direct naar inhoud van Regels
Plan: Hartkamers van Berlicum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0845.2017BLCCENTRUMM100-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Hartkamers van Berlicum van de gemeente Sint-Michielsgestel.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0845.2017BLCCENTRUMM100-VA01 met de bijbehorende regels en bijlage;

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw toegevoegd afzonderlijk gebouw dat in functioneel opzicht een integrerend onderdeel van het hoofdgebouw vormt en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aanduidingsvlak

een aangegeven vlak, waarop een aanduiding betrekking heeft;

1.7 aaneengebouwd

een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa, bestaande uit drie of meer aan elkaar gebouwde grondgebonden hoofdgebouwen;

1.8 aan-huis-verbonden beroep

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep met ondergeschikte functies. Het beroep dient qua omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bijgebouwen te passen en de woonfunctie dient als primaire functie behouden en herkenbaar te blijven. Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van ambachtelijke bedrijven. Een kapperszaak wordt hier niet onder verstaan. Het beroep mag uitsluitend uitgeoefend worden door bewoner(s) van het pand;

1.9 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua aard en ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het woonhuis en, waarin een gedeelte van het huishouden uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;

1.10 ambachtelijk bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken, of herstellen van goederen, alsook –in verband hiermee als ondergeschikt belang- het verkopen en/of leveren van goederen;

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingspercentage

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

1.13 bed & breakfast

een nevenactiviteit in een bestaande woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten;

1.14 begane grond

het met de straat gelijk liggende deel van een gebouw;

1.15 bestaand
  • a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van de in werkingtreding van het bestemmingsplan (niet zijnde het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan) of het gebruik krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het gebruik;
  • b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan aanwezig zijn of nog kunnen worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming (een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming);

1.18 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwvlakgrens

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.22 bouwmassa

een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 bouwwerk, geen gebouw zijnde

een bouwwerk voorzien van maximaal één gesloten wand;

1.27 carports

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat, voorzien van een dak en ten hoogste twee wanden, door zijn plaatsing, indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor het stallen van motorvoertuigen;

1.28 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit met uitzondering van een supermarkt;

1.30 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van maatschappelijke en economische diensten van of ten behoeve van het publiek al dan niet met baliefunctie, waaronder zijn inbegrepen kantoren, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.31 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.32 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.33 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.34 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met minimaal twee wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 gestapelde bouw

bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten;

1.36 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.37 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren die voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.38 huishouden

een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Vaak is een huishouden gebaseerd op bloedverwantschap en huwelijksbinding of een met een huwelijksverbinding gelijk te stellen samenlevingsverband;

1.39 kantoor

een gebouw, gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch, ontwerp technisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan of geholpen;

1.40 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, (sociaal-)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen, onderwijsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder ontmoetingsvoorzieningen voor jongeren en/of senioren, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van genoemde voorzieningen;

1.41 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.42 nutsvoorziening

bouwwerk ten behoeve van een op het openbaar netwerk aangesloten voorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer;

1.43 onderdoorgang

een looproute, weg of watergang die onder een gebouw doorgaat;

1.44 ondergeschikt

een functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen als zodanig mag worden gebruikt;

1.45 ontsluitingsweg

een openbare voor het verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten, betreffende woonstraten waar maximaal 30 km per uur mag worden gereden;

1.46 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één gesloten wand;

1.47 pick-up-point

een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten. Pick-up-points worden gezien als detailhandel;

1.48 plangrens

de begrenzing van het bestemmingsplan;

1.49 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;

1.50 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.51 staat van horeca-activiteiten

de lijst met horeca-activiteiten zoals opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze regels;

1.52 strijdig gebruik

niet verenigbaar met of tegengesteld aan het toelaatbaar gestelde gebruik op grond van de bepalingen in dit plan;

1.53 tuin

een stuk grond behorende bij een woonhuis, welke is ingericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen en/of verhardingen ten behoeve van het woongenot en ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw;

1.54 twee-aaneen gebouwd

een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa bestaande uit maximaal twee hoofdgebouwen, waarvan de hoofdbebouwing aan maximaal één zijde grenst/aansluit aan een ander hoofdgebouw;

1.55 uitbouw

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.56 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.57 voorgevellijn

de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.58 vrijstaand

bebouwing waarvan het hoofdgebouw niet grenst of aansluit aan andere hoofdgebouwen;

1.59 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.;

1.60 weg

een openbare voor het verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten, met een doorgaand karakter waar 50 km per uur of harder mag worden gereden;

1.61 werk

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.62 woning

een complex van ruimten dat dient voor de huisvesting van:

  • één afzonderlijk huishouden of;
  • één huishouden plus maximaal twee individuele personen of;
  • vier individuele personen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren). De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen.

2.6 peil:
  • a. voor bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, of de bovenkant van de afgewerkte vloer van de begane grond;
  • b. indien in of op het water wordt gebouwd dient het plaatselijk peil, dan wel het afgewerkte maaiveld aangehouden te worden;
2.7 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits het bouwdeel niet meer dan 1 meter uitsteekt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsuitoefening;
  • b. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Ter plaatse mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 meter bedragen.

Artikel 4 Centrum

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. detailhandel;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': tevens een supermarkt;
  • d. horeca uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
  • e. dienstverlening;
  • f. maatschappelijk voorzieningen;
  • g. bed & breakfast tot een maximum van 2 tweepersoonskamers in de woning;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats': uitsluitend parkeren en laad- en losactiviteiten;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuur': tevens voor de instandhouding en bescherming van een gemeentelijk monument met bijbehorende onbebouwde gronden;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. wegen en ontsluitingswegen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

op de eerste verdieping uitsluitend:

  • m. wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  • n. dienstverlening zonder baliefunctie;
  • o. horeca uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;

op de overige verdiepingen uitsluitend:

  • p. wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;

met de daar bijbehorende:

  • q. tuinen, erven en terreinen;
  • r. terrassen;

met daaraan ondergeschikt:

  • s. groen en groenvoorzieningen;
  • t. speelvoorzieningen;
  • u. laad- en losvoorzieningen.
  • v. onder / bovengrondse afvalcontainers;
  • w. kunstobjecten;
  • x. straatmeubilair;
  • y. nuts- en infrastructurele voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor de toelaatbaarheid van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van het bouwvlak mag worden gebouwd
    • 1. gebouwen ten behoeve van het bepaalde in 4.1;
    • 2. bijbehorende bouwwerken;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. buiten het bouwvlak mag worden gebouwd:
    • 1. bijbehorende bouwwerken;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • c. het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven;
  • d. het aantal woningen mag niet worden uitgebreid.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van bijbehorende bouwwerken, die ook buiten het bouwvlak gebouwd mogen worden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'gestapeld';
    • 2. 'vrijstaand';

mogen de hoofdgebouwen uitsluitend in het aangegeven bebouwingstype worden gebouwd.

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag het aantal woningen niet meer dan 1 bedragen per bouwvlak, tenzij ter plaatse met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal is weergegeven;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. de goothoogte mag per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m);
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' bedraagt de onderdoorgang minimaal 5 m;
  • g. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter;
  • h. voor de dakhelling gelden de volgende bepalingen: vanaf de maximaal toegestane goothoogte dienen de gebouwen te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de aldus bepaalde (denkbeeldige) maximale contouren van het dak ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60° -lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bij dakvlakken, met uitzondering van dakvlakken die van de weg af zijn gekeerd, wordt een overschrijding daarbij in ieder geval als 'niet ondergeschikt' aangemerkt, wanneer de uitstekende bouwdelen meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan.

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw mag:
    • 1. op bouwpercelen tot 300 m² niet meer bedragen dan 65 m²;
    • 2. op percelen gelijk aan of groter dan 300 m² niet meer bedragen dan 65 m², vermeerderd met 10% van het aantal vierkante meters dat het perceel groter is dan 300 m², met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 250 m²;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen.

4.2.4 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak dan wel onder bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd dient te worden.

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. bij een woonhuis mag één carport worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de voorgevellijn niet mag worden overschreden;
    • 2. de carport uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
    • 3. de (nok)hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van situering, de afmetingen, de vormgeving en de dakvorm van gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en/of het stedenbouwkundig beeld, danwel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en/of architectonische inpassing in de bestaande bebouwing;
  • b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.  
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Bijbehorend bouwwerk

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken ten behoeve van:

  • a. het bepaalde in 4.2.3 onder a en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan wordt gebouwd, mits de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in 4.2.3 onder a voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken op een afstand van minder dan 3 meter van de voorgevel van het hoofdgebouw, mits:
    • 1. het bijbehorende bouwwerken past wat betreft situering en afmetingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
    • 2. door de bouw van het bijbehorende bouwwerken vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad.
  • c. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a en b dient het onderstaande in acht te worden genomen:
    • 1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
    • 3. de ruimtelijke situatie is planologisch en stedenbouwkundig aanvaardbaar.

4.4.2 Hoogteaccenten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in de hoogteaccenten toevoeging van woningbouw toe te staan, indien:

  • a. voldaan wordt aan de stedenbouwkundige uitgangspunten zoals benoemd in het stedenbouwkundig advies 'De Hartkamers van Berlicum; ontwikkelkansen voor een bijzonder en levendig centrum met twee pleinen';
  • b. aangetoond is dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
  • c. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd zoals bedoeld in artikel 19 lid 19.1;
  • d. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. detailhandel in gevaarlijke stoffen is niet toestaan;
  • b. binnen de bestemming 'Centrum' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van:
      • 45 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
      • 60 m² bij bouwpercelen van 750 tot 1.500 m²;
      • 75 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m²;
    • 2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    • 3. detailhandel en horeca is niet toegestaan;
    • 4. buitenopslag is niet toegestaan;
    • 5. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
    • 6. de activiteit moet milieuhygiënisch inpasbaar zijn in de omgeving.

4.5.2 Pick-up-points

Binnen de bestemming ‘Centrum’ zijn pick-up-points toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. een pick-up-point is uitsluitend toegestaan binnen een detailhandelsvestiging;
  • b. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing per perceel;
  • c. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

Artikel 5 Dienstverlening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Dienstverlening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke en economische diensten van of ten behoeve van het publiek al dan niet met baliefunctie;
  • b. wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuur': tevens voor de instandhouding en bescherming van een gemeentelijk monument met bijbehorende onbebouwde gronden;

met daarbij behorende;

  • d. tuinen, erven en terreinen;

met daaraan ondergeschikt;

  • e. ontsluitingswegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. groen en groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor de toelaatbaarheid van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van het bouwvlak mag worden gebouwd:
    • 1. gebouwen ten behoeve van het bepaalde in 5.1;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. buiten het bouwvlak mag worden gebouwd:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
    • 2. bijbehorende bouwwerken;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen de hoofdgebouwen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd.

5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal mag niet meer dan 2 bedragen;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 30 m² bedragen per bijbehorend bouwwerk;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen.

5.2.4 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak dan wel onder bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd dient te worden.

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming 'Dienstverlening' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van:
    • 1. 45 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
    • 2. 60 m² bij bouwpercelen van 750 tot 1.500 m²;
    • 3. 75 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. detailhandel en horeca is niet toegestaan;
  • d. buitenopslag is niet toegestaan;
  • e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  • f. de activiteit moet milieuhygiënisch inpasbaar zijn in de omgeving.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 3' de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Horeca' als bedoeld in artikel 7, indien:

  • a. voldaan wordt aan de stedenbouwkundige uitgangspunten zoals benoemd in het stedenbouwkundig advies 'De Hartkamers van Berlicum; ontwikkelkansen voor een bijzonder en levendig centrum met twee pleinen';
  • b. aangetoond is dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
  • c. voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd zoals bedoeld in artikel 19 lid 19.1;
  • d. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen en groenvoorzieningen;
  • b. religieuze voorzieningen;
  • c. onder / bovengrondse afvalcontainers;
  • d. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. paden;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. straatmeubilair;
  • h. herdenkingselementen;
  • i. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. verhardingen;
  • l. hondenuitlaatvoorzieningen;
  • m. inritten;
  • n. kunstobjecten.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor de toelaatbaarheid van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van het bouwvlak mag worden gebouwd:
    • 1. gebouwen ten behoeve van het bepaalde in 6.1;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. buiten het bouwvlak mag worden gebouwd:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • b. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. uitsluitend op de verdiepingen: wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  • c. bed & breakfast tot een maximum van 2 tweepersoonskamers in de woning;

met de daar bijbehorende:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. terrassen;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. ontsluitingswegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. groen en groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor de toelaatbaarheid van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van het bouwvlak mag worden gebouwd:
    • 1. gebouwen ten behoeve van het bepaalde in 7.1;
    • 2. bijbehorende bouwwerken;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. buiten het bouwvlak mag worden gebouwd:
    • 1. bijbehorende bouwwerken;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • c. het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven.

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van bijbehorende bouwwerken, die ook buiten het bouwvlak gebouwd mogen worden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'gestapeld';
    • 2. 'vrijstaand';

mogen de hoofdgebouwen uitsluitend in het aangegeven bebouwingstype worden gebouwd.

  • c. de goot- en bouwhoogte mag per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. het maximum bebouwd oppervlak mag per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' is aangegeven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent' mag in afwijking van het bepaald onder b een hoogteaccent met een maximum vloeroppervlak van 20 m2, 20 meter hoog worden uitgevoerd.
  • f. Voor de dakhelling gelden de volgende bepalingen: vanaf de maximaal toegestane goothoogte dienen de gebouwen te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de aldus bepaalde (denkbeeldige) maximale contouren van het dak ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bij dakvlakken, met uitzondering van dakvlakken die van de weg af zijn gekeerd, wordt een overschrijding daarbij in ieder geval als 'niet ondergeschikt' aangemerkt, wanneer de uitstekende bouwdelen meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan.
  • g. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter;

7.2.3 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak dan wel onder bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd dient te worden.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming 'Horeca' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van:
    • 1. 45 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
    • 2. 60 m² bij bouwpercelen van 750 tot 1.500 m²;
    • 3. 75 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. detailhandel en horeca is niet toegestaan;
  • d. buitenopslag is niet toegestaan;
  • e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  • f. de activiteit moet milieuhygiënisch inpasbaar zijn in de omgeving.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van sport, spel en scouting;
  • c. cultuur en ontspanning in de vorm van een theater;
  • d. ouderenhuisvesting met bijpassende voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': horeca uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': gestapelde woningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuur: tevens de instandhouding en bescherming van een gemeentelijk monument met bijbehorende onbebouwde gronden;
  • h. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende;

  • i. tuinen, erven en terreinen;

met daaraan ondergeschikt;

  • j. horeca uit ten hoogste categorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ten behoeve van de onder a, b, c en d genoemde voorzieningen;
  • k. ontsluitingswegen en paden;
  • l. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. groen en groenvoorzieningen;
  • n. speelvoorzieningen;
  • o. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor de toelaatbaarheid van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van het bouwvlak mag worden gebouwd:
    • 1. gebouwen ten behoeve van het bepaalde in 8.1;
    • 2. bijbehorende bouwwerken;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. buiten het bouwvlak mag worden gebouwd:
    • 1. bijbehorende bouwwerken;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • c. het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven.

8.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van bijbehorende bouwwerken, die ook buiten het bouwvlak gebouwd mogen worden;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

8.2.3 Bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal mag niet meer dan 2 bedragen;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 30 m² bedragen per bijbehorende bouwwerken;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen.

8.2.4 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak dan wel onder bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd dient te worden.

8.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
8.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' is ten behoeve van het bepaalde in lid 8.1 sub f de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van:
    • 1. 45 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
    • 2. 60 m² bij bouwpercelen van 750 tot 1.500 m²;
    • 3. 75 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. detailhandel en horeca is niet toegestaan;
  • d. buitenopslag is niet toegestaan;
  • e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  • f. de activiteit moet milieuhygiënisch inpasbaar zijn in de omgeving.
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
8.4.1 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 12, indien:

  • a. voldaan wordt aan de stedenbouwkundige uitgangspunten zoals benoemd in het stedenbouwkundig advies 'De Hartkamers van Berlicum; ontwikkelkansen voor een bijzonder en levendig centrum met twee pleinen';
  • b. aangetoond is dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
  • c. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd zoals bedoeld in artikel 19 lid 19.1;
  • d. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

8.4.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 12, indien:

  • a. voldaan wordt aan de stedenbouwkundige uitgangspunten zoals benoemd in het stedenbouwkundig advies 'De Hartkamers van Berlicum; ontwikkelkansen voor een bijzonder en levendig centrum met twee pleinen';
  • b. aangetoond is dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
  • c. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd zoals bedoeld in artikel 19 lid 19.1;
  • d. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 9 Tuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuur': tevens voor de instandhouding en bescherming van een gemeentelijk monument met bijbehorende onbebouwde gronden.

met daaraan ondergeschikt:

  • c. in- en uitritten;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groen en groenvoorzieningen;
  • f. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor de toelaatbaarheid van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitbouwen bij op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend als erfafscheidingen.

9.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend uitbouwen in de vorm van erkers bij de op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de diepte van een erker niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • b. de erker over ten hoogste 50% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van de erker ten hoogste gelijk is aan de hoogte van de eerste bouwlaag + 0,25 m van het hoofdgebouw.

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.

Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en ontsluitingswegen;
  • b. infrastructurele voorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. onder / bovengrondse afvalcontainers;
  • e. kunstobjecten;
  • f. groen en groenvoorzieningen;
  • g. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. nuts- en infrastructurele voorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. straatmeubilair.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor de toelaatbaarheid van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen ten behoeve van het bepaalde in 10.1 onder h;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • b. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • c. de bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 40 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen, (waaronder onderhoudspaden);
  • b. waterberging;
  • c. groen en groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. infrastructurele voorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. paden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • c. bed & breakfast tot een maximum van 2 tweepersoonskamers in de woning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuur': tevens voor de instandhouding en bescherming van een gemeentelijk monument met bijbehorende onbebouwde gronden;

met de daar bijbehorende:

  • e. tuinen en erven;
  • f. verhardingen;
  • g. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. (open) water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. groen en groenvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor de toelaatbaarheid van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van het bouwvlak mag worden gebouwd:
    • 1. gebouwen ten behoeve van het bepaalde in 12.1;
    • 2. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de onder a t/m c bedoelde doeleinden;
    • 3. carports, veranda's en overkappingen;
    • 4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. buiten het bouwvlak mag worden gebouwd:
    • 1. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de onder a t/m c bedoelde doeleinden;
    • 2. carports, veranda's en overkappingen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • c. het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven;
  • d. het aantal woningen mag niet worden uitgebreid.

12.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. nieuwbouw van hoofdgebouwen is niet toegestaan met uitzondering van vervangende nieuwbouw;
  • b. ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'aaneengebouwd';
    • 2. 'gestapeld';
    • 3. 'twee-aaneen';
    • 4. 'vrijstaand';

mogen de hoofdgebouwen uitsluitend in het aangegeven bebouwingstype worden gebouwd.

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag het aantal woningen niet meer dan 1 bedragen per bouwvlak, tenzij ter plaatse met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal is weergegeven;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. voor de dakhelling gelden de volgende bepalingen: vanaf de maximaal toegestane goothoogte dienen de gebouwen te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60°, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de aldus bepaalde (denkbeeldige) maximale contouren van het dak ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels, zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60° -lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bij dakvlakken, met uitzondering van dakvlakken die van de weg af zijn gekeerd, wordt een overschrijding daarbij in ieder geval als 'niet ondergeschikt' aangemerkt, wanneer de uitstekende bouwdelen meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan;
  • f. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:
    • 1. vrijstaande woningen mag aan beide zijden niet minder dan 3 m bedragen;
    • 2. twee-aaneen gebouwde woningen mag aan één zijde niet minder dan 3 m bedragen;
    • 3. Indien de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minder bedraagt dan de voorgeschreven afstand, dan dient deze bestaande afstand als minimale afstand te worden aangehouden.
  • g. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevellijn of op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter.

12.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw mag, voor zover deze worden gebouwd buiten het bouwvlak:
    • 1. op bouwpercelen tot 300 m² niet meer bedragen dan 65 m²;
    • 2. op percelen gelijk aan of groter dan 300 m² niet meer bedragen dan 65 m², vermeerderd met 10% van het aantal vierkante meters dat het perceel groter is dan 300 m², met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 250 m²;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen.

12.2.4 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. ondergronds bouwen mag uitsluitend binnen het bouwvlak dan wel onder bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd dient te worden.

12.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - muur' dat de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
  • c. bij een woonhuis mag één carport worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de voorgevellijn niet mag worden overschreden;
    • 2. de carport uitsluitend mag worden gebouwd met een plat dak;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 4. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2;
  • d. een zwembad dient 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden aangelegd;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Mogelijkheden tot afwijken

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken ten behoeve van het bepaalde in 12.2.3 onder a voor het oprichten van bijgebouwen en/of bijbehorende bouwwerken op een afstand van minder dan 3 meter van de voorgevel van het hoofdgebouw, mits:

  • a. het bijgebouw en/of bijbehorende bouwwerken past wat betreft situering en afmetingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
  • b. door de bouw van het bijgebouw en/of bijbehorende bouwwerken vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad.

12.3.2 Voorwaarden voor afwijking

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.3.1 dient het onderstaande in acht te worden genomen:

    • 1. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
    • 3. de ruimtelijke situatie is planologisch en stedenbouwkundig aanvaardbaar.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van:
    • 1. 45 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
    • 2. 60 m² bij bouwpercelen van 750 tot 1.500 m²;
    • 3. 75 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. detailhandel en horeca is niet toegestaan;
  • d. buitenopslag is niet toegestaan;
  • e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  • f. de activiteit moet milieuhygiënisch inpasbaar zijn in de omgeving.

Artikel 13 Leiding - Gas

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 80 mm en een druk van ten hoogste 100 bar.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid 13.2 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gasleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

13.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 13.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 13.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

13.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 13.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 14 Leiding - Riool

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een rioolleiding met een diameter van ten hoogste 50 cm.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 14.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de rioolleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

14.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 14.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 14.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

14.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 14.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 15 Waarde - Archeologie 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

15.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, met uitzondering van:

  • a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en niet dieper dan ter plaatse van de bestaande fundering wordt gebouwd;
  • b. de bouw van een bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 50 m² en dieper dan 0,3 meter;
  • c. activiteiten waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist;
  • d. bouwen binnen het bouwvlak, tenzij er sprake is van vastgestelde archeologische resten of dat er sprake is van een cultuurhistorisch waardevol object of monument.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen van het bepaalde in 15.2 en toestaan dat in de andere bestemmingen gebouwen worden gebouwd mits wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van de burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het begeleiden van de bodemverstorende ingrepen door een archeologische deskundige.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten ingeval het gaat om ingrepen buiten het bouwvlak of ingrepen binnen het bouwvlak daar waar sprake is van vastgestelde archeologische resten of als het gaat om een cultuurhistorisch waardevol object of monument of ingrepen die gelijk of groter zijn dan 50 m² en dieper dan 0,3 meter:

  • a. afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
  • b. draineren, onderbemalen, stuwen, graven sloten;
  • c. planten, omzetten grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
  • d. verharden oppervlakte van meer dan 100 m², leidingen leggen;
  • e. aanleg tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

15.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

15.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 15.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis dan wel die behoren tot het op de bestemming van de gronden gerichte normale onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 4

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 4’ aangewezen gronden zijn, behalve voor andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

16.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, met uitzondering van:

  • a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en niet dieper dan ter plaatse van de bestaande fundering wordt gebouwd;
  • b. de bouw van een bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met ten hoogste 100 m² en dieper dan 0,5 meter;
  • c. activiteiten waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist;
  • d. bouwen binnen het bouwvlak, tenzij er sprake is van vastgestelde archeologische resten of dat er sprake is van een cultuurhistorisch waardevol object of monument.
16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een afwijking verlenen van het bepaalde in 16.2 en toestaan dat in de andere bestemmingen gebouwen worden gebouwd mits wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van de burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het begeleiden van de bodemverstorende ingrepen door een archeologische deskundige.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten ingeval het gaat om ingrepen buiten het bouwvlak of ingrepen binnen het bouwvlak daar waar sprake is van vastgestelde archeologische resten of als het gaat om een cultuurhistorisch waardevol object of monument of ingrepen die gelijk of groter zijn dan 100 m² en dieper dan 0,5 meter:

  • a. afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
  • b. draineren, onderbemalen, stuwen, graven sloten;
  • c. planten, omzetten grasland/bouwland naar boomteelt en/of sierteelt;
  • d. verharden oppervlakte van meer dan 100 m², leidingen leggen;
  • e. aanleg tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

16.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

16.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 16.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis dan wel die behoren tot het op de bestemming van de gronden gerichte normale onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene bouwregels

18.1 Bestaande maten en afstanden
18.1.1 Maximale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet verleende omgevingsvergunning danwel verleende omgevingsvergunning , op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

18.1.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet verleende omgevingsvergunning danwel verleende omgevingsvergunning , op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden

18.1.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 18.1.1 en 18.1.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 19 Algemene gebruiksregels

19.1 Parkeernormen
19.1.1 Gebruiksregels
  • a. een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden - al dan niet gecombineerd -, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  • b. bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt aan de hand van de d.d. 27 september 2016 door burgemeester en wethouders vastgestelde "Beleidsregels parkeernormen Sint-Michielsgestel", bepaald c.q. getoetst of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Indien gedurende de planperiode nieuwe parkeernormen worden vastgesteld door de gemeente, treden deze ter toetsing in de plaats van de genoemde vastgestelde beleidsregels;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in onder 19.1.1 lid a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

19.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1.1 mits:

  • a. de ontwikkeling niet een zodanige verkeersaantrekkende activiteit betreft die kan leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte, en;
  • b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
  • d. voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
19.2 Strijdig gebruik

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met hetgeen is bepaald in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan.

19.2.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als wordt in ieder geval verstaan:

  • a. gronden te gebruiken of laten gebruiken als:
    • 1. opslagplaats voor vaten, kisten, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind, brandstoffen, bagger, en grondspecie en dergelijke;
    • 2. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
    • 3. een seksinricprhting, prostitutie en dergelijke;
  • b. gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te gebruiken of laten gebruiken voor:
    • 1. seksinrichtingen, prostitutie en dergelijke;
    • 2. (inrichtingen ten behoeve van) het verstrekken van verdovende middelen, vallende onder de Opiumwet;
    • 3. pick-up-points, met uitzonderingen van het bepaalde in artikel 4;

19.2.2 Geen strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. het opslaan van (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger en grondspecie en dergelijke in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming, mits dit gebeurd op de bij de bestemming behorende grond;
  • b. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woonhuis behorende grond.
19.3 Afwijking gebruiksverbod

 

19.3.1 Mantelzorg
  • a. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 19.2.1 onder c en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    • 3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen, aan- en uitbouwen wordt ingepast met een maximale vloeroppervlakte van 80 m²;
    • 4. het (vrijstaande) bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van het woonhuis of de bedrijfswoning.
  • b. Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, verleend op grond van het gestelde 19.3.1 onder a, indien de bestaande noodzaak voor de zorgbehoevende vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

20.1 Algemeen

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van:

  • a. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 40 m;
    • 2. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
    • 3. ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 10 m;
  • d. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.
  • e. de voorgeschreven maximum maten aan de achterzijde van het gebouw met niet meer dan 10%, voor zover daarvoor in deze regels geen afwijkingsbevoegdheden zijn opgenomen en mits het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.
20.2 Het plaatsen van antennemasten

Het plaatsen van antenne-installaties is toegestaan indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. er moet sprake zijn van site-sharing, waardoor zo min mogelijk masten nodig zijn;
  • b. indien site-sharing niet mogelijk is, dient de noodzaak van een solitaire plaatsing te worden aangetoond;
  • c. de mast dient bij voorkeur geplaatst te worden op bestaande hoge gebouwen, niet zijnde woongebouwen;
  • d. de masten dienen bij voorkeur geplaatst te worden op gronden die in eigendom zijn van de gemeente;
  • e. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
20.3 Goot- en bouwhoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een hogere goot- en bouwhoogte van ten hoogste 2 m toe te staan, indien onder het hoofdgebouw een halfverdiepte parkeerkelder wordt gerealiseerd.

20.4 Bouwlagen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een extra bouwlaag toe te staan, indien onder het hoofdgebouw een halfverdiepte parkeerkelder wordt gerealiseerd.

Artikel 21 Algemene wijzigingsregels

21.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

21.2 Wijzigingsbevoegdheid Waarde - Archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
21.3 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 4' de bestemming, het bouwvlak, het maximum aantal woningen, de goothoogte en de bouwhoogte te wijzigen, indien:

  • a. de bestemming wordt gewijzigd in Centrum als bedoeld in artikel 4;
  • b. voldaan wordt aan de stedenbouwkundige uitgangspunten zoals benoemd in het stedenbouwkundig advies 'De Hartkamers van Berlicum; ontwikkelkansen voor een bijzonder en levendig centrum met twee pleinen';
  • c. aangetoond is dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
  • d. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd zoals bedoeld in artikel 19 lid 19.1;
  • e. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
22.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Hartkamers van Berlicum'.