Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Sonniuswijk 21
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0848.BPW807BUITENGEBIED-VA01

Artikel 4 Wonen

 
  
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
4.1.1 Algemeen
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepen;
  2. recreatieve voorzieningen in de vorm van kleinschalig kamperen of bed & breakfast;
  3. water en waterhuishoudkundige doeleinden.
Een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen detaillering van de bestemming.
 
4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:
  1. beroep aan huis. In een woning mag een beroep aan huis dan wel bed & breakfast worden uitgeoefend als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m2;
    2. een bed & breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden;
    3. het gebruik mag geen nadelige gevolgen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
    4. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
    5. opslag vindt uitsluitend inpandig plaats;
    6. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep;
    7. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  2. aantal woningen. Per bestemmingsvlak is één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal woningen is.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
4.2.2 Inhoud
Met betrekking tot de inhoud van de woningen gelden de volgende regels:
  1. de inhoud van een woning mag maximaal 600 m3 bedragen, exclusief aangebouwde bijgebouwen;
  2. indien de bestaande inhoud van een woning meer bedraagt dan 600 m3, mag de inhoud van de woning niet meer bedragen dan de bestaande inhoud.
4.2.3 Maatvoering en situering
 Min.Max.
Woning  
Goothoogtenvt6 m
Bouwhoogtenvt10 m
   
Bijgebouwen bij woning  
Gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen
nvt80 m2
Goothoogtenvt3,5 m
Bouwhoogte nvt 6 m
   
 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
 Bouwhoogte erfafscheidingen nvtVoor voorgevelrooilijn: 1m Overige: 2 m
Bouwhoogte carports en overkappingen nvt 3 m
Oppervlakte carports en overkappingen nvt 20 m2
Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 nvt 10 m
 
4.2.4 Herbouw
Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:
  1. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
  2. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
  3. herbouw van boerderijlichamen is toegestaan, waarbij het herbouwde boerderijlichaam volledig mag worden benut voor de woonfunctie, indien de bouwkundige staat van het boerderijlichaam herbouw noodzakelijk maakt.
4.2.5 Afwijkende oppervlakte bijgebouwen
In afwijking van het bepaalde in 4.2.3 met betrekking tot de maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen, wordt voor het bestemmingsvlak Sonniuswijk 21 een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen toegestaan van maximaal 200 m2.
 
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
4.3.1 Omgevingsvergunning voor vergroting inhoud woning
Ten behoeve van het stimuleren van sloop van overtollige bebouwing kan het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afijken van de maximale inhoud voor een burgerwoning tot een maximum van 850 m3 onder de volgende voorwaarden:
  1. per 50 m3 vergroting van de woning dient telkens minimaal 500 m2 aan legaal opgericht bebouwing te worden gesloopt
  2. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de omgevingsvergunning worden verbonden;
  3. geen omgevingsvergunning kan worden verleend indien:
    1. op deze locatie sloop van de bebouwing al heeft plaatsgevonden;
    2. sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimte regeling;
    3. sloopsubsidie is verkregen op basis van de Regeling beëindiging veehouderijtakken;
    4. of de sloop al op andere wijze is verzekerd.
  4. de gesloopte oppervlakte mag slechts eenmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
  5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  6. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast, dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
 
4.3.2 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
4.2.4 onder a. teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  2. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;
  3. herbouw van gesplitste boerderij(woning)en is niet toegestaan;
  4. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  5. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  6. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  7. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  8. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
4.4 Specifieke gebruiksregels
In aanvulling op het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c. van de Wabo, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
 
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
4.5.1 Wijziging t.b.v. woningsplitsing
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van deze gronden wijzigen teneinde toevoeging van woningen door bouwkundige aanpassingen (splitsing) van bestaande boerderijgebouwen mogelijk te maken. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij:
    1. met ‘cultuurhistorische waarde’ aangeduide cultuurhistorisch waardevolle panden;
    2. (woon)boerderijen.
  2. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (beide inclusief de inpandige stal / het inpandige deel) mag niet worden vergroot;
  3. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  4. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  5. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst; de minimale inhoud van de woningen dient 350 m3 te bedragen;
  6. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m2 per woning;
  7. er wordt voldaan aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  8. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  9. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  10. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  11. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.