direct naar inhoud van Regels
Plan: Herverkaveling binnen project Hooghei I - Zegge
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0840.2585K0010-DEF1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Herverkaveling binnen project Hooghei I - Zegge met identificatienummer NL.IMRO.0840.2585K0010-DEF1 van de gemeente Rucphen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwd

blokken van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

1.6 aan huis verbonden bedrijf

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden;

1.7 aan huis verbonden beroep

een beroep dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar hoofdfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.9 achtergevel van een gebouw

het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw;

1.10 afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond;

1.11 afwijking

een afwijking als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, onderdeel 1 van de Wabo;

1.12 Awb

de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.14 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die dient voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.22 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.23 bouwverordening

bouwverordening als bedoeld in artikel 8 van de Woningwet;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleinere etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.27 caravan

een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangegeven, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot woon-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen en die bestemd is op normale wijze en regelmatig op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen;

1.28 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping;

1.29 dakopbouw

ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties, balkonhekken, ornamenten, privacyschermen en reclame-uitingen;

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals reisbureaus, wasserettes, auto-rijschool en videotheek;

1.32 discotheek

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van drank voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dans een wezenlijk onderdeel vormen;

1.33 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.34 erker

de grondgebonden uitbreiding van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel;

1.35 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;

1.36 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, op het gebied van kunst, sport, ontspanning en cultuur;

1.37 extensieve recreatie

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;

1.38 garage

een gebouw dat bedoeld is voor het stallen van motorvoertuigen;

1.39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.40 gesloten verharding

een verharding opgebouwd uit een materiaal dat na het aanbrengen een solide geheel vormt en niet zonder meer op te delen is;

1.41 gestapeld

een hoofdgebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is;

1.42 gevellijn

denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen;

1.43 glastuinbouwbedrijf

Een tuinbouwbedrijf waarvan de productie geheel of overwegend plaatsvindt in kassen, permanente tunnels en plastic kassen;

1.44 half verharding

een verharding opgebouwd uit onsamenhangend materiaal dat meer draagkracht levert dan de originele grond;

1.45 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen, ligging of functie dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.46 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereidde en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;

1.47 kantoor

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congressen en vergaderaccommodaties;

1.48 kap

een constructie van één of meer dakvlakken;

1.49 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;

1.50 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar een bepaalde maatvoering geldt;

1.51 mantelzorg

alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.52 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes en telefooncellen;

1.53 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.54 ondergeschikte nevenactiviteit

een activiteit waarvan de omvang zodanig is dat deze, met behoud van de hoofdfunctie, naast de hoofdfunctie kan worden uitgeoefend;

1.55 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;

1.56 overkapping

een bouwwerk voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden;

1.57 peil
  • 1. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;
1.58 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.59 publieksgerichte dienstverlening

een met een winkel vergelijkbaar bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan diegene die deze diensten afnemen voor publiek;

1.60 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.61 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.62 seksautomatenhal

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;

1.63 seksbioscoop en/of -theater

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door vertoningen van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;

1.64 seksinrichting

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.65 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals die van deze regels onderdeel uitmaakt en is gebaseerd op de VNG-brochure 2009 Bedrijven en milieuzonering;

1.66 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.67 twee-aaneen

blokken van twee-aaneen gebouwde woningen, waarbij de hoofdgebouwen met elkaar zijn verbonden.

1.68 verblijfsdoeleinden

gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers;

1.69 voorgevel van een gebouw

het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;

1.70 voorgevellijn

de gevellijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.71 vrijstaand

een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander hoofdgebouw;

1.72 Wabo

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.73 weg

als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.74 Wgh

de Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.75 Wgh-inrichtingen

bedrijven als genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.76 Wm

de Wet milieubeheer, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.77 Ww

de Woningwet, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.78 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.79 woonunit

een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het tijdelijke woon-, dag of nachtverblijf van één of meer personen;

1.80 Wro

de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.81 zakelijke dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.82 zijgevel van een gebouw

een gevel van een hoofdgebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.7 de horizontale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.8 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.9 meten:

bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit een lijn op de (digitale) verbeelding.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten, voet- en fietspaden,
  • b. parkeerterreinen,
  • c. speelvoorzieningen,
  • d. straatmeubilair,
  • e. afvalverzamelvoorzieningen,
  • f. geluidwerende voorzieningen,
  • g. groenvoorzieningen,
  • h. terrassen,
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging, waterlopen, waterpartijen;
  • j. taluds, oevers, bruggen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut;
  • k. overige tot de bestemming behorende voorzieningen;
3.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde bestemming worden opgericht:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • b. de oppervlakte bedraagt ten hoogste 15 m2.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

de bouwhoogte bedraagt:

  • a. van antennes maximaal 5 meter;
  • b. van openbare nutsvoorzieningen maximaal 3,5 meter;
  • c. van masten maximaal 8 meter;
  • d. van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 2 meter.
3.2.3 Afwijking van de bouwregels

Bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 3.2.2 sub a en toelaten dat antennes worden gebouwd met een hoogte van maximaal 10 meter.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. waterberging;
  • c. waterlopen en waterwegen;
  • d. overige tot de bestemming behorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Het is verboden om op de gronden te bouwen.

4.2.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van bevoegd gezag het navolgende werk en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas;
  • b. het rooien van houtgewas;
  • c. het blijvend omzetten van grasland;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • e. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
4.2.3 Uitzondering

Het in lid 5.2.2 vervatte verbod geldt niet voor een werk en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning
4.2.4 Voorwaarden

Een werk en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.2.2 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen van de bestemming.

4.2.5 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en/of werkzaamheden, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de bestemming niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Bestemming

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voor de huisvesting van één huishouden;
  • b. wegen, paden, pleinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

5.1.2 Toelaatbare bebouwing

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijhorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen;
  • b. per bouwvlak mag maximaal 1 woning worden gebouwd, tenzij op de verbeelding een ander maximum is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden opgericht op ten minste 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens;
  • d. de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de verbeelding aangegeven (verlengde van de) gevellijn, of maximaal 2 meter daarachter;
  • e. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat;
  • f. hoofdgebouwen dienen te worden voorzien van een kap, waarbij de dakhelling ten minste 30º en ten hoogste 60º bedraagt;
  • g. het maximale bebouwingsoppervlakte voor hoofdgebouwen bedraagt 200 m2;
  • h. het hoofdgebouw mag worden onderkelderd tot een diepte van ten hoogste 3,5 meter onder peil.

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen in het achtererfgebied worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt, overkappingen meegerekend, per bouwperceel maximaal 100 m², met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken maximaal 50% van het oppervlak van het bouwperceel bedraagt;
  • b. de bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1,00 meter achter (het verlengde van) de gevellijn te worden opgericht;
  • c. bijgebouwen mogen worden voorzien van een plat dak of een kap;
  • d. indien voor bijgebouwen wordt gekozen voor een plat dak geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 meter;
  • e. indien voor bijgebouwen wordt gekozen voor een kap gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de dakhelling is gelijk aan de dakhelling van het bijbehorende hoofdgebouw;
    • 2. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,25 meter en de bouwhoogte ten hoogste 6 meter.
5.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van pergola's bedraagt ten hoogste 2,5 meter;
  • b. de hoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 5 meter; c. de hoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2 meter;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder c bedraagt de hoogte van overige andere bouwwerken die gebouwd worden vóór de voorgevel ten hoogste 1 meter.
5.3 Parkeren
  • a. per bouwperceel dienen twee parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd en gehandhaafd;
  • b. de oppervlakte van een parkeerplaats bedraagt ten minste 12,5 m²;
  • c. een garage wordt niet meegeteld bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden:

  • a. bijgebouwen bij een woning te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Uitoefening van beroepsmatige activiteiten in een woning

De uitoefening van beroepsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Reclame uitingen dienen geminimaliseerd te worden;
  • b. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn. Dat wil zeggen dat van de vloeroppervlakte van de woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van beroepsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;
  • c. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
  • d. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • e. het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreffen die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende beroep of bedrijf.
5.5.2 Gebruik van bijgebouwen voor bewoning

Bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5 en toestemming geven voor het inrichten en/of gebruiken van een bijgebouw, aan- of uitbouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het oppervlak bedraagt maximaal 70 m²;
  • b. een bijgebouw ten behoeve van inwonende zorgbehoevende is aan de woning verbonden en door zijn constructie, afmetingen en architectonische vormgeving ondergeschikt aan het hoofdgebouw;
  • c. indien bij het hoofdgebouw reeds één of meer bijgebouwen rechtmatig aanwezig zijn, bedraagt door de bouw van een aan- of uitbouw of bijgebouw voor mantelzorg het totale oppervlak aan bijgebouwen maximaal 120 m²;
  • d. de diepte van het hoofdgebouw en een daaraan verbonden bijgebouw voor mantelzorg, te meten vanaf (het verlengde van de) gevellijn, bedraagt maximaal 15 meter;
  • e. in vrijstaande bijgebouwen mag niet permanent worden gewoond.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bestaande afmetingen, afstanden en percentages
  • a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige ter plaatse van de aanduiding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
  • b. In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Verboden ander gebruik

Het is verboden de binnen dit plan begrepen gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de bestemming.

8.2 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in 8.1 wordt in ieder geval begrepen:

  • 1. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
  • 2. het gebruik van gronden als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 vrijwaringszone - radar

a Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het radarverstoringsgebied van Vliegbasis Woensdrecht teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen.

b Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte van 63 m en meer.

c Afwijjken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • 1. het functioneren van de radar niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • 2. schriftelijk advies is verkregen van de Minister van Defensie, DGW&T, directie Brabant.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemeen

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan en toestaan dat:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, tot maximaal 10% worden overschreden.
  • b. de bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 meter, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 meter;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter.
10.2 Voorwaarden

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:

  • a. bestemmingsgrenzen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Herverkaveling binnen project Hooghei I - Zegge'.