direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen - 1
Plan: Seminarielaan Beekvlietstraat Sint-Michielsgestel, 1e herziening
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0845.BP2012SMGBKVLTP102-OH01

Artikel 6 Wonen - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. de aanleg en instandhouding van voldoende parkeervoorzieningen ten behoeve van de genoemde functies, waarbij wordt uitgegaan van het volgende schema:

Functie/woningtype   Aantal parkeerplaatsen  
wonen: aaneengebouwd   1,7 per woning  
wonen: twee-aaneengebouwd   1,9 per woning  
wonen: vrijstaand   2,2 per woning  

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen en erven;
  • d. paden en verhardingen;
  • e. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van wonen - erfafscheiding', een erf- en terreinafscheiding.

met daaraan ondergeschikt:

  • f. (open) water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. groen en groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Toelaatbaarheid

Op of in deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. ter plaatse van het bouwvlak:
    • 1. gebouwen ten behoeve van het bepaalde in 6.1 onder a, b en g;
    • 2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de onder a bedoelde doeleinden;
    • 3. carports;
    • 4. veranda's;
    • 5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. buiten het bouwvlak:
    • 1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de onder a bedoelde doeleinden;
    • 2. carports;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, behoudens het bepaalde in sub g;
  • c. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'vrijstaand';
    • 2. ‘twee-aaneen’;
    • 3. 'aaneengebouwd';

mogen de hoofdgebouwen uitsluitend in het aangegeven bebouwingstype worden gebouwd;

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan ter plaatse van het maatvoeringsvlak 'maximaal aantal wooneenheden' is aangegeven. Indien deze aanduiding niet op de verbeelding staat is maximaal 1 wooneenheid per bouwperceel mogelijk;
  • e. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven;
  • f. voor de dakhelling gelden de volgende bepalingen: vanaf de maximaal toegestane goothoogte dienen de gebouwen te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de aldus bepaalde (denkbeeldige) maximale contouren van het dak ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60° -lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bij dakvlakken, met uitzondering van dakvlakken die van de weg af zijn gekeerd, wordt een overschrijding daarbij in ieder geval als 'niet ondergeschikt' aangemerkt, wanneer de uitstekende bouwdelen meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan;
  • g. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:
    • 1. vrijstaande woningen mag aan beide zijden niet minder dan 3 meter bedragen;
    • 2. twee-aaneen woningen mag aan één zijde niet minder dan 2 meter bedragen;
  • h. tenminste één van de hoekpunten van de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd op maximaal 2 meter uit de bouwgrens;

6.2.3 Bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen, dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd, uitgezonderd het bepaalde in sub f;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag, voor zover deze worden gebouwd buiten het bouwvlak:
    • 1. op bouwpercelen tot 300 m² niet meer bedragen dan 65 m²;
    • 2. op percelen gelijk aan of groter dan 300 m² niet meer bedragen dan 65 m², vermeerderd met 10% van het aantal vierkante meters dat het perceel groter is dan 300 m², met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 250 m² mag bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen, uitgezonderd het bepaalde in sub e;
  • d. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen, uitgezonderd het bepaalde in sub e;
  • e. bij platte afdekking bedraagt de maximale goot- en bouwhoogte 4 meter;
  • f. een veranda in het bouwvlak grenzend aan de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veranda' mag worden opgericht voor de voorgevel van een hoofdgebouw;
  • g. de bouwhoogte van een veranda in het bouwvlak, grenzend aan de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veranda' mag niet meer bedragen dan de maximale hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.

6.2.4 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 15 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter mag bedragen.

6.2.5 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak dan wel onder aan- en uitbouwen en bijgebouwen met dien verstande dat minimaal 1 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd dient te worden;
  • b. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 3,5 meter beneden peil bedragen.

6.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. bij een woonhuis mag één carport worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de voorgevellijn niet mag worden overschreden;
    • 2. de carport uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • 4. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m²;
  • c. een zwembad dient 1 meter uit de zijdelingse perceelsgrens te worden aangelegd;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • e. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m²;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erfafscheiding' een maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen van 3 meter;

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Hoofdgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2onder h voor het oprichten van tenminste één van de hoekpunten van de voorgevel van een hoofdgebouw op een afstand van maximaal 7 meter uit de bouwgrens, mits:

  • 1. de positionering van de voorgevel van het hoofdgebouw past wat betreft situering en afmetingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
  • 2. door de bouw van hoofdgebouw op de afstand van maximaal 7 meter uit de bouwgrens geen onevenredige aantasting plaats vindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad.

6.3.2 Bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.3onder a voor het oprichten van bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen op een afstand van minder dan 3 meter van de voorgevel van het hoofdgebouw, mits:

  • 1. het bijgebouw en/of aan- en uitbouw past wat betreft situering en afmetingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
  • 2. door de bouw van het bijgebouw en/of aan- en uitbouw vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad.

6.3.3 Voorwaarden afwijken

De in 6.3.2 genoemde afwijkingen van het bestemmingsplan door middel van een omgevingsvergunning, kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming ‘Wonen - 1’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van:
    • 1. 45 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
    • 2. 60 m² bij bouwpercelen van 750 tot 1.500 m²;
    • 3. 75 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. detailhandel is niet toegestaan;
  • d. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  • e. de activiteit moet milieuhygiënisch inpasbaar zijn in de omgeving.