23.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met uitzondering van het bepaalde in 23.2.1 sub f;
-
b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende agrarische bebouwing' mag de bestaande bebouwing niet worden uitgebreid;
-
c. ter plaatse van het gekoppelde bouwvlak zijn op het gedeelte van het bouwvlak waar de woning niet is gesitueerd de legaal aanwezige bijgebouwen toegestaan.
23.2.1 Bouwregels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nieuw herlaer'
-
a. de maximale goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangeduid;
-
b. de maximale bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangeduid;
-
c. de maximale oppervlakte aan bebouwing mag niet meer bedragen dan is aangeduid;
-
d. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangeduid;
-
e. de gebouwen moeten voorzien zijn van een kap met een dakhelling van ten minste 35 en ten hoogste 60 graden;
-
f. buiten het bouwvlak zijn de volgende gebouwen toegestaan:
-
1. een theekoepel of ander soortgelijk bouwwerk ten behoeve van een gebruik van de gronden overeenkomstig de bestemming, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 meter mag bedragen en de oppervlakte niet meer dan 20 m²;
-
2. een poortgebouw, of ander soortgelijk gebouw, voor beveiliging, bewaking, onderhoud en opslag en daarmee vergelijkbare doeleinden ten behoeve van het landgoed, waarvan de goothoogte niet meer dan 4 meter, de bouwhoogte niet meer dan 8 meter en de oppervlakte niet meer dan 90 m² mag bedragen;
-
3. het onder sub 2 bedoelde poortgebouw dient vanaf de ontsluiting vanaf Halder, nabij het water te worden gesitueerd, op een afstand van maximaal 25 meter voor wat betreft de meest naar het water gekeerde gevel;
-
g. één zwembad is zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, waarvan:
-
1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 7 bij 15 meter;
-
2. de afstand tot het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 50 meter;
-
h. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen.
23.2.2 Woning binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van een woning gelden de volgende bepalingen:
-
a. één woning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' woningen bedraagt;
-
b. de woning dient op minimaal 50% ter plaatse van de bestaande fundering te worden opgericht;
-
c. de inhoud van de woning bedraagt maximaal 600 m³ exclusief onderkeldering (of inclusief onderkeldering indien deze ten behoeve van de verblijfsfunctie wordt gebruikt) inclusief aan-en uitbouwen of in ieder geval niet meer dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan en het geen woning betreft welke in het verleden gesplitst is geweest. Indien het een karakteristieke boerderij betreft, geldt de bestaande inhoud. In afwijking van het voorgaande geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale inhoud', de inhoud niet groter mag zijn dan de aangegeven inhoud;
-
d. de inhoud en maatvoering van een karakteristieke boerderij dienen te worden behouden;
-
e. de woning dient ten opzichte van de weg zodanig te worden gepositioneerd dat deze in lijn staat met de woningen van aanliggende percelen;
-
f. de maximale goothoogte van de woning bedraagt 6 meter en de maximale hoogte bedraagt 10 meter;
-
g. het hoofdgebouw moet zijn voorzien van een kap met een dakhelling van ten minste 25° en ten hoogste 60°;
-
h. afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 5 meter te bedragen;
-
i. de minimale afstand tot de waterlopen dient minimaal 5 meter te bedragen;
-
j. indien de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minder bedraagt dan de voorgeschreven afstand, dan dient deze bestaande afstand als minimale afstand te worden aangehouden;
-
k. de afstand van de woning tot de weg is gelijk aan de afstand welke aanwezig is op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan;
-
l. woningen en/of vrijstaande bijgebouwen mogen niet vóór de gevellijn gebouwd worden. Indien er geen gevellijn is opgenomen dienen de woningen in de lijn van de omliggende woningen te worden gesitueerd.
23.2.3 Bijgebouwen binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
a. het gezamenlijk oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning mag maximaal 100 m2 bedragen;
-
b. de oppervlakte van de bijgebouwen mag maximaal 200 m² bedragen als er sprake is geweest van samenvoeging van twee tot één woning;
-
c. afstand van de bijgebouwen tot de perceelsgrens dient minimaal 1 meter te bedragen;
-
d. de afstand van een bijgebouw tot de woning bedraagt niet meer dan 30 meter. Deze maatvoering dient ook in acht te worden genomen bij de herbouw van een bijgebouw;
-
e. bijgebouwen mogen niet vóór de gevellijn gebouwd worden;
-
f. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter en de maximale hoogte 6 meter.
23.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
-
a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de gevellijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;
-
b. bij de bedrijfswoning mag één carport of overkapping worden gebouwd met dien verstande dat:
-
1. de gevellijn niet mag worden overschreden;
-
2. de carport of overkapping uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
-
3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
-
4. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m²;
-
c. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 1 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen welke op de perceelsgrens gebouwd mogen worden;
-
d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen;
-
e. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m².
23.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen voor:
23.3.1 De herbouw woning buiten de fundering van de bestaande woning
Herbouw van de woning buiten de fundering van de bestaande woning is toegestaan, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. dit vanuit het verkeersbelang/verkeersveiligheid dan wel vanuit een beter woonmilieu wenselijk is;
-
b. de afstand tot te weg mag niet meer bedragen dan noodzakelijk is in verband met het verkeersbelang dan wel het woonmilieu;
-
c. er dienen zich geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische aard voor te doen;
-
d. er sprake is van een sterke verbetering van de beeldkwaliteit in de directe omgeving;
-
e. vervangende nieuwbouw van de woning of bijgebouwen dient gepaard te gaan met sloop van overtollige bebouwing. Voor elke 500 m² die wordt gesloopt mag de woning met 50 m³ worden vergroot tot een maximum van 850 m³;
-
f. in het geval dat de te vervangen woning een cultuurhistorisch waardevol object betreft, is een advies van de gemeentelijke monumentencommissie noodzakelijk;
-
g. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn;
-
h. bij het samenvoegen van de vierkante meters van verschillende te slopen bouwwerken mag het nieuwe bijgebouw geen bedrijfsmatige uitstraling krijgen.
23.3.2 De vergroting van de woning en bijgebouwen in geval van afbraak
De woning en/of bijgebouwen mogen worden vergroot, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. indien het gezamenlijk oppervlak van de bijgebouwen op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan groter is dan 100 m² geldt het volgende:
-
1. bij afbraak van voornoemd(e) bijgebouw(en), mag het onder a. genoemde oppervlak worden verhoogd onder de volgende voorwaarden:
- de verhoging bedraagt 50% van het oppervlak van het te slopen surplus aan gebouw(en);
- het maximaal toegestaan totale oppervlakte aan bijgebouwen, bedraagt, na bedoelde afbraak, echter 200 m²;
- de woning mag worden vergroot, gerelateerd aan de oppervlakte bijgebouwen die worden gesloopt:
-
2. voor elke 500 m² die wordt gesloopt, mag de woning met 50 m³ worden vergroot;
-
3. de inhoud van de woning mag – in totaliteit – niet meer dan 850 m³ bedragen;
-
4. bij sloop mag de woning aangeduid is als 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing' mag de woning worden vergroot 600 m³ en daar bovenop de hierboven beschreven sloopregeling;
-
5. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn.
23.3.3 Het bouwen van meer dan 100 m² en dieper dan 1 meter onder het huidige maaiveld binnen de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 1'
Het bouwen van meer dan 100 m2 en dieper dan 1 meter onder het huidige maaiveld ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 1' is toegestaan indien voldaan is aan één van de volgende voorwaarden:
-
a. de aanvrager van de afwijking blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
b. de aanvrager van de afwijking een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van de burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt veiliggesteld;
-
c. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden, gericht op:
-
1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
2. het doen van opgravingen;
-
3. het begeleiden van de bodemverstorende ingrepen door een archeologisch deskundige.
23.3.4 Het bouwen van meer dan 1 hectare en dieper dan 0,5 meter onder het huidige maaiveld binnen de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 2'
Het bouwen van meer dan 1 hectare en dieper dan 0,5 meter onder het huidige maaiveld ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde 2' is toegestaan indien voldaan is aan één van de volgende voorwaarden:
-
a. de aanvrager van de afwijking blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
b. de aanvrager van de afwijking een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van de burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt veiliggesteld;
-
c. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden, gericht op:
-
1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
2. het doen van opgravingen;
-
3. het begeleiden van de bodemverstorende ingrepen door een archeologisch deskundige.
23.7 Afwijking van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen voor:
23.7.1 Een aan huis gebonden beroep in bijgebouwen of een aan huis gebonden bedrijf in hoofd- of bijgebouwen
Een aan huis gebonden beroep in bijgebouwen of een aan huis gebonden bedrijf in hoofd- of bijgebouwen is toegestaan, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m2 van de woning en/of bijgebouwen
-
b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
-
c. geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt wordt;
-
d. alleen ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse uitgeoefende beroep of bedrijf is toegestaan;
-
e. de activiteit dient te worden uitgeoefend door de bewoner;
-
f. de activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in de vorm van de categorie 1 en 2 bedrijven conform de in bijlage 4 opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
-
g. horeca is niet toegestaan;
-
h. het beroep of bedrijf mag geen publieksgericht karakter en geen onevenredig verkeersaantrekkende werking hebben;
-
i. er dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
-
j. buitenopslag is niet toegestaan;
-
k. reclame-uitingen zijn niet toegestaan;
-
l. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
-
m. de activiteit dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
-
n. de bebouwing ten behoeve van aan huis verbonden bedrijf niet is gelegen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nieuw herlaer'.
23.7.2 Dagrecreatieve voorzieningen als nevenfunctie
Dagrecreatieve voorzieningen als nevenfunctie bij de woning zijn toegestaan, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
a. het uitsluitend een theetuin met een maximum oppervlakte van 100 m² of een atelier betreft;
-
b. deze binnen de bestaande bebouwing plaatsvindt;
-
c. door de wijziging geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden;
-
d. er dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
-
e. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
-
f. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn;
-
g. alleen nevenfuncties die conform het bestemmingsplan voortgezet kunnen worden als vervolgfunctie zijn toegestaan.
23.7.3 Verblijfsrecreatieve voorzieningen als nevenfunctie
De volgende nevenactiviteiten zijn toegestaan:
-
a. verblijfsrecreatie (minicamping en/of trekkershutten) met een maximale oppervlakte van 1 hectare, grenzend aan een agrarisch bouwvlak of een bouwvlak met een andere bestemming met eenvoudige voorzieningen op het bouwvlak, met dien verstande dat:
-
1. de al bestaande (mini)campings niet van deze nevenactiviteit gebruik mogen maken;
-
2. er maximaal 5 trekkershutten opgericht mogen worden binnen het bouwvlak;
-
3. een standplaats heeft minimale oppervlakte van 230 m²;
-
4. verblijfsrecreatie uitsluitend plaatsvindt in de periode van 1 maart tot en met 1 november en van 16 december tot en met 16 januari;
-
5. de afstand van het terrein tot de woningen van omwonenden dient minimaal 50 meter te bedragen;
-
6. er een woning op het betreffende bouwvlak aanwezig is;
-
7. er landschappelijke inpassing plaatsvindt van minimaal 30% van de oppervlakte van de minicamping;
indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
1. de woning als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
-
2. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast;
-
3. door de wijziging geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvindt;
-
4. er dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
-
5. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
-
6. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn;
-
7. alleen nevenfuncties die conform het bestemmingsplan voortgezet kunnen worden als vervolgfunctie zijn toegestaan;
-
8. de werkzaamheden dienen door de bewoner te worden uitgeoefend.
23.8 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden verlenen voor:
-
a. voor werken en/of werkzaamheden zoals weergegeven in sub 23.8.1 t/m 23.8.15, met dien verstande dat voor werken en/of werkzaamheden binnen het bouwvlak of het verharden van minder dan 100 m² buiten het bouwvlak geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden nodig is;
indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
1. ingeval er twee of meer aanduidingen op de desbetreffende gronden zijn gelegen, het zwaarste regime geldt;
-
2. bij de beoordeling van de werken en werkzaamheden worden de mogelijke gevolgen, zoals weergegeven in bijlage 2, getoetst;
-
3. het bevoegd gezag kan voor de beoordeling een daartoe bevoegd deskundige aanwijzen;
-
4. indien het werken en/of werkzaamheden betreft binnen de aanduidingen 'archeologische verwachtingswaarde 1' of 'archeologische verwachtingswaarde 2' betreft, waarbij de ingrepen groter zijn dan ter plaatse is toegestaan, dient door middel van archeologisch onderzoek te worden aangetoond dat deze archeologische waarden niet worden aangetast.
-
b. in afwijking van het bepaalde in sub a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nieuw herlaer' geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zoals weergegeven in sub 23.8.1 t/m 23.8.15 nodig, voor de volgende werken of werkzaamheden ten behoeve van:
-
1. ontsluitingswegen tot 3,5 meter breed.
-
2. parkeerplaatsen gelegen op maximaal 20 meter afstand van de bouwvlakken, dan wel gelegen op maximaal 3 meter afstand van de ontsluitingswegen;
-
3. verhardingen tot maximaal 30 m² anderszins per woning gelegen op maximaal 10 meter afstand van de bouwvlakken.
23.8.1 Historisch landschappelijk gebied
- afgraven, ophogen;
- indrijven;
- onderbemalen;
- aanbrengen oeverbeschoeiing;
- planten, omzetten van grasland naar bouwland;
- verharden oppervlakte van meer dan 100 m².
23.8.2 Archeologische verwachtingswaarde 1
- ingrepen die groter of gelijk zijn dan 100 m² en dieper dan 1 meter onder het huidig maaiveld;
- afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, indrijven;
- draineren, onderbemalen, graven sloten;
- leidingen leggen, verharden oppervlakte van meer dan 100 m².
23.8.3 Archeologische verwachtingswaarde 2
- ingrepen die groter of gelijk zijn dan 1 hectare en dieper dan 0,5 meter onder het huidig maaiveld;
- afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
- draineren, onderbemalen, graven sloten;
- leidingen leggen, verharden oppervlakte van meer dan 100 m².
23.8.4 Leefgebied van amfibieën en reptielen
- afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven
- draineren, onderbemalen, dammen, stuwen, graven van sloten, dempen van sloten, dempen van poelen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
- rooien, planten, omzetten van grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
- verharden oppervlakte van meer dan 100 m², leidingen leggen, veranderen perceelsindeling.
23.8.5 Leefgebied van dassen
- afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren;
- draineren, onderbemalen, dempen sloten, aanbrengen oeverbeschoeiing;
- rooien, omzetten van grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
- verharden oppervlakte van meer dan 100 m², leidingen leggen.
23.8.6 Leefgebied van struweelvogels
- rooien, omzetten grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
- verharden oppervlakte van meer dan 100 m², aanleg leidingen, veranderen perceelsindeling.
23.8.7 Beekdal
- afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
- draineren, onderbemalen, aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, dempen poelen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
- rooien, opplanten, omzetten van grasland naar bouwland, omzetten van grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
- verharden oppervlakte van meer dan 100 m², leidingen leggen, veranderen perceelsindeling.
23.8.8 Open gebied
- ophogen;
- opplanten, omzetten van grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt.
23.8.9 Besloten gebied
- afgraven, egaliseren;
- rooien, omzetten van grasland naar bouwland, omzetten van grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt.
23.8.10 Beschermingsgebied natte natuurparel
- afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven, verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter onder maaiveld ;
- draineren, onderbemalen, aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, dempen poelen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
- omzetten van grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
- verharden oppervlakte van meer dan 100 m², leidingen leggen, veranderen perceelsindeling.
23.8.11 Waterbergingsgebied in te richten
- afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
- draineren, onderbemalen, aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, dempen poelen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
- omzetten van grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
- verharden oppervlakte van meer dan 100 m², leidingen leggen, veranderen perceelsindeling.
23.8.12 Leefgebied van kwetsbare soorten
- afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
- draineren, onderbemalen, aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, dempen poelen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
- rooien, opplanten, omzetten van grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
- verharden oppervlakte van meer dan 100 m², leidingen leggen, veranderen perceelsindeling.
23.8.13 Leefgebied van vlinders en natte biotopen
- afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, indrijven;
- draineren, onderbemalen, dammen, stuwen, graven van sloten, dempen van sloten, dempen van poelen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
- planten, rooien, omzetten van grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
- verharden van oppervlakte van meer dan 100 m², leidingen leggen, veranderen perceelsindeling.
23.8.14 Landschapselementen
- rooien, omzetten grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
- verharden oppervlakte van meer dan 100 m², veranderen perceelsindeling.
23.8.15 Landgoed
- rooien, omzetten grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
- verharden oppervlakte van meer dan 100 m², veranderen perceelsindeling.
23.10 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor:
23.10.1 Woningsplitsing
Het splitsen van de woning in twee wooneenheden is toegestaan, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
a. het een karakteristieke boerderij betreft;
-
b. kenmerkende architectonische eigenschappen dienen te worden behouden;
-
c. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
-
d. splitsing is alleen toegestaan als deze past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
-
e. de overtollige gebouwen dienen eerst te worden afgebroken tot een oppervlakte welke per woning maximaal is toegestaan, te weten 100 m² alvorens tot splitsing mag worden overgegaan;
-
f. door de komst van de nieuwe woningen er geen milieuhygiënische belemmeringen optreden;
-
g. ten aanzien van de sloop van het op het moment van de ter visie legging van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezige surplus aan vrijstaande (bij)gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
1. het maximaal toegestane oppervlak aan bijgebouwen van 100 m² worden verhoogd mits de bebouwing, welke niet als woning wordt gebruikt, wordt gesloopt. De verhoging bedraagt 50 procent van het te slopen surplus aan bebouwing. Het maximaal toegestane oppervlakte van bijgebouwen mag na afbraak niet meer bedragen dan 200 m²;
-
2. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe bijgebouwen;
-
3. cultuurhistorisch waardevolle objecten mogen niet worden gesloopt;
-
h. de inhoud van de karakteristieke boerderij mag niet worden vergroot;
-
i. de inhoud van de karakteristieke boerderij moet vóór de splitsing ten minste 900 m³ bedragen;
-
j. de inhoud van de woningen bedraagt na splitsing ten minste 400 m³ per woning;
-
k. de inhoud van de gesplitste woningen mag niet worden vergroot;
-
l. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
-
m. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.
23.10.2 De omschakeling van de bestemming Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende agrarische bebouwing' naar een (niet)grondgebonden agrarisch bedrijf
De omschakeling van de bestemming Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende agrarische bebouwing' naar een (niet-)grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
a. de noodzaak van de omschakeling middels een ondernemingsplan is aangetoond, waarbij vooraf advies wordt ingewonnen bij de SAB voor het aantonen van de noodzaak en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf;
-
b. de bestemming Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende agrarische bebouwing' wordt gewijzigd naar de omliggende agrarische bestemming met dien verstande dat het niet mogelijk is binnen de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden;
-
c. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
-
d. alle bedrijfsbebouwing die niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering wordt gesloopt, behoudens voor zover deze cultuurhistorische waarden bezit;
-
e. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn, waarbij rekening moet worden gehouden dat de landschappelijk inpassing aansluitend aan het bouwvlak dient te worden opgericht met een minimum van 15% van het totale bouwvlak;
-
f. de landschappelijke inpassing dient opgenomen te worden door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
-
g. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.
23.10.3 De omschakeling van de bestemming Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende agrarische bebouwing' naar de bestemming Bedrijf buiten bebouwingsconcentratie
De gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende agrarische bebouwing' welke buiten bebouwingsconcentraties vallen kunnen worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', ten behoeve van:
-
1. statische opslag tot een maximale oppervlakte van 1000 m². De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel dan wel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
-
2. agrarisch-technische bedrijven, zonder grote verkeersaantrekkende werking, tot een maximale oppervlakte van 400 m²;
indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
a. alle bedrijfsbebouwing die niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering dient te worden gesloopt;
-
b. omliggende (agrarische) bedrijven niet worden belemmerd;
-
c. de gronden niet zijn gelegen binnen de aangegeven aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied' dan wel indien sprake is van een duurzame locatie conform de handleiding duurzame locaties in bijlage 3 indien de gronden zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven 'reconstructiewetzone – verwevingsgebied';
-
d. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn, waarbij rekening moet worden gehouden dat de landschappelijk inpassing aansluitend aan het bouwvlak dient te worden opgericht met een minimum van 15% van het totale bouwvlak;
-
e. de landschappelijke inpassing dient opgenomen te worden door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
-
f. het geen aanduiding 'specifieke vorm van wonen - rbv-locatie' betreft;
-
g. het initiatief dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
-
h. er dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
-
i. bestaande natuur- en/of landschappelijke waarden mogen niet in onevenredige mate worden aangetast;
-
j. de functiewijziging slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking heeft, welke bovendien bij de ontsluitingssituatie ter plaatse past;
-
k. nieuwe bebouwing is niet toegestaan;
-
l. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.
23.10.4 De omschakeling van de bestemming Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende agrarische bebouwing' naar de bestemming Bedrijf binnen bebouwingsconcentratie
De gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende agrarische bebouwing' welke binnen de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' vallen kunnen worden gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van de in bijlage 6 genoemde bedrijven dan wel bedrijfsmatige activiteiten indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
a. alle bedrijfsbebouwing die niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering dient te worden gesloopt;
-
b. omliggende (agrarische) bedrijven niet worden belemmerd;
-
c. de gronden niet zijn gelegen binnen de aangegeven aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied' dan wel indien sprake is van een duurzame locatie conform de handleiding duurzame locaties in bijlage 3 indien de gronden zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven 'reconstructiewetzone – verwevingsgebied';
-
d. op basis van een erfbeplantingsplan dient de landschappelijke inpassing verzekerd te zijn, waarbij rekening moet worden gehouden dat de landschappelijk inpassing aansluitend aan het bouwvlak dient te worden opgericht met een minimum van 15% van het totale bouwvlak;
-
e. de landschappelijke inpassing dient opgenomen te worden door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing';
-
f. het geen aanduiding 'specifieke vorm van wonen - rbv-locatie' betreft;
-
g. het initiatief dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
-
h. er dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
-
i. bestaande natuur- en/of landschappelijke waarden mogen niet in onevenredige mate worden aangetast;
-
j. de functiewijziging slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking heeft, welke bovendien bij de ontsluitingssituatie ter plaatse past;
-
k. nieuwe bebouwing is niet toegestaan;
-
l. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.
23.10.5 De omschakeling van de bestemming Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende agrarische bebouwing' naar de bestemming Recreatie
De gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende agrarische bebouwing' welke buiten de aangeduide bebouwingsconcentraties vallen kunnen worden gewijzigd in de bestemming 'Recreatie', ten behoeve van:
-
1. dagrecreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen;
-
2. horeca ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theetuin en een ijs/snackverkooppunt tot maximaal 100 m²;
-
3. groepsaccommodatie tot een maximale oppervlakte van 400 m²;
indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
a. de oppervlakte aan dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 400 m², waarbij cultuurhistorische bebouwing gehandhaafd dienen te blijven;
-
b. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
-
c. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
-
d. het initiatief moet passen binnen de draagkracht van het gebied;
-
e. het initiatief dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
-
f. er dient voorzien te zijn in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
-
g. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende agrarische bedrijven;
-
h. de functiewijziging slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking heeft, welke bovendien bij de ontsluitingssituatie ter plaatse past;
-
i. buitenopslag niet is toegestaan;
-
j. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
-
k. de gronden niet zijn gelegen binnen de aangegeven aanduiding 'reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied';
-
l. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn.
23.10.6 Het wijzigen van de bestemming Wonen in Agrarisch (- met waarden) ten behoeve van vormverandering
Het wijzigen van de bestemming Wonen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak in de bestemming Agrarisch (- met waarden) is toegestaan, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
-
a. het bestaande bouwvlak niet wordt vergroot;
-
b. de verandering noodzakelijk is vanuit verkeerskundig, danwel akoestisch danwel stedenbouwkundig oogpunt;
-
c. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden gelijk danwel verbeterd worden;
-
d. aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid.