Sonniuspark; Herziening 2017

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0848.BP957SONNIUSPARK-VA01
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Artikel 4 Bos

Artikel 5 Groen

Artikel 6 Maatschappelijk

Artikel 7 Tuin

Artikel 8 Verkeer

Artikel 9 Water

Artikel 10 Wonen

Artikel 11 Woongebied

Artikel 12 Leiding - Brandstof

Artikel 13 Leiding - Water

Artikel 14 Waarde - Beschermingszone natte natuurparel

Artikel 15 Waarde - Laanbeplanting

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Artikel 17 Algemene bouwregels

Artikel 18 Algemene gebruiksregels

Artikel 19 Algemene afwijkingsregels

Artikel 20 Algemene aanduidingsregels

Artikel 21 Overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

Artikel 23 Slotregel

 

 

 

 

 

Bijlage:

1: Staat van bedrijfsactiviteiten

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

plan:

het bestemmingsplan 'Sonniuspark; Herziening 2017' met indentificatienummer NL.IMRO.0848.BP957SONNIUSPARK-VA01 van de gemeente Son en Breugel.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding.

 

aaneengebouwd:

bebouwing welke wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen.

 

aan-huis-verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Kapsalons worden hieronder niet begrepen.

  

aan-huis-verbonden beroep:

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnische of hiermee gelijk te stellen gebied, met dien verstande dat woonfunctie hoofdfunctie blijft. Hieronder worden kapsalons niet begrepen.

 

achtergevel:

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

 

achtergevelrooilijn:

de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd; indien er geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak op de plankaart is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde daarvan; bebouwing: één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

 

bestaande situatie:

  1. ten aanzien van bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  1. ten aanzien van gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bijgebouw:

een gebouw of onderdeel van een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw dat zich daarvan door zijn kleinere constructie of geringere afmetingen visueel onderscheidt. Hieronder worden ook carports en overkappingen begrepen.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse. Hieronder wordt tevens verstaan het verrichten van handelingen ten behoeve van de verkoop van goederen via internet, waarbij de levering elders plaatsvindt.

 

dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, waaronder begrepen het dak, die bestaat uit:

  1. een bouwkundige constructie waar in geen te openen delen zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwerking die tenminste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie een 33 dB onderscheidenlijk 35 dB (A);

  2. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

 

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

 

extensief recreatief medegebruik:

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie.

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

geschakelde bebouwing:

bebouwing waarvan het hoofdgebouw aan één enkele zijde grenst aan een bijgebouw of aan- of uitbouw behorende bij het hoofdgebouw van een ander gebouw.

 

 

 

gestapelde bebouwing:

bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.

 

halfvrijstaande bebouwing:

bebouwing waarvan het hoofdgebouw aan één enkele zijde grenst aan de hoofdbebouwing van een ander gebouw op een naastgelegen perceel.

 

hoofdfunctie:

functie waarvoor het hele bouwperceel als zodanig mag worden gebruikt.

 

hoofdgebouw:

een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

 

huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

 

kunstobject:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met artistieke waarde;

 

maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen, kinderopvang, sportvoorzieningen, recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.

 

niet-zelfstandige woonruimte:

woonruimte waarbij een of meer wezenlijke voorzieningen, zoals een kook en/of wasgelegenheid en/of toilet, gedeeld worden met de bewoners van een of meer andere niet-zelfstandige woonruimte(n).

 

omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

ondergeschikte detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten.

 

ondergeschikte functie:

functie die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.

 

ondergronds:

beneden het peil.

 

peil:

maaiveld + 0,1 m dan wel de bovenkant van de afgewerkte vloer.

 

 

perceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

publiekverzorgend ambacht en dienstverlening:

een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper, videotheek e.d., met dien verstande dat de detailhandelsfunctie ondergeschikt dient te zijn.

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

standplaats:

een stuk grond aangewezen voor het bouwen van één woonwagen alsmede bijbehorende voorzieningen.

 

stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).

 

verkoopvloeroppervlak:

het totale oppervlak van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte binnen een gebouw, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

 

voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

 

voorgevelrooilijn:

  1. de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de grens van het bouwvlak, die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, tot aan de perceelsgrenzen;

  2. de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de naar de zijdelingse perceelsgrens gerichte grens van het bouwvlak, die ook naar de weg of het openbare groen is gekeerd, tot aan de achterste perceelsgrens.

 

vrijstaand:

bebouwing waarvan het hoofdgebouw vrij staat van/niet aangebouwd is aan andere hoofdgebouwen en/of bijgebouwen.

 

 

 

 

 

 

water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen, alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

 

werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

 

woning:

een zelfstandige woonruimte in een (gedeelte van een) gebouw met een eigen toegang en eigen wezenlijke voorzieningen zoals een kook en/of wasgelegenheid en/of toilet, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats.

  

zijstrook:

de strook grond begrensd door een zijdelingse perceelsgrens en de zijgevel van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan.

  

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

de afstand tot de perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

 

de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

In voorkomende gevallen wordt de goothoogte bepaald overeenkomstig het hieronder staande:

 

[image] 

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

 

het bebouwingspercentage:

het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals liftschachten, schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

 

 

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van:

  1. een hoveniersbedrijf;

  2. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

  1. één bedrijfswoning;

  2. groenvoorzieningen;

  3. paden en wegen;

  4. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. extensief recreatief medegebruik.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. Bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

  2. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage(%)'.

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’.

 

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

3.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 80 m².

  2. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

  3. De afstand tot (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning mag niet minder dan 3 m bedragen.

  4. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.4 onder d voor het bouwen van een vrijstaand bijgebouw op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

 

 

Artikel 4 Bos

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

  1. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos en bosgroeiplaats;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden;

  3. behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  4. wegen en paden;

  5. speelvoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. extensief recreatief medegebruik.

 

4.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van speelvoorzieningen, met dien verstande dat:

  1. de oppervlakte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 50 m².

  2. de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 4 m.

 

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;

  2. het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  3. het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;

  4. het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;

  5. het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 m, opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt;

  6. het aanleggen van landschapselementen;

  7. het leggen van leidingen resp. het diepploegen, diepwoelen van de bodem op diepte van meer dan 0,60 m.

 

4.3.2 Uitzonderingen

Het onder 4.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden welke:

  1. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

4.3.3 Toelaatbaarheid

De in 4.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het bos, de bosgroeiplaats, de landschappelijke waarden en/of natuurwaarden van de gronden.

 

 

 

Artikel 5 Groen

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen en beplantingen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een bergbezinkbassin ter plaatse van de aanduiding 'bergbezinkbassin';

  6. voorzieningen voor langzaam verkeer;

  7. geluidwerende voorzieningen;

  8. straatmeubilair;

  9. nutsvoorzieningen;

  10. kunstobjecten;

  11. (ondergrondse) parkeervoorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de in 5.1 genoemde doeleinden.

  

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. De oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 25 m2.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

  2. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

5.2.4 Bergbezinkbassin

In afwijking van het bepaalde in 5.2.2 en 5.2.3 mogen ter plaatse van de aanduiding 'bergbezinkbassin' uitsluitend bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van het bergbezinkbassin worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 3 m .

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.4 voor het bouwen van andere bouwwerken, die binnen deze bestemming zijn toegestaan, met dien verstande dat het behoud van de functie van het bergbezinkbassin dient te zijn gewaarborgd.

 

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk

 

5.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van de aanduiding 'bergbezinkbassin':

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;

  2. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;

  3. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  4. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

 

5.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

5.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 5.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien het behoud van de functie van het bergbezinkbassin is gewaarborgd.

 

Artikel 6 Maatschappelijk

 

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen;

  2. tuinen, erven en verhardingen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. paden en wegen;

  5. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

 

 

6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

 

 

Artikel 7 Tuin

 

7.1 Bestemmingomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen, erven en verhardingen;

  2. erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen voor zover deze zijn verbonden met het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming;

  3. inritten ten behoeve van parkeren, met dien verstande dat parkeren niet is toegestaan vóór de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming;

  4. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - parkeren';

  5. onoverdekte zwembaden;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen worden gebouwd voor zover deze zijn verbonden met het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De afstand tot de bestemmingsgrens van de bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan 2 m.

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 3 m, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

  3. Voor de bouw van onoverdekte zwembaden geldt dat:

  1. de afstand tot de perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m;

  2. de maximale totale oppervlakte van het zwembad niet meer mag bedragen dan 50 m².

 

7.3 Afwijken gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 7.1. sub c ten behoeve van het parkeren voor de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de afwijking dient uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar te zijn;

  2. de afwijking mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.

Artikel 8 Verkeer

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf zoals wegen, (on- en halfverharde) paden en parkeervoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. kunstobjecten;

  5. straatmeubilair;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. nutsvoorzieningen;

  8. geluidwerende voorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de in 8.1 genoemde doeleinden.

 

8.2.2 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeerskundige doeleinden

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeerskundige doeleinden gelden de volgende bepalingen:

  1. De oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 25 m2.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

 

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.

  2. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m.

  3. De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 10 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

 

Artikel 9 Water

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. steigers;

  4. kunstobjecten;

  5.  voorzieningen voor verkeer en verblijf zoals verhardingen, bruggen, wegen en paden.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en geen overkappingen worden gebouwd.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde geldt de volgende bepaling:

  1. De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

 

 

 

 

Artikel 10 Wonen

 

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

  1. wonen;

  2. wonen in woonwagens ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';

  3. tuinen, erven en verhardingen;

  4. aan-huis-verbonden beroepen;

  5. aan-huis-verbonden bedrijven;

  6. onoverdekte zwembaden;

  7. groenvoorzieningen;

  8. paden en wegen;

  9. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

  2. De volgende bebouwingstypologie is van toepassing:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen worden gebouwd;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde hoofdgebouwen worden gebouwd.

  1. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’.

  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’.

  4. In afwijking van het bepaald onder c mogen erkers, balkons en luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen worden gebouwd voor de voorgevellijn, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

  2. De afstand tot de bestemmingsgrens van de bestemming 'Verkeer' mag niet minder bedragen dan 2 m.

 

10.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. Bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

  2. Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de begrenzing tussen de bestemming Tuin en Wonen op een afstand van minder dan 3 m van de voorgevel ligt, dan geldt deze afstand als minimale afstand.

  3. De oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m2.

  4. Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25 m achter de voorgevellijn.

  5. Per bouwperceel dient buiten het bouwvlak een ruimte van 30 m2 onbebouwd te blijven.

  6. De goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

10.2.3 Woonwagens

Voor het bouwen van woonwagens gelden de volgende bepalingen:

  1. Woonwagens zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats'.

  2. Woonwagens mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden, met dien verstande dat per bouwvlak maximaal één woonwagen is toegestaan.

  3. De inhoud van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 350 m3.

  4. De goothoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 3 m.

  5. De bouwhoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 4, 75 m.

  6. Bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.

  7. De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3.5 m.

 

10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 3 m, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

  3. Voor de bouw van onoverdekte zwembaden geldt dat:

  1. de afstand tot de perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m;

  2. de maximale totale oppervlakte van het zwembad niet meer mag bedragen dan 50 m2.

 

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 10.2.2 onder f voor het overschrijden van de bouwhoogte van bijgebouwen tot 5,5 m, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte dient vanuit de perceelgrens gelijkmatig op te lopen.

  2. De overschrijding vanuit stedenbouwkundig oogpunt dient aanvaardbaar te zijn.

  3. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 30o en niet meer dan 55o.

 

 

10.4 Specifieke gebruiksregels

 

10.4.1 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan huis verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30 m².

  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.

  4. Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in de bijlage bij deze regels alsmede die bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijkgesteld kunnen worden.

  5. Detailhandel is niet toegestaan.

  6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.4.1 sub a voor het toestaan van een maximale gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven van 60 m2 waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  2. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;

  3. aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in de bijlage bij deze regels alsmede die bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijkgesteld kunnen worden;

  4. detailhandel is niet toegestaan;

  5. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

 

10.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

10.6.1 'Wetgevingszone - wijzigingsbevoegdheid'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigingen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied’ twee vrijstaande woningen kunnen worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Bij het toepassen van de wijziging mag er geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  2. Een van de woningen dient georiënteerd te worden op de Bijenlaan, de andere woning dient gerealiseerd te worden ten noorden van de bestaande woning(en).

  3. De regels van de bestemming ‘Wonen’ zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 Woongebied

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

  1. wonen;

  2. tuinen, erven en verhardingen;

  3. aan-huis-verbonden beroepen;

  4. aan-huis-verbonden bedrijven;

  5. onoverdekte zwembaden;

  6. verkeersvoorzieningen;

  7. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

  8. een ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', met dien verstande dat de breedte van de ontsluitingsweg maximaal 6 meter mag bedragen;

  9. groenvoorzieningen;

  10. speelvoorzieningen;

  11. paden en wegen;

  12. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

De totale oppervlakte van woningen en bijgebouwen en overkappingen mag gezamenlijk niet meer bedragen dan 70% van de oppervlakte van het bouwperceel.

 

11.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. De volgende bebouwingstypologie is van toepassing:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen worden gebouwd;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;

  4. daar waar meerdere aanduidingen zijn opgenomen, zijn alle aangeduide typologieën toegestaan.

  1. De afstand van woningen tot het openbaar gebied mag niet meer bedragen dan 10 m en niet minder bedragen dan 4,5 m.

  2. De afstand van vrijstaande woningen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.

  3. De afstand van halfvrijstaande en geschakelde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m.

  4. De afstand van de eindwoning van aaneengebouwde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m.

  5. Het maximum aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan 3 indien het hoofdgebouw wordt gebouwd met een plat dak, en niet meer bedragen dan 2 indien het hoofdgebouw wordt gebouwd met een kap. De maximale bouwhoogte mag in ieder geval niet meer bedragen dan 11 m.

  6. in afwijking van het bepaalde onder sub f is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' een derde bouwlaag uitsluitend toegstaan indien de naar de A50 gerichte gevel wordt uitgevoerd als dove gevel. Deze dove gevel dient in stand te blijven.

  7. In afwijking van het bepaalde onder sub f dienen de woningen ter plaatse van de aanduiding 'kap' te zijn voorzien van een kap.

  8. De diepte van vrijstaande woningen mag niet meer bedragen dan 15 m.

  9. De diepte van halfvrijstaande en geschakelde woningen mag niet meer bedragen dan 12 m.

  10. De diepte van aaneengebouwde woningen mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

11.2.3 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

  2. Erkers, balkons of luifels en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen morgen voor de voorgevellijn worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 m;

  2. De afstand tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.

  1. De oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m2.

  2. Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van bijgebouwen en overkappingen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25 m achter de voorgevellijn.

  3. Per bouwperceel dient een ruimte van 30 m2, onbebouwd te blijven.

  4. De goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 3 m, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

  3. Voor de bouw van onoverdekte zwembaden geldt dat:

  1. de afstand tot de perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m;

  2. de maximale totale oppervlakte van het zwembad niet meer mag bedragen dan 50 m2.

 

 

 

 

 

 

 

11.3 Afwijken van de bouwregels

 

11.3.1 Afstand zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 11.2.2 onder e voor het overschrijden van de afstand van de eindwoning van aaneengebouwde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens aan één zijde tot 1,5 meter, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:

  1. De overschrijding vanuit stedenbouwkundig oogpunt dient aanvaardbaar te zijn.

 

11.3.2 Diepte woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 11.2.2 onder i, j, k voor het bouwen van woningen met een diepere bouwdiepte. Voor het bouwen van deze hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. De diepte van een woning mag niet meer bedragen dan 20 m.

  2. Het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan 1, met dien verstande dat een tweede bouwlaag is toegelaten mits de oppervlakte van deze bouwlaag niet meer bedraagt dan 25 % van de oppervlakte van de begane grond. De maximale bouwhoogte mag in ieder geval niet meer bedragen dan 7 m.

 

11.3.3 Hogere bouwhoogte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 11.2.3 onder f voor het overschrijden van de bouwhoogte van bijgebouwen tot 5,5 m, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte dient vanuit de perceelgrens gelijkmatig op te lopen.

  2. De overschrijding vanuit stedenbouwkundig oogpunt dient aanvaardbaar te zijn.

  3. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 30o en niet meer dan 55o.

 

11.4 Specieke gebruiksregels

 

11.4.1 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven

Binnen de bestemming ‘Woongebied’ is de uitoefening van aan huis verbonden beroepen en bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. De omvang van aan huis verbonden beroepen mag niet meer bedragen dan 30 m².

  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.

  4. Aan huis verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in de bijlage bij deze regels alsmede die bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijkgesteld kunnen worden.

  5. Detailhandel is niet toegestaan.

  6. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

 

 

 

 

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.4.1 sub a voor het toestaan van een maximale gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven van 60 m2 waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  2. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;

  3. aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in de bijlage bij deze regels alsmede die bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijkgesteld kunnen worden;

  4. detailhandel is niet toegestaan;

  5. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

 

 

Artikel 12 Leiding - Brandstof

 

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van brandstofleidingen; één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

 

12.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

 

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding, alsmede uit oogpunt van externe veiligheid geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

 

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

12.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van (half-)verhardingen;

  2. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;

  3. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  4. het verwijderen van beplanting;

  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;

  6. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

  7. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.

 

12.4.2 Uitzonderingen

Het onder 12.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning danwel omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;

  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  3. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.

 

 

12.4.3 Verlening

De in 12.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 12.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

 

 

Artikel 13 Leiding - Water

 

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een watertransportleiding; één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

 

13.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

 

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

13.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van (half-)verhardingen;

  2. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;

  3. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  4. het verwijderen van beplanting;

  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;

  6. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

  7. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.

 

 

13.4.2 Uitzonderingen

Het onder 13.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;

  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  3. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.

 

 

13.4.3 Verlening

De in 13.4.1 genoemde omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 13.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

 

 

 

Artikel 14 Waarde - Beschermingszone natte natuurparel

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermingszone natte natuurparel' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).

 

14.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

14.2.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 cm onder maaiveld een en ander voor zover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;

  2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;

  3. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

  4. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2 anders dan een bouwwerk.

 

14.2.2 Uitzonderingen

Het in 14.2.1 opgenomen omgevingsvergunningsvereiste geldt niet voor:

  1. zover de daar genoemde werken en werkzaamheden worden uitgevoerd binnen het bouwvlak;

  2. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud.

 

14.2.3 Verlening

Een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden als bedoeld 14.2.1 of de elders in dit bestemmingsplan genoemde omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamhedenen mag alleen worden verleend indien door die andere werken en/of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

 

14.2.4 Advies waterstaatsgezag

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden als bedoeld in 14.2.1 hoort het bevoegd gezag het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag.

 

 

 

Artikel 15 Waarde - Laanbeplanting

 

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Laanbeplanting' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud van de bestaande bomenlaan;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

15.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd

 

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

15.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;

  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  3. het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;

  4. het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;

  5. het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 m, opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt;

  6. het aanleggen van landschapselementen;

  7. het leggen van leidingen resp. het diepploegen, diepwoelen van de bodem op diepte van meer dan 0,60 m.

 

15.3.2 Uitzonderingen

Het in 15.3.1 opgenomen omgevingsvergunningsvereiste geldt niet voor:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

15.3.3 Verlening

De in lid 15.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de laanbeplanting.

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 17 Algemene bouwregels

 

17.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  1. De op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen die meer bedragen dan de maximale maten welke in hoofdstuk 2 zijn voorgeschreven, moeten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

  2. De op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen die minder bedragen dan de minimale maten welke in hoofdstuk 2 zijn voorgeschreven, moeten als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

 

17.2 Ondergronds bouwen

  1. Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- danwel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.

 

 

Artikel 18 Algemene gebruiksregels

 

18.1 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden en bebouwing voor:

  1. seksinrichtingen.

 

18.2 Ondergeschikte functie

Een ondergeschikte functie mag een omvang hebben van niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw.

 

 

Artikel 19 Algemene afwijkingsregels

 

19.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  1. van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;

  2. van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  3. van de regels ten behoeve van de overschrijding van de voorgevelrooilijn voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, met dien verstande dat:

  1. de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 2 m;

  2. de bouwhoogte van de luifel niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

  3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

  1. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

  1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m;

  2. ten behoeve van kunst-/reclameobjecten, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 50 m, met dien verstande dat vooraf advies wordt ingewonnen bij de Dienst vastgoed Defensie;

  3. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m, met dien verstande dat vooraf advies wordt ingewonnen bij de Dienst vastgoed Defensie;

  4. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m.

  1. van de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:

  1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;

  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.

 

19.2 Afwijken huisvesting huishouden

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in dit bestemmingsplan ten behoeve van de huisvesting van een groep personen zonder onderlinge verbondenheid en continuïteit in samenstelling, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Afwijken is uitsluitend toegestaan binnen de bestemming(en) ‘Wonen’.

  2. De huisvesting is niet toegestaan in vrijstaande bijgebouwen.

  3. Het aantal woningen mag niet toenemen.

  4. Huisvesting is uitsluitend toegestaan in niet-zelfstandige woonruimte(n).

  5. De huisvesting is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een groep van maximaal 4 niet verbonden personen.

  6. De huisvesting mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.

  7. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 21.2.

  8. De huisvesting is uitsluitend toegestaan als sprake is van een goed woon- en leefklimaat, waaronder ook wordt verstaan een evenwichtige spreiding binnen de gemeente  van locaties waarvoor afwijking wordt verleend.

 

 

Artikel 20 Algemene aanduidingsregels

 

20.1 Veiligheidszone - leiding

 

20.1.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' geldt het volgende:

  1. de bouw van kwetsbare objecten is niet toegestaan;

  2. de bouw van beperkt kwetsbare objecten is niet toegestaan, met uitzondering van de herbouw van bestaande beperkt kwetsbare objecten op dezelfde locatie.

 

20.1.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming op onderdelen wijzigen teneinde de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' te wijzigen in die zin dat:

  1. de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' vervalt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de leiding buiten werking is gesteld;

  2. de aanduiding 'veiligheidszone - leiding'wordt verkleind of vervalt, indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging in transportparameters de plaatsgebonden risicocontour kleiner is geworden of niet meer aanwezig is of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, danwel nieuwe rekenmethoden of anderszins een kleinere plaatsgebonden 10-6/jr risicocontour geldt.

 

Artikel 21 Overige regels

 

21.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

 

21.2 Parkeren en laden en lossen

 

21.2.1 Parkeren en laden lossen

Hiervoor gelden de volgende regels:

  1. In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

  2. In het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

  3. Indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen.

  4. Voor het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid en/of de ruimte voor laden en lossen dient te worden voldaan aan de minimum kencijfers zoals opgenomen in de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'.

  5. Het parkeren en laden en lossen dient op eigen terrein plaats te vinden.

 

21.2.2 Afwijken parkeren en laden en lossen

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2.1 onder e voor het realiseren van parkeergelegenheid op andere gronden dan op eigen gronden, onder de voorwaarden dat:

  1. er geen sprake is van een onevenredige toename van de parkeerdruk in het openbaar gebied, en;

  2. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid, en;

  3. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2.1 onder c indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien.

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 22 Overgangsrecht

 

22.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

22.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan 'Sonniuspark; Herziening 2017'.

 

Vastgesteld: 21 december 2017