direct naar inhoud van Artikel 12 Wonen - 1
Plan: Kom Nieuw-Vossemeer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0851.nvBPkomnv2012-v001

Artikel 12 Wonen - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning en in samenhang daarmee de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde of vrijstaande woningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen', twee-aaneengebouwde of vrijstaande woningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', uitsluitend vrijstaande woningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', uitsluitend gestapelde woningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', mede voor bijbehorende bouwwerken;


met de daarbij behorende:

  • g. bijbehorende bouwwerken;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. erven;
  • j. tuinen;
  • k. paden
  • l. parkeerplaatsen.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag met in achtneming van de onderstaande regels worden gebouwd.

12.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen in het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij op de verbeelding anders is weergegeven;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m, tenzij op de verbeelding anders is weergegeven.
  • d. bij vrijstaande woningen dient de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens aan beide zijden minimaal 2,5 m te bedragen;
  • e. bij twee-aaneengebouwde woningen dient de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens aan één zijde minimaal 2,5 m te bedragen.

12.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd,
  • b. aan- en bijgebouwen dienen op de zijdelingse bouwperceelsgrens of minimaal 1 m uit de zijdelingse bouwperceelsgrens gebouwd te worden;
  • c. het maximaal gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw bedraagt indien het betreffende deel van het bouwperceel een oppervlakte van 100 m² of minder heeft maximaal 50% van die oppervlakte tot een maximum van 50 m²;
  • d. het maximaal gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw bedraagt indien het betreffende deel van het bouwperceel een oppervlakte van meer dan 100 m² heeft:
    • 1. tot 100 m² maximaal 50% van die oppervlakte;
    • 2. voor de resterende oppervlakte maximaal 15% van de resterende oppervlakte;
    • 3. tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 80 m²;
  • e. in afwijking van sub c en d mag ter plaatse van de aanduiding 'bebouwd oppervlak' het bebouwingsoppervlak aan bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • f. de goothoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij op de verbeelding anders is weergegeven;
  • g. de bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij op de verbeelding anders is weergegeven;
  • h. aan- en bijgebouwen voor de voorgevel mogen niet worden voorzien van een kap;
  • i. de bouwhoogte van overige bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erf-/terreinafscheidingen, mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen bedraagt bij percelen die geen hoekperceel zijn:
    • 1. niet meer dan 1 m vóór de naar de wegzijde toegekeerde, op de verbeelding aangegeven, bouwgrens;
    • 2. niet meer dan 2 m achter de onder het vorige punt bedoelde bouwgrens;
  • c. de bouwhoogte van een erf-/terreinafscheiding mag bij hoekpercelen vóór de bouwgrens niet meer dan 2 m bedragen, mits deze erf-/terreinafscheiding minimaal 3 m achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw wordt gebouwd.

12.3 Specifieke gebruiksregels

12.3.1 Aan-huis-gebonden beroep

De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen in het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken is toegestaan mits;

  • a. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft;
  • b. het woonmilieu niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen (milieu) planologische belemmeringen zijn;
  • d. de parkeerbalans en verkeersafwikkeling in de directe omgeving niet onevenredig worden benadeeld;
  • e. detailhandel slechts plaatsvindt voor zover deze beperkt blijft tot een verkoop in direct verband met het aan huis verbonden beroep;
  • f. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning inclusief de bijbehorende bouwwerken als zodanig gebruikt wordt met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen.

12.3.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in elk geval verstaan:

  • a. het gebruik van de grond en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een (kleinschalige) bedrijfsmatige activiteit.
  • b. de uitoefening van detailhandel, behoudens de uitoefening van detailhandel in beperkte mate die verband houdt met de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep.

12.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor de bouw van:

  • a. vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
  • b. twee-aaneengebouwde woningen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd';
  • c. voor de onder a en b genoemde omgevingsvergunning geldt dat;
    • 1. de bouwregels onder 12.2 in acht worden genomen;
    • 2. er geen onnodige nadelige veranderingen teweeg mogen worden gebracht in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en/of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebouwing;
    • 3. de gebruikswaarde van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
    • 4. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden aangetast;
    • 5. uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen (milieu) planologische belemmeringen zijn;
    • 6. de parkeerbalans en verkeersafwikkeling in de directe omgeving niet onevenredig worden benadeeld.