In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Gerwen Zuidoost met identificatienummer NL.IMRO.0820.BPGerwenZO2016-D001 van de gemeente Nuenen c.a.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aaneengebouwd gebouw:
een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa, bestaande uit drie of meer aan elkaar gebouwde grondgebonden hoofdgebouwen;
1.6 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Voorbeelden van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, mits passend binnen de hiervoor genoemde omschrijving en voorwaarden zijn: advocatenkantoor, notariskantoor, accountantskantoor, timmerwerkplaats, meubelmakerij, meubelstoffeerderij, vervaardiging van hekwerken, pottenbakkerij, vervaardiging van kantoormachines, vervaardiging van muziekinstrumenten. Deze opsomming is niet limitatief.
1.7 aan- of uitbouw:
een ruimte die voldoet aan alle volgende kenmerken:
- aan een hoofdgebouw gebouwd;
- vanuit dat hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijk;
- deel uitmakend van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt;
- maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap;
met dien verstande dat:
- een aanbouw een zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit het hoofdgebouw;
- een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is.
1.8 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 m van de voorkant van het hoofdgebouw.
1.9 afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.10 afrastering:
hekwerk of andere omrastering die niet op de erfgrens wordt geplaatst (in dat laatste geval is sprake van een erfafscheiding).
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.13 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.
1.14 bestaand:
bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, mits geen sprake is van een illegale situatie.
1.15 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen niet daaronder begrepen.
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bevoegd gezag:
het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wabo.
1.19 bijbehorend bouwwerk:
een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.20 bijgebouw:
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat bouwkundig of architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.23 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap).
1.24 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.28 coffeeshop:
een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.
1.29 dak:
een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk.
1.30 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.31 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.32 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 gelijke hoogte:
een hoogteverschil per vloer of balklaag van maximaal 2,00 m (gemeten op het laagste punt van de betreffende vloer of balklaag).
1.34 gevellijn:
de bouwgrens die nagenoeg gelijk loopt aan de as van de weg waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is (zijn) geplaatst en die is gelegen aan de weg(en) grenzende perceelsgrens.
1.35 hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.36 huishouden:
een verzameling van één persoon of van meer personen met een relationele binding, die één woonruimte bewoont en een economisch-consumptieve eenheid vormt. Onder een huishouden wordt niet verstaan:
- de huisvesting van één persoon of van meer personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
- tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan arbeidsmigranten;
- de huisvesting van meerdere ouderen, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht;
- de huisvesting van één persoon of van meer personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van één persoon of van meer personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
1.37 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.38 kampeerterrein:
een terrein of plaats waarop gelegenheid wordt gegeven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen voor recreatief nachtverblijf.
1.39 lichtkoepel:
een ondergeschikte, transparante dakopbouw bij platte of flauw hellende daken, waarvan de oppervlakte maximaal 5 m2 en de hoogte ten opzichte van het dakvlak maximaal 0,5 m bedraagt en de dakopbouw op minimaal 0,5 m van de betreffende dakranden is gesitueerd.
1.40 maaiveld:
de gemiddelde hoogte van het terrein ter plaatse van een gebouw/bouwwerk.
1.41 maatvoeringsvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringssymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.
1.42 mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.43 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
1.44 ondergeschikte bouwdelen:
bouwdelen die qua aard en omvang ondergeschikt zijn aan het bijbehorende gebouw, zoals bijvoorbeeld schoorstenen, lichtkoepels en balkonhekken.
1.45 openbaar toegankelijk gebied:
een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.46 overkapping:
een bouwwerk zonder eigen wanden dat tenminste aan twee zijden een gesloten wand heeft.
1.47 peil:
voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.48 pergola
een open constructie van latten op palen in de tuin, waarlangs planten kunnen groeien. Een pergola mag niet steunen op of worden voorzien van schotten of wanden.
1.49 plat dak:
een dak met een dakhelling van minder dan 10°.
1.50 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
een min of meer publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan. Voorbeelden van publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, mits passend binnen de hiervoor genoemde omschrijving en voorwaarden, zijn: artsenpraktijk, kapsalon, fietsenmaker, hondentrimsalon, verhuur van opslagruimte, stomerij. Deze opsomming is niet limitatief.
1.51 recreatie:
activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.
1.52 recreatieve voorziening:
een kleinschalige, niet-bedrijfsmatige, voorziening ten behoeve van de woonfunctie met een dagrecreatief karakter, zoals een zwembad of een tennisbaan.
1.53 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.54 sociale huurwoning:
een huurwoning waarvan de maximale huurprijs niet hoger is dan de prijsgrens van de categorie goedkope of middelduur zoals bedoeld in de geldende Regionale Begrippenlijst Wonen van de Metropool Regio Eindhoven.
1.55 sociale koopwoning:
een koopwoning waarvan de maximale verkoopprijs niet hoger is dan de prijsgrens van de categorie goedkope koop zoals bedoeld in de geldende Regionale Begrippenlijst Wonen van de Metropool Regio Eindhoven.
1.56 tuin:
de gronden van een bouwperceel behorende bij een woning.
1.57 twee-aaneen gebouwd:
een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa bestaande uit maximaal twee hoofdgebouwen, waarvan de hoofdbebouwing aan maximaal één zijde grenst/aansluit aan een ander hoofdgebouw.
1.58 verdieping:
een bouwlaag die is gelegen boven de eerste bouwlaag op de begane grond.
1.59 voorgevel:
de gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.
1.60 voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die ligt in de voorgevel en het verlengde daarvan.
1.61 vrijstaand:
Een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.
1.62 water en waterhuiskundige voorzieningen:
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.63 weg:
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, en de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.64 woning of wooneenheid:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
1.65 zolder:
een ruimte in een gebouw die hoofdzakelijk is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht geen deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.