Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Kom St. Willebrord, Emmastraat - Irenestraat, fase 2 van de Gemeente Rucphen.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0840.2584K0026-DEF1.gml met de bijbehorende regels.
1.3 Verbeelding
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0840.2584K0026-DEF1.
1.4 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, planregels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 Aan-huis-gebonden beroepen
Een beroep dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar hoofdfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 Aan- of uitbouw
Een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat door de indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt overeenkomstig het gebruik van het hoofdgebouw.
1.8 Achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.9 Achtergevel van een gebouw
Het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw.
1.10 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.11 Bebouwingspercentage
Een op de verbeelding of in planregels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.12 Bedrijfsmatig gebruik
Bedrijfsmatig gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, waarbij geen sprake is van een zich als specifiek opgeleid persoon naar buiten presenterende beroepsbeoefenaar en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.
1.13 Beroepsmatig gebruik
Het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor een zelfstandig en onder eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.
1.14 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.15 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 Bevoegd gezag
Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.17 Bijgebouw
Een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw en door zijn ligging, functie, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.18 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.19 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.20 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.21 Bouwvlak
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.23 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.24 Druiplijn
Onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft, bijvoorbeeld bij een rieten dak.
1.25 Escortbedrijf
De natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend.
1.26 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.27 Gevellijn
Denkbeeldige dan wel op de kaart aangegeven lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen.
1.28 Hoofdgebouw
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen, ligging of functie dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.29 Kap
Een constructie van één of meer dakvlakken.
1.30 Maatvoeringsvlak
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar een bepaalde maatvoering geldt.
1.31 Mantelzorg
Alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
1.32 Nutsvoorziening
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.33 Ondergeschikte nevenactiviteit
Een activiteit waarvan de omvang zodanig is dat deze, met behoud van de hoofdfunctie, naast de hoofdfunctie kunnen worden uitgeoefend.
1.34 Overkapping
Een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden.
1.35 Peil
- voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein.
1.36 Prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.37 Raamprostitutie
Een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.38 Seksautomatenhal
Een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven.
1.39 Seksbioscoop en/of -theater
Een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door vertoningen van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven.
1.40 Seksinrichting
De voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.41 Straatprostitutie
Het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.42 Voorgevel van een gebouw
Het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw.
1.43 Wabo
De Wet algemene bepalingen, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
1.44 Woning
Een gebouw, dat dient voor de huisvesting van personen.
1.45 Wro
De Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
1.46 Zijgevel van een gebouw
Een gevel van een hoofdgebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstanden
Van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw.
2.2 Bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein
Door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald.
2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 De breedte en diepte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat.
2.6 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 Het bewoonbaar vloeroppervlak
Binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, -kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslinten. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten
2.9 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.10 Ondergeschikte bouwdelen
Bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- langzaamverkeersroutes, park, plantsoen, bermstroken, bermsloten, waterpartijen, paden, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening': een speelvoorziening;
- extensief recreatief gebruik;
- andere tot bestemming behorende voorzieningen.
3.2.1 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:
- gebouwen;
- bouwwerken geen gebouw zijnde;
3.2.2 Gebouwen
Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
- de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²;
- de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 meter.
3.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouw zijnde
Bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
- de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 4,00 meter;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2,00 meter.
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemming
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, opritten, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, terrassen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen en nutsvoorzieningen;
- overige tot de bestemming behorende voorzieningen.
4.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemming worden opgericht:
- gebouwen;
- andere bouwwerken, geen gebouw zijnde.
4.2.1 Gebouwen
Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
- de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m², met dien verstande dat een groter oppervlak is toegestaan als daartoe een bouwvlak is opgenomen;
- de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.
4.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouw zijnde
Bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
- de bouwhoogte bedraagt:
antennes | maximaal 5,00 meter |
openbare nutsvoorzieningen | maximaal 3,00 meter |
speeltoestellen | maximaal 4,00 meter |
masten | maximaal 8,00 meter |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | maximaal 2,00 meter |
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Bestemming
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, met per woning de huisvesting van één huishouding;
- wegen, paden, pleinen, parkeervoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
5.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1.1 genoemde bestemming worden opgericht:
- hoofdgebouwen;
- bijbehorende bouwwerken;
- andere bouwwerken, geen gebouw zijnde.
5.2.1 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
- de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
- het aantal te bouwen woningen mag per aanduidingsvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangeduid;
- ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen aaneengesloten hoofdgebouwen, en twee-aaneengesloten hoofdgebouwen, worden opgericht;
- ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding 'twee-aaneen' mogen ten hoogste twee aaneengesloten hoofdgebouwen worden opgericht;
- ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden opgericht;
- de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in (het verlengde van) de gevellijn;
- de goot- en bouwhoogte bedragen de minimaal en maximaal op de verbeelding aangegeven maten;
- de breedte van een hoofdgebouw, een aangebouwd bijgebouw, aan- en uitbouw niet meegerekend, bedraagt ter plaatse van de aanduiding:
- aaneengebouwd, minimaal 5,40 meter;
- twee-aaneen, minimaal 5,40 meter;
- vrijstaand, minimaal 6,00 met en maximaal 20 meter.
- de afstand van een hoofdgebouw, een aan- uitbouw of aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meegerekend, tot de zijdelingse perceelsgrens, bedraagt ter plaatse van de aanduiding:
- aaneengebouwd, niet nader bepaald;
- twee-aaneen, minimaal 2,00 meter aan een zijde;
- vrijstaand, minimaal 2,00 meter.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken mogen in het achtererfgebied worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- bijbehorende bouwwerken mogen tevens binnen het bouwvlak van de hoofdgebouwen worden gebouwd, waarbij het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
- de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt, overkappingen meegerekend, per bouwperceel maximaal 100 m²;
- de breedte van een met de zijgevel van een hoofdgebouw verbonden bijbehorend bouwwerk bedraagt op gronden met de aanduiding:
- aaneengebouwd, maximaal 4,00 meter;
- twee-aaneen, maximaal 4,00 meter;
- vrijstaand, maximaal 6,00 meter;
- de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 respectievelijk 5,00 meter, tenzij anders op de verbeelding weergegeven;
- de bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1,00 meter achter (het verlengde van) de gevellijn worden opgericht;
de diepte van een woning en een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt, te meten vanaf (het verlengde van de) gevellijn, maximaal 15 meter. In afwijking hiervan is de diepte van een woning en een aangebouwd bijgebouw niet gemaximaliseerd, indien:
- het bijbehorende bouwwerk geplaatst tegen een bestaand vrijstaand bijgebouw, waardoor de bijbehorende bouwwerken worden verbonden met de achtergevel danwel zijgevel van het hoofdgebouw;
- het bijbehorende bouwwerk past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
- door de bouw van het bijbehorende bouwwerk geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastliggende percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
- het maximale bebouwde oppervlak niet wordt overschreden.
5.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
- de bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt voor (het verlengde van) de gevellijn van:
- licht- vlaggenmasten: maximaal 2,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: maximaal 1,00 meter.
- de bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt in het achtererfgebied voor:
- pergola's / tuinmeubilair: maximaal 2,50 meter;
- speeltoestel: maximaal 2,50 meter;
- lichtmasten: maximaal 2,50 meter;
- vlaggenmasten: één per erf: maximaal 6,00 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: maximaal 2,00 meter.
5.3 Nadere eisen
Het bevoegde gezag kan nadere eisen stellen voor de situering en afmeting van bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor zover noodzakelijk is, met inachtneming van de volgende regels:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter borging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijkingen
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- lid 5.2.1, sub f voor het oprichten van maximaal 50% van de voorgevel achter de (het verlengde van de) gevellijn;
- lid 5.2.1, sub h mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;
- lid 5.2.1 sub i tot een bouwhoogte voor licht- en vlaggenmasten van maximaal 10 meter.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- aan huis verbonden bedrijven;
- aan huis verbonden beroepen in bijbehorende bouwwerken;
- het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.
5.5.2 Aan huis verbonden beroep
Een aan huis verbonden beroep is als medegebruik toegestaan, mits de activiteiten plaatsvinden in de woning én de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt.
5.5.3 Parkeren
Er dient te worden voldaan aan de gestelde parkeernorm zoals is bepaald, en opgenomen als bijlage bij de regels, in de Nota Parkeernormen Rucphen 2017.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf en aan huis verbonden beroep in bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.5.1 sub a en b voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep in een bijbehorend bouwwerk met inachtneming van de volgende regels:
- de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
- door de uitoefening van de activiteiten wijzigt het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
- het gebruik heeft en behoudt een kleinschalig karakter en is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming. Dat wil zeggen dat van de vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;
- geen vergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wm, Wabo of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
- het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijbehorende bouwwerk uitvoert tevens gebruiker van de woning is. De gebruiker van de woning dient zelf de activiteiten in de woning of bijbehorend bouwwerk uit te oefenen. Het inhuren van personeel voor het uitoefenen van de activiteiten is niet toegestaan;
- het betreft geen zodanige verkeer aantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
- de uitoefening van detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende beroep of bedrijf.
5.6.2 Mantelzorg
het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.5.1 sub c voor:
- het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als woonruimte, ten behoeve van de huisvesting voor mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:
- de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
- er is sprake van één huishouden;
- er ontstaat geen zelfstandige woning;
- de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken in lid 5.2.2 dienen in acht te worden genomen, met dien verstande dat een omgevingsvergunning tot afwijking kan worden verleend voor een totaal oppervlak aan bijbehorende bouwwerken binnen het achtererfgebied tot 120 m², mits niet meer dan 70 m² wordt benut voor een aan te bouwen bijbehorend bouwwerk ten behoeve van mantelzorg én mits de bebouwde oppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 50% bedraagt;
- het betreffende bijbehorende bouwwerk mag uitsluitend voor mantelzorg worden gebruikt indien het via minimaal één doorgang gekoppeld is aan het hoofdgebouw;
- zodra de noodzaak van een mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik als afhankelijke woonruimte beëindigd en worden de woonvoorzieningen verwijderd;
- het plaatsen van één tijdelijke vrijstaande woonunit, ten behoeve van de huisvesting voor mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:
- de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
- er is sprake van één huishouden;
- er ontstaat geen zelfstandige woning;
- de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken in lid 5.2.2 mogen, na een omgevingsvergunning tot afwijking, worden overschreden mits de bebouwde oppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 50% bedraagt;
- de goothoogte van de woonunit bedraagt maximaal 3,00 meter;
- de bouwhoogte van de woonunit bedraagt maximaal 5,00 meter;
- het oppervlak van de woonunit mag maximaal 70 m² bedragen;
- de woonunit past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied en er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- zodra de noodzaak van een mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik als afhankelijke woonruimte beëindigd en wordt de woonunit verwijderd.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, bij het verlenen van een omgevingsvergunning tot bouwen, nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de plaatsing van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
- de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- de samenhang in straat- en bebouwingsbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- de dakhelling en nokrichting van hellende dakvlakken van gebouwen.
7.2 Voorwaarden
De in lid 7.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming;
- het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor:
- het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering, met uitzondering van de goot- en bouwhoogtes, met maximaal 10%;
- het oprichten van licht- en vlaggenmasten, respectievelijk antennes en overige masten met een bouwhoogte van maximaal 10,00 respectievelijk 15,00 meter;
- geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bouwgrens met maximaal 2,50 meter toelaatbaar.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
10.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in dit plan te wijzigen voor:
- geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken geen gebouwen zijnde of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 3 meter toelaatbaar.
Artikel 11 Overige regels
11.1 Parkeerregeling
Met betrekking tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid geldt de volgende regeling:
- bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Rucphen' d.d. 31 mei 2017;
- het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a indien wordt voorzien in parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is bedoeld in sub a;
- indien de 'Nota Parkeernormen Rucphen' als bedoeld onder sub a gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging;
- parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
- het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van het plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- Het bepaalde in a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
12.3 Afwijking overgangsrecht
Voor zover van toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot onbillijkheid van overwegende aard jegens één of meer natuurlijke personen kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht een vergunning tot afwijking verlenen.
12.4 Bestaande afstanden en andere maten
12.4.1 Bestaande afstanden
Indien afstanden op de datum van de ter inzage legging van de vaststelling van het plan meer danwel minder bedragen dan ingevolge de artikelen van hoofdstuk 2 is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
12.4.2 Bestaande andere maten
In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde op de dag van de vaststelling van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge de artikelen in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan ''Kom St. Willebrord, Emmastraat - Irenestraat, fase 2" te Sint-Willebrord van de gemeente Rucphen.