebracht;
  • c. de oppervlakte van het vierkant ten minste 200 m² bedraagt, waarbij de oppervlakte van iedere bedrijfswoning ten minste 100 m² bedraagt;
  • d. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot;
  • e. geen sprake is van een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.