direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Den Dungen/Maaskantje
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0845.BP2016DDNM100-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente wil haar grondgebied voorzien van een moderne, planologisch - juridische regeling. Alle bestemmingsplannen zullen in dit kader worden geactualiseerd. De huidige bestemmingsplannen vigeren al geruime tijd en zijn daardoor niet altijd even actueel. Soms kunnen deze plannen ongewenste ontwikkelingen niet tegenhouden en voor gewenste ontwikkelingen zijn ze niet voldoende. De eerste aanzet hebben zij hiertoe gegeven met het bestemmingsplan Sint-Michielsgestel West. Onderhavige bestemmingsplan is het vervolg van de actualisering. Tevens zijn in dit plan omissies uit het vorige plan hersteld.

1.2 Plangebied

Het plangebied betreft de kom Den Dungen/Maaskantje. De begrenzing van het plangebied van het bestemmingsplan wordt in onderstaande figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2016DDNM100-VA01_0001.png"

Figuur 1: Begrenzing plangebied bestemmingsplan

1.3 Vigerende plannen

In het plangebied is een aantal ruimtelijke plannen van kracht. Het gaat om:

  • Bestemmingsplan Den Dungen;
  • Bestemmingsplan Den Dungen 1e herziening;
  • Bestemmingsplan Bedrijventerrein ’t Schild Den Dungen, fase 3;
  • Bestemmingsplan herziening ’t Schild Den Dungen, fase 3;
  • Bestemmingsplan Grinsel-Triestpad;
  • Wijzigingsplan De Donk;
  • Wijzigingsplan Paterstraat 39a;
  • Wijzigingsplan Heilig Hartplein;
  • Wijzigingsplan Spurkstraat 46A (onderdeel van 1e herziening Den Dungen).

Deze plannen komen, zoals in de Wet ruimtelijke ordening is bepaald, bij inwerkingtreding van dit bestemmingsplan te vervallen.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting op het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2 betreft een beschrijving van het plangebied;
  • hoofdstuk 3 bevat een omschrijving van de relevante beleidskaders;
  • hoofdstuk 4 bevat het onderzoek naar de omgevingsaspecten die bij de totstandkoming van het bestemmingsplan zijn betrokken en beoordeeld;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de economische uitvoerbaarheid;
  • hoofdstuk 7 gaat in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

2.1.1 Stedenbouwkundige structuur

Het Den Dungen waar we in dit bestemmingsplan over praten is ontstaan vanuit de vroeger bestuurlijk gescheiden dorpsdelen, Maaskantje en Den Dungen. Voor het bestemmingsplan worden deze niet meer los van elkaar gezien, omdat deze ruimtelijk, economisch en maatschappelijk in elkaar verweven zijn.

Het ontstaan van Den Dungen heeft plaatsgevonden langs de oude linten. De kern van het dorp ligt excentrisch, ten westen van het hoofdlint Hoogstraat-Maaskantje-Heilig Hartplein-Litserstraat. De westelijke rand van het dorp is 'rafelig' en informeel. Aan de oostelijke zijde, tussen de linten, zijn de planmatig opgezette woonwijken gesitueerd. De ontsluiting van deze woongebieden vindt nog steeds plaats via de historische linten. Belangrijke oriëntatiepunten zijn de kerk en de molen. Hier komen ook de linten samen.

Naast de historische linten is het dorp Den Dungen opgebouwd uit diverse gebieden, te weten 'Boschpad/Bramersland', 'Grinsel', 'Griensven', 'Grinsel-Triestpad' en bedrijventerrein 't Schild'.

De buurten zijn met elkaar verbonden via de hoofdroute Hoogstraat-Maaskantje-Heilig Hartplein-Litserstraat. Via doorsteken/korte verbindingen zijn ze verbonden met de overige wegen (Bosscheweg, Zandstraat, Grinsel, Spurkstraat) van het hoofdpatroon.

Het wegenpatroon is van ouds her radiaal (stervormig). De wegen komen samen op het huidige Heilig Hartplein. Hierdoor is het Heilig Hartplein ruimtelijk-visueel als het middelpunt van het dorp te zien.

In Den Dungen lopen alle interne en externe hoofdrelaties langs bovenvermelde hoofdwegen patroon. Het hoofd verkeerssysteem is identiek aan de hoofdopbouw van de kern. Na de tweede wereldoorlog zijn met de nieuwe woongebieden (Grinsel, Bramersland) een aantal 'lijnen', bestaand of nieuw, aan het interne relatienet toegevoegd. De inrichting en verblijfskwaliteit zijn van wisselend niveau.

De ruimte omsloten door de oude linten Bosscheweg en Bramerslandstraat vormt een specifiek ruimtelijke segment van de bebouwde kom. Het vormt het laatste restant waar nog sprake is van een bewaard gebleven middeleeuwse kavelstructuur welke verder in de kom vrijwel geheel is verdwenen of verminkt is geraakt door bebouwing, verandering of versnippering.

Tezamen met een dertiental authentieke bebouwingen, waaronder enkele rijksmonumenten, vormt dit segment daarom het cultuurhistorisch kerngebied bij uitstek van de kom. Ook de ruimtelijke kwaliteit is hoog door het groene en onbebouwde karakter.

2.1.2 Functionele structuur

Wonen

Wonen is in het gebied de belangrijkste/voornaamste functie. Het komt hoofdzakelijk als een zelfstandige functie voor en beperkt als mengvorm (met winkels, bedrijven etc.). De mengvorm komt eveneens voor op het bedrijventerrein 't Schild. De oude linten worden gekenmerkt door vrijstaande woningen en woonboerderijen.

Voor het karakter van het plangebied is het van belang dat de woonfunctie behouden blijft en waar mogelijk wordt versterkt. De gemeente geeft daarbij de voorkeur aan herstructurerings- en inbreidingslocaties. Op een aantal plekken is inbreiding met woningen mogelijk.

Detailhandel
Langs de oude wegen, en vooral langs het lint Hoog-straat-Maaskantje-Heilig Hartplein-Litserstraat, is sprake van een menging van de woonfunctie met winkels, horeca, maatschappelijke voorzieningen en bedrijven.

Horeca

Er is een tamelijk gevarieerd aanbod aan horeca in Den Dungen. Er liggen 3 cafés en 3 restaurants verspreid over de kern. Eén van deze restaurants is gecombineerd met een hotel. Deze horecagelegenheid is aan het Heilig Hartplein gesitueerd en neemt zowel ruimtelijk als functioneel een prominente rol in binnen Den Dungen.


Daarnaast zijn er drie cafetaria's: één aan de Tuinstraat, één aan Groot Grinsel en één aan de Verlengde Hoogstraat. De eerste twee zijn gevestigd in noodgebouwen, de laatste in een bijgebouw van een woning.


Maatschappelijke voorzieningen

In Den Dungen komen vele maatschappelijke voorzieningen voor. Rond het Heilig Hartplein/Grinsel/Litserstraat is de Rooms Katholieke Kerk gesitueerd. Aan de Veldstraat en aan de Brouwerstraat is een basisschool gelegen.

Ten noorden van de kern liggen de sportvelden en een sporthal. Deze velden en hal liggen afzijdig van het dorp.

Daarnaast liggen er nog enkele voorzieningen verspreid binnen de kern:

  • de begraafplaats achter het Maaskantje;
  • de scouting aan het Tennispad.

Aan de Litserstraat is Litserborg gelegen. Litserborg is de ontmoetingsplaats van Den Dungen en Maaskantje. In het gebouw wordt gewoond, kan men zorg krijgen, activiteiten bijwonen, eten, sporten, muziek maken en nog veel meer.

Kantoren en/of dienstverlening

Kantoren en dienstverlening komen in Den Dungen voornamelijk als aan huis gebonden bedrijven/beroepen, zoals een architectenbureau aan de Jacobskamp en enkele administratiekantoren aan de Litserstraat en Tuinstraat. Zelfstandige vestigingen komen sporadisch voor.

Bedrijven

Den Dungen telt een behoorlijk aantal bedrijven, niet alleen verspreid in de kern maar ook geconcentreerd op het bedrijventerrein 't Schild.

Voornamelijk langs de oude linten zijn vele bedrijven gevestigd. Deze bedrijven zijn tussen de woonbebouwing gesitueerd en dragen bij aan de verscheidenheid van het beeld van de oude linten.

Op het bedrijventerrein 't Schild, ten noorden van de kern, zijn grotere bedrijven, die niet passen binnen de woonbebouwing, gevestigd. Aan de rand van het dorp zijn enkele agrarische bedrijven gevestigd.

Verkeer en parkeren

Verkeersontsluiting

Den Dungen is goed bereikbaar vanaf de A2, de N266 (Helmond-'s-Hertogenbosch) en de Bosschebaan/Boschweg (Schijndel-'s-Hertogenbosch). Binnen de kern worden de belangrijkste (interne en externe) verbindingen gedragen door de Litserstraat (richting kanaaltracé, Berlicum, Rosmalen), de Hoogstraat (richting Sint-Michielsgestel), de Bosscheweg (richting 's-Hertogenbosch), Zandstraat (richting Schijndel) en Grinsel-Spurkstraat (richting kanaaltracé).

Bedrijventerrein 't Schild' ligt aan één van de invalswegen en is daarmee vanuit noordelijke richting goed bereikbaar. De bereikbaarheid voor verkeer dat uit andere richtingen komt, maakt gebruik van de wegen door de kern en levert daardoor hinder op (geluid, onveilige situaties, trillingen e.d.).

Parkeren

Van een structureel parkeerprobleem (te weinig parkeervoorzieningen) lijkt geen sprake te zijn, al krijgt de gemeente regelmatig signalen dat de parkeercapaciteit in Den Dungen te klein is. Er zijn parkeerterreinen voor het verzorgingstehuis aan de Litserstraat en naast en achter Boer Goossens. Daarnaast kan vrijwel overal langs de straat geparkeerd worden, al dan niet in aangegeven vakken. Bij de supermarkt aan het Maaskantje is een relatief klein parkeerterrein aanwezig.

Groen

De boombeplanting aan de historische linten is beeldbepalend en draagt in hoge mate bij aan de belevingswaarde van de openbare ruimten. In de afzonderlijke buurten en de huidige kern van het dorp is weinig openbaar groen aanwezig. Enkele groene elementen van formaat liggen rond maatschappelijke voorzieningen, zoals bij het scoutinggebouw aan het Tennispad en bij de basisschool aan de Brouwerstraat.

Toch heeft Den Dungen een groen karakter. Door de historische opbouw van het dorp is er een sterke relatie met het buitengebied. Via de historische linten kan het landschap ver doordringen in de kern. Vrijwel alle historische linten worden begeleid door boombeplanting. Kenmerkend voor de oudere gedeelten van het dorp zijn de diepe voortuinen, meestal groen ingericht, die ook een wezenlijke bijdrage leveren aan het groene karakter.

2.1.3 Uitgangspunten bestemmingsplan

Het uitgangspunt van het bestemmingsplan is het actualiseren van de vigerende plannen. Hierdoor onstaat er een actuele planologische regeling. Een ander uitgangspunt is het terugbrengen van het aantal vigerende plannen.

Bij deze actualisering worden de bouwrechten uit de vigerende plannen overgenomen en daarnaast worden enkele omissies hersteld.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) betreft een actualisatie van het ruimtelijk beleid en het mobiliteitsbeleid. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 in werking getreden. De SVIR zet twee zaken helder neer. Een scherp kader voor prioritering in het Infrafonds en een selectief ruimtelijk beleid, dat meer overlaat aan provincies en gemeenten. Minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.

Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Het beleid ten aanzien van landschap is niet langer een rijksverantwoordelijkheid en laat het Rijk over aan de provincies. Voor de Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse waterlinie als (voorlopig) UNESCO werelderfgoedgebied blijft het Rijk in het kader van de internationale afspraken hierover verantwoordelijk. De (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking wordt overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los.

Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

EHS (ecologische hoofdstructuur)

De herijkte nationale EHS wordt uiterlijk in 2018 door provincies gerealiseerd. De robuuste verbindingen zijn geschrapt. Voor de langere termijn ontwikkelt het Rijk in overleg met de provincies een visie op natuur. De Natura 2000-gebieden (met natuurwaarden van Europees belang) en de twintig Nationale Parken maken deel uit van de EHS, evenals de Noordzee en de grote wateren. Bij de realisatie van de EHS zal aandacht zijn voor de toegankelijkheid, de recreatieve waarde en de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

De herijkte nationale EHS is de belangrijkste Nederlandse bijdrage aan het keren van de internationale achteruitgang van biodiversiteit. De mogelijkheid voor soorten om zich tussen natuurgebieden te verplaatsen wordt vooral gerealiseerd via landbouwgebied en ander particulier beheerd groengebied.

Het bestemmingsplan ondervindt geen belemmeringen van uit het beleid geformuleerd in de structuurvisie.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 17 december 2011 in werking getreden. Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte). Het Rijk beëindigt de rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones en het verstedelijkingsbeleid. In de structuurvisie worden de rijksdoelen en nationale belangen limitatief beschreven.

Per 1 oktober 2012 is aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 in artikel 3.6.1 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Omdat de het bestemmingsplan niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen is deze 'ladder' niet relevant.

Het Barro vormt geen belemmering voor de vaststelling van de het bestemmingsplan.

3.1.3 Waterbeleid voor de 21e eeuw (2000)

Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw' (WB21)', is de zorg over het toenemende hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de zeespiegel. Het kabinet is van mening dat er een aanscherping in het denken over water dient plaats te vinden. Nadrukkelijker zal rekening moeten worden gehouden met de (ruimtelijke) eisen die het water aan de inrichting van Nederland stelt.

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In de Waterwet zijn alle vergunningen betreffende 'water' opgenomen. Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.

Onderdeel van het rijksbeleid is de invoering van de watertoets. De watertoets dient te worden toegepast op nieuwe ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, beheersverordeningen, inpassingsplannen, projectbesluiten en buitentoepassingsverklaringen. Als een gemeente een ruimtelijk plan wil opstellen, stelt zij de waterbeheerder vroegtijdig op de hoogte van dit voornemen. De waterbeheerders stellen dan een zogenaamd wateradvies op. Het ruimtelijk plan geeft in de waterparagraaf aan hoe is omgegaan met dit wateradvies.

Het Watertoetsproces is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (2003). Toetsingscriteria in de watertoets zijn: veiligheid, regionale- en lokale wateroverlast, rioleringssysteem, watervoorziening, volksgezondheid, bodemdaling, grondwateroverlast, oppervlaktewaterkwaliteit, grondwaterkwaliteit, verdroging en natte natuur (Handreiking watertoets2, 2003). Op basis van sectorale wetgeving en de algemene onderzoeksverplichting van artikel 3.2 Awb moet in het kader van de besluitvorming binnen de ruimtelijke ordening onderzoek naar de relevante omgevingsaspecten worden gedaan, zoals water. De Het bestemmingsplan kent vanuit waterbeleid geen belemmeringen.

3.1.4 Archeologie en cultuurhistorie

'Het verdrag van Malta' heeft tot doel het archeologisch erfgoed in Europa te beschermen. Als de bodem wordt verstoord, moeten volgens het verdrag belangrijke archeologische resten intact worden gehouden, bij voorkeur op locatie in de bodem en, als het niet anders kan, door opgraving en archivering.

De archeologische monumentenzorg is conform het Verdrag van Valletta inmiddels geregeld in de Wet op de Archeologische monumentenzorg. Inmiddels is dit geheel in breder perspectief geplaatst in het kader van de Modernisering van de Monumentenzorg. Hiermee is bepaald dat niet alleen rekening gehouden moet worden met archeologische waarden in bestemmingsplannen maar ook rekening gehouden moet worden met (andere) cultuurhistorische waarden. In paragraaf 4.7 wordt nader ingegaan op het onderdeel archeologie en cultuurhistorie.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO)

Op 1 oktober 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO) voor de provincie Noord-Brabant vastgesteld, die op 1 januari 2011 in werking is getreden. In de structuurvisie zijn de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040) opgenomen.

Sinds de vaststelling van de Structuurvisie in 2010 hebben Provinciale Staten diverse besluiten genomen die een verandering brengen in de provinciale rol en sturing, of van provinciaal beleid. Deze besluiten zijn nu vertaald in de 'Structuurvisie RO 2010 – partiële herziening 2014', die op 7 februari 2014 vastgesteld. Er is bewust niet gekozen om een geheel nieuwe visie op te stellen. Dit omdat de bestaande structuurvisie recentelijk is vastgesteld en de visie en sturingsfilosofie voor het overgrote deel nog actueel zijn. Op onderdelen vindt er bijsturing plaats.

De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtsreeks. Het vormt de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet, die de Wet ruimtelijke ordening biedt. Eén van deze instrumenten is de provinciale verordening. In de Verordening Ruimte 2014 zijn de kaderstellende elementen uit de structuurvisie vertaald in concrete regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen (zie verder 4.2.2).

De provincie stuurt door middel van vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Binnen deze structuren worden de belangrijkste, maatschappelijke ontwikkelingen opgevangen en kiest de provincie voor een bepaalde ordening van functies. Hiermee wil de provincie een gevarieerd en aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat ontwikkelen waarin een kennisinnovatieve economie het meest van belang is voor een duurzaam Brabant. Het principe van 'behoud en ontwikkeling' staat hierbij centraal.

De structuurvisie vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

3.2.2 Verordening Ruimte 2014

De Verordening Ruimte 2012 is op 1 mei 2012 door Provinciale Staten van Noord-Brabant vastgesteld en op 1 juni 2012 inwerking getreden. Op 7 februari 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening ruimte 2014 vastgesteld, op 19 maart is deze in werking getreden. De beleidsaanpassingen zijn gebaseerd op de Structuurvisie RO 2010 - partiële herziening 2014.

De regels van de Verordening ruimte zijn er, in lijn met het beleid van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, op gericht om de stedelijke ontwikkelingen plaats te laten vinden in de stedelijke regio's en in het bestaand stedelijk gebied. De begrenzingen van de stedelijke en landelijke regio's zijn vastgelegd in kaarten behorende bij de Verordening ruimte. In de verordening zijn ook het bestaande stedelijk gebied, de zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling en de ecologische hoofdstructuur begrensd. In de Verordening ruimte zijn regels opgenomen waaraan ruimtelijke plannen dienen te voldoen. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen in principe plaats te vinden in bestaand stedelijk gebied of in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling.

De verordening vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Beleidsregel planologische kruimelgevallen

Op 15 juli 2011 heeft de gemeente een beleidsregel planologische kruimelgevallen vastgesteld. Deze regeling is geactualiseerd en op 31 januari 2015 inwerking getreden. Deze regeling geldt voor het gehele plangebied van de gemeente, met uitzondering van het buitengebied. In deze notitie zijn beleidsregels opgenomen voor de planologische afwijkingsmogelijkheden die de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) biedt.

De regeling is overgenomen in onderhavig bestemmingsplan.

3.3.2 Archeologie

Sinds de invoering van de Wamz (Wet op de archeologische monumentenzorg) heeft de gemeente via haar Erfgoedverordening al invulling gegeven aan de verplichtingen die de wet met zich meebrengt. Gezien de Wamz gemeenten nu meer (en op een andere wijze dan voorheen) beleidsruimte biedt om naar eigen behoefte invulling te geven aan archeologische monumentenzorg, is het doel van de beleidsnota het vastleggen van het gemeentelijke archeologiebeleid.

In 2009 heeft de gemeente een archeologische verwachtingskaart vervaardigd. Deze kaart vormt de basis van het archeologische monumentenzorgbeleid, in samenhang met het selectiebeleid, ten aanzien van archeologische vindplaatsen. Waardevolle archeologische vondsten wil de gemeente het liefst in de bodem oftewel ‘in situ’ behouden of, indien dat niet mogelijk is, laten opgraven en vervolgens de onderzoeksresultaten publiekelijk maken (behoud ‘ex situ’). Het archelogiebeleid is vertaald in de regels van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan heeft een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten, met uitzondering van bodemkwaliteit, flora en fauna en geur, in het gebied. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat het bestemmingsplan gericht is op instandhouding van de bestaande situatie. Het onderzoek richtte zich erop te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen.

Er is geen scan verricht naar de bodemkwaliteit, de aanwezige flora en fauna en eventuele geurbelasting. In het geval van sloop- of bouwwerkzaamheden, moet voor de bodemkwaliteit en de beschermde soorten uit de Flora- en faunawet in het kader van de omgevingsvergunning alsnog een onderzoek worden verricht. Bij werkzaamheden op of in de bodem (zoals afgraven of afvoeren van grond of grondwateronttrekkingen) moet aan de regels uit het Besluit bodemkwaliteit en de Wet bodembescherming worden voldaan.

4.1 Bodem

Aangezien het bestemmingsplan betrekking heeft op vastlegging van de bestaande situatie is in beginsel geen bodemonderzoek noodzakelijk. In het geval van sloop- of bouwwerkzaamheden moet voor de bodemkwaliteit in het kader van de omgevingsvergunning alsnog een bodemonderzoek worden verricht.

4.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij ruimtelijke ontwikkelingen aandacht te worden besteed aan het aspect 'geluid'. In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk en er vindt geen aanpassing van de (spoor-)wegen plaats. Er is geen wettelijke geluidzonering vanwege een industrieterrein. Daarmee blijft de huidige situatie gehandhaafd. Het is niet noodzakelijk een hogere grenswaarde-procedure te doorlopen. Daarmee is akoestisch onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van dit bestemmingsplan zijn in de directe nabijheid van de bedrijvigheid geen nieuwe milieugevoelige bestemmingen opgenomen. Ook vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats die leiden tot een gewijzigde situatie in milieutechnische zin. De bestaande milieutechnische situatie blijft gehandhaafd en vanuit het oogpunt van milieuhygiëne bestaan er derhalve geen problemen.

4.4 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.

Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer opgenomen grenswaarde, of;
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of;
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of;
  • het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard. Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast. Samenvattend wordt geconcludeerd, dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan. Op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer is in dat geval geen onderzoek naar de luchtkwaliteit vereist. Er wordt immers voldaan aan het gestelde in artikel 5.16 lid b: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.5 Externe veiligheid

Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Aangezien in het plan geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden toegevoegd is het niet noodzakelijk verder onderzoek te doen naar externe veiligheid.

4.6 Natuur

Aangezien het bestemmingsplan een conserverend plan is en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt is een nader onderzoek naar natuurwaarden en flora en fauna niet noodzakelijk.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

In 2009 is de archeologische verwachtingskaart voor de gemeente Sint- Michielsgestel opgesteld. Deze kaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente. Het beleid is opgesteld op basis van alle bekende (en toegankelijke) bronnen. Tevens heeft de gemeente Sint-Michielsgestel rekening gehouden met lokale situaties daar het beschikt over uitgebreide historie van het eigen grondgebied. Op deze afgeleide beleidskaart staan gebieden aangegeven met respectievelijk een lage, middelhoge en hoge verwachting. Tevens staan hier de terreinen op waarvan de archeologische waarde reeds is vastgesteld (zogenaamde AMKterreinen).

Op basis van de beleidskaart is in het bestemmingsplan aangegeven welke gebieden de dubbelbestemming ‘archeologische waarde’ krijgen en waarvoor randvoorwaarden aan een vergunning gesteld kunnen worden.

Op basis van deze kaart is de bestemming 'Waarde -Archeologie 1, 2 en 4' met bijbehorende regels opgenomen.

Cultuurhistorie

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht in bestemmingsplannen met overige cultuurhistorische waarden rekening te houden. Aangezien het in het onderhavig bestemmingsplan gaat om een conserverende regeling, zijn de aanwezige cultuurhistorische waarden hierdoor beschermd. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

In de tot nu toe vigerende bestemmingsplannen wordt melding gemaakt van een aantal rijksmonumenten en een aantal gemeentelijke monumenten. Deze zijn op grond van de Monumentenwet of gemeentelijke Monumentenverordening voldoende beschermd, zodat hiervoor geen aanvullende bescherming in het bestemmingsplan noodzakelijk is.

Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat vooralsnog geen specifieke bescherming van cultuurhistorische waarden noodzakelijk is, omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt.

4.8 Water

Doelstelling en wettelijk kader

Sinds juli 2003 is de watertoets wettelijk verankerd in artikel 5.1.3 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening. Het besluit verplicht tot het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting van alle ruimtelijke plannen van provincies, regionale openbare lichamen en gemeenten in het kader van de Wro.

Het doel van de watertoets is dat water een volwaardige rol speelt in ruimtelijke plannen. Het middel dat de watertoets daarvoor gebruikt, is het zo vroeg mogelijk betrekken van de waterbeheerder bij een nieuw ruimtelijk plan. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Eerste aanspreekpunt voor de gemeente is in principe het waterschap. Naast het waterschap zijn er nog andere waterbeheerders zoals de provincie (grondwaterbeheerder), Brabant Water (grondwaterbeschermingsgebieden) en Rijkswaterstaat (kanalen). Bij de watertoets gaat het om het verantwoorden van de waterhuishoudelijke aspecten bij ruimtelijke plannen en besluiten. Met behulp van de watertoets wordt er naar gestreefd om het waterhuishoudkundig aspect in combinatie met het ruimtelijke beleid toe te passen op het beoogde plangebied, waarbij op basis van de voorgenomen ontwikkelingen gezocht is naar een hydrologisch neutrale oplossingsrichting.

Het waterschap coördineert het wateradvies. De waterparagraaf moet het bewijs leveren dat water inderdaad een volwaardige plaats heeft gekregen in het maken van het ruimtelijk plan. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en daarmee is er geen extra verharding.

Beleidskader

Vanuit verschillende overheidsniveaus zijn beleid en uitgangspunten geformuleerd voor wat betreft de omgang met afstromend hemelwater. De belangrijkste uitgangpunten hierbij zijn het hydrologisch neutraal ontwikkelen en het doorlopen van de volgorde 'hergebruik-vasthouden-berging-afvoer'.

De planlocatie valt binnen het beheersgebied van Waterschap De Dommel. Ook voor het Waterschap De Dommel is hydrologisch neutraal ontwikkelen speerpunt bij ruimtelijke ingrepen in haar beheersgebied. Het waterschap heeft een beleidsnota met uitgangspunten ten behoeve van de watertoets. Hierbij staan de volgende principes centraal:

  • wateroverlastvrij bestemmen;
  • gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater;
  • doorlopen van de afwegingsstappen: 'hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer';
  • hydrologisch neutraal bouwen;
  • water als kans;
  • meervoudig ruimtegebruik;
  • voorkomen van vervuiling
  • rekening houden met waterschapsbelangen.

De voornoemde principes liggen in lijn met het landelijke beleid ten aanzien van de watertoets. Gestreefd dient te worden naar een waterhuishoudkundig minimaal gelijkwaardige situatie. Het belangrijkste gegeven is het geohydrologisch compenseren van een eventuele toename van verharde oppervlakte, waardoor hemelwater versneld kan worden afgevoerd.

Waterschapsbeleid

Waterbeheerplan 4 'Waardevol Water'

Het Waterbeheerplan 'Waardevol Water: Samen meer waarde geven aan water' is een strategisch document. Het waterschap geeft daarin aan wat haardoelstellingen zijn voor de periode 2016-2021 en hoe zij die doelstellingen willen realiseren. Het plan is afgestemd op de ontwikkeling van het Stroomgebiedsbeheerplan Maas 2, het Nationaal Waterplan 2 en het Provinciaal Milieu en Waterplan.

Er is in het waterbeheerplan een indeling gemaakt in de volgende vijf waterthema's:

  • droge voeten;
  • voldoende water;
  • natuurlijk water;
  • schoon water;
  • mooi water.

Keur Waterschap De Dommel 2015

De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels hoe om te gaan met beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden.

Voorbeelden van situaties waarbij een watervergunning nodig is:

  • het dempen of wijzigen van een watergang
  • het aanleggen van een kabel of leidingen
  • het planten van bomen en struiken
  • het brengen van water in een watergang

Handreiking watertoets

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen op een evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan, de gemeente en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. Het doel van de watertoets is het voorkomen van waterproblemen, zoals wateroverlast en verdroging. In de Handreiking Wateroets, geeft Waterschap De Dommel aan welke onderwerpen zei graag in de waterparagraaf beschreven zien worden.

Gevolgen bestemmingsplan voor de waterhuishouding

Met dit bestemmingsplan wordt de huidige feitelijke en planologische situatie vastgelegd voor de komende jaren. Het betreft een consoliderent bestemmingsplan waarin geen tot nauwelijks ruimte is gegeven aan ontwikkelingen. De ruimte die in dit plan is meegenomen komt voort uit de vigerende bestemmingsplannen of reeds verleende vergunningen.

Hierdoor neemt het verhard oppervlak, ten opzichte van de bestaande planologische situatie, niet toe. Er worden geen nieuwe activiteiten toelaatbaar gesteld die waterhuishouding beinvloeden.

4.9 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Inleiding

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn, is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  • activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  • activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Aan het grootste deel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde die in onderdeel D is opgenomen, wordt overschreden. De verplichting voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Gevolg van dat laatste is, dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D, maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten; daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

Toets

Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen activiteiten mogelijk die zijn opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is dan ook niet nodig.

Hoofdstuk 5 Juridische beschrijving

5.1 Inleiding

De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels.

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels.

In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen.

Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsregels met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Tenslotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.

Hoofdstuk 3: Algemene regels.

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling en de algemene afwijkingsregels.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.

In het laatste hoofdstuk is het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

5.2 De regels

De gemeente hanteert een standaardregeling voor bestemmingsplannen. Het doel van de standaard is een gelijkluidende regeling voor veelvoorkomende ruimtelijke aspecten binnen de gemeente. In dit bestemmingsplan is deze standaardregeling zoveel mogelijk toegepast zodat alle burgers dezelfde rechten krijgen.

In dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van een achttien enkelbestemmingen. Daarnaast is een drietal dubbelbestemmingen opgenomen ter bescherming van archeologische waarden.

Onderstaand wordt de inhoud van de regels beschreven. De bouwregels van de bestemmingen zijn nagenoeg gelijk. Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd en de bouwhoogtes zijn opgenomen op de verbeelding. Voorzover een bebouwingspercentage op de verbeelding is aangegeven mag niet meer worden bebouwd dan is aangegeven. Indien er geen bebouwingspercentage is weergegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd. Ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak dan wel onder bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd dient te worden.

Alleen de specieke bouwregels worden onderstaand beschreven.

Artikel 3 Agrarisch

In deze bestemming zijn de agrarische bedrijven met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering opgenomen. Daarnaast zijn de gronden bestemd voor onder andere extensief dagrecreatief medegebruik. De kwekerij aan de hoek St. Jacobusstraat is specifiek aangeduid. Daarnaast zijn bestaande bedrijfswoningen mogelijk.

Op de gronden achter de Vlierbloem en de Grinsel is de aanduiding 'landschapselement' opgenomen voor het gebied dat is ingericht voor de steenuilen.

Monumenten en beeldbepalende panden zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven om het behoud ervan te waarborgen.

Artikel 4 Bedrijf

ln deze bestemming zijn de bedrijven opgenomen die zijn gevestigd in de woonomgeving. Hierin zijn alleen bestaande bedrijfswoningen mogelijk.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

Deze bestemming is gelegd op de gronden met daarop de grotere gebouwen voor nutsvoorzieningen zoals transformatorruimten en gasreduceerstations. De kleinere nutsgebouwen (kleiner dan 15 m2 en lager dan 3 m) vallen onder de zogenaamde vergunningsvrije bouwwerken.

Artikel 6 Bedrijventerrein

Deze bestemming is gelegd op het bedrijventerrein 'T Schild. Hier zijn bedrijven in categorie 2 en 3.1 mogelijk. Daarbij bestaande bedrijfswoningen zijn eveneens toegestaan. Op het terrein is een kantoorpand gelegen dat geen ondergeschikte kantoorfunctie is. Dat kantoor heeft de aanduiding kantoor gekregen.

De oppervlakte van een bouwperceel mag niet minder dan 1.000 m2 en niet meer dan 3.500 m2 bedragen. Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer dan 70% bedragen.

Artikel 7 Centrum

Deze bestemming is gelegd op het hoofdlint globaal gelegen tussen Bramerslandstraat en Verlengde Hoogstraat. Binnen deze bestemming is wonen, en bestaande horeca, detailhandel en bestaande dierstverlening mogelijk.

Er is een afwijkingsbevoegheid op genomen om de bestemmingen onderling te kunnen wijzigen.

Binnen de bestaande detailhandelsvestigingen is het tevens toegestaan pick up points te realiseren tot een maximaal oppervlak van 30% van het totale bebouwingsoppervlak op het betreffende perceel.

Monumenten en beeldbepalende panden zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven om het behoud ervan te waarborgen.

Artikel 8 Groen

De bestemming 'Groen' is overeenkomstig het huidige gebruik gelegd op verschillende plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten binnen het plangebied, die kunnen worden aangemerkt als structureel groen. Eveneens zijn de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, verharding, hondenuitlaat voorzieningen, inritten en kunstobjecten toegelaten. Ten behoeve van de waterberging is een aanduiding water opgenomen. Daarnaast zijn onder andere ondergrondse containers mogelijk. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen toegestaan.

Monumenten en beeldbepalende panden zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven om het behoud ervan te waarborgen.

Artikel 9 Horeca

Deze bestemming is gelegd op de bestaande horecavestigingen. Daarbij bestaande bedrijfswoningen zijn eveneens toegestaan.

Artikel 10 Kantoor

Aan de Litserstraat is een kantoorpand gevestigd. Dit pand heeft de bestemming Kantoor gekregen.

Artikel 11 Maatschappelijk

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, open water, waterhuishoudkundige-, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en verharding.

Ook de molen aan de Hoogstraat is opgenomen binnen deze bestemming. Ondergeschikte aan de het molenbedrijf gerelateerde detailhandel en horeca is toegestaan.

Op het plein voor de Litserborg mag een kiosk worden gerealiseerd conform de architectonische planvorming voor de Litserborg. Het gebouw dient rond te zijn met een diameter van maximaal 10 meter en een bouwhoogte van maximaal 8 meter. Op de verbeelding is een aanduiding opgenomen waarbinnen de kiosk gerealiseerd mag worden.

Monumenten en beeldbepalende panden zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven om het behoud ervan te waarborgen.

Artikel 12 Tuin

Deze bestemming is gelegd op de gronden die in beginsel niet mogen worden bebouwd. Het betreft met name voortuinen bij woningen en de achterste delen van buitengewoon diepe percelen, waarvoor het uit ruimtelijk oogpunt gewenst is, dat deze tezamen niet worden bebouwd. Slechts erf- en terrein afscheidingen zijn toegestaan, alsmede met name in voortuinen zeer ondergeschikte bouwdelen als erkers.

Artikel 13 Verkeer

Binnen deze bestemming zijn de gebieden met verkeersfuncties (straten en wegen voor autoverkeer en verkeersvoorzieningen voor langzaamverkeer) opgenomen. Er zijn alleen gebouwen mogelijk in de vorm van nutsvoorzieningen. Voor het overige zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijn, mogelijk. In tegenstelling tot het bestemmingsplan Sint Michielsgestel West is er geen onderscheid meer gemaakt tussen Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied.

  • Naar aanleiding van de last onder dwangsom heeft Garage van Uden op 6 februari 2014 alle bedrijfsmatig gestalde auto's op het tennisveldje met de vigerende  bestemming “Verkeers- en verblijfsdoeleinden” ingevolge het bestemmingsplan “Den Dungen (2004)” weggehaald. Conform deze vigerende bestemming “Verkeers- en verblijfsdoeleinden” (waarbinnen parkeervoorzieningen zijn toegestaan) mag op het tennisveldje alleen nog maar geparkeerd worden door medewerkers en bezoekers (die niet de betreffende auto laten repareren in de garage). Hierop wordt toegezien (een ieder mag hier parkeren; ook buurtbewoners of handelaars die de auto daar soms een aantal dagen laten staan, omdat ze met een andere auto voor de handel wegrijden).

Binnen de bestemming 'Verkeer' in dit bestemmingsplan 'Den Dungen/Maaskantje' is net als in het vigerende  bestemmingsplan “Den Dungen (2004)", behoudens het op de openbare weg toegestane laden en lossen bij alle bedrijven, geen bedrijfsmatig gebruik van de gronden toegestaan. Bedrijfsmatig gebruik is namelijk niet in de limitatieve bestemmingsomschrijving opgenomen. Ingevolge de algemene (strijdig) gebruiksbepaling van artikel 22.1 Strijdig gebruik is het verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met hetgeen in de bestemmingen is bepaald.

Artikel 14 Water

De watergangen in het plangebied zijn binnen deze bestemming opgenomen. De schouwpaden ten behoeve van deze watergangen zijn eveneens in de bestemming opgenomen.

Artikel 15 Wonen

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor alle woningen in het plangebied met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, erven, tuinen, parkeervoorzieningen en verhardingen. De aaneengebouwde woningen hebben de aanduiding [aeg] gekregen, de twee-aaneen-gebouwde woningen [tae], de vrijstaande woningen [vrij] en de gestapelde woningen [gs]. De bestaande kantoren, winkels (detailhandel), horecabedrijven en bedrijven zijn als aanduiding binnen de bestemming op de verbeelding aangegeven en als zodanig toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding garageboxen mogen garageboxen worden opgericht. De aan-huis-verbonden beroepen zijn rechtstreeks mogelijk en middels een specifieke gebruiksregel geregeld. Belangrijke voorwaarde daarbij is dat de parkeersituatie goed is geregeld en dat het beroep of de bedrijfsmatige activiteit door de hoofdbewoner(s) wordt uitgeoefend. De aan-huis-verbonden bedrijven kunnen worden mogelijk gemaakt middels een afwijkingsbevoegdheid.

Er komen steeds meer niet-traditionele woonvormen, zoals huisvesting van seizoenarbeiders, asielzoekers etc. Om dit planologisch goed te kunnen regelen en handhaven is het begrip woning aangepast.

Monumenten en beeldbepalende panden zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven om het behoud ervan te waarborgen.

Artikel 16, 17 en 18 Waarde - Archeologie

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' is gehanteerd voor een gedeelte van het plangebied. De gronden in dit gedeelte hebben, op basis van de archeologische verwachtingskaart, mogelijk een archeologische waarde. Bouwen is op deze gronden uitsluitend toegestaan met afwijking of nadat uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 19 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

De A-watergang die over de binnenterreinen van de Bramerslandstraat loopt heeft een dubbelbestemming gekregen. De watergang is gelegen op particuliere gronden en wordt door het waterschap onderhouden. Deels is de watergang in een duiker gelegen maar grotendeels betreft het open water. Werkzaamheden die de watergang kunnen schaden zijn niet zondermeer toegestaan.

5.3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Hierdoor wordt bepaald dat gronden niet tweemaal voor een bouwvergunning in aanmerking kunnen komen.

Algemene bouwregels

Enkele bouwregels gelden voor alle bestemmingen en zijn daarom in het hoofdstuk algemene regels opgenomen. Het betreft regels ten aanzien van bestaande maten, overschrijding van de bouwgrenzen en ongeoorloofde wijze van bouwen.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel is bepaald waar de gronden niet voor gebruikt mogen worden die voor alle bestemmingen gelden.

Daarnaast is een afwijking opgenomen voor mantelzorg.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is, in aanvulling op de afwijkingssregels uit de bestemmingen, nog een aantal algemene afwijkingssmogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. Bijvoorbeeld een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het mogelijk maken van de bouw van schakelkastjes (nutsgebouwtjes) in het openbare gebied.

5.4 Overgangs- en slotregel

Dit hoofdstuk bevat de volgende twee artikelen:

Overgangsrecht

Het overgangsrecht betreft regels ten aanzien van bouwwerken en gebruik die niet (geheel) passen in dit bestemmingsplan.

Ten behoeve van de bestaande houthandel aan de Zandstraat is in afwijking van het overgangsrecht een specifieke uitsterfconstructie opgenomen. De houthandel is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijf – houthandel'.

Het bedrijf is al geruime tijd in deze omvang aanwezig. Op 9 mei 2001 is een milieumelding ingediend welke door de gemeente is geaccordeerd, milieutechnisch vormt het bedrijf geen belemmering voor zijn omgeving. Indien de houthandel zijn activiteiten staakt gedurende minimaal 1 jaar dan is het verboden dit gebruik daarna nog te hervatten.

Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan aangehaald kan worden (titel van het bestemmingsplan).

5.5 Envelop-principe

Qua dekhelling is in de regels een flexibele regeling opgenomen. In beginsel is een dak met een helling van 0° tot 60° voorgeschreven. Binnen de maximale grenzen die het dak kan hebben, is het bouwen met een afwijkende dakvorm echter toegestaan. Bij een afwijkende kapvorm valt bijvoorbeeld te denken aan een rond dak, een topgevel of een andere rechtopgaande gevelconstructie, mits de voorgestelde dakoplossing van het bouwplan blijft binnen de denkbeeldige lijnen van deze dakhelling. Om dergelijke constructies mogelijk te maken, is in de regels gebruik gemaakt van het zogenaamde 'envelop-principe'. Zolang het bouwplan blijft binnen de maximale contouren van de dakhelling, die de vorm heeft van een opengevouwen envelop, kan de bouwvergunning worden verleend, voor zover het de toetsing van het bestemmingsplan betreft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0845.BP2016DDNM100-VA01_0002.png"

Figuur 2: Het envelop-principe in beeld gebracht

Overschrijding van de denkbeeldige lijnen van de dakhelling is mogelijk voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende delen van ondergeschikte betekenis. De formulering 'van ondergeschikte betekenis' is nader ingevuld door de bepaling dat de uitstekende delen niet meer dan de helft van de breedte van het dakvlak mogen beslaan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Sinds de inwerkingtreding van de nieuwe Wro geldt de verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan wanneer bouwplannen, als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, planologisch mogelijk worden gemaakt en het verhaal van de kosten van de grondexploitatie niet anderszins verzekerd is. Inmiddels is ook een ministeriële regeling vastgesteld waarbij wordt gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van ontwikkelingen als hiervoor bedoeld, maar slechts sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan, deze dan niet vallen onder de exploitatiewetgeving. Voorliggend bestemmingsplan is overwegend conserverend van karakter. Er is dan ook geen sprake van een gemeentelijke kostenverhaal.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Voorbereidingsfase

7.1.1 Overleg 3.1.1 Bro

Het bestemmingsplan is voor vooroverleg opgestuurd naar de overlegpartners overeenkomstig artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De resultaten van de reacties van de overlegpartners zijn in het ontwerpbestemmingsplan verwoord.

Het voorontwerp bestemmingsplan is verstuurd aan:

  • a. Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving, Provincie Noord-Brabant;
  • b. Waterschap "De Dommel".

Beide overlegpartners hebben gereageerd, waarbij de provincie aangegeven heeft geen aanleiding te zien opmerkingen te maken. Het waterschap heeft enkele aanpassingen voorgesteld. Deze hebben geleid tot een aantal aanpassingen van het bestemmingsplan. In het eindverslag inspraak en overleg is de ingekomen reactie samengevat en voorzien van een beantwoording van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente. Het eindverslag is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.

7.1.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan “Den Dungen/Maaskantje”, heeft van vrijdag 24 juli 2015 tot en met donderdag 3 september 2015 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld een inspraakreactie te geven op het voorontwerpbestemmingsplan. Hiervan hebben 13 insprekers gebruik gemaakt.

De ingekomen reacties zijn samengevat en voorzien van een beantwoording van het college van burgemeester en wethouders. In voorkomende gevallen hebben de reacties geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan. Het eindverslag inspraak en overleg is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.

7.2 Ontwerpfase

7.2.1 Zienswijzen

In het kader van de zienswijzenprocedure wordt het ontwerpbestemmingsplan met de bijbehorende stukken voor een periode van zes weken ter inzage gelegd op het gemeentehuis. Deze terinzagelegging wordt van tevoren aangekondigd in de lokale krant en in de Staatscourant. Daarnaast wordt het voornemen elektronisch gepubliceerd door middel van plaatsing op de gemeentelijke website. In deze publicaties wordt aangegeven dat gedurende de periode van tervisielegging voor een ieder de mogelijkheid bestaat om zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen.

7.3 Vaststellingsfase

7.3.1 Beroep

Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan.

Tegen het besluit tot vaststelling staat direct beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt het plan in werking waarna tot planrealisatie kan worden overgegaan.