direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen
Plan: Hooghei II
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0840.2585KO001-DEF1

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voor de huisvesting van één huishouden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' uitsluitend een tuin;
  • c. wegen, paden, pleinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht, met inachtneming het op de kaart aangegeven maximum aantal wooneenheden, daar waar dit meer dan één betreft.  
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengesloten hoofdgebouwen, meer dan twee aaneen, worden opgericht;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden opgericht;
  • d. de onder b en c genoemde hoofdgebouwen moeten zijn voorzien van een dak bestaande uit twee hellende dakvlakken waarvan de hellingshoek ligt tussen de 40º en de 60º;
  • e. de goot- en bouwhoogte van de onder b en c bedoelde hoofdgebouwen moeten voldoen aan de op de plankaart aangegeven maataanduiding;
  • f. ter plaatsen van de aanduiding 'speciale bouwaanduiding - vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden opgericht;
  • g. de onder f bedoelde hoofdgebouwen kunnen worden voorzien van een dak bestaande uit twee hellende dakvlakken waarvan de hellingshoek ligt tussen de 40º en de 60º en waarvan de goothoogte maximaal 4,5 meter en de bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt;
  • h. indien op de onder f bedoelde hoofdgebouwen geen hellende dakvlakken worden toegepast bedraagt de maximale bouwhoogte 8 meter;
  • i. de breedte van een hoofdgebouw, een aangebouwd bijgebouw, aan- en uitbouw niet meegerekend, bedraagt ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. aaneengebouwd                                  minimaal 5,4 meter;
    • 2. vrijstaand                                           minimaal 6 en maximaal 20 meter;
    • 3. speciale bouwaanduiding – vrijstaand minimaal 6 en maximaal 20 meter;
6.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. aan- en uitbouwen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. vrijstaande bijgebouwen mogen buiten het bouwvlak worden opgericht, tot een afstand van 2 meter uit de achterste perceelsgrens;
  • c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' en ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'tuin'.
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 100 m², met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel maximaal 50% bedraagt;
  • e. bij vrijstaande hoofdgebouwen mogen slechts aan één zijgevel aan- en uitbouwen worden opgericht;
  • f. de breedte van een met de zijgevel van een hoofdgebouwen verbonden bijgebouw bedraagt op gronden met de aanduiding:
    • 1. aaneengebouwd maximaal 4 meter;
    • 2. vrijstaand maximaal 6 meter;
    • 3. speciale bouwaanduiding - vrijstaand maximaal 6 meter;
  • g. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • h. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel te worden opgericht;
  • i. In afwijking van het geen bepaald onder j zijn uitbouwen voor de voorgevel in het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'tuin' toegestaan indien ze aan de volgende regels voldoen:
    • 1. de diepte bedraagt maximaal 1,5 meter;
    • 2. de hoogte bedraagt maximaal 1 bouwlaag;
    • 3. de breedte bedraagt maximaal 40% van de voorgevel van het hoofdgebouw.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte achter de voorgevel of het verlengde daarvan bedraagt voor een erfafscheiding maximaal 2 meter en voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 1 meter;
  • b.  de bouwhoogte voor de voorgevel of het verlengde daarvan bedraagt voor licht- en vlaggenmasten maximaal 2,5 meter en voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 1 meter;
  • c. carports dienen tenminste 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw, of het verlengde daarvan, te worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van een carport mag niet meer dan 3 meter bedragen;
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen voor de situering en afmeting van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde voor zover noodzakelijk is, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Bouwen tot de zijdelingse perceelsgrens

Bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat:

  • a. de maximale goot- en bouwhoogte worden overschreden, mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;
  • b. de bouwhoogte voor licht- en vlaggenmasten maximaal 10 meter bedraagt.
6.5 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden:

  • a. bijgebouwen bij een woning te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  • b. gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken ten behoeve van een seksinrichting.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Uitoefening van beroepsmatige activiteiten in een woning

De uitoefening van beroepsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Reclame uitingen dienen geminimaliseerd te worden;
  • b. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn. Dat wil zeggen dat van de vloeroppervlakte van de woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van beroepsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;
  • c. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
  • d. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • e. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreffen die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende beroep of bedrijf.
6.6.2 Gebruik van bijgebouwen voor bewoning

Bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5 en toestemming geven voor het inrichten en/of gebruiken van een bijgebouw, aan- of uitbouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met uitzondering van vrijstaande bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'spuitzone' en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het oppervlak bedraagt maximaal 70 m²;
  • b. een bijgebouw ten behoeve van inwonende ouders is aan de woning verbonden en door zijn constructie, afmetingen en architectonische vormgeving ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
  • c. indien bij het hoofdgebouw reeds één of meer bijgebouwen rechtmatig aanwezig zijn, bedraagt door de bouw van een aan- of uitbouw of bijgebouw voor mantelzorg het totale oppervlak aan bijgebouwen maximaal 120 m²;
  • d. de diepte van het hoofdgebouw en een daaraan verbonden bijgebouw voor inwonende ouders, te meten vanaf (het verlengde van de) gevellijn, bedraagt maximaal 15 meter;
  • e. in vrijstaande bijgebouwen mag niet permanent worden gewoond.