direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Buitengebied Dinteloord en Prinsenland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0851.bgBPdtlgeheel-v002

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal één grondgebonden agrarisch bedrijf per bouwvlak;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' is een intensieve veehouderij toegestaan, waarbij tevens ondergeschikte grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch technisch hulpbedrijf', tevens voor een agrarisch technisch hulpbedrijf;
  • d. ter plaatse van een agrarisch bedrijf is productiegebonden detailhandel toegestaan tot maximaal 100 m²;
  • e. per agrarisch bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis in de bedrijfswoning en/of bijgebouwen, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', waar geen bedrijfswoning is toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden', waar het maximum aantal woningen is toegestaan zoals op de verbeelding weergegeven;
  • f. kwaliteitsverbetering van het landschap;

met de daarbij behorende:

  • g. bijbehorende bijgebouwen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. landschapselementen;
  • j. teeltondersteunende voorzieningen;
  • k. tuin, erf, verharding en andere bij de bestemming passende voorzieningen;
  • l. voorzieningen van algemeen nut;
  • m. water, waterkering en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. wegen, paden en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. voor het bouwen geldt dat uitsluitend gebouwen, bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd die ten dienste staan van de bestemming;
  • b. daar waar een bebouwingspercentage op de verbeelding is opgenomen mag het bebouwde oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan het opgenomen percentage.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 meter;
  • b. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 11,5 meter;
  • c. de bedrijfsgebouwen dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen;
  • d. de afstand tussen vrijstaande bedrijfsgebouwen dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • e. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen;
  • f. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter;
  • g. binnen het bouwvlak, met uitzondering binnen de groenblauwe mantel zoals aangeduid op de verbeelding, mogen teeltondersteunende kassen worden gebouwd ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering, tot een maximum van 1.000 m² per bouwvlak, waarbij de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7 meter;
  • h. in bedrijfsgebouwen ten behoeve van intensieve veehouderijactiviteiten of grondgebonden veehouderijactiviteiten mag binnen de gebouwen maximaal 1 bouwlaag worden gebruikt voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar maximaal 2 bouwlagen gebruik mogen worden.

3.2.3 Bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³;
  • b. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 9,5 meter;
  • d. de bedrijfswoning dient te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen;
  • e. de afstand van de bedrijfswoning tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen;
  • f. nieuwbouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw. Vervangende nieuwbouw van de bestaande bedrijfswoning moet plaatsvinden op de locatie van de bestaande fundering;
  • g. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bijgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,3 meter en 5,5 meter;
  • h. bijbehorende bijgebouwen dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen; bijbehorende aangebouwde bijgebouwen als onderdeel van de bedrijfswoning mogen met een plat dak worden afgewerkt, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,3 meter mag bedragen;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bijgebouwen mag niet meer dan 100 m² bedragen;
  • j. de afstand van een bijbehorend bijgebouw tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen;
  • k. een bijbehorend bijgebouw dient op een minimale afstand van 1 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning te worden opgericht;
  • l. qua situering dient er een directe samenhang te zijn tussen de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen;
  • m. de afstand van de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van agrarische erfafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 12 meter bedragen;
  • c. bouwwerken voorzien van een dak dienen te worden afgerond met een dak, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 50° mag bedragen;
  • d. de afstand tot de bouwperceelgrens dient minimaal 3,5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen die tot op de bouwperceelgrens mogen worden opgericht;
  • e. de afstand van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de kant van de weg bedraagt minimaal 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen die tot op de bouwperceelgrens mogen worden opgericht.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter verbetering van de landschappelijke inrichting en/of positionering van de bebouwing.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afstand bouwperceelgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een bouwperceelgrens, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de veiligheid uit het oogpunt van brandoverslag niet in het gedrang komen;
  • b. er geen onevenredige aantasting is van de in het geding zijne belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving is.

3.4.2 Afstand weg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven afstand tot de kant van de weg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de veiligheid uit het oogpunt van brandoverslag niet in het gedrang komen;
  • b. uit onderzoek naar geluidhinder blijkt dat er geen strijdigheid is met de Wet geluidhinder of andere relevante wetgeving;
  • c. er geen onevenredige aantasting van het verkeersbelang is. Hiertoe wordt tevoren advies ingewonnen bij de wegbeheerder;
  • d. er geen onevenredige aantasting van de in het geding zijne belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving is.

3.4.3 Hogere bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven goot- en bouwhoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de afwijkende hoogte is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Daarover wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • b. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • c. de maximale afwijking ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte bedraagt 2 meter en ten aanzien van de maximale bouwhoogte 2 meter.

3.4.4 Teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en de omvang van teeltondersteunende kassen uitbreiden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats ter ondersteuning van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de afwijkende omvang van teeltondersteunende kassen is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • c. de vergroting van de oppervlakte teeltondersteunende kassen mag er niet toe leiden dat sprake is van een glastuinbouwbedrijf;
  • d. omtrent het bepaalde in sub a., b. en c. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • e. de oppervlakte aan netto teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
  • f. de goothoogte en bouwhoogte van de teeltondersteunende kassen mag respectievelijk niet meer bedragen dan 6 meter en 7 meter;
  • g. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • h. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur' alsmede binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel'.

3.4.5 Herbouw bedrijfswoning anders dan op de bestaande fundamenten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en toestaan dat de herbouw van de bedrijfswoning niet op de bestaande fundamenten plaatsvindt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfswoning wordt binnen het bestaande bouwvlak opgericht;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • d. er is geen onevenredige aantasting van het verkeersbelang. Hiertoe wordt tevoren advies ingewonnen bij de wegbeheerder;
  • e. er is geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • f. er is geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • g. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur'.

3.4.6 Nieuwbouw bedrijfswoning, daar waar nog geen bedrijfswoning bestaat

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en toestaan dat binnen het bouwvlak de nieuwbouw van een bedrijfswoning plaatsvindt, daar waar nog geen bedrijfswoning bestaat, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. nieuwbouw van een bedrijfswoning is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • b. binnen het bouwvlak is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • e. er is geen onevenredige aantasting van het verkeersbelang. Hiertoe wordt tevoren advies ingewonnen bij de wegbeheerder;
  • f. er is geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. er is geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • h. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur'.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wabo, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. (ondergeschikte) detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. seksinrichtingen;
  • e. kamperen;
  • f. niet-grondgebonden agrarisch bedrijven, met uitzondering van het bepaalde in 3.1 sub b, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', binnen de gebouwen maximaal één bouwlaag wordt gebruikt voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waarin maximaal twee bouwlagen voor de huisvesting van legkippen gebruikt mogen worden;
  • g. gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente en/of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen, zoals een gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  • h. (vrijstaande) bijbehorende bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • i. het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken of herstellen van goederen en/of be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf;
  • j. een inrichting als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), tenzij dit op de verbeelding of in de regels expliciet is toegestaan;
  • k. uitbreiding, hervestiging of omschakeling naar een geiten- of schapenhouderij is niet toegestaan tot 1 juni 2014.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Agrarisch technisch hulpbedrijf / Agrarisch verwant bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van agrarisch technische hulpbedrijven of agrarisch verwante bedrijven toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • e. de vloeroppervlakte voor deze activiteit mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. detailhandel is niet toegestaan;
  • h. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • i. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • j. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • k. buitenopslag is niet toegestaan;
  • l. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • m. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • n. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • o. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur'.

3.6.2 Niet-agrarisch bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van een niet-agrarisch bedrijf die een bijdrage levert aan een gemengde plattelandseconomie toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • e. (detail)handelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van de handelsactiviteiten in landbouwproducten, anders dan mest. Het bepaalde in sub d. blijft eveneens van toepassing;
  • f. de vloeroppervlakte voor deze activiteit mag niet meer bedragen dan 500 m²;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. zelfstandige kantoorvoorzieningen zijn niet toegestaan;
  • i. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • k. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • l. buitenopslag is niet toegestaan;
  • m. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • n. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • o. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • p. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur'.

3.6.3 Opslag statische goederen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van opslag van statische goederen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • e. de vloeroppervlakte voor deze activiteit mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;
  • f. opslag ten dienste van een elders gevestigd bedrijf is niet toegestaan;
  • g. (detail)handelsactiviteiten zijn niet toegestaan;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • k. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • l. buitenopslag is niet toegestaan;
  • m. het betreft opslag van statische goederen voor niet-agrarische bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de bedrijfsmatige activiteit van de opslag niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • n. opslag van goederen is niet toegestaan in (teeltondersteunende) kassen;
  • o. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • p. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • q. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur'.

3.6.4 Verblijfsrecreatie in de vorm van een minicamping

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit voor verblijfsrecreatie in de vorm van een minicamping met de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • d. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 25 standplaatsen toegestaan;
  • e. er zijn uitsluitend kampeermiddelen toegestaan met een toeristisch karakter (tenten, toercaravans, e.d.). Kampeermiddelen die als bouwwerk zijn aan te merken, zijn niet toegestaan;
  • f. de kampeermiddelen zijn toegestaan binnen het bouwvlak en/of een zone direct grenzend aan het bouwvlak binnen de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden';
  • g. de oppervlakte van een standplaats bedraagt minimaal 125 m²;
  • h. de totale maximale oppervlakte van de standplaatsen bedraagt 1,5 hectare. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij het aantal standplaatsen. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • i. de oppervlakte van sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 150 m² en dienen binnen het bouwvlak en waar mogelijk binnen de bestaande gebouwen te worden gerealiseerd;
  • j. kamperen is uitsluitend toegestaan van 1 maart tot 1 november (kampeerseizoen);
  • k. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorziening bedraagt 6 weken per kampeerseizoen;
  • l. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • m. detailhandel is niet toegestaan
  • n. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • o. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • p. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • q. permanente bewoning of (tijdelijke) huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan. Er moet sprake zijn van verblijfsrecreatie;
  • r. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • s. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • t. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • u. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur';
  • v. de afwijking voor gronden gelegen buiten het agrarisch bouwvlak binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

3.6.5 Verblijfsrecreatie in de vorm van een bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit voor verblijfsrecreatie in de vorm van een bed & breakfast met de daarbij behorende voorzieningen toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • d. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 5 kamers met in totaal maximaal 10 slaapplaatsen toegestaan;
  • e. de bed & breakfast is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Maximaal 40% van de bestaande bebouwing met een maximum van 150 m² vloeroppervlakte mag voor deze functie worden benut;
  • f. in afwijking onder e. mag binnen het bouwvlak nieuwbouw van een gebouw ten behoeve van de bed & breakfast plaatsvinden met een maximum van 150 m²;
  • g. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorziening bedraagt 6 weken per jaar;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. detailhandel is niet toegestaan;
  • j. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • k. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • l. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • m. permanente bewoning of (tijdelijke) huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan. Er moet sprake zijn van verblijfsrecreatie;
  • n. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • o. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • p. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • q. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur'.

3.6.6 Verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit voor verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie in de bestaande bebouwing toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats; hiervoor geldt een uitzondering voor de nieuwbouw van een gebouw met een vloeroppervlakte van maximaal 150 m² binnen het bouwvlak;
  • e. de vloeroppervlakte voor deze activiteit mag niet meer bedragen dan 500 m²;
  • f. het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 70;
  • g. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorziening bedraagt 6 weken per jaar;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. detailhandel is niet toegestaan;
  • j. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • k. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • l. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • m. permanente bewoning of (tijdelijke) huisvesting van (tijdelijke) werknemers is niet toegestaan. Er moet sprake zijn van verblijfsrecreatie;
  • n. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • o. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • p. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • q. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur'.

3.6.7 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van kleinschalige aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorzieningen toestaan, zoals een speeltuin, verhuur van fietsen/huifkarren, een kinderboerderij, een ambachtelijke kaasmakerij, boerengolf, het organiseren van rondleidingen in het buitengebied, agrarische educatie en andere naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen kleinschalige aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve activiteiten eventueel in combinatie met ondersteunende kleinschalige horeca, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • d. indien de activiteit plaatsvindt in gebouwen dient dit binnen het bestaande bouwvolume te gebeuren. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats. Hierop geldt een uitzondering voor de nieuwbouw van een gebouw binnen het bouwvlak met een vloeroppervlakte van maximaal 100 m²;
  • e. de vloeroppervlakte voor deze binnenactiviteit mag niet meer bedragen dan 500 m². De te gebruiken vloeroppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • f. de buitenactiviteiten zijn toegestaan binnen het bouwvlak en/of een zone direct grenzend aan het bouwvlak binnen de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden';
  • g. het bedrijfsmatig houden van dieren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • h. de oppervlakte voor de buitenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 1 hectare, met uitzondering van boerengolf waarvoor een maximale oppervlakte van 15 hectare geldt. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • j. detailhandel is niet toegestaan;
  • k. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • l. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • m. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • n. buitenopslag is niet toegestaan;
  • o. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • p. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • q. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • r. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur';
  • s. de afwijking voor gronden gelegen buiten het agrarisch bouwvlak binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

3.6.8 Kleinschalige horeca

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en nevenactiviteit voor kleinschalige horeca, zoals een thee- en koffieschenkerij, een ijs-/snackverkooppunt, rustpunt voor passanten (fietser, wandelaars,etc.) toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • d. de activiteiten dienen binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • e. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats. Hierop geldt een uitzondering voor de nieuwbouw van een gebouw binnen het bouwvlak met een vloeroppervlakte van maximaal 75 m²;
  • f. de vloeroppervlakte voor de binnenactiviteit mag niet meer bedragen dan 75 m². De te gebruiken vloeroppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • g. binnen het bouwvlak is een terras toegestaan waarvan de oppervlakte niet meer bedragen dan 100 m²;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. detailhandel is niet toegestaan;
  • j. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • k. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • l. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • m. buitenopslag is niet toegestaan;
  • n. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • o. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • p. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • q. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur'.

3.6.9 Zorgverlening

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek en/of psychisch vlak toestaan (waaronder een zorgboerderij), mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats. Hierop geldt een uitzondering voor de nieuwbouw van een gebouw binnen het bouwvlak met een vloeroppervlakte van maximaal 100 m²;
  • e. de vloeroppervlakte voor de activiteit mag niet meer bedragen dan 500 m²;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. zelfstandige kantoorvoorzieningen en detailhandel zijn niet toegestaan;
  • h. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • i. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • j. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • k. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • l. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • m. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur'.

3.6.10 Ondergeschikte detailhandel in streekgebonden producten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van ondergeschikte detailhandel in streekgebonden producten toestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenactiviteit en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • e. de vloeroppervlakte voor de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • h. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • i. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • j. buitenopslag is niet toegestaan;
  • k. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • l. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • m. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • n. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur'.

 

3.6.11 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke medewerkers (maximaal 6 maanden per kalenderjaar)

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en tijdelijke huisvesting van tijdelijke medewerkers tot maximaal 6 maanden toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de huisvesting vindt plaats in de bedrijfswoning, in een bedrijfsgebouw of in een woonunit binnen het agrarische bouwvlak;
  • b. de gebruiksvloeroppervlakte bedraagt per persoon minimaal 12 m² en maximaal 20 m²;
  • c. er is geen sprake van zelfstandige wooneenheden;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van huisvesting in de bedrijfswoning, een bedrijfsgebouw en woonunits bedraagt maximaal 800 m²;
  • e. de huisvesting van werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • f. de noodzaak en de termijn van de huisvesting en het benodigd aantal tijdelijke medewerkers dient aangetoond te worden;
  • g. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten
  • h. omtrent het bepaalde in sub e., f. en g. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • i. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 40;
  • j. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • k. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • l. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • m. in verband met het toezicht dient de aanwezige bedrijfswoning door een verantwoordelijk bedrijfshoofd te worden bewoond;
  • n. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • o. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • p. alle omgevingsvergunningen worden minimaal één keer per 5 jaar gecontroleerd op noodzaak, waarbij in ieder geval de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de daaraan ten grondslag liggende arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is;
  • q. indien de bestaande noodzaak vanuit het oogpunt van huisvesting niet of gedeeltelijk niet meer aanwezig is, is de houder van de omgevingsvergunning verplicht hiervan binnen twee maanden kennisgeving te doen aan het college van burgemeester en wethouders;
  • r. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien er niet wordt voldaan aan de voorwaarden of indien er sprake is van handelen in strijd met de in de omgevingsvergunning opgenomen voorschriften;
  • s. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • t. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • u. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur'.

 

3.6.12 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke medewerkers (langer dan 6 maanden per kalenderjaar)

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en tijdelijke huisvesting van tijdelijke medewerkers langer dan 6 maanden toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de huisvesting vindt plaats in de bedrijfswoning, in een bedrijfsgebouw of in een woonunit binnen het agrarische bouwvlak;
  • b. de gebruiksvloeroppervlakte bedraagt per persoon minimaal 12 m² en maximaal 20 m²;
  • c. er is geen sprake van zelfstandige wooneenheden;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van huisvesting in de bedrijfswoning, een bedrijfsgebouw, woonunits bedraagt maximaal 800 m²;
  • e. de huisvesting van werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • f. de noodzaak en de termijn van de huisvesting en het benodigd aantal tijdelijke medewerkers dient aangetoond te worden;
  • g. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten
  • h. omtrent het bepaalde in sub e., f. en g. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • i. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 40;
  • j. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • k. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • l. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • m. in verband met het toezicht dient de aanwezige bedrijfswoning door een verantwoordelijk bedrijfshoofd te worden bewoond;
  • n. er dient een verblijfsregister te worden bijgehouden;
  • o. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • p. alle omgevingsvergunningen worden minimaal één keer per 5 jaar gecontroleerd op noodzaak, waarbij in ieder geval de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, indien de daaraan ten grondslag liggende arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is;
  • q. indien de bestaande noodzaak vanuit het oogpunt van huisvesting niet of gedeeltelijk niet meer aanwezig is, is de houder van de omgevingsvergunning verplicht hiervan binnen twee maanden kennisgeving te doen aan het college van burgemeester en wethouders;
  • r. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien er niet wordt voldaan aan de voorwaarden of indien er sprake is van handelen in strijd met de in de omgevingsvergunning opgenomen voorschriften;
  • s. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • t. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • u. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur'.

3.6.13 Paardenhouderij als nevenfunctie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en een nevenactiviteit in de vorm van een paardenhouderij, niet zijnde een paardenhouderij met een onevenredige verkeersaantrekkende werking, zoals onder andere maneges, toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats als nevenfunctie en er is geen sprake van een zelfstandige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is en blijft als hoofdfunctie aanwezig;
  • c. ten behoeve van de paardenhouderij is binnen het bouwvlak de aanleg van een paardenbak toegestaan met een maximale oppervlakte van 800 m², mits noodzakelijk voor een doelmatige uitoefening van de nevenfunctie;
  • d. omtrent het bepaalde in sub a., b. en c. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • e. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • f. de vloeroppervlakte voor deze binnenactiviteit mag niet meer bedragen dan 500 m²;
  • g. paardrijhallen zijn niet toegestaan;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. detailhandel is niet toegestaan;
  • j. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • k. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • l. laden en lossen is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • m. buitenopslag is niet toegestaan;
  • n. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • o. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • p. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur'.

 

3.6.14 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een bedrijfswoning aanwezig;
  • b. de woonfunctie van de bedrijfswoning blijft als hoofdfunctie behouden;
  • c. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • f. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de uitoefening van het bedrijf uitvoert, tevens de gebruiker van de bedrijfswoning is;
  • g. maximaal 40 % van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen, zulks met een absoluut maximum van 100 m², mag in gebruik zijn ten behoeve van het bedrijf aan huis;
  • h. uitsluitend ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse uitgeoefende bedrijf aan huis is toegestaan;
  • i. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • j. buitenopslag is niet toegestaan;
  • k. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • l. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • m. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • n. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur'.

3.6.15 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken en toestaan dat een (vrijstaand) bijbehorend bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is een bedrijfswoning aanwezig;
  • b. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bijgebouwen of binnen andere bestaande gebouwen wordt ingepast waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m²;
  • e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • g. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is
  • h. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • i. verlening van de omgevingsvergunning kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • j. afwijking is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur'.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vormverandering agrarisch bouwvlak ten behoeve van grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van het bouwvlak van agrarische bedrijven voor een grondgebonden agrarisch bedrijf te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor grondgebonden agrarische activiteiten;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • d. het bouwvlak dient minimaal 50% dezelfde gronden te blijven omvatten zoals weergegeven op de verbeelding;
  • e. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken, geen bouwwerken zijnde mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen door de wijziging;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • h. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • i. het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;
  • j. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • k. een vormverandering van het agrarisch bouwvlak gaat gepaard met de wijziging van de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' naar de bestemming 'Agrarisch';
  • l. wijziging is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur';
  • m. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

3.7.2 Vergroting agrarisch bouwvlak ten behoeve van grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak van agrarische bedrijven voor een grondgebonden agrarisch bedrijf te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor grondgebonden agrarische activiteiten;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • d. de vergroting kan plaatsvinden voor een bouwvlak dat na vergroting een oppervlakte heeft van maximaal 1,5 hectare. Voor grondgebonden agrarische bedrijven waar geen vee wordt gehouden geldt een maximale oppervlakte van 2 hectare voor het bouwvlak;
  • e. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken, geen bouwwerken zijnde mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen door de wijziging;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • h. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • i. het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;
  • j. een vergroting van het agrarisch bouwvlak gaat gepaard met de wijziging van de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' naar de bestemming 'Agrarisch';
  • k. wijziging is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur';
  • l. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

3.7.3 Wijzigen 'intensieve veehouderij' ten behoeve van grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een intensieve veehouderij te wijzigen in een grondgebonden agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. omtrent het bepaalde in sub a. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • c. de intensieve veehouderij wordt geheel beëindigd;
  • d. de aanduiding 'intensieve veehouderij' zoals opgenomen op de verbeelding wordt verwijderd;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • g. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • h. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • i. bij de wijziging naar een grondgebonden veehouderij mag er geen sprake zijn van een toename van de ammoniakdepositie op de natura 2000-gebieden;
  • j. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • k. het bepaalde in artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;
  • l. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';

3.7.4 Omschakeling ten behoeve van een paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het omschakelen van een vrijkomend agrarisch bedrijf naar een paardenhouderij (productiegebonden en/of gebruiksgebonden) mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied';
  • b. er wordt aangetoond dat agrarisch hergebruik van het agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • c. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • d. er in de nieuwe situatie sprake is van een volwaardige paardenhouderij;
  • e. omtrent het bepaalde in sub a., b., c. en d. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • f. op de verbeelding wordt de aanduiding 'paardenhouderij' opgenomen;
  • g. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie. Voor voormalige agrarische bedrijfslocaties binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' geldt een maximale oppervlakte van 5.000 m²;
  • h. de oppervlakte van de rijhal mag niet meer bedragen dan 1.200 m² en er mogen geen publieks- en/of verkeersaantrekkende voorzieningen worden gebouwd en/of worden aangelegd. Indien mogelijk, dienen bestaande bedrijfsgebouwen voor de aanleg van de rijhal hergebruikt te worden;
  • i. de goothoogte en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 7 meter en 11,5 meter;
  • j. paardenbakken / buitenrijbakken moeten binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • k. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • l. er vindt geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaats;
  • m. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • n. de milieubelasting mag niet toenemen;
  • o. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • p. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • q. de vestiging van paardenhouderijen met publieks- en/of verkeersaantrekkende voorzieningen, zoals onder andere maneges, is niet toegestaan;
  • r. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • s. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • t. wijziging is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur';
  • u. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • v. het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.5 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van het agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied';
  • b. er dient sprake te zijn van het hergebruiken van een reeds bestaande bedrijfswoning;
  • c. er wordt aangetoond dat agrarisch hergebruik van het agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • d. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • g. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • h. de oppervlakte van bijbehorende bijgebouwen bij de woning dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80 m²;
  • i. in afwijking van het bepaalde in sub g en h mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 300 m² worden vergroot, met dien verstande dat per 20 m² vergroting van de toegestane oppervlakte bijgebouwen telkens minimaal 100 m² legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
  • j. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
  • k. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Wonen' dan wel de bestemming 'Agrarisch met waarden Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met Natuur- en landschapswaarden';
  • l. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • m. het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 16 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;
  • n. wijziging is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur';
  • o. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

3.7.6 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Bedrijf – 1'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van het agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf – 1' ten behoeve van een niet-agrarisch bedrijf die een bijdrage levert aan een gemengde plattelandseconomie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied';
  • b. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • c. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie met een maximale oppervlakte van 5000 m²;
  • d. er wordt aangetoond dat agrarisch hergebruik van het agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • e. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • f. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Bedrijf - 1' de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – gemengde plattelandseconomie' opgenomen;
  • g. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • h. opslag die ten dienste staat van een elders gevestigd bedrijf is uitgesloten;
  • i. (detail)handelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. de verkoop van streekgebonden producten;
    • 2. handelsactiviteiten in landbouwproducten, anders dan mest, tot een maximale vloeroppervlakte van 3.000 m² Sub h. blijft eveneens van toepassing;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • k. een zelfstandige kantoorvoorziening is niet toegestaan;
  • l. kinderopvang en maatschappelijke functies zijn niet toegestaan;
  • m. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • n. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • o. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • p. de milieubelasting mag niet toenemen;
  • q. buitenopslag is niet toegestaan;
  • r. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • s. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • t. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • u. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • v. het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 6 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;
  • w. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • x. wijziging is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur';
  • y. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

3.7.7 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Bedrijf – 2'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van het agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 2' ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied';
  • b. het dient te gaan om een volwaardig agrarisch technisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a. en b. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • f. er wordt aangetoond dat agrarisch hergebruik van het agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • g. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • h. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie met een maximale oppervlakte van 1,5 hectare, met uitzondering van voormalige agrarische bedrijfslocaties die in de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' liggen. Hier geldt een maximale oppervlakte van 5.000 m²;
  • i. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • k. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • l. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • m. buitenopslag is niet toegestaan;
  • n. de opslag van goederen in (teeltondersteunende) kassen is niet toegestaan;
  • o. detailhandel is niet toegestaan;
  • p. de activiteit dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • q. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap
  • r. het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 7 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;
  • s. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • t. wijziging is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur';
  • u. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

3.7.8 Wijzigen bestemming ten behoeve van een zorgboerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een zorgboerderij, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet toegestaan in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied';
  • b. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie met een maximale oppervlakte van 1,5 hectare, met uitzondering van voormalige agrarische bedrijfslocaties die in de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' liggen. Hier geldt een maximale oppervlakte van 5.000 m²;
  • c. er wordt aangetoond dat agrarisch hergebruik van het agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • d. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • e. omtrent het bepaalde in sub a., b. en c. wordt nader advies ingewonnen bij de AAB;
  • f. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Agrarisch' de aanduiding 'zorgboerderij' opgenomen;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • i. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • k. overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • l. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • m. het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;
  • n. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • o. wijziging is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur';
  • p. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

3.7.9 Wijzigen bestemming ten behoeve van toerisme en recreatie voor aan het buitengebied gebonden vormen van dagrecreatieve voorzieningen, verblijfsrecreatieve voorzieningen en / of horecagelegenheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in het buitendijks gebied rondom de Steenbergsche en Roosendaalsche Vliet, zoals ter plaatse aangeduid als 'milieuzone – buitendijks gebied', het omschakelen van een vrijkomend agrarisch bedrijf naar een aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorziening, verblijfsrecreatieve voorziening en/of horecagelegenheid mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie. Voor aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorzieningen en / of verblijfsrecreatieve voorzieningen geldt een maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak van 1,5 hectare. Voor aan het buitengebied gebonden horeca geldt een maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak van 5.000 m²;
  • b. er wordt aangetoond dat agrarisch hergebruik van het agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • c. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • d. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Agrarisch' de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aan het buitengebied gebonden dagrecreatieve voorziening, verblijfsrecreatieve voorziening en / of horecagelegenheid' opgenomen;
  • e. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • f. binnen het bouwvlak dient sprake te zijn van zuinig ruimtegebruik waarbij overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • i. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • j. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • k. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • l. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • m. het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;
  • n. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • o. wijziging is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur';
  • p. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

3.7.10 Wijzigen bestemming ten behoeve van aan het buitengebied gebonden kleinschalige vormen van recreatie en toerisme

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het omschakelen van een vrijkomend agrarisch bedrijf naar kleinschalige vormen van recreatie en toerisme mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het hergebruik beperkt zich tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie. Voor aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van dagrecreatieve voorzieningen en / of verblijfsrecreatieve voorzieningen geldt een maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak van 1,5 hectare. Voor aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van horeca geldt een maximale oppervlakte van het bestemmingsvlak van 5.000 m². Indien de minicamping en/of de buitenactiviteiten ten behoeve van aan het buitengebied gebonden dagrecreatie gelegen zijn buiten het bouwvlak, dan worden de desbetreffende gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden', in afwijking van de hierboven genoemde maximale oppervlakte, ook gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van recreatie en toerisme'. Op de verbeelding wordt opgenomen dat er binnen dit gebied geen gebouwen zijn toegestaan;
  • b. de buitenactiviteiten ten behoeve van de aan het buitengebied gebonden dagrecreatie zijn toegestaan binnen het bouwvlak of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak. De oppervlakte voor de buitenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 1 hectare, met uitzondering van boerengolf waarvoor een maximale oppervlakte van 15 hectare geldt. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij de uit te voeren activiteiten. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • c. er wordt aangetoond dat agrarisch hergebruik van het agrarisch bedrijf redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • d. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • e. op de verbeelding wordt binnen de bestemming 'Agrarisch' de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – aan het buitengebied gebonden kleinschalige vorm van recreatie en toerisme' opgenomen;
  • f. het betreft bedrijfsmatige activiteiten in de categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of een hogere milieucategorie, mits qua aard en invloed vergelijkbaar met categorie 1 en 2. Indien de gewenste activiteit niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten dient deze naar aard en invloed vergelijkbaar te zijn met bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • g. voor bed and breakfast zijn per bestemmingsvlak maximaal 5 kamers met in totaal maximaal 10 slaapkamers toegestaan;
  • h. de bed and breakfast is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Maximaal 40 % van de bestaande bebouwing met een maximum van 150 m² mag voor deze functie worden benut;
  • i. de maximale verblijfsduur door dezelfde persoon op de recreatieve voorzieningen bedraagt 6 weken per jaar;
  • j. voor een minicamping geldt dat maximaal 25 standplaatsen zijn toegestaan;
  • k. kamperen is uitsluitend toegestaan van 1 maart tot 1 november (kampeerseizoen);
  • l. de totale oppervlakte van de standplaatsen bij een minicamping bedraagt maximaal 1,5 hectare. De te gebruiken oppervlakte dient qua oppervlakte aan te sluiten bij het aantal standplaatsen. Zuinig ruimtegebruik is daarbij het uitgangspunt;
  • m. de oppervlakte van een standplaats bij een minicamping bedraagt minimaal 125 m²;
  • n. er zijn uitsluitend kampeermiddelen toegestaan met een toeristisch karakter (tenten, toercaravans, e.d.); voor zover het kampeermiddel is aan te merken als een bouwwerk is dit niet toegestaan;
  • o. de kampeermiddelen zijn toegestaan binnen het bouwvlak en/of in een zone direct grenzend aan het bouwvlak;
  • p. de oppervlakte van sanitaire voorzieningen bij een minicamping mag niet meer bedragen dan 150 m² en dienen binnen het bouwvlak en waar mogelijk binnen de bestaande gebouwen te worden gerealiseerd;
  • q. detailhandel is niet toegestaan;
  • r. indien er sprake is van een kleinschalige vorm van horeca mag de maximale vloeroppervlakte, exclusief terras, niet meer dan 250 m² bedragen;
  • s. binnen het bouwvlak dient sprake te zijn van zuinig ruimtegebruik waarbij overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt;
  • t. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • u. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • v. er vindt geen onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking plaats;
  • w. er zijn geen overwegende bezwaren in het kader van brandveiligheid;
  • x. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • y. wijziging van het bestemmingsplan kan uitsluitend plaatsvinden indien wordt bijgedragen aan de kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • z. het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;
  • aa. wijziging vindt gelijktijdig plaats met de wijziging van de overige gronden naar de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • ab. wijziging is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur';
  • ac. de wijziging voor gronden gelegen binnen de groenblauwe mantel ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - groenblauwe mantel' gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

3.7.11 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Water'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Water', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de haalbaarheid dient te zijn aangetoond;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • d. er dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • e. het bepaalde in artikel 15 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.12 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de aangrenzende bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapwaarden', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bedrijfsuitvoering dient te zijn beëindigd of de wijziging is het gevolg van een vormverandering van het agrarisch bouwvlak;
  • b. er dient te worden aangetoond dat er sprake is van waarden;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • e. het bepaalde in artikel 4 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing;
  • f. wijziging is niet toegestaan binnen de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ecologische hoofdstructuur'.

3.7.13 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de aangrenzende bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapwaarden', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bedrijfsuitvoering dient te zijn beëindigd of de wijziging is het gevolg van een vormverandering van het agrarisch bouwvlak;
  • b. er dient te worden aangetoond dat er sprake is van waarden;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • d. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • e. het bepaalde in artikel 5 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3.7.14 Wijzigen bestemming ten behoeve van 'Natuur'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Natuur', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bedrijfsuitvoering dient te zijn beëindigd;
  • b. de haalbaarheid dient te zijn aangetoond;
  • c. natuurontwikkeling dient plaats te vinden;
  • d. er dient te worden aangetoond dat er sprake is van waarden;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. er zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische, waterhuishoudkundige, hydrologische, abiotische of milieuhygiënische aard;
  • g. het bepaalde in artikel 11 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.