direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
Plan: Smulderslaan 51 Someren-Heide
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0847.BP02010006-VS01

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Agrarisch - Agrarisch bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met bijbehorende bedrijfsbebouwing en voorzieningen zoals mestsilo's, permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van waterberging en infiltratie, voer- en mestplaten, mest- of waterbassins van folie, verhardingen en groene erfinrichting;
  • b. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' binnen het aanduidingsvlak dat op de verbeelding is weergeven. Binnen de bedrijfswoning zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan;
  • c. indien het bestemmingsvlak nader is aangeduid als “intensieve veehouderij (iv)”: een intensieve veehouderij;
  • d. het inrichten, gebruiken en beheren van 20% van deze voor een goede landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie naar het omliggende gebied ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' op de verbeelding, welke conform het door de gemeente goedgekeurde beplantingsplan (in de bijlage van de toelichting opgenomen) zal worden beplant.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen

Binnen de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' mogen geen bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Ook mogen hier geen verhardingen worden gerealiseerd.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bedrijfsgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde met uitzondering van terreinafscheidingen gelden de volgende bouwregels:

  • a. hoogte:
    • 1. voor vrijstaande silo's mag de hoogte niet meer bedragen dan 15 meter, waarbij de silo's niet mogen worden gesitueerd aan de straatzijde;
    • 2. voor het overige mag de hoogte niet meer bedragen dan 10 meter;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 meter;
  • d. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 20 meter
  • e. bestaan uit slechts één bouwlaag;
  • f. mogen niet worden opgericht binnen de aanduidingsvlakken 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing'.

4.2.3 Bedrijfswoning

Binnen deze bestemming mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding één bedrijfswoning ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen, of indien de inhoud van de bestaande woning al meer bedraagt, niet meer dan de inhoud van de bestaande woning plus maximaal 10% of, indien het een bestaande woonboerderij betreft: niet meer dan de inhoud van het bestaande hoofdgebouw, met dien verstande dat deze inhoud niet vergroot mag worden;
  • b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • d. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 meter, of indien de afstand van de woning tot de as van de weg reeds minder bedraagt, de huidige afstand van de woning tot de as van de weg.

4.2.4 Bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Binnen deze bestemming mogen binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding bijgebouwen bij de bedrijfswoning ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen per bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de afstand tot het naburig erf mag niet minder dan 5 meter bedragen;
  • e. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd: niet minder dan 20 meter, of indien de afstand van de bijgebouwen tot de as van de weg reeds minder bedraagt, de huidige afstand van het bijgebouw tot de as van de weg.

4.2.5 Andere bouwwerken bij de bedrijfswoning
  • a. per bedrijfswoning mag maximaal één carport worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 20 m² en een maximale hoogte van 2,5 meter;
  • b. voor overige bouwwerken geldt een hoogte van maximaal 2,5 meter.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Afwijken ten aanzien van maatvoering bebouwing

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de minimum- en maximum maten opgenomen in artikel 4.2 onder de volgende voorwaarden:

  • a. de afwijking mag niet meer bedragen dan 10%, tenzij de afwijking genoemd wordt in dit artikel onder b;
  • b. de omgevingsvergunning voor afwijken van de bouwregels anders dan genoemd in artikel 4.3.1 onder a kan uitsluitend verleend worden voor de volgende bouwregels:
    • 1. de goothoogte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 7,5 meter;
    • 2. de afstand van de perceelsgrens tot minimaal 3 meter of,indien het een uitbreiding van bestaande bebouwing betreft, welke reeds dichter bij de perceelsgrens gelegen is, die bestaande kleinere afstand;
    • 3. nokhoogte tot een hoogte van maximaal 12,5 meter.

4.3.2 Afwijken ten behoeve van verhoging silo's

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder a en b teneinde de hoogte van silo's te verhogen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte mag niet meer gaan bedragen dan 20 meter;
  • b. de silo's dienen inpandig te zijn en opgenomen te worden in de bedrijfsbebouwing waarbij de maatvoering van dit gedeelte van de bedrijfsbebouwing verruimd wordt voor het inpandig plaatsen van de silo;
  • c. er dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de AAB;
  • d. de landschappelijke waarden, met name in cultuurhistorische en/of visueel ruimtelijk opzicht, mogen niet onevenredig aangetast worden.

4.3.3 Afwijken ten behoeve afstand tot de as van de weg

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van de bebouwing tot aan de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. de afstand van de nieuwe bebouwing tot aan de weg mag niet minder bedragen dan van bestaande reeds dichter bij de weg gelegen bebouwing;
  • c. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • d. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig worden aangetast;
  • e. indien het een geluidgevoelig object betreft, moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruik of laten gebruiken van:

  • a. het gebruik van gebouwen anders dan de bedrijfswoning voor bewoning;
  • b. het binnen gebouwen meer dan één bouwlaag gebruiken voor het houden van dieren;
  • c. het gebruiken van de gronden binnen de aanduidingsvlakken 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.5.1 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 onder a voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke woning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op een perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of de andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. maximaal 100 m² van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.