direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Nuenen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0820.BPBuitengebied-D001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Bestemmingsplan Buitengebied Nuenen met identificatienummer NL.IMRO.0820.BPBuitengebied-D001 van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanvaardbaar woon- en leefklimaat

een ontwikkeling is milieuhygiënisch inpasbaar indien is aangetoond dat:

  • a. de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
  • b. bij het toestaan van nieuwe geurgevoelige functies voldaan wordt aan de wettelijke geurnormen of vastgestelde hogere geurnorm;
  • c. bij het toestaan van nieuwe geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • d. er geen belemmeringen zijn op het gebied van externe veiligheid;
  • e. de luchtkwaliteit geschikt is voor de nieuwe functie.
1.6 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig of architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en daarnaast rechtstreeks toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw.

1.7 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn,

dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 aardkundige waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de natuurlijke ontstaanswijze die nog herkenbaar is doordat aardkundige verschijnselen er nog een gave vorm hebben en/of in onderlinge samenhang voorkomen, zoals dalglooiingen, steilranden en bodemovergangen. De aardkunde heeft de - vaak trage en grootschalige - werking van de niet-levende natuur als onderwerp en omvat geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen.

1.9 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.10 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.11 agrarisch bedrijf

een inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde:

  • a. een (vollegronds)teeltbedrijf;
  • b. een veehouderij;
  • c. een glastuinbouwbedrijf ;
  • d. een overig agrarisch bedrijf.
1.12 agrarisch gerelateerde zorgverlening

het uitoefenen van dagactiviteiten in het kader van resocialisatie of therapie door zorgbehoevenden op een agrarisch bedrijf, al dan niet bestaande uit agrarische (bedrijfs)activiteiten en zonder mogelijkheden voor overnachting.

1.13 agrarisch grondgebruik

gebruik van gronden, gelegen buiten een bouwvlak, gericht op het telen van gewassen en het houden van dieren, met uitzondering van honden.

1.14 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.15 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.16 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.17 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.18 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.19 bed & breakfast

het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft.

1.20 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.21 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie

het bedrijfsmatig exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het jaarrond aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.

1.22 bedrijfsmatige paardenhouderij

een bedrijf dat gericht is op het houden, stallen of africhten van paarden, al dan niet in combinatie met de handel in paarden.

1.23 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.24 beeldbepalend pand

Een gebouw dat op culturele of historische gronden bescherming geniet van de gemeente Nuenen, ook wel een karakteristiek pand genoemd.

1.25 beleidsregels Buitengebied in ontwikkeling

de beleidsregels Buitengebied in ontwikkeling zoals vastgesteld op (gelijktijdig met bestemmingsplan vast te stellen) of de meest recente rechtsopvolger daarvan.

1.26 bestaand bouwwerk

een bouwwerk dat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezig is of kan worden gebouwd.

1.27 bestaand gebruik

gebruik dat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezig is of kan worden uitgeoefend.

1.28 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

de afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen of kunnen komen.

1.29 bestemde ammoniakemissie

het bestaande aantal dierplaatsen voor de bestaande diersoorten, vermenigvuldigd met de emissiefactoren van het bestaande stalsysteem, waarbij geldt:

  • a. bestaand stalsysteem: het stalsysteem ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan;
  • b. bestaande aantal dierplaatsen: het aantal legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan;
  • c. bestaande diersoorten: de diersoorten, waarvoor de legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan zijn gebouwd.
1.30 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.31 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.32 Bevi-inrichting

een bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.33 bevoegd gezag

het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.34 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.35 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.36 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.37 bouwmarkt

een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.

1.38 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.39 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.40 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.41 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.42 bijgebouw

een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat bouwkundig of architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.43 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.44 congrescentrum

een gebouwencomplex, bestemd en ingericht voor het houden van congressen, conferenties, symposia en andere grote bijeenkomsten.

1.45 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.46 deskundige

een door het bevoegd gezag erkend onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het vakgebied waar in de regels aan wordt gerefereerd.

1.47 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

1.48 dierenverblijf

gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daarbij behorende voorzieningen.

1.49 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.50 discotheek of dancing

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.

1.51 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.52 escortservice

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - aanbieden van seksuele handelingen die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.53 evenement

een gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.54 extensief recreatief medegebruik

de niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.55 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, ruimte vormt met meer dan één geheel of gedeeltelijke wand.

1.56 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.57 glastuinbouwbedrijf

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.

1.58 hokdierhouderij

veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij

1.59 hoofdgebouw

een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.60 horecabedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.61 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met – al dan niet – als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.62 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, al dan niet in combinatie met het telen van gewassen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.63 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren.

Met een huishouden wordt gelijk gesteld:

  • a. De huisvesting van maximaal 4 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
  • b. tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 6 arbeidsmigranten;
  • c. de huisvesting van maximaal 8 ouderen, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht;
  • d. de huisvesting van maximaal 8 personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, een psychiatrisch ziektebeeld of psychosociale problemen dan wel de huisvesting van maximaal 8 personen die tijdelijke opvang behoeven, al dan niet met inbegrip van begeleiding en toezicht, dit alles gericht op zelfstandige bewoning.
1.64 kampeermiddelen

de niet als een bouwwerk aan te merken, zoals vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.65 kantoor

een voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.66 kas

een teeltondersteunende voorziening in de vorm van een gebouw of overkapping waarvan het dak en al dan niet de wanden voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden, daaronder begrepen permanente tunnel- of boogkassen hoger dan 1,5 m.

1.67 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.68 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.69 Landschapsinvesteringsregeling

De Landschapsinvesteringsregeling zoals vastgesteld op 9 juni 2015, of de meest recente rechtsopvolger daarvan.

1.70 Landschapsontwikkelingsplan de Peel

Het Landschapsontwikkelingsplan de Peel zoals vastgesteld op 11 september 2007 of de meest recente rechtsopvolger daarvan.

1.71 loonbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van civieltechnische en of cultuurtechnische diensten of het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van werktuigen of -apparatuur of het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur.

1.72 maaiveld

de gemiddelde hoogte van het terrein ter plaatse van een gebouw/bouwwerk.

1.73 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.74 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, al dan niet in met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.75 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.76 milieuhygiënisch inpasbaar

een ontwikkeling is milieuhygiënisch inpasbaar indien is aangetoond dat:

  • a. omliggende functies niet onevenredig in hun gebruiksmogelijkheden worden beperkt;
  • b. de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
  • c. bij het toestaan van nieuwe geurgevoelige functies voldaan wordt aan de wettelijke geurnormen of vastgestelde hogere geurnorm;
  • d. bij het toestaan van nieuwe geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • e. er geen belemmeringen zijn op het gebied van externe veiligheid;
  • f. de luchtkwaliteit geschikt is voor de nieuwe functie;
  • g. er geen sprake is van significant negatief effecten op Natura 2000-gebied(en);
  • h. nieuwe functies binnen het Natuurnetwerk Brabant niet schadelijk zijn voor het natuurbeheertype ter plaatse;
  • i. soorten die op basis van de Wet natuurbescherming beschermd zijn niet worden aangetast;
  • j. de waterhuishouding niet onevenredig verslechtert;
  • k. de capaciteit van de omliggende wegen voldoende is voor veilige afwikkeling van de verkeerstoename;
  • l. er op eigen terrein voorzien wordt in de parkeerbehoefte.
1.77 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna, waaronder mede worden begrepen de waarden zoals vastgelegd op de natuurwaarden kaart die als bijlage 3 bij de regels is opgenomen.

1.78 NEN

de door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.79 nevenfunctie

een aan de hoofdfunctie ondergeschikte functie, die door de eigenaar dan wel bedrijfsvoerder van de hoofdfunctie wordt uitgeoefend al dan niet met aanvullend personeel.

1.80 nutsvoorzieningen

de voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.81 ondergeschikte bouwdelen

bouwdelen die qua aard en omvang ondergeschikt zijn aan het bijbehorende gebouw, zoals bijvoorbeeld schoorstenen, lichtkoepels en balkonhekken.

1.82 overig agrarisch bedrijf

agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, (vollegronds)teeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt.

1.83 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak en met ten hoogste aan één zijde een gehele of gedeeltelijke wand.

1.84 paardenbak

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.

1.85 particulier opdrachtgeverschap

een situatie waarin een burger of een groep van burgers – in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens overeenkomst – ten minste het economische eigendom verkrijgt en volledige zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning.

1.86 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.87 productiegerichte paardenhouderij

een bedrijf gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij, al dan niet in combinatie met het opleiden, trainen en verhandelen van paarden uit het eigen fokprogramma.

1.88 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.

1.89 restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.90 rijhal

gebouw met een inpandige paardenbak of soortgelijke voorziening ten behoeve van het bereiden, africhten of trainen van paarden.

1.91 seizoenarbeider

tijdelijke werknemer die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam is, om naar aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.

1.92 seksinrichting

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.93 slopen

het geheel of gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk.

1.94 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die als Bijlage 2 deel uitmaakt van deze regels.

1.95 Stalderingsgebied

gebied - bestaande uit de gemeenten Best, Son en Breugel, Nuenen Gerwen en Nederwetten, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Veldhoven, Waalre, Valkenswaard, Heeze-Leende en Cranendonck - waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierenhouderij is gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierenhouderij met als doel de regionale concentratie van vee te reguleren en verdere leegstand te voorkomen; onder 'bestaand dierenverblijf' wordt in dit geval verstaan een feitelijk aanwezig, legaal opgericht dierenverblijf dat op grond van een omgevingsvergunning milieu (ex artikel 2.1.1.e Wabo) of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (ex artikel 2.1.i Wabo) of melding (ex artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer) op 17 maart 2017 en de daaraan voorafgaande drie jaar onafgebroken bedrijfsmatig is gebruikt voor het houden van landbouwhuisdieren.

1.96 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 deel uitmaakt van deze regels.

1.97 standplaats voor kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.98 stacaravan

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.99 teeltondersteunende voorzieningen

ondersteunende voorzieningen, die een onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (vollegronds)teelbedrijf, die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren door de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats te laten vinden, zodat gezorgd kan worden voor een verbetering van de productkwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of -verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

  • a. permanente teeltondersteunende voorzieningen: voor onbepaalde tijd aanwezig, waaronder ook begrepen permanent aanwezige onderdelen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: uitsluitend aanwezig zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden per jaar;

en tussen:

  • c. lage teeltondersteunende voorzieningen: met een hoogte van maximaal 1.50 m, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies en acryldoek, vlakveldsfolie, vraatnetten, lage tunnels, trayvelden en containervelden;
  • d. hoge teeltondersteunende voorzieningen: met een hoogte van minimaal 1.50 m, bijvoorbeeld hagelnetten, menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen, stellingenteelt (bakken op stellingen, regenkappen).
1.100 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.

1.101 veehouderij

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.

1.102 verblijfsmiddelen

de voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.

1.103 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel, trekkershut of camper, door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;

1.104 volkstuinen

de gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld, al dan niet met het voor particulier gebruik op recreatieve wijze houden van dieren zoals kippen of konijnen.

1.105 (vollegronds)teeltbedrijf

agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

1.106 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.107 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals onder andere duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen en inlaten.

1.108 waterberging

het bergen van water buiten oppervlaktewaterlichamen, ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen.

1.109 waterkering

natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.

1.110 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.111 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.112 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.113 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.114 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.115 zone 'Beperkingen veehouderij'

zone waar beperkingen gelden voor vestiging en uitbreiding van en omschakeling naar intensieve veehouderij.

1.116 zorgvuldige dialoog

het voeren van overleg met de directe omgeving waarbij:

  • a. de initiatiefnemer alle eigenaren en huurders binnen een straal van 500 m vanaf de locatie van de beoogde ontwikkeling benaderd aan een vorm van overleg deel te nemen;
  • b. de beoogde ontwikkeling door de initiatiefnemer aan de deelnemers aan het overleg wordt toegelicht;
  • c. de deelnemers aan het overleg in de gelegenheid worden gesteld op de beoogde ontwikkeling te reageren;
  • d. de initiatiefnemer, tijdens het overleg of op een later vervolgoverleg met de deelnemers, aangeeft:
    • 1. met welke opmerkingen in het plan rekening gehouden kan/zal worden;
    • 2. met welke opmerkingen in het plan geen rekening gehouden kan/zal worden en waarom niet;
  • e. de deelnemers aan het overleg in de gelegenheid worden gesteld hun tevredenheid kenbaar te maken over de wijze waarop hun opmerkingen al dan niet zijn verwerkt in de plannen;
  • f. de initiatiefnemer een schriftelijk verslag opstelt van de het gevoerde overleg met de omgeving en dit aan de deelnemers van het overleg toestuurt;
  • g. de deelnemers binnen 3 weken na verzending van het verslag schriftelijk kunnen reageren richting de initiatiefnemer;
  • h. de initiatiefnemer het verslag samen met eventuele schriftelijke reacties indient bij de aanvraag omgevingsvergunning.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van een ruimte waar producten verkocht worden, voor zover vrij toegankelijk voor de klant.

2.10 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Gemengd landelijk gebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Gemengd landelijk Gebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (vollegronds)teeltbedrijven;
  • b. agrarisch grondgebruik;
  • c. wonen in bedrijfswoningen, voor zover op basis van lid 3.2 een bedrijfswoning toegestaan, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

alsmede voor:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij': tevens een veehouderijbedrijf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': tevens een productiegerichte paardenhouderij;
  • f. ter plaatste van de aanduiding 'karakteristiek': tevens behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden van beeldbepalende panden;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens het parkeren ten behoeve van het motorcrossterrein;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1a': tevens horeca uit categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten en een cateringbedrijf als nevenfunctie;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - ruitervereniging': een ruitervereniging;
  • j. agrarisch gerelateerde zorgverlening bij het agrarisch bedrijf;

met daaraan ondergeschikt:

  • k. extensief recreatief medegebruik;
  • l. detailhandel in agrarische en streekeigen producten als nevenactiviteit;

en:

  • m. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen;
  • n. erftoegangswegen voor aangrenzende bestemmingen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Binnen bouwvlak

Voor bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' of de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • c. voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, geldt het volgende:
  bedrijfsgebouwen
 
bedrijfswoning   bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning  
max. inhoud (per bouwvlak)   -   750 m3 *   -  
max. oppervlakte (per bouwvlak)   kassen:
1.000 m2**

rijhallen ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': 1.000 m2

overige bedrijfsgebouwen: volledig bouwvlak  
-   90 m2  
max. goothoogte   6 m   4,5 m   3 m  
max. bouwhoogte   10 m   10 m   6 m  
min. / max. dakhelling   12°/45°   12°/45°   12°/45°  

* met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beperkte inhoud' de tweede bedrijfswoning een inhoud mag hebben van ten hoogste 135 m3;

** met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij' de oppervlakte aan kassen ten hoogste de bestaande oppervlakte mag bedragen;

  • d. in afwijking van het gestelde onder c bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' de oppervlakte van dierenverblijven ten hoogste de bestaande oppervlakte;
  • e. in afwijking van het gestelde onder c geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Olen 32' dat voor tunnelkassen de oppervlakte ten hoogste 4 m bedraagt en dat de gezamenlijke oppervlakte van tunnelkassen ten hoogste 5.000m2 bedraagt;
  • f. de hoogte van mestsilo's bedraagt ten hoogste 8,5 m;
  • g. de hoogte van overige silo's bedraagt ten hoogste 15 m;
  • h. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
    • 2. elders: 2 m;
  • i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

3.2.2 Buiten bouwvlak

Voor bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen uitgezonderd;
  • b. mestplaten, sleufsilo's, schuilgelegenheden en stapmolens zijn niet toegestaan;
  • c. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. boomteelthekken;
    • 2. hagelnetten;
    • 3. trayvelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - trayveld';
    • 4. permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bomenteelt, met dien verstande dat gebouwen en overkappingen zijn uitgesloten;
  • d. de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en van boomteelthekken bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • e. bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, ten behoeve van paardenbakken en bijbehorende voorzieningen zoals stapmolens en longeerbakken, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak' en de aanduiding ' specifkeke vorm van sport - ruitervereniging', met dien verstande dat:
    • 1. binnen aanduidingsvlakken met de aanduiding 'specifieke vorm van sport - ruitervereniging' of met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak' niet grenzend aan een bouwvlak:
      • uitsluitend omheiningen zijn toegestaan met een bouwhoogte die ten hoogste 1,7 m bedraagt;
      • aanvullend lichtmasten zijn toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m voor zover de lichtmasten binnen 50 m van een verlichte, openbare weg liggen;
    • 2. binnen aanduidingsvlakken met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak' grenzend aan een bouwvlak:
      • de bouwhoogte van een omheining ten hoogte 1,7 m bedraagt;
      • de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
      • de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, ten behoeve van paardrijvoorzieningen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • f. de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  • g. de bouwhoogte van speeltoestellen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - speeltoestellen' ten hoogste 4 m bedraagt;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, ten hoogste 2 m bedraagt.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Vergroting dierenverblijven veehouderij

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d om de uitbreiding van dierenverblijven, met uitzondering van dierenverblijven ten behoeve van geitenhouderijen, toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. medewerking wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • b. afwijking is uitsluitend mogelijk indien de ontwikkeling milieuhygiënisch inpasbaar is;
  • c. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de kans op geurhinder, waarbij uitsluitend de achtergrondbelasting wordt beschouwd, op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • d. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
  • e. medewerking wordt slechts verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • f. op de gronden met de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij'' wordt medewerking slechts verleend indien - met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag - is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • g. in aanvulling op het bepaalde onder a t/m f, is uitbreiding van dierenverblijven voor hokdierhouderijen alleen toegestaan indien als bewijs - uitgegeven door of namens gedeputeerde staten van Noord-Brabant - is overlegd dat:
    • 1. binnen het Stalderingsgebied een bestaand dierenverblijf van een hokdierenhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd; onder 'bestaand dierenverblijf' wordt in dit geval verstaan een feitelijk aanwezig, legaal opgericht dierenverblijf dat op grond van een omgevingsvergunning milieu (ex artikel 2.1.1.e Wabo) of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (ex artikel 2.1.i Wabo) of melding (ex artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer) op 17 maart 2017 en de daaraan voorafgaande drie jaar onafgebroken bedrijfsmatig is gebruikt voor het houden van landbouwhuisdieren;
    • 2. de oppervlakte van de sanering onder 1 tenminste 110 % bedraagt van de oppervlakte die in gebruik wordt genomen;
    • 3. de sanering zoals bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met het oprichten en in gebruik nemen van een gebouw als dierenverblijf en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling.

3.3.2 Afwijking schuilgelegenheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a om een schuilgelegenheid buiten een bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. deze afwijking kan uitsluitend worden toegepast voor gronden binnen de aanduiding 'overige zone - schuilstallen'
  • b. het aantal toegestane schuilgelegenheden is als volgt afhankelijk van de omvang van de bijbehorende gronden:
    • 1. tenminste 0,5 ha aan gronden = 1 schuilgelegenheid;
    • 2. tenminste 2 ha aan gronden = 2 schuilgelegenheden;
    • 3. > 2 ha aan gronden = 1 schuilgelegenheid per volledige hectare;
  • c. schuilgelegenheden zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van een overkapping met ten hoogste 3, wanden, met een oppervlakte van ten hoogste 10 m2;
  • d. de hoogte van schuilgelegenheden bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de waarden zoals vermeld op de natuurwaardenkaart die als bijlage 3 bij de regels is opgenomen, mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.3.3 Afwijking oppervlakte kassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c om een grotere oppervlakte aan kassen binnen het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte aan kassen per bedrijf bedraagt ten hoogste 5.000 m2;
  • b. om de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering aan te tonen kan door het bevoegd gezag om een advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen worden gevraagd.

3.3.4 Afwijken paardenbak buiten bouwvlak (bouwwerken)

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder e om paardenbakken en bijbehorende voorzieningen, zoals stapmolens en longeercirkels, buiten een bouwvlak toe te staan voor hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:

  • a. de overige voorwaarden als genoemd in de subleden van lid 3.2.2 onder e van toepassing blijven;
  • b. de paardrijvoorziening uitsluitend buiten het bouwvlak mag worden gesitueerd indien situering binnen het bouwvlak redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • c. de waarden zoals vermeld op de natuurwaardenkaart die als bijlage 3 bij de regels is opgenomen, niet onevenredig worden aangetast;
  • d. door middel van een inrichtingsplan aangetoond wordt dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.3.5 Afwijking permanente teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a en/of c om permanente teeltondersteunende voorzieningen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte aan teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van kassen bedraagt ten hoogste 5.000 m2 bedraagt;
  • b. de teeltondersteunende voorzieningen dienen aansluitend aan het bouwvlak van het bijbehorende bedrijf gebouwd te zijn;
  • c. het toevoegen van bebouwing of verharding buiten het bouwvlak dient samen te gaan met de realisatie van voldoende waterbergingscapaciteit gelet op de regelgeving van het Waterschap;
  • d. de waarden zoals vermeld op de natuurwaardenkaart die als bijlage 3 bij de regels is opgenomen, niet onevenredig worden aangetast;
  • e. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.3.6 Afwijking ruwvoeder buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 om buiten het bouwvlak bouwwerken, geen gebouw zijnde, toe te staan ten behoeve van de opslag van ruwvoeder, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het ruimtebeslag ten behoeve van de opslag van ruwvoeder buiten het bouwvlak, bedraagt ten hoogste 0,5 ha en grenst aan het bouwvlak van het bedrijf;
  • b. de oppervlakte van het bij het bedrijf behorende bouwvlak en het ruimtebeslag ten behoeve van de opslag van ruwvoeder buiten het bouwvlak, bedraagt gezamenlijk ten hoogste 2 ha;
  • c. het bedrijf dient in overwegende mate aangewezen te zijn op de opslag van ruwvoeder;
  • d. het bouwvlak biedt redelijkerwijs geen ruimte voor deze opslag.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
  • b. wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen is uitsluitend toegestaan indien: 
    • 1. de wijziging vergund is door middel van een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (of diens voorganger: de Natuurbeschermingswet 1998), of het bevoegd gezag verklaard heeft dat een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (of diens voorganger: de Natuurbeschermingswet 1998) niet noodzakelijk is, dan wel;
    • 2. de wijziging niet leidt tot een toename van stikstofdepositie vanaf de betreffende veehouderij of een toename van stikstofdepositie niet leidt tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000;
  • c. de vestiging van, de omschakeling naar en een toename van de oppervlakte dierenverblijf voor geitenhouderij is niet toegestaan;
  • d. de vestiging van, de omschakeling naar en een toename van de oppervlakte dierenverblijf voor hokdierhouderij is niet toegestaan;
  • e. het uitbreiden van de oppervlakte aan dierenverblijven voor overige veehouderij is niet toegestaan;
  • f. het gebruik van meer dan één bouwlaag van gebouwen voor het houden van vee is niet toegestaan, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
  • g. mestverwerking en -vergisting zijn uitsluitend toegestaan voor dierlijke meststoffen van dieren van het eigen bedrijf;
  • h. paardenbakken en andere paardrijvoorzieningen zoals stapmolens en longeerbakken zijn toegestaan binnen een bouwvlak en buiten een bouwvlak uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak', met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van een hobbymatige paardenbak ten hoogste 800 m² bedraagt;
    • 2. binnen bouwvlakken geldt dat een paardrijvoorziening achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel ligt;
    • 3. de afstand van een paardrijvoorziening tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;
  • i. de verkoopvloeroppervlakte in gebruik voor detailhandel als nevenactiviteit bedraagt ten hoogste 100 m2, met uitzondering van het cateringbedrijf als bedoeld in lid 3.1 onder h waarvan de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 185 m2 mag bedragen;
  • j. bij agrarische bedrijven waarbij een bedrijfswoning aanwezig is, is het gebruik ten behoeve van bed & breakfast toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal (slaap)kamers ten hoogste 2 en het aantal slaapplaatsen ten hoogste 4 bedraagt;
    • 2. de activiteit wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende bedrijfswoning;
    • 3. de activiteit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
  • k. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan met inachtname van de volgende regels:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
    • 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • l. (tijdelijke) huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - seizoensarbeiders' met dien verstande dat:
    • 1. deze huisvesting uitsluitend is toegestaan voor seizoensarbeiders die werkzaam zijn bij hetzelfde bedrijf waar de huisvesting wordt toegestaan;
    • 2. de huisvesting uitsluitend is toegestaan ten behoeve van het teeltseizoen, met een maximum van 10 maanden;
  • m. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is het parkeren ten behoeve van het motorcrossterrein uitsluitend toegestaan op woensdagen en zaterdagen, op beide dagen van 14:00 tot en met 18:30.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking stikstofdepositie

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder b om een

toename van stikstofdepositie (als gevolg van wijziging van aanwezige dierplaatsen, diersoorten en/of stalsystemen) waarbij sprake is van (verdere) overschrijding van de kritische depositiewaarde voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000 toe te staan, indien hiervoor:

  • 1. nog ontwikkelingsruimte binnen het segment 'onder grenswaarde' binnen het PAS (Programmatische Aanpak Stikstof) aanwezig is, dan wel;
  • 2. nog ontwikkelingsruimte binnen het segment 'vrije ontwikkelingsruimte' binnen het PAS (Programmatische Aanpak Stikstof) aanwezig is.

3.5.2 Afwijking oppervlakte dierenverblijven en hokdierhouderij

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder d en/of e om een toename van de oppervlakte aan dierenverblijven en/of de vestiging van of omschakeling naar een hokdierhouderij toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. medewerking wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • b. afwijking is uitsluitend mogelijk indien de ontwikkeling milieuhygiënisch inpasbaar is;
  • c. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de kans op geurhinder, waarbij uitsluitend de achtergrondbelasting wordt beschouwd, op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20% , tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • d. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
  • e. medewerking wordt slechts verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • f. op de gronden met de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien - met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag - is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • g. in aanvulling op het bepaalde onder a t/m f, is de vestiging van, de omschakeling naar, de uitbreiding van en een toename van de oppervlakte dierenverblijf van een hokdierbedrijf alleen toegestaan indien als bewijs - uitgegeven door of namens gedeputeerde staten van Noord-Brabant - is overlegd dat:
    • 1. binnen het Stalderingsgebied een bestaand dierenverblijf van een hokdierenhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd; onder 'bestaand dierenverblijf' wordt in dit geval verstaan een feitelijk aanwezig, legaal opgericht dierenverblijf dat op grond van een omgevingsvergunning milieu (ex artikel 2.1.1.e Wabo) of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (ex artikel 2.1.i Wabo) of melding (ex artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer) op 17 maart 2017 en de daaraan voorafgaande drie jaar onafgebroken bedrijfsmatig is gebruikt voor het houden van landbouwhuisdieren;
    • 2. de oppervlakte van de sanering onder 1 tenminste 110 % bedraagt van de oppervlakte die in gebruik wordt genomen;
    • 3. de sanering zoals bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met het oprichten en in gebruik nemen van een gebouw als dierenverblijf en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling.

3.5.3 Afwijking paardenbak buiten bouwvlak (gebruik)

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder h om

paardenbakken en bijbehorende voorzieningen, zoals stapmolens en longeercirkels, buiten een bouwvlak toe te staan voor hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:

  • a. de paardrijvoorziening direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gesitueerd;
  • b. de overige voorwaarden als genoemd in de subleden van lid 3.4 onder h van toepassing blijven;
  • c. de paardrijvoorziening uitsluitend buiten het bouwvlak mag worden gesitueerd indien situering binnen het bouwvlak redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • d. de paardrijvoorziening milieuhygiënisch inpasbaar is;
  • e. de waarden zoals vermeld op de natuurwaardenkaart die als bijlage 3 bij de regels is opgenomen, niet onevenredig worden aangetast;
  • f. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel waarbij tevens de waarden zoals genoemd in lid 3.1 onder c niet onevenredig worden aangetast.

3.5.4 Afwijking nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 om nevenfuncties bij het agrarisch bedrijf toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. de nevenfunctie zich richt op één van de volgende activiteiten;
    • 1. alternatieve voedselproductie;
    • 2. duurzame energieproductie in de vorm van zon-, wind- en/of biomassaenergie, uitgezonderd mestbewerking voor derden;
    • 3. vrijetijdsbesteding;
    • 4. bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 5. zorg;
  • b. de nevenfunctie milieuhygiënisch inpasbaar is;
  • c. bebouwing behorende bij de nevenfunctie dient binnen het bouwvlak van het agrarisch bedrijf gesitueerd te zijn;
  • d. horeca uitsluitend is toegestaan voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van de functies als genoemd onder a;
  • e. voor het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van nevenfuncties door middel van een inrichtingsplan aangetoond dient te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.5.5 Afwijking tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder l om de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. deze huisvesting uitsluitend is toegestaan bij (vollegronds)teeltbedrijven;
  • b. deze huisvesting uitsluitend is toegestaan voor seizoensarbeiders die werkzaam zijn bij hetzelfde bedrijf waar de huisvesting wordt toegestaan;
  • c. de huisvesting uitsluitend is toegestaan ten behoeve van het teeltseizoen, met een maximum van 10 maanden;
  • d. er geen sprake is van zelfstandige wooneenheden;
  • e. de huisvesting milieuhygiënisch inpasbaar is.

3.5.6 Afwijking plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 om het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. het bestaande aantal woningen niet mag toenemen;
  • d. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • e. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 3.2 van toepassing blijven.

3.5.7 Afwijking hondenuitlaatveld

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 om hondenuitlaatvelden toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. het hondenuitlaatveld milieuhygiënisch inpasbaar is;
  • b. de waarden zoals genoemd in lid 3.1 onder c niet onevenredig worden aangetast.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Gemengd landelijk gebied zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van bestratingen of andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte groter dan 200 m2.

3.6.2 Uitzondering aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

3.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige natuur- en landschapswaarden.
3.7 Wijzigingsbevoegdheden
3.7.1 Vormverandering en/of uitbreiding bouwvlak agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor een vormverandering en/of uitbreiding van het bouwvlak van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan:
    • 1. voor een (vollegronds)teeltbedrijf: 1,5 ha;
    • 2. voor een veehouderijbedrijf: 1,5 ha;
    • 3. voor een productiegerichte paardenhouderij: 1,5 ha;
  • b. de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering is aangetoond door een advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • c. vormverandering er niet toe mag leiden dat bestaande bedrijfsbebouwing buiten het bouwvlak komt te liggen;
  • d. medewerking slechts wordt verleend indien het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen (per bedrijf) niet wordt gewijzigd, met dien verstande dat dit wel is toegestaan indien:
    • 1. de wijziging vergund is door middel van een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (of diens voorganger: de Natuurbeschermingswet 1998), of het bevoegd gezag verklaard heeft dat een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (of diens voorganger: de Natuurbeschermingswet 1998) niet noodzakelijk is, dan wel;
    • 2. de wijziging niet leidt tot een toename van depositie vanaf de betreffende veehouderij of een toename van stikstofdepositie niet leidt tot een  overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000, dan wel;
    • 3. er nog ontwikkelingsruimte binnen het segment 'onder grenswaarde' binnen het PAS (Programmatische Aanpak Stikstof) aanwezig is, dan wel;
    • 4. er nog ontwikkelingsruimte binnen het segment 'vrije ontwikkelingsruimte' binnen het PAS (Programmatische Aanpak Stikstof) aanwezig is;
  • e. vormverandering en/of uitbreiding van het bouwvlak ten behoeve van een veehouderijbedrijf uitsluitend mogelijk is:
    • 1. indien voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
    • 2. indien is aangetoond dat de kans op geurhinder, waarbij uitsluitend de achtergrondbelasting wordt beschouwd, op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20% , tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
    • 3. indien is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
    • 4. indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
    • 5. indien bij bedrijven die binnen de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' liggen - met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag, is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • f. de vormverandering en/of uitbreiding van het bouwvlak milieuhygiënisch inpasbaar is;
  • g. de waarden zoals genoemd in lid 3.1 onder c niet onevenredig worden aangetast;
  • h. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast, met dien verstande dat de landschappelijke inpassing bij veehouderijbedrijven ten minste 10% van de oppervlakte van het vergrote bouwvlak bedraagt.

3.7.2 Ten behoeve van omvorming naar een productiegerichte paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen om de omvorming van een veehouderij naar een productiegerichte paardenhouderij mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  • a. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij wordt verwijderd en ter plaatse de aanduiding 'paardenhouderij' wordt opgenomen:
  • b. het bouwvlak een oppervlakte heeft van ten hoogste 1,5 ha;
  • c. het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen niet wordt gewijzigd, met dien verstande dat dit wel is toegestaan indien wijziging niet leidt tot een toename van de bestaande ammoniakemissie;
  • d. de wijziging milieuhygiënisch inpasbaar is.

3.7.3 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om - indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf - vervolgfuncties toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de vervolgfunctie dient te bestaan uit één van de volgende activiteiten:
    • 1. alternatieve voedselproductie;
    • 2. duurzame energieproductie in de vorm van zon-, wind- en/of biomassaenergie, uitgezonderd mestbewerking voor derden;
    • 3. vrijetijdsbesteding;
    • 4. bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 5. wonen;
  • b. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen gebouwd mogen worden en bestaande gebouwen niet mogen worden uitgebreid;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat nieuwe gebouwen zijn toegestaan indien in er gebouwen gesloopt worden, met dien verstande dat:
    • 1. ten hoogste 75% van de gesloopte oppervlakte mag worden terug gebouwd;
    • 2. met de sloop geen rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of beeldbepalende panden (met de aanduiding 'karakteristiek') gemoeid zijn;
  • d. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de waarden zoals genoemd in lid 3.1 onder c niet onevenredig worden aangetast;
  • f. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal bedrijfswoningen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e, is woningsplitsing in maximaal 2 woningen mogelijk bij rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of beeldbepalende panden, met dien verstande dat de inhoud per woning ten minste 200 m3 bedraagt;
  • h. bij de wijziging wordt een aanduiding opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;
  • i. de omvang van het bestemmingsvlak voor de vervolgfunctie mag ten hoogste 5.000 m2 bedragen;
  • j. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit de Landschapsinvesteringsregeling;
  • k. deze wijzigingsbevoegdheid kan niet worden toegepast in situaties waarbij gebruik is gemaakt van een subsidieregeling voor sanering of verplaatsing.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Groenblauwe Mantel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (vollegronds)teeltbedrijven;
  • b. agrarisch grondgebruik;
  • c. behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en natuur- en landschapswaarden;
  • d. wonen in bedrijfswoningen, voor zover op basis van lid 4.2 een bedrijfswoning toegestaan, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

alsmede voor:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij': tevens een veehouderijbedrijf;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': tevens een productiegerichte paardenhouderij;
  • g. ter plaatste van de aanduiding 'karakteristiek': tevens behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden van beeldbepalende panden;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': tevens een zendmast;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - toren': tevens een toren;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': tevens een evenemententerrein;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens opslag als nevenfunctie;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietspad': tevens een fietspad;
  • m. agrarisch gerelateerde zorgverlening bij het agrarisch bedrijf;

met daaraan ondergeschikt:

  • n. extensief recreatief medegebruik;
  • o. detailhandel in agrarische en streekeigen producten als nevenactiviteit;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - openhaardhout': het vervaardigen en verkopen van openhaardhout;

en:

  • q. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen;
  • r. erftoegangswegen voor aangrenzende bestemmingen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Binnen bouwvlak

Voor bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestplaat' uitsluitend een mestplaat is toegestaan;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' of de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • c. voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, geldt het volgende:
  bedrijfsgebouwen
 
bedrijfswoning   bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning  
max. inhoud (per bouwvlak)   -   750 m3   -  
max. oppervlakte (per bouwvlak)   kassen:
bestaande oppervlakte

rijhallen ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': 1.000 m2

overige bedrijfsgebouwen: volledig bouwvlak  
-   90 m2  
max. goothoogte   6 m   4,5 m   3 m  
max. bouwhoogte   10 m   10 m   6 m  
min. / max. dakhelling   12°/45°   12°/45°   12°/45°  

  • d. in afwijking van het gestelde onder c bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' de oppervlakte van dierenverblijven ten hoogste de bestaande oppervlakte;
  • e. de hoogte van mestsilo's bedraagt ten hoogste 8,5 m;
  • f. de hoogte van overige silo's bedraagt ten hoogste 15 m;
  • g. de hoogte van de toren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - toren' bedraagt de hoogste 24 m;
  • h. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
    • 2. elders: 2 m;
  • i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

4.2.2 Buiten bouwvlak

Voor bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen uitgezonderd;
  • b. mestplaten, sleufsilo's, schuilgelegenheden en stapmolens zijn niet toegestaan;
  • c. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan, met uitzondering van;
    • 1. boomteelthekken;
    • 2. permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - teeltondersteunende voorziening';
  • d. de bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en van boomteelthekken bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • e. bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, ten behoeve van bakken en bijbehorende voorzieningen zoals stapmolens en longeerbakken, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak', met dien verstande dat:
    • 1. binnen aanduidingsvlakken met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak' niet grenzend aan een bouwvlak:
      • uitsluitend omheiningen zijn toegestaan met een bouwhoogte die ten hoogste 1,7 m bedraagt;
      • aanvullend lichtmasten zijn toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m voor zover de lichtmasten binnen 50 m van een verlichte, openbare weg liggen.
    • 2. binnen aanduidingsvlakken met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak' grenzend aan een bouwvlak:
      • de bouwhoogte van een omheining ten hoogte 1,7 m bedraagt;
      • de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
      • de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, ten behoeve van paardrijvoorzieningen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • f. de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen ten hoogste 1,5 m bedraagt ;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, ten hoogste 2 m bedraagt;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn uitsluitend tijdelijke bouwwerken toegestaan tijdens de duur van het evenement inclusief opbouwen en afbreken.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Vergroting dierenverblijven veehouderij

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder d om de uitbreiding van dierenverblijven, met uitzondering van dierenverblijven ten behoeve van geitenhouderijen, toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. medewerking wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • b. afwijking is uitsluitend mogelijk indien de ontwikkeling milieuhygiënisch inpasbaar is;
  • c. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de kans op geurhinder, waarbij uitsluitend de achtergrondbelasting wordt beschouwd, op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • d. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
  • e. medewerking wordt slechts verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • f. op de gronden met de aanduiding 'overige zone - en veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien - met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag - is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • g. in aanvulling op het bepaalde onder a t/m f, is uitbreiding van dierenverblijven voor hokdierhouderijen alleen toegestaan indien als bewijs - uitgegeven door of namens gedeputeerde staten van Noord-Brabant - is overlegd dat:
    • 1. binnen het Stalderingsgebied een bestaand dierenverblijf van een hokdierenhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd; onder 'bestaand dierenverblijf' wordt in dit geval verstaan een feitelijk aanwezig, legaal opgericht dierenverblijf dat op grond van een omgevingsvergunning milieu (ex artikel 2.1.1.e Wabo) of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (ex artikel 2.1.i Wabo) of melding (ex artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer) op 17 maart 2017 en de daaraan voorafgaande drie jaar onafgebroken bedrijfsmatig is gebruikt voor het houden van landbouwhuisdieren;
    • 2. de oppervlakte van de sanering onder 1 tenminste 110 % bedraagt van de oppervlakte die in gebruik wordt genomen;
    • 3. de sanering zoals bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met het oprichten en in gebruik nemen van een gebouw als dierenverblijf en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling.

4.3.2 Afwijking schuilgelegenheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder a om een schuilgelegenheid buiten een bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. deze afwijking kan uitsluitend worden toegepast voor gronden binnen de aanduiding 'overige zone - schuilstallen'
  • b. het aantal toegestane schuilgelegenheden is als volgt afhankelijk van de omvang van de bijbehorende gronden:
    • 1. tenminste 0,5 ha aan gronden = 1 schuilgelegenheid;
    • 2. tenminste 2 ha aan gronden = 2 schuilgelegenheden;
    • 3. > 2 ha aan gronden = 1 schuilgelegenheid per volledige hectare;
  • c. schuilgelegenheden zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van een overkapping met ten hoogste 3, wanden, met een oppervlakte van ten hoogste 10 m2;
  • d. de hoogte van schuilgelegenheden bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de waarden zoals vermeld op de natuurwaardenkaart die als bijlage 3 bij de regels is opgenomen, mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

4.3.3 Afwijken paardenbak buiten bouwvlak (bouwwerken)

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder e om paardenbakken en bijbehorende voorzieningen, zoals stapmolens en longeercirkels, buiten een bouwvlak toe te staan voor hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:

  • a. de overige voorwaarden als genoemd in de subleden van lid 4.2.2 onder e van toepassing blijven;
  • b. de paardrijvoorziening uitsluitend buiten het bouwvlak mag worden gesitueerd indien situering binnen het bouwvlak redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • c. de waarden zoals vermeld op de natuurwaardenkaart die als bijlage 3 bij de regels is opgenomen, niet onevenredig worden aangetast;
  • d. door middel van een inrichtingsplan aangetoond wordt dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel waarbij tevens de waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder c niet onevenredig worden aangetast.

4.3.4 Afwijking permanente teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder a en/of c om permanente teeltondersteunende voorzieningen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte aan teeltondersteunende voorzieningen per bedrijf bedraagt ten hoogste 3 ha, met dien verstande dat de totale oppervlakte aan kassen per bedrijf niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte;
  • b. de teeltondersteunende voorzieningen dienen aansluitend aan het bouwvlak van het bijbehorende bedrijf gebouwd te zijn;
  • c. het toevoegen van bebouwing of verharding buiten het bouwvlak dient samen te gaan met de realisatie van voldoende waterbergingscapaciteit gelet op de regelgeving van het Waterschap;
  • d. de waarden zoals vermeld op de natuurwaardenkaart die als bijlage 3 bij de regels is opgenomen, mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel waarbij tevens de waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder c niet onevenredig worden aangetast.

4.3.5 Afwijking ruwvoeder buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 om buiten het bouwvlak bouwwerken, geen gebouw zijnde, toe te staan ten behoeve van de opslag van ruwvoeder, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het ruimtebeslag ten behoeve van de opslag van ruwvoeder buiten het bouwvlak, bedraagt ten hoogste 0,5 ha en grenst aan het bouwvlak van het bedrijf;
  • b. de oppervlakte van het bij het bedrijf behorende bouwvlak en het ruimtebeslag ten behoeve van de opslag van ruwvoeder buiten het bouwvlak, bedraagt gezamenlijk ten hoogste 2 ha;
  • c. het bedrijf dient in overwegende mate aangewezen te zijn op de opslag van ruwvoeder;
  • d. het bouwvlak biedt redelijkerwijs geen ruimte voor deze opslag.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
  • b. wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen is uitsluitend toegestaan indien: 
    • 1. de wijziging vergund is door middel van een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (of diens voorganger: de Natuurbeschermingswet 1998), of het bevoegd gezag verklaard heeft dat een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (of diens voorganger: de Natuurbeschermingswet 1998) niet noodzakelijk is, dan wel;
    • 2. de wijziging niet leidt tot een toename van stikstofdepositie vanaf de betreffende veehouderij of een toename van stikstofdepositie niet leidt tot een  overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000;
  • c. de vestiging van, de omschakeling naar en een toename van de oppervlakte dierenverblijf voor geitenhouderij is niet toegestaan;
  • d. de vestiging van, de omschakeling naar en een toename van de oppervlakte dierenverblijf voor hokdierhouderij is niet toegestaan;
  • e. het uitbreiden van de oppervlakte aan dierenverblijven voor overige veehouderij is niet toegestaan;
  • f. het gebruik van meer dan één bouwlaag van gebouwen voor het houden van vee is niet toegestaan, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
  • g. mestverwerking en -vergisting zijn uitsluitend toegestaan voor dierlijke meststoffen van dieren van het eigen bedrijf;
  • h. paardenbakken en andere paardrijvoorzieningen zoals stapmolens en longeerbakken zijn toegestaan binnen een bouwvlak en buiten een bouwvlak uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak', met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van een hobbymatige paardenbak ten hoogste 800 m² bedraagt;
    • 2. binnen bouwvlakken geldt dat een paardrijvoorziening achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel ligt;
    • 3. de afstand van een paardrijvoorziening tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;
  • i. de verkoopvloeroppervlakte in gebruik voor detailhandel als nevenactiviteit bedraagt ten hoogste 100 m2;
  • j. de oppervlakte in gebruik voor opslag als nevenfunctie ter plaatse van de aanduiding 'opslag' bedraagt ten hoogste 300 m2;
  • k. bij agrarische bedrijven waarbij een bedrijfswoning aanwezig is, is het gebruik ten behoeve van bed & breakfast toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal (slaap)kamers ten hoogste 2 en het aantal slaapplaatsen ten hoogste 4 bedraagt;
    • 2. de activiteit wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende bedrijfswoning;
    • 3. de activiteit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
  • l. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan met inachtname van de volgende regels:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
    • 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • m. (tijdelijke) huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - seizoensarbeiders' met dien verstande dat:
    • 1. deze huisvesting uitsluitend is toegestaan voor seizoensarbeiders die werkzaam zijn bij hetzelfde bedrijf waar de huisvesting wordt toegestaan;
    • 2. de huisvesting uitsluitend is toegestaan ten behoeve van het teeltseizoen, met een maximum van 10 maanden;
  • n. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

4.4.2 Evenemententerrein

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' is het gebruik als evenemententerrein toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een (op natuurlijke wijze bevroren) ijsbaan of een ander voor publiek bestemde uitvoering/ verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak;
  • b. een evenement duurt, inclusief opbouwen en afbreken, maximaal 7 aaneengesloten dagen; dit maximum geldt niet voor gebruik als ijsbaan;
  • c. het aantal evenementen bedraagt niet meer dan 3 per jaar;
  • d. er dient voor het evenement op het terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien;
  • e. gebruik voor parkeervoorzieningen is uitsluitend toegestaan gedurende maximaal de duur van het evenement, inclusief opbouwen en afbreken;
  • f. verhardingen en halfverhardingen zijn alleen toegestaan gedurende maximaal de duur van het evenement, inclusief opbouwen en afbreken;
  • g. bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, niet zijnde bouwwerken, zijn uitsluitend toegestaan gedurende maximaal de duur van het evenement, inclusief opbouwen en afbreken.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijking stikstofdepositie

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder b om een

toename van stikstofdepositie (als gevolg van wijziging van aanwezige dierplaatsen, diersoorten en/of stalsystemen) waarbij sprake is van (verdere) overschrijding van de kritische depositiewaarde voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000 toe te staan, indien hiervoor:

  • 1. nog ontwikkelingsruimte binnen het segment 'onder grenswaarde' binnen het PAS (Programmatische Aanpak Stikstof) aanwezig is, dan wel:
  • 2. nog ontwikkelingsruimte binnen het segment 'vrije ontwikkelingsruimte' binnen het PAS (Programmatische Aanpak Stikstof) aanwezig is.

4.5.2 Afwijking oppervlakte dierenverblijven en hokdierhouderij

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder d en/of e om een toename van de oppervlakte aan dierenverblijven en/of de vestiging van of omschakeling naar een hokdierhouderij toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. medewerking wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • b. afwijking is uitsluitend mogelijk indien de ontwikkeling milieuhygiënisch inpasbaar is;
  • c. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de kans op geurhinder, waarbij uitsluitend de achtergrondbelasting wordt beschouwd, op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20% , tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • d. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
  • e. medewerking wordt slechts verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • f. op de gronden met de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien - met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag - is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • g. in aanvulling op het bepaalde onder a t/m f, is de vestiging van, de omschakeling naar, de uitbreiding van en een toename van de oppervlakte dierenverblijf van een hokdierbedrijf alleen toegestaan indien als bewijs - uitgegeven door of namens gedeputeerde staten van Noord-Brabant - is overlegd dat:
    • 1. binnen het Stalderingsgebied een bestaand dierenverblijf van een hokdierenhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd; onder 'bestaand dierenverblijf' wordt in dit geval verstaan een feitelijk aanwezig, legaal opgericht dierenverblijf dat op grond van een omgevingsvergunning milieu (ex artikel 2.1.1.e Wabo) of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (ex artikel 2.1.i Wabo) of melding (ex artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer) op 17 maart 2017 en de daaraan voorafgaande drie jaar onafgebroken bedrijfsmatig is gebruikt voor het houden van landbouwhuisdieren;
    • 2. de oppervlakte van de sanering onder 1 tenminste 110 % bedraagt van de oppervlakte die in gebruik wordt genomen;
    • 3. de sanering zoals bedoeld onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met het oprichten en in gebruik nemen van een gebouw als dierenverblijf en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling.

4.5.3 Afwijking paardenbak buiten bouwvlak (gebruik)

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder h om

paardenbakken en bijbehorende voorzieningen, zoals stapmolens en longeercirkels, buiten een bouwvlak toe te staan voor hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:

  • a. de paardrijvoorziening direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gesitueerd;
  • b. de overige voorwaarden als genoemd in de subleden van lid 4.4.1 onder h van toepassing blijven;
  • c. de paardenbak uitsluitend buiten het bouwvlak mag worden gesitueerd indien situering binnen het bouwvlak redelijkerwijs niet mogelijk is:
  • d. de paardenbak milieuhygiënisch inpasbaar is;
  • e. de waarden zoals vermeld op de natuurwaardenkaart die als bijlage 3 bij de regels is opgenomen, niet onevenredig worden aangetast;
  • f. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel waarbij tevens de waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder c niet onevenredig worden aangetast.

4.5.4 Afwijking nevenfunctie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 om nevenfuncties bij het agrarisch bedrijf toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. de nevenfunctie zich richt op één van de volgende activiteiten;
    • 1. alternatieve voedselproductie;
    • 2. duurzame energieproductie in de vorm van zon-, wind- en/of biomassaenergie, uitgezonderd mestbewerking voor derden;
    • 3. vrijetijdsbesteding;
    • 4. bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 5. zorg;
  • b. de wijziging milieuhygiënisch inpasbaar is;
  • c. bebouwing behorende bij de nevenfunctie dient binnen het bouwvlak van het agrarisch bedrijf gesitueerd te zijn;
  • d. horeca uitsluitend is toegestaan voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van de functies als genoemd onder a;
  • e. voor het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van nevenfuncties door middel van een inrichtingsplan aangetoond dient te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel waarbij tevens de waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder c niet onevenredig worden aangetast.

4.5.5 Afwijking tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 onder m

de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. deze huisvesting uitsluitend is toegestaan bij (vollegronds)teeltbedrijven;
  • b. deze huisvesting uitsluitend is toegestaan voor seizoensarbeiders die werkzaam zijn bij hetzelfde bedrijf waar de huisvesting wordt toegestaan;
  • c. de huisvesting uitsluitend is toegestaan ten behoeve van het teeltseizoen, met een maximum van 10 maanden;
  • d. er geen sprake is van zelfstandige wooneenheden;
  • e. de huisvesting milieuhygiënisch inpasbaar is.

4.5.6 Afwijking plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 om het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. het bestaande aantal woningen mag niet toenemen;
  • d. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • e. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 4.2 van toepassing blijven.

4.5.7 Afwijking hondenuitlaatveld

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 om hondenuitlaatvelden toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. het hondenuitlaatveld milieuhygiënisch inpasbaar is;
  • b. de waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder c niet onevenredig worden aangetast.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Groenblauwe mantel zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, egaliseren, ontginnen, ophogen en het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • b. het aanleggen van bestratingen of andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, veranderen of dempen van waterlopen, alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • d. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

4.6.2 Uitzondering aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in lid 4.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

4.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6.1 zijn toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige natuur- en landschapswaarden.
4.7 Wijzigingsbevoegdheden
4.7.1 Vormverandering en/of uitbreiding bouwvlak agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor een vormverandering en/of uitbreiding van het bouwvlak van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak niet groter wordt dan:
    • 1. voor een (vollegronds)teeltbedrijf: 1,5 ha;
    • 2. voor een veehouderijbedrijf: 1,5 ha
    • 3. voor een productiegerichte paardenhouderij: 1,5 ha;
  • b. de noodzaak voor en de volwaardigheid en continuïteit van de bedrijfsvoering is aangetoond door een advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • c. vormverandering er niet toe mag leiden dat bestaande bedrijfsbebouwing buiten het bouwvlak komt te liggen;
  • d. medewerking slechts wordt verleend indien het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen (per bedrijf) niet wordt gewijzigd, met dien verstande dat dit wel is toegestaan indien:
    • 1. de wijziging vergund is door middel van een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (of diens voorganger: de Natuurbeschermingswet 1998), of het bevoegd gezag verklaard heeft dat een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (of diens voorganger: de Natuurbeschermingswet 1998) niet noodzakelijk is, dan wel;
    • 2. de wijziging niet leidt tot een toename van depositie vanaf de betreffende veehouderij of een toename van stikstofdepositie niet leidt tot een  overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000, dan wel;
    • 3. er nog ontwikkelingsruimte binnen het segment 'onder grenswaarde' binnen het PAS (Programmatische Aanpak Stikstof) aanwezig is, dan wel;
    • 4. er nog ontwikkelingsruimte binnen het segment 'vrije ontwikkelingsruimte' binnen het PAS (Programmatische Aanpak Stikstof) aanwezig is;
  • e. vormverandering en/of uitbreiding van het bouwvlak ten behoeve van een veehouderijbedrijf uitsluitend mogelijk is:
    • 1. indien voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
    • 2. indien is aangetoond dat de kans op geurhinder, waarbij uitsluitend de achtergrondbelasting wordt beschouwd, op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20% , tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
    • 3. indien is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
    • 4. indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
    • 5. indien bij bedrijven die binnen de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' liggen - met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals op basis van de Verordening ruimte Noord-Brabant zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag, is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • f. de vormverandering en/of uitbreiding van het bouwvlak milieuhygiënisch inpasbaar is;
  • g. de waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder c niet onevenredig worden aangetast;
  • h. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel waarbij tevens de waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder c niet onevenredig worden aangetast, met dien verstande dat de landschappelijke inpassing bij veehouderijbedrijven ten minste 10% van de oppervlakte van het vergrote bouwvlak bedraagt.

4.7.2 Ten behoeve van omvorming naar een productiegerichte paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen om de omvorming van een veehouderij naar een productiegerichte paardenhouderij mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  • a. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij wordt verwijderd en ter plaatse de aanduiding 'paardenhouderij' wordt opgenomen:
  • b. het bouwvlak een oppervlakte heeft van ten hoogste 1,5 ha;
  • c. het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen niet wordt gewijzigd, met dien verstande dat dit wel is toegestaan indien wijziging niet leidt tot een toename van de bestaande ammoniakemissie;
  • d. de wijziging milieuhygiënisch inpasbaar is.

4.7.3 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om - indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf - vervolgfuncties toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de vervolgfunctie dient te bestaan uit één van de volgende activiteiten:
    • 1. alternatieve voedselproductie;
    • 2. duurzame energieproductie in de vorm van zon-, wind- en/of biomassaenergie, uitgezonderd mestbewerking voor derden;
    • 3. vrijetijdsbesteding;
    • 4. bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 5. wonen;
  • b. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen gebouwd mogen worden en bestaande gebouwen niet mogen worden uitgebreid;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat nieuwe gebouwen zijn toegestaan indien er gebouwen gesloopt worden, met dien verstande dat:
    • 1. ten hoogste 75% van de gesloopte oppervlakte mag worden terug gebouwd;
    • 2. met de sloop geen rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of beeldbepalende panden (met de aanduiding 'karakteristiek') gemoeid zijn;
  • d. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder c niet onevenredig worden aangetast;
  • f. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal bedrijfswoningen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e, is woningsplitsing in maximaal 2 woningen mogelijk bij rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of beeldbepalende panden, met dien verstande dat de inhoud per woning ten minste 200 m3 bedraagt;
  • h. bij de wijziging wordt een aanduiding opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft:
  • i. de omvang van het bestemmingsvlak voor de vervolgfunctie mag ten hoogste 5.000 m2 bedragen;
  • j. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit Landschapsinvesteringsregeling;
  • k. deze wijzigingsbevoegdheid kan niet worden toegepast in situaties waarbij gebruik is gemaakt van een subsidieregeling voor sanering of verplaatsing.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschappelijke waarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschappelijke waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;

alsmede voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietspad': tevens een fietspad;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. extensief recreatief medegebruik;

en:

  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen;
  • f. erftoegangswegen voor aangrenzende bestemmingen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en geldt de volgende regel:

5.2.1 Buiten bouwvlak

Voor bouwwerken binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan;
  • b. mestplaten, sleufsilo's, schuilgelegenheden, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken en stapmolens zijn niet toegestaan;
  • c. de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak', met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van een hobbymatige paardenbak ten hoogste 800 m² bedraagt;
    • 2. de afstand van een paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 m bedraagt.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschappelijke waarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, egaliseren, ontginnen, ophogen en het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • b. het aanleggen van bestratingen of andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, veranderen of dempen van waterlopen, alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • d. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

5.4.2 Uitzondering aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

5.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 5.4.1 zijn toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige natuur- en landschapswaarden.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Realisatie nieuwe natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de realisatie van natuur, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging niet eerder wordt genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie dan wel via particulier natuurbeheerschap worden gerealiseerd;
  • b. verwerving van de om te vormen gronden dient op vrijwillige basis te geschieden.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  • a. bedrijven vallende in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. wonen in bedrijfswoningen, voor zover op basis van lid 6.2 een bedrijfswoning is toegestaan, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

alsmede voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf': tevens een loonbedrijf uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grondverzetbedrijf': tevens een grondverzetbedrijf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonwerk, grondverzet, transport en expeditie': tevens een bedrijf in loonwerk, grondverzet, transport en expeditie;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hovenier, kwekerij en modeltuin': tevens een hoveniersbedrijf uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, een kwekerij en een modeltuin;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier': tevens een hoveniersbedrijf uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum': tevens een tuincentrum;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoherstelbedrijf en autohandel: tevens een autoherstelbedrijf en autohandel;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - caravanhandel: tevens een caravanhandel;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houthandel: tevens een houthandel met daarbij behorende detailhandel in doe-het-zelf artikelen;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkfabriek': een timmerwerkfabriek uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hondenuitlaatservice': tevens een hondenuitlaatservice;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theehuis': tevens theehuis met terras als ondersteunende vorm van horeca met een oppervlakte van ten hoogste 200 m2;
  • o. ter plaatste van de aanduiding 'karakteristiek': tevens behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden van aangewezen beeldbepalende panden;

met dien verstande dat in afwijking van het bepaalde onder a ter plaatse van de volgende aanduidingen uitsluitend de volgende bedrijfstypen zijn toegestaan:

  • p. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': een nutsvoorziening;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - paardenhouderij': een bedrijfsmatige paardenhouderij;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': uitsluitend een opslagbedrijf;

en:

  • s. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' of de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven en met dien verstande dat in bouwvlakken die met een relatieteken aan elkaar gekoppeld zijn gezamenlijk 1 bedrijfswoning is toegestaan;
  • c. voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, geldt het volgende:
  bedrijfsgebouwen
 
bedrijfswoning   bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning  
max. inhoud (per bouwvlak)   -   750 m3   -  
max. oppervlakte (per bouwvlak)   rijhallen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - paardenhouderij': 1.000 m2

totaal:
volledig bouwvlak, tenzij anders aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak'  
-   90 m2  
max. goothoogte   6 m   4,5 m   3 m  
max. bouwhoogte   10 m   10 m   6 m  
min. / max. dakhelling   12°/45°   12°/45°   12°/45°  
min. afstand tot zijdelingse perceelsgrens   5 m   5 m   -  

  • d. bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, ten behoeve van paardenbakken en andere paardrijvoorzieningen zoals stapmolens en longeerbakken, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak', met dien verstande dat:
    • 1. binnen aanduidingsvlakken met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak' niet grenzend aan een bouwvlak:
      • uitsluitend omheiningen zijn toegestaan met een bouwhoogte die ten hoogste 1,7 m bedraagt;
      • aanvullend lichtmasten zijn toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m voor zover de de lichtmasten binnen 50 m van een verlichte, openbare weg liggen;
    • 2. binnen aanduidingsvlakken met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak' grenzend aan een bouwvlak:
      • de bouwhoogte van een omheining ten hoogte 1,7 m bedraagt;
      • de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
      • de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, ten behoeve van paardrijvoorzieningen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c, geldt ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend een goothoogte van ten hoogste 4 m;
  • f. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
    • 2. elders: 2 m;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder c om een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen die extra kan worden toegestaan, bedraagt ten hoogste 25% van de oppervlaktemaat aan bedrijfsgebouwen die op basis van oppervlaktemaat lid 6.2 is toegestaan;
  • b. heb bedrijf dient - ook na uitbreiding - milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel;
  • d. de noodzaak van de uitbreiding dient op basis van een gekwalificeerd bedrijfsplan aangetoond te zijn;
  • e. aangetoond dient te zijn dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet tot de mogelijkheden behoort of niet in verhouding staat tot de omvang van de beoogde uitbreiding.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan, met dien verstande dat in bouwvlakken die met een relatieteken aan elkaar gekoppeld zijn gezamenlijk 1 bedrijf is toegestaan;
  • b. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • c. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • d. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. aan de bedrijfstak gerelateerde en daaraan ondergeschikte detailhandel;
    • 2. detailhandel als bedoeld in lid 6.1 onder h, i, j;
    • 3. detailhandel als bedoeld in lid 6.1 onder k, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - doehetzelf'
  • e. horeca is uitsluitend toegestaan bij:
    • 1. de functie als bedoeld in lid 6.1 onder n;
    • 2. bedrijven als bedoeld in lid 6.1 onder f en h voor zover de horeca-activiteiten ondergeschikt en gerelateerd zijn aan de hoofdfunctie;
  • f. vuurwerkopslag is niet toegestaan;
  • g. buitenopslag bij een hoveniersbedrijf, niet zijnde opslag van planten, is toegestaan tot een maximum van 500 m2.
  • h. paardenbakken en andere paardrijvoorzieningen zoals stapmolens en longeerbakken zijn toegestaan binnen een bouwvlak en buiten een bouwvlak uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paardenbak', met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van een hobbymatige paardenbak ten hoogste 800 m² bedraagt;
    • 2. binnen bouwvlakken geldt dat een paardrijvoorziening achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel ligt;
    • 3. de afstand van een paardrijvoorziening tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;
  • i. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn bij het wonen in een bedrijfswoning toegestaan met inachtname van de volgende regels:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
    • 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. de activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit.
  • j. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit één categorie hoger dan in lid 6.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 6.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 6.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
6.6.1 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om - indien sprake is van een algehele beëindiging van een bedrijf - vervolgfuncties toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de vervolgfunctie dient te bestaan uit één van de volgende activiteiten:
    • 1. alternatieve voedselproductie;
    • 2. energieproductie;
    • 3. vrijetijdsbesteding;
    • 4. wonen;
  • b. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen gebouwd mogen worden en bestaande gebouwen niet mogen worden uitgebreid;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat nieuwe gebouwen zijn toegestaan indien in er gebouwen gesloopt worden, met dien verstande dat:
    • 1. ten hoogste 75% van de gesloopte oppervlakte mag worden terug gebouwd;
    • 2. met de sloop geen rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of beeldbepalende panden (met de aanduiding 'karakteristiek') gemoeid zijn;
  • d. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e, is woningsplitsing in maximaal 2 woningen mogelijk bij rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of beeldbepalende panden ten behoeve van het behoud van het pand, met dien verstande dat de inhoud per woning ten minste 200 m3 bedraagt;
  • g. bij de wijziging wordt een aanduiding opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft:
  • h. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit de Landschapsinvesteringsregeling.

Artikel 7 Cultuur en ontspanning - Dorpsboerderij

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning - Dorpsboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een dorpsboerderij met speelvoorzieningen;
  • b. kleinschalige agrarische activiteiten inclusief het telen van gewassen en het fokken en houden van dieren;
  • c. sociale, culturele en educatieve activiteiten;

alsmede voor:

  • d. horeca ter ondersteuning en ten dienste van de dorpsboerderij;
  • e. detailhandel ter ondersteuning en ten dienste van de dorpsboerderij;

en:

  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • c. voor bedrijfsgebouwen geldt het volgende:
      bedrijfsgebouwen  
    max. oppervlakte (per bouwvlak)   zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak'  
    max. goothoogte   6 m  
    max. bouwhoogte   10 m  
    min. / max. dakhelling   12°/45°  
    min. afstand tot zijdelingse perceelsgrens   5 m  
  • d. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
    • 2. elders: 2 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. sociale, culturele en educatieve activiteiten als bedoeld in lid 7.1 onder c zijn uitsluitend toegestaan tussen 09.00 en 17.00 uur;
  • b. tijdens feestdagen zoals Sinterklaas, Kerst, Pasen zijn evenementen toegestaan, waarbij door middel van een evenementenvergunning kan worden afgeweken van de tijden als genoemd onder a;
  • c. muziek is uitsluitend toegestaan voor zover niet hoorbaar aan de buitenrand van het bestemmingsvlak.

Artikel 8 Cultuur en ontspanning - Hooidonkse Watermolen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - Hooidonkse Watermolen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een dubbele waterradmolen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - molen';
  • b. het malen van meel in de watermolen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - molen';
  • c. educatieve activiteiten, zoals natuur- en cultuureducatie, die een relatie hebben met de watermolen, alsmede daaraan gerelateerde en ondergeschikte verkoop van niet-acoholische dranken en ter plaatse gemalen meel;
  • d. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 2';

en:

  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend bestaande gebouwen zijn toegestaan;
  • b. ter plaatse van de met een relatie gekoppelde aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 2' is maximaal één woning toegestaan;
  • c. de goothoogte mag maximaal 2,5 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 5,5 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c. mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - molen' de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.

8.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Bijgebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 m bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 om nieuwbouw of herbouw van gebouwen toe te staan, met dien verstande dat dit geen onevenredige belemmeringen met zich mee brengt op het gebied van waterhuishouding en overstromingsrisico's. Hierover dient het bevoegd gezag advies in te winnen bij de waterbeheerder.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de aanwezigheid van groepen ten behoeve van de in 8.1 onder c. genoemde doeleinden is uitsluitend toegestaan gedurende maximaal 3 dagen per week, uitsluitend tussen 10.00 uur en 17.00 uur;
  • b. de opslag van graan en ter plaatse gemalen meel is toegestaan in molengebouwen, bijgebouwen en het bakhuisje.

Artikel 9 Cultuur en ontspanning - Opwettense Watermolen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - Opwettense Watermolen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een watermolen, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • b. museumfunctie in de vorm van bezichtigingsmogelijkheden van en voorlichting over de watermolen, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • c. kleinschalige, ondergeschikte detailhandel in de vorm van verkoop van ter plaatse gemalen producten, alsmede van aanverwante producten ten behoeve van het bakken van brood en broodwaren;
  • d. een restaurant, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';

en

  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend bestaande gebouwen zijn toegestaan;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte; in afwijking hiervan mogen ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte', de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan met die aanduiding is aangegeven;
  • c. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 m bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 om nieuwbouw of herbouw van gebouwen toe te staan, met dien verstande dat dit geen onevenredige belemmeringen met zich mee brengt op het gebied van waterhuishouding en overstromingsrisico's. Hierover dient het bevoegd gezag advies in te winnen bij de waterbeheerder.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven uit categorie 1 (a, b en c) van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. wonen in bedrijfswoningen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat in afwijking van het bepaalde onder a ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' uitsluitend het gebruik ten behoeve van een bedrijfswoning is toegestaan;

alsmede voor:

  • c. ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zalenverhuur': tevens zalenverhuur uit categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;

en:

  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. voor zover binnen het bestemmingsvlak de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - speeltoestellen' is opgenomen, zijn speeltoestellen alsmede daarbij behorende bouwwerken uitsluitend ter plaatse van deze aanduiding toegestaan;
  • c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • d. voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, geldt het volgende:
      bedrijfsgebouwen   bedrijfswoning   bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning  
    max. inhoud (per bouwvlak)   -   750 m3   -  
    max. oppervlakte (per bouwvlak)   zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak'   -   90 m2  
    max. goothoogte   6 m   4,5 m   3 m  
    max. bouwhoogte   10 m   10 m   6 m  
    min. / max. dakhelling   12°/45°   12°/45°   12°/45°  
    min. afstand tot zijdelingse perceelsgrens   5 m   5 m   -  
  • e. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
    • 2. elders: 2 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
10.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn bij het wonen in een bedrijfswoning toegestaan met inachtname van de volgende regels:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
    • 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. de activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit.
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

Artikel 11 Horeca - Opwettense Watermolen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - Opwettense Watermolen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vergaderfaciliteiten;
  • b. bed & breakfast;
  • c. uitsluitend parkeervoorzieningen met bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'; een en ander mede ten behoeve van de horecafunctie ter plaatse van de aanduiding 'horeca' binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning - Opwettense Watermolen';

en:

  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan met die aanduiding is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercenatge (%)' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan met die aanduiding is aangegeven.
  • d. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 m bedragen.

Artikel 12 Landgoed - Soeterbeek

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Landgoed - Soeterbeek' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. landgoederen met bijbehorende parkachtige aanleg;
  • b. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. agrarisch grondgebruik;
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

alsmede voor:

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoor;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. extensief recreatief medegebruik;

en:

  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met uitzondering van de tuinschuur en het houthok zoals aanwezig op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan;
  • b. per bouwvlak bedraagt het aantal woningen ten hoogste 1, met dien verstande dat het landhuis ter plaatse van de aanduiding 'landhuis' als woning wordt aangemerkt;
  • c. voor woningen, daarbij behorende bijgebouwen en overkappingen en overige gebouwen geldt het volgende:

  hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'landhuis'   hoofdgebouw
elders  
bijgebouwen en overkappingen bij de woning   tuinschuur en houthok  
max. inhoud (per bouwvlak)   -   750 m3   -   *  
max. oppervlakte (per bouwvlak)   -   -   90 m2   *  
max. goothoogte   10 m   4,5 m   3 m   *  
max. bouwhoogte   15 m   10 m   6 m   *  
min. / max. dakhelling   -   12°/45°   12°/45°   *  

* zoals aanwezig op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan

  • d. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 om:

  • a. hoofdgebouwen toe te staan met een grotere inhoudsmaat;
  • b. hoofdgebouwen uit te breiden tot buiten het bouwvlak;
  • c. bijgebouwen toe te te staan tot een grotere oppervlaktemaat;
  • d. bijgebouwen tot te staan buiten het bouwvlak;

met dien verstande dat:

  • e. de waarden als bedoeld in lid 12.1 onder d en e niet onevenredig worden geschaad.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan met inachtname van de volgende regels:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
    • 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. bed & breakfast is toegestaan aan huis, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal (slaap)kamers ten hoogste 2 en het aantal slaapplaatsen ten hoogste 4 bedraagt;
    • 2. de activiteit wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. de activiteit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van maatschappelijk - gildeterrein': een gildeterrein;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven': een scoutingvereniging of verenigingsleven Jong Nederland;

alsmede voor:

  • c. detailhandel, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van functies als genoemd onder a en b;
  • d. horeca, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van de functies als genoemd onder a en b;

en:

  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • c. voor gebouwen geldt het volgende:
      gebouwen  
    max. oppervlakte (per bouwvlak)   zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak'  
    max. goothoogte   4 m  
    max. bouwhoogte   6 m  
  • d. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
    • 2. elders: 2 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
13.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan de hoofdactiviteiten, zoals bedoeld in lid 13.1 onder a en b, gerelateerde evenementen zijn toegestaan.
13.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 en 13.3 om andere vormen van verenigingsleven en daarmee gelijk te stellen sociale en culturele activiteiten toe te staan.

Artikel 14 Maatschappelijk - Begraafplaats

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

 

Artikel 15 Maatschappelijk - Hooidonkse Watermolen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijke - Hooidonkse Watermolen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van het uitoefenen van religie;

en

  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte mag maximaal 4 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag maximaal 6,5 m bedragen.
  • d. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 2 m bedragen.

Artikel 16 Molen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een molen;
  • b. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

alsmede voor:

  • c. detailhandel, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van functie als genoemd onder a;

en:

  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste 1 (bedrijfs)woning toegestaan;
  • c. voor de molen en bedrijfswoningen, geldt het volgende:
  molen   bedrijfswoning  
max. inhoud (per bouwvlak)   -   750 m3  
max. oppervlakte (per bouwvlak)   -   -  
max. goothoogte   -   4,5 m  
max. bouwhoogte   25 m   10 m  

  • d. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
    • 2. elders: 2 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
16.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn bij het wonen in een (bedrijfs)woning toegestaan met inachtname van de volgende regels:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
    • 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. de activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit.
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

Artikel 17 Natuur

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosbouw en houtproductie;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

alsmede voor:

  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein': tevens een motorcrossterrein;
  • f. ter plaatse van de aanduiding ' parkeerterrein': tevens een half-verhard parkeerterrein;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad': tevens een zwembad;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'scouting': een evenemententerrein voor scoutingwedstrijden;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - vistrap': een vistrap;

en:

  • j. paden en erftoegangswegen.
17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen en schuilvoorzieningen hebben een bouwhoogte van ten hoogste 3 m en een oppervlakte van ten hoogste 4 m2;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b, zijn ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein' uitsluitend de volgende gebouwen en overkappingen toegestaan, welke zich binnen het aanduidingsvlak 'specifieke bouwaanduiding - motorcrossterrein' dienen te bevinden:
    • 1. een overkapping ten behoeve van materialenopslag van 4,5 m x 2,5 m en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
    • 2. een starthok van 1,5 m x 2,5 m met luifel van 1,5m x 2,5 m, ieder met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
    • 3. een opslagruimte van 13,5 m x 2,5 m met luifel van 8,5 m x 5 m, ieder met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
    • 4. bedieningspunt voor het starthek van 1,5 m x 1,5 m met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn ter plaatse van de aanduiding 'zwembad' gebouwen toegestaan, met dien verstande dat uitsluitend de bestaande gebouwen met ten hoogste de bestaande afmetingen zijn toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 2 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 onder a om erf- en terreinafscheidingen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van een erfafscheiding bij woningen grenzend aan de bestemming Natuur ten hoogste 2 m, met dien verstande dat deze erfafscheidingen niet hoger mogen zijn dan voor het waarborgen van de privacy noodzakelijk;
  • c. het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht;
  • d. afwijken leidt niet tot een onevenredige aantasting van natuur- en landschapswaarden van de omgeving.
17.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. lawaaisporten zijn niet toegestaan, met uitzondering van motorcross ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein':
  • b. het motorcrossterrein is uitsluitend te gebruiken als oefenterrein, motorcrosswedstrijden zijn niet toegestaan, met dien verstande dat motorcrossen uitsluitend is toegestaan op woensdag en zaterdag, beide dagen tussen 14.30 en 18.00 uur;
  • c. het aantal evenementen ter plaatse van de aanduiding 'scouting' bedraagt ten hoogste 1 per jaar;
  • d. verblijfsrecreatie is niet toegestaan.
17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, egaliseren, ontginnen, ophogen en het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • b. het aanleggen van bestratingen of andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, veranderen of dempen van waterlopen, alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • d. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

17.5.2 Uitzondering aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in lid 17.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

17.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 17.5.1 zijn toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige natuur- en landschapswaarden.

17.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Natuur te wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', om op die manier een bijgebouw en/of overkapping mogelijk te maken behorende bij de bewoning in de Hooidonkse Watermolen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 3 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 6 m;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 80 m2 bedragen;
  • c. de wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de waarden zoals vermeld op de natuurwaardenkaart die als bijlage 3 bij de regels is opgenomen, mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 18 Recreatie - Logies

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Logies' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie in de vorm van het verstrekken van logies;
  • b. het wonen in bedrijfswoningen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

alsmede voor:

  • c. horeca, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van functie als genoemd onder a;
  • d. detailhandel, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van functie als genoemd onder a;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens:
    • 1. vergaderfaciliteiten;
    • 2. een landschapstuin;
    • 3. een theetuin;

en:

  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat in bouwvlakken die met een relatieteken aan elkaar gekoppeld zijn gezamenlijk 1 bedrijfswoning is toegestaan;
  • c. voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, geldt het volgende:
  bedrijfsgebouwen   bedrijfswoning   bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning  
max. inhoud (per bouwvlak)   -   750 m3   -  
max. oppervlakte (per bouwvlak)   zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' * / **   -   90 m2  
max. goothoogte   6 m   4,5 m   3 m  
max. bouwhoogte   10 m   10 m   6 m  
min. / max. dakhelling   12°/45°   12°/45°   12°/45°  
min. afstand tot zijdelingse perceelsgrens   5 m   5 m   -  

* ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - algehele oppervlakte' geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen, bedrijfswoning en daarbij behorende bijgebouwen en overkappingen aan de aangeduide maximum oppervlaktemaat dient te voldoen;

** binnen bouwvlakken die met het figuur 'relatieteken' aan elkaar gekoppeld zijn, bedraagt de oppervlakte van bedrijfsgebouwen in beide bouwvlakken gezamenlijk ten hoogste de aangeduide oppervlakte;

  • d. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
    • 2. elders: 2 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
18.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn bij het wonen in een bedrijfswoning toegestaan met inachtname van de volgende regels:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
    • 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. de activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit.
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

Artikel 19 Recreatie - Minicamping

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Minicamping' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. minicamping;
  • b. een paardenstal, ten dienste van de minicamping;
  • c. een koetshuis, ten dienste van de minicamping;

alsmede voor:

  • d. horeca, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van functie als genoemd onder a;
  • e. detailhandel, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van functie als genoemd onder a;

en:

  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 5;
  • c. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • d. voor bedrijfsgebouwen geldt het volgende:
      bedrijfsgebouwen  
    max. oppervlakte (per bouwvlak)   zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak'  
    max. goothoogte   6 m  
    max. bouwhoogte   10 m  
    min. / max. dakhelling   12°/45°  
    min. afstand tot zijdelingse perceelsgrens   5 m  
  • e. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
    • 2. elders: 2 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 onder d, om een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen die extra kan worden toegestaan, bedraagt ten hoogste 25% van de oppervlaktemaat aan bedrijfsgebouwen die op basis van oppervlaktemaat lid 19.2 is toegestaan;
  • b. de minicamping dient - ook na uitbreiding - milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel.

Artikel 20 Recreatie - Recreatieplas

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatieplas' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een recreatieplas;
  • b. horecabedrijven uit categorie 1 (a, b en c) van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • c. het wonen in bedrijfswoningen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

alsmede voor:

  • d. detailhandel, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van functies als genoemd onder a en b;

en:

  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • c. voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, geldt het volgende:
      bedrijfsgebouwen   bedrijfswoning   bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning  
    max. inhoud (per bouwvlak)   -   750 m3   -  
    max. oppervlakte (per bouwvlak)   zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak'   -   90 m2  
    max. goothoogte   6 m   4,5 m   3 m  
    max. bouwhoogte   10 m   10 m   6 m  
    min. / max. dakhelling   12°/45°   12°/45°   12°/45°  
    min. afstand tot zijdelingse perceelsgrens   5 m   5 m   -  
  • d. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
    • 2. elders: 2 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
20.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn bij het wonen in een bedrijfswoning toegestaan met inachtname van de volgende regels:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
    • 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. de activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit.
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

Artikel 21 Recreatie - Recreatiewoning

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste 1 recreatiewoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' uitsluitend bijgebouwen zijn toegestaan;
  • c. de goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van een recreatiewoning - inclusief aan- en uitbouwen- bedragen ten hoogste de bestaande goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte;
  • d. per recreatiewoning is ten hoogste 1 bijgebouw toegestaan, met dien verstande dat de oppervlakte van een bijgebouw ten hoogste 15 m2 bedraagt en de goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 22 Recreatie - Volkstuin

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen', is per volkstuin is één gebouw toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van de betreffende volkstuin tenminste 75 m2 bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van gebouw ten hoogste 10 m2 bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 3 m bedraagt:
  • c. in aanvulling op het bepaalde onder b, is met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen', per bouwvlak één gebouw ten behoeve van algemene bergruimte toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 35 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' geen gebouwen toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,5 m.
22.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van gebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte of voor verblijfsrecreatie is niet toegestaan.

Artikel 23 Sport - Manege

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een manege;
  • b. het wonen in bedrijfswoningen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

alsmede voor:

  • c. horeca, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van functie als genoemd onder a;
  • d. detailhandel, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van functie als genoemd onder a;

en:

  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn geen bedrijfsgebouwen toegestaan;
  • d. voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, geldt het volgende:
      bedrijfsgebouwen   bedrijfswoning   bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning  
    max. inhoud (per bouwvlak)   -   750 m3   -  
    max. oppervlakte (per bouwvlak)   zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak'   -   90 m2  
    max. goothoogte   6 m   4,5 m   3 m  
    max. bouwhoogte   10 m   10 m   6 m  
    min. / max. dakhelling   12°/45°   12°/45°   12°/45°  
    min. afstand tot zijdelingse perceelsgrens   5 m   5 m   -  
  • e. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
    • 2. elders: 2 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
23.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn bij het wonen in een bedrijfswoning toegestaan met inachtname van de volgende regels:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
    • 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. de activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit.
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • c. overnachtingsmogelijkheden zijn toegestaan voor stagiairs van de manege.

Artikel 24 Verkeer

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, met dien verstande dat het aantal doorgaande rijbanen ten hoogste 2x1 bedraagt, behoudens;
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2x2 rijbanen', waar het aantal doorgaande rijbanen ten hoogste 2x2 bedraagt;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2x3 rijbanen', waar het aantal doorgaande rijbanen ten hoogste 2x3 bedraagt;
  • b. voet- en fietspaden;

alsmede:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': een zendmast;
  • d. ter plaatse van de Soeterbeekseweg en Broekdijk-Eikelkampen-Hooidonk, met uitzondering van het deel tussen de Hoekstraat en de Nieuw Ervenseweg : behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden in de vorm van klinkerbestrating;

en:

  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, bruggen, wildbegeleidings- en -beschermingsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte per gebouw ten hoogste 10 m2 bedraagt;
    • 2. de goothoogte van gebouwen ten hoogste 3 m bedraagt
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 18 m, met uitzondering van lichtmasten ter plaatse van de aanduiding van 'specifieke vorm van verkeer - 1' alwaar de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 3 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 15 m, met uitzondering van de zendmast ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie'.

24.3 Specifieke gebruiksregels

a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' mag de weg uitsluitend worden gebruikt als ontsluiting bij calamiteiten.

Artikel 25 Verkeer - Onverhard

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onverharde wegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, bruggen, wildbegeleidings en -beschermingsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

Artikel 26 Verkeer - Railverkeer

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen en toegangswegen, nutsvoorzieningen, bruggen, wildbegeleidings en -beschermingsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
26.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Artikel 27 Water

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van hoofdwatergangen;
  • b. oppervlaktewater;
  • c. retentie van water;
  • d. wateraanvoer en waterafvoer;
  • e. bermen en taluds;
  • f. bruggen;
  • g. raderen van in aangrenzende bestemmingen toegestane watermolens;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'stuw': tevens een stuw met voorziening voor energieopwekking;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - vistrap': een vistrap;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. natuur, natuurontwikkeling en extensief recreatief medegebruik.
27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Artikel 28 Water - Vaarweg

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van hoofdwatergangen;
  • b. vaarwater ten behoeve van de scheep- en recreatievaart
  • c. oppervlaktewater;
  • d. retentie van water;
  • e. wateraanvoer en waterafvoer;
  • f. bermen en taluds;
  • g. bruggen ten behoeve van langzaam verkeer en/of bestemmingsverkeer;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen.
28.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Artikel 29 Wonen

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

alsmede voor:

  • b. ter plaatste van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoor;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens opslag;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens het gebruik van de woning als recreatiewoning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dagbesteding ouderen': tevens een voorziening voor dagbesteding door ouderen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': tevens het behoud, herstel en beheer van de cultuurhistorische waarden;

en:

  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
29.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' geen gebouwen zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' uitsluitend bijgebouwen zijn toegestaan;
  • b. per bouwvlak bedraagt het aantal woningen ten hoogste 1, met dien verstande dat:
    • 1. in afwijking daarvan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangeduide aantal woningen is toegestaan;
    • 2. in afwijking daarvan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' geen woningen zijn toegestaan
  • c. voor hoofdgebouwen, incl. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt het volgende:
      hoofdgebouw incl. aan- en uitbouwen   bijgebouwen en overkappingen  
    max. inhoud (per bouwvlak)   750 m3   -  
    max. oppervlakte (per bouwvlak)   -   90 m2  
    max. goothoogte   4,5 m   3 m  
    max. bouwhoogte   10 m   6 m  
    min. / max. dakhelling   12°/55°   12°/55°  
    min. afstand tot zijdelingse perceelsgrens   5 m   -  
    min. / max. tot hoofdgebouw   -   vrijstaande bijgebouwen: 2 m / 10 m  
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c. geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beperkte inhoud' voor hoofdgebouwen, incl. aan- en uitbouwen, een maximum inhoud van 200 m3;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c. geldt ter plaatse van de aanduiding ' specifieke bouwaanduiding - ruimte voor ruimte' voor hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, een inhoud van ten hoogste 1.000 m3;
  • f. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. per bouwvlak ten hoogste 1 paardenbak is toegestaan;
    • 2. een paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    • 3. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;
    • 5. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    • 6. de afstand van een paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 m bedraagt;
  • g. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. voor de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan): 1 m
    • 2. elders: 2 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
29.3 Afwijken van de bouwregels
29.3.1 Grotere inhoudsmaat hoofdgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2 onder c om een grotere inhoudsmaat voor hoofdgebouwen (incl. aan- en uitbouwen) toe te staan tot een maximum van 1.000 m3, met inachtneming van het volgende:

  • a. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit de beleidsregels Buitengebied in ontwikkeling, waarbij in ieder geval sprake dient te zijn van een langgevelboerderij.

29.3.2 Erfbebouwing met plat dak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2 onder c om aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen met een plat dak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. het verlenen van de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van de belangen van naburige erven;
  • b. het verlenen van de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

29.3.3 Grotere oppervlakte bijgebouwen bij sloop voormalige bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2 onder c om een grotere oppervlakte aan bijgebouwen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de grotere oppervlakte aan bijgebouwen kan worden toegestaan indien voormalige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel gesloopt worden;
  • b. de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt 90 m2, vermeerderd met 20% van het meerdere van 90m2 aan bijgebouwen en voormalige bedrijfsgebouwen dat voor de sloop aanwezig was, met een maximum van 200 m2;
  • c. met de sloop mogen geen rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of beeldbepalende panden (met de aanduiding 'karakteristiek') gemoeid zijn.

29.3.4 Grotere oppervlakte bijgebouwen bij vervanging bestaande bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2 onder c om een grotere oppervlakte aan bijgebouwen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de grotere oppervlakte aan bijgebouwen kan worden toegestaan indien bestaande bijgebouwen, die de toegestane oppervlakte van 90m2 overschrijden, worden vervangen;
  • b. de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt in dat geval 75% van de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen die voor de sloop aanwezig was;
  • c. met de sloop mogen geen rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of beeldbepalende panden (met de aanduiding 'karakteristiek') gemoeid zijn.

29.3.5 Grotere hoogte erfafscheiding voor de voorgevel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2 onder g om een grotere hoogte van erfafscheidingen voor de hoofdgevel van het hoofdgebouw toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. het verlenen van de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van de belangen van naburige erven;
  • b. het verlenen van de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de hoofdgevel bedraagt ten hoogste 2 m.

29.3.6 Woningsplitsing in voormalige boerderijen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2 onder b om via woningsplitsing extra woningen toe te staan binnen voormalige boerderijen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de woningsplitsing is uitsluitend toegestaan voor zover de extra woning(en) bijdragen aan het herstel of behoud van de voormalige boerderij;
  • b. voor zover geen sprake is van een monument of beeldbepalend pand (met de aanduiding karakteristiek), dient de initiatiefnemer voor iedere toe te voegen woning te beschikken over een Ruimte-voor-Ruimte titel;
  • c. het aantal woningen bedraagt na splitsing ten hoogste 3;
  • d. woningsplitsing in twee woningen is uitsluitend toegestaan als de inhoud van het te splitsen pand meer dan 1.000 m³ bedraagt;
  • e. woningsplitsing in drie woningen is uitsluitend toegestaan als de inhoud van het te splitsen pand meer dan 1.000 m³ bedraagt;
  • f. de toe te voegen woning(en) dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. voor zover het pand is aangemerkt als rijksmonument, gemeentelijk monument of beeldbepalend pand (met de aanduiding 'karakteristiek') de cultuurhistorische waarden niet onevenredig geschaad worden;
    • 1. de woningen dienen gesitueerd te zijn binnen de oorspronkelijke hoofdbouwmassa (woning + deel) van de boerderij waarbij het uitwendige karakter – zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting – behouden blijft.
29.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan met inachtname van de volgende regels:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
    • 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. bed & breakfast is toegestaan aan huis, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal (slaap)kamers ten hoogste 2 en het aantal slaapplaatsen ten hoogste 4 bedraagt;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - b&b6' ten hoogste 3 (slaap)kamers en ten hoogste 6 slaapplaatsen toegestaan;
    • 3. de activiteit wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 4. de activiteit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
  • c. de functies als genoemd in lid 29.1 onder b en c zijn toegestaan met inachtname van de volgende maximum oppervlakten:
    • 1. kantoor - Broekdijk 1 - 113 m2;
    • 2. kantoor - Gerwenseweg 17 - 160 m2;
    • 3. opslag - De Geer 6 - 90 m2.
  • d. de dagbesteding voor ouderen als bedoeld in 29.1 onder e is uitsluitend toegestaan in de bijgebouwen bij de woning;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

Artikel 30 Wonen - Broeksche Erven

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Broeksche Erven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

en:

  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
30.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

30.2.1 Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen één woning, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de gezamelijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen per woning mag maximaal 200 m² bedragen;
  • d. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot een woning moet minimaal 2,00 meter en mag maximaal 10,00 meter bedragen;
  • e. de goothoogte van de woning mag maximaal 7,00 meter bedragen;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3,50 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van de woning mag maximaal 12,00 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 7,00 meter bedragen;
  • i. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 3,50 meter bedragen;
  • j. de woning, de bijgebouwen dienen met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° te worden afgedekt.

30.2.2 Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en open overkappingen per woning mag maximaal 200 m² bedragen;
  • c. de afstand tussen een bijgebouw en het hoofdgebouw moet minimaal 5,00 meter bedragen;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3,50 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 7,00 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 3,50 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2,00 meter mag bedragen;
  • g. bijgebouwen dienen met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° te worden afgedekt.

30.2.3 Overige regels
  • a. buiten de aanduidingen 'bouwvlak' en 'bijgebouwen' mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3,50 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,50 meter mag bedragen.
30.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan met inachtname van de volgende regels:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
    • 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. bed & breakfast is toegestaan aan huis, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal (slaap)kamers ten hoogste 2 en het aantal slaapplaatsen ten hoogste 4 bedraagt;
    • 2. de activiteit wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. de activiteit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

Artikel 31 Wonen - Hooidonkse Watermolen

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Hooidonkse Watermolen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. natuur- en cultuureducatie en kleinschalige horeca in de vorm van verkoop van niet-alcoholische dranken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1';

en:

  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

31.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

31.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak, met uitzondering van delen van bouwvlakken waar de aanduiding 'bijgebouwen' is opgenomen;
  • b. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan; in afwijking hiervan is ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', maximaal het met die aanduiding aangegeven aantal woningen toegestaan;
  • c. de inhoud van een hoofdgebouw mag maximaal 1000 m3 bedragen; voor zover de inhoud ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen mag maximaal 4,5 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 10 m;
  • e. de dakhelling van hoofdgebouwen mag niet minder dan 12° en niet meer dan 45° bedragen.

31.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' uitsluitend een bijgebouw is toegestaan.
  • b. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 3 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 6 m;
  • c. de bebouwde oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 90 m2per woning bedragen.

31.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 m bedragen.

31.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan met inachtname van de volgende regels:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
    • 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. bed & breakfast is toegestaan aan huis, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal (slaap)kamers ten hoogste 2 en het aantal slaapplaatsen ten hoogste 4 bedraagt;
    • 2. de activiteit wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. de activiteit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

Artikel 32 Wonen - Opwettense Watermolen

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Opwettense Watermolen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

en:

  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
32.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

32.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • c. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak;
  • d. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan;
  • e. de inhoud van een hoofdgebouw mag maximaal 1.000 m3 bedragen; voor zover de inhoud ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum, voorzover het bouwwerk legaal (in overeenstemming met de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) is of mag worden gebouwd;
  • f. de goothoogte van hoofdgebouwen mag maximaal 6 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 10 m;
  • g. de dakhelling van hoofdgebouwen mag niet minder dan 12° en niet meer dan 45° bedragen.

32.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 3 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 6 m;
  • c. de bebouwde oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 90 m2 per woning bedragen.

32.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 m bedragen.
32.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan met inachtname van de volgende regels:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning met een maximum van 50 m2;
    • 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. bed & breakfast is toegestaan aan huis, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal (slaap)kamers ten hoogste 2 en het aantal slaapplaatsen ten hoogste 4 bedraagt;
    • 2. de activiteit wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    • 3. de activiteit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

Artikel 33 Wonen - Woonwagenterrein

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woonwagens, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning': tevens een gemeenschapsgebouw voor cultureel-maatschappelijke activiteiten;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
33.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woonwagens bedraagt ten hoogste 20;
  • c. de oppervlakte van een standplaats bedraagt ten minste 145 m2 en ten hoogste 245 m2;
  • d. per woonwagenstandplaats is ten hoogste 1 woonwagen toegestaan, waarvan de oppervlakte ten hoogste 100m2 bedraagt;
  • e. van woonwagens bedraagt de goothoogte ten hoogste 3,5 m en de bouwhoogte ten hoogste 5 m;
  • f. bij een woonwagen is ten hoogste 1 bijgebouw toegestaan, zoals een sanitairunit en/of bergruimte, waarvan de oppervlakte ten hoogste 20m2 mag bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 3,5m mag bedragen;
  • g. de afstand van bijgebouwen tot de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens bedraagt ten minste 7 m;
  • h. de onderlinge afstand tussen woonwagens bedraagt ten minste 5 m;
  • i. de afstand tussen een woonwagen en een bijgebouw bedraagt ten minste 1 m;
  • j. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. voor de voorgevel van de woonwagen (en het verlengde daarvan) en tot 1 m daarachter: 1 m;
    • 2. elders: 2 m;
  • k. de maatvoering van het gemeenschapsgebouw ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' bedraagt ten hoogste 12m x 15m met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • l. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5.
33.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • b. de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf en het plaatsen van reclame-uitingen is niet toegestaan;
  • c. het plaatsen van caravans is niet toegestaan;
  • d. het gebruiken van een bouwwerk voor een dakterras is niet toegestaan.
  • e. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan met inachtname van de volgende regels:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik voor deze activiteiten bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betreffende woonwagen;
    • 2. de activiteiten worden uitgevoerd door de bewoner(s) van de betreffende woonwagen;
    • 3. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
    • 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn opgenomen in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 5. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Artikel 34 Leiding - Brandstof 1

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een brandstoftransportleiding.

34.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 34.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
34.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 34.2 onder b, met dien verstande dat:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
34.4 Specifieke gebruiksregels

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de brandstofleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

34.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Brandstof 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het vellen of rooien van houtgewas;
  • d. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

34.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 34.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 34.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

34.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 34.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 35 Leiding - Brandstof 2

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een buiten gebruik gestelde brandstoftransportleiding.

35.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 35.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
35.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 35.2 onder b, met dien verstande dat:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
35.4 Specifieke gebruiksregels

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de brandstofleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

35.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Brandstof 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het vellen of rooien van houtgewas;
  • d. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

35.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 35.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 35.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

35.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 35.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 36 Leiding - Gas

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een aardgastransportleiding.

36.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 36.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
36.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 36.2 onder b, met dien verstande dat:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. de veiligheid van de gasleiding wordt niet geschaad;
  • c. vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  • d. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
36.4 Specifieke gebruiksregels

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gasleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

36.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

36.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 36.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • b. het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

36.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 36.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. het leidingbelang daardoor niet wordt geschaad;
  • b. vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent het bepaalde onder a en welke voorwaarden daar mogelijk voor gesteld moeten worden.

Artikel 37 Leiding - Hoogspanningsverbinding 1

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een hoogspanningsverbinding van ten hoogste 380 kV.

37.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 37.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
37.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 37.2 onder b, met dien verstande dat:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de hoogspanningsverbinding niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
37.4 Specifieke gebruiksregels

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de hoogspanningsverbinding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

37.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en/of rooien van hoogopgaande beplanting en bomen;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het aanleggen van wegen ofpaden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen en egaliseren;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het slopen van opstallen;
  • h. het permanent opslaan van goederen of materialen;
  • i. het tijdelijk opslaan van brandbare stoffen en/of materialen.

37.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 37.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 37.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de hoogspanningsverbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

37.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 37.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het belang van de hoogspanningsverbinding daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 38 Leiding - Hoogspanningsverbinding 2

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een hoogspanningsverbinding van ten hoogste 150 kV.

38.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 38.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
38.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 38.2 onder b, met dien verstande dat:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de hoogspanningsverbinding niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
38.4 Specifieke gebruiksregels

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de hoogspanningsverbinding , is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

38.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en/of rooien van hoogopgaande beplanting en bomen;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het aanleggen van wegen ofpaden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen en egaliseren;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het slopen van opstallen;
  • h. het permanent opslaan van goederen of materialen;
  • i. het tijdelijk opslaan van brandbare stoffen en/of materialen.

38.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 38.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 38.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de hoogspanningsverbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

38.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 38.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het van de hoogspanningsverbinding daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 39 Leiding - Olie 1

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Olie 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse buisleiding (met een diameter van ten hoogste 24 inch en een druk van ten hoogste 62 bar) voor het transport van olieproducten met de daarbij behorende belemmeringstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding en bijbehorende voorzieningen (zoals afsluiters, huisjes, meet- & regelkasten, etc.)

39.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 39.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
39.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 39.2 onder b, met dien verstande dat:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
39.4 Specifieke gebruiksregels

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de olieleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

39.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Olie 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het vellen of rooien van houtgewas;
  • d. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
39.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 39.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 39.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

39.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 39.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 40 Leiding - Olie 2

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Olie 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse buisleiding (met een diameter van ten hoogste 36 inch en een druk van ten hoogste 43 bar) voor het transport van olieproducten met de daarbij behorende belemmeringstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding en bijbehorende voorzieningen (zoals afsluiters, huisjes, meet- & regelkasten, etc.)

40.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 40.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
40.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 40.2 onder b, met dien verstande dat:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
40.4 Specifieke gebruiksregels

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de olieleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

40.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Olie 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het vellen of rooien van houtgewas;
  • d. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
40.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 40.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 40.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

40.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 40.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 41 Leiding - Riool

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een rioolleiding.

41.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 41.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
41.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 41.2 onder b, met dien verstande dat:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
41.4 Specifieke gebruiksregels

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de rioolleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

41.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
41.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het vellen of rooien van houtgewas;
  • d. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

41.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 41.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 41.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

41.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 41.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 42 Leiding - Water

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een waterleiding.

42.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 42.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
42.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 42.2 onder b, met dien verstande dat:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
42.4 Specifieke gebruiksregels

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de waterleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

42.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
42.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het vellen of rooien van houtgewas;
  • d. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

42.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 42.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 42.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

42.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 42.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 43 Waarde - Aardkundige waarde

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Aaardkundige waarde' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van aardkundige waarden, zoals dalglooiingen, steilranden en bodemovergangen.

43.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid  43.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de betrokken aardkundige waarden, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de aardkundige waarden;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid.
43.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
43.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Aardkundige waarde zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, egaliseren, ontginnen, ophogen en het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • d. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

43.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 43.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 43.2 in acht is genomen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

43.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  43.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de aardkundige waarden zoals omschreven in lid 43.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 44 Waarde - Archeologie 2 Archeologische waarde

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2 Archeologische waarde' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

44.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 44.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    • 4. een bouwwerk binnen een bouwvlak, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand gebouw aanwezig is dan wel aanwezig is geweest.
44.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
44.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2 Archeologische waarde' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen met meer dan 2 m en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

44.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 44.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 44.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. binnen een bouwvlak worden uitgevoerd, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand bouwwerk aanwezig is of is geweest.

44.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 44.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 45 Waarde - Archeologie 3a Hoge verwachting

45.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3a Hoge verwachting' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

45.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 45.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    • 4. een bouwwerk binnen een bouwvlak, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand gebouw aanwezig is dan wel aanwezig is geweest.
45.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
45.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3a Hoge verwachting' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen met meer dan 2 m en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

45.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 45.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 45.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. binnen een bouwvlak worden uitgevoerd, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand bouwwerk aanwezig is of is geweest.

45.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 45.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

 

Artikel 46 Waarde - Archeologie 3b Hoge verwachting met esdek

46.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3b Hoge verwachting met esdek' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

46.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 46.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    • 4. een bouwwerk binnen een bouwvlak, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand gebouw aanwezig is dan wel aanwezig is geweest.
46.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
46.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3b Hoge verwachting met esdek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen met meer dan 2 m en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

46.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 46.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 46.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. binnen een bouwvlak worden uitgevoerd, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand bouwwerk aanwezig is of is geweest.

46.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 46.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

 

Artikel 47 Waarde - Archeologie 4a Middelhoge verwachting

47.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4a Middelhoge verwachting' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

47.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 47.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    • 4. een bouwwerk binnen een bouwvlak, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand gebouw aanwezig is dan wel aanwezig is geweest.
47.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
47.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4a Middelhoge verwachting' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm , waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen met meer dan 2 m en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

47.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 47.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 47.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. binnen een bouwvlak worden uitgevoerd, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand bouwwerk aanwezig is of is geweest.

47.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 47.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 48 Waarde - Archeologie 4b Middelhoge verwachting met esdek

48.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4b Middelhoge verwachting met esdek' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

48.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 48.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    • 4. een bouwwerk binnen een bouwvlak, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand gebouw aanwezig is dan wel aanwezig is geweest.
48.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
48.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4b Middelhoge verwachting met esdek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm , waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen met meer dan 2 m en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

48.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 48.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 48.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. binnen een bouwvlak worden uitgevoerd, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand bouwwerk aanwezig is of is geweest.

48.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 48.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 49 Waarde - Archeologie 5 Lage verwachting

49.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5 Lage verwachting' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

49.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 49.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 10.000 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    • 4. een bouwwerk binnen een bouwvlak, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand gebouw aanwezig is dan wel aanwezig is geweest.
49.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
49.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5 Lage verwachting' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen met meer dan 2 m en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

49.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 49.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 49.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 10.000 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. binnen een bouwvlak worden uitgevoerd, uitsluitend voor zover ter plaatse een bestaand bouwwerk aanwezig is of is geweest.

49.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 49.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 50 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

50.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht ' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht.

50.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bestaande bouwwijze mag niet worden veranderd;
  • b. nieuwe gebouwen en vervangende nieuwbouw is niet toegestaan;
  • c. de bestaande gevelindeling van hoofdgebouwen mag niet worden gewijzigd;
  • d. de bestaande goothoogte, bouwhoogte, voorgevelbreedte, bebouwde oppervlakte en dakhelling van gebouwen mogen niet worden vergroot dan wel verkleind;
  • e. de bestaande dakbedekking mag niet worden gewijzigd;
  • f. bouwwerken in de openbare ruimte mogen niet worden gewijzigd.
50.3 Afwijken van de bouwregels
50.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 50.2, met inachtneming van het volgende:

  • a. het karakter en de situering van de bestaande bebouwing en van de onbebouwde ruimte mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de ruimtelijke en bouwkundige uitstraling van rijksmonumenten en van gemeentelijke monumenten mag niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de ruimtelijke uitstraling in de nabijheid van een rijksmonument of gemeentelijk monument mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de cultuurhistorische waarden zoals omschreven bij de aanwijzing van het Beschermd Dorpsgezicht;

met dien verstande dat met betrekking tot de toetsing aan deze voorwaarden advies is ingewonnen bij de Monumentencommissie.

50.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
50.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Beschermd Dorpsgezicht zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
  • c. het vellen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • d. het aanleggen of aanplanten van landschapselementen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

50.4.2 Uitzondering aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in lid 50.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

50.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 50.4.1 zijn toelaatbaar, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden van het beschermde dorpsgezicht;
  • b. advies is ingewonnen bij de Monumentencommissie.

Artikel 51 Waarde - Cultuurhistorie akkerbouwcomplex

51.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistolrie akkerbouwcomplex' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de openheid en het reliëfrijke karakter van het akkerbouwcomplex.

51.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid  51.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de openheid en het reliëfrijke karakter van het akkerbouwcomplex niet onevenredig worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid.
51.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
51.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Cultuurhistorie akkerbouwcomplex zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, egaliseren, ontginnen, ophogen en het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het planten van bomen of ander houtgewas, met uitzondering van agrarische wisselteelt (teelt van max. 5 jaar).

51.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 51.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

51.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  51.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de openheid en het reliëfrijke karakter van het akkerbouwcomplex zoals omschreven in lid 51.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 52 Waarde - Cultuurhistorie historische verkaveling

52.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Waarde - Cultuurhistolrie historische verkaveling' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de verkavelingsstructuur en de kleinschaligheid van het landschap.

52.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid  52.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de verkavelingsstructuur en de kleinschaligheid van het landschap niet onevenredig worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid.
52.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
52.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Cultuurhistorie historische verkaveling zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het wijzigen van de perceelsindeling in de vorm van:
    • 1. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
    • 2. het aanleggen, veranderen of dempen van waterlopen.

52.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 52.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

52.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  52.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de verkavelingsstructuur en de kleinschaligheid van het landschap zoals omschreven in lid 52.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 53 Waterstaat - Waterbergingsgebied

53.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden.

53.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 53.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een hoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – worden gebouwd.
53.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
53.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waterstaat - Waterberging zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen of wijzigen van kaden.
53.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 53.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van het waterbergingsgebied of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

53.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 53.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het waterbergingsbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad en hierover advies is ingewonnen bij het waterschap.

Artikel 54 Waterstaat - Waterkering

54.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.

54.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 54.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
54.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 54.2 onder b, met dien verstande dat:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. advies is ingewonnen bij de beheerder van de kering.
54.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
54.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waterstaat - Waterkering zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verzetten van grond op een diepte van meer dan 30 cm onder maaiveld;
  • b. de aanleg of vervanging van drainage, ongeacht de diepte;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverharding met een oppervlakte groter dan 50 m2;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
  • e. het wijzigen van het profiel van de waterkering;
  • f. het wijzigen van de bekleding van de waterkering;
  • g. het aanbrengen van diepwortelende of hoogopgaande beplantingen en bomen;
  • h. het graven van sleuven;
  • i. het aanleggen van andere kabels en leidingen en andere ondergrondse constructies.

54.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 54.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 54.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de waterkering;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

54.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 54.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het waterkeringsbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad en hierover advies is ingewonnen bij de beheerder van de kering.

Artikel 55 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

55.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming van de belangen van de rijksvaarweg.

55.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 55.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden uitgebreid.
55.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 55.2 onder b, met dien verstande dat:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. vooraf bij de vaarwegbeheerder advies is ingewonnen of het bouwwerk geen onevenredige belemmering vormt voor:
    • 1. de doorvaart van de scheepvaart in de breedte, hoogte en diepte;
    • 2. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
    • 3. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
    • 4. de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten, en
    • 5. het uitvoeren van beheer en onderhoud van de rijksvaarweg.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 56 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 57 Algemene bouwregels

57.1 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. lid a is niet van toepassing in combinatie met saneringsregelingen uit hoofdstuk 2, als bedoeld in:
  • d. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.
57.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
57.3 Herbouw van woningen

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt dat algehele herbouw van (bedrijfs)woningen uitsluitend mag plaatsvinden op of binnen de bestaande funderingen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 50.

57.4 Kelders

Tenzij anders bepaald in hoofdstuk 2, zijn kelders uitsluitend toegestaan onder de hoofdgebouwen van (bedrijfs)woningen.

57.5 Radarverstoringsgebied

In verband met de aanwezigheid van het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel mag de hoogte van bouwwerken binnen het plangebied niet meer bedragen dan 65 m +NAP.

Artikel 58 Algemene afwijkingsregels

58.1 Maten en bouwgrenzen

Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien:

  • c. het afwijken betrekking heeft op een veehouderijbedrijf;
  • d. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
58.2 Nutsvoorzieningen

Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken om gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan, met dien verstande dat de inhoud ten hoogste 50 m3 bedraagt en de hoogte ten hoogste 3 m bedraagt.

58.3 Afwijkingsregels voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande funderingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 57.3 ten behoeve van de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande funderingen met inachtneming van het volgende:

  • a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
  • b. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
  • c. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  • d. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel en een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit de beleidsregels Buitengebied in ontwikkeling.
58.4 Afwijkingsregels voor de herbouw van woningen met grotere inhoudsmaat

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2 onder c om voor woningen binnen de bestemming Wonen een grotere inhoudsmaat voor hoofdgebouwen (incl. aan- en uitbouwen) toe te staan tot een maximum van 1.000 m3, met inachtneming van het volgende:

  • a. de herbouw van de woning heeft de verschijningsvorm van een langgevelboerderij;
  • b. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een toename van ruimtelijke kwaliteit van het gebied conform de richtlijnen uit de beleidsregels Buitengebied in ontwikkeling.
58.5 Afwijkingsregels voor evenementen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 om terugkerende en/of meerdaagse evenementen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredig aangetast;
  • b. er treden geen onomkeerbare gevolgen voor natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden op;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van in de nabijheid gelegen functies.

Artikel 59 Algemene wijzigingsregels

59.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

59.2 Waarde archeologie
59.2.1 Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering van de bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemmingen Waarde - Archeologie 2 Archeologische waarde, Waarde - Archeologie 3a Hoge verwachting, Waarde - Archeologie 3b Hoge verwachting met esdek, Waarde - Archeologie 4a Middelhoge verwachting, Waarde - Archeologie 4b Middelhoge verwachting met esdek, Waarde - Archeologie 5 Lage verwachting geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
59.3 Waterstructuren

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van nieuwe watergangen en daarbij behorende waterhuishoudkundige voorzieningen en in samenhang daarmee het aanpassen van bestaande watergangen, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder wordt genomen dan nadat de betrokken gronden voor de nieuwe watergang in eigendom zijn overgedragen aan de waterbeherende instantie en deze verwerving op vrijwillige basis is geschied;
  • b. de nut en noodzaak van de nieuwe waterstructuur dient op waterhuishoudkundige gronden te zijn aangetoond;
  • c. de nieuwe waterstructuur is milieuhygiënisch inpasbaar;
  • d. belangen van derden worden niet onevenredig geschaad door de aanpassing van de waterstructuur;
  • e. natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig geschaad door de aanpassing van de waterstructuur;
  • f. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel.
59.4 Woningbouw ter behoud cultuurhistorische waarden

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen om uitbreiding van het aantal woningen en de daarvoor benodigde bouwmogelijkheden toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging is uitsluitend toegestaan voor zover de extra woningen bijdragen aan het herstel of behoud van de cultuurhistorische waarden van een aangewezen Rijksmonument, gemeentelijk monument of beeldbepalend pand;
  • b. de beoogde ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. het toe te voegen aantal woningen dient passend te zijn binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • d. door middel van een inrichtingsplan dient aangetoond te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing conform de richtlijnen uit het Landschapsontwikkelingsplan de Peel waarbij tevens de bestaande landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 60 Algemene aanduidingsregels

60.1 Molenbiotoop
60.1.1 Bouwregels bouwhoogte binnen molenbiotoop

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden in afwijking van de regels uit hoofdstuk 2 met betrekking tot bouwwerken en beplanting (bomen, heesters en andere hoogopgaande beplanting) de volgende regels:

  • a. tot een afstand van 100 meter van de molen mag de bouwhoogte van bouwwerken en de hoogte van hoog opgaande beplanting niet meer bedragen dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
  • b. binnen een afstand van 100 meter tot 400 meter van de molen mag de bouwhoogte van bouwwerken en de hoogte van hoog opgaande beplanting niet meer bedragen dan de 1/140 van de afstand van het bouwwerk tot de molen, vermeerderd met 3,6 m;

met dien verstande dat, daar waar op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan een hogere bouwhoogte aanwezig is, bij herbouw op de bestaande fundamenten, de bestaande bouwhoogte ten hoogste toelaatbaar is.

60.1.2 Afwijken van de regels voor bouw- en beplantingshoogte binnen een molenbiotoop

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 60.1.1 voor het oprichten van hogere bouwwerken of het planten of verder laten groeien van beplanting met een grotere hoogte, overeenkomstig de voor deze gronden geldende bestemmingen, mits de belangen van de molen niet onevenredig geschaad worden. Hierover wordt advies ingewonen bij stichting De Hollandse Molen.

60.2 Boringsvrije zone

In verband met de bescherming van waterwingebied is het ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - Boringsvrije zone' niet toegestaan om boringen te verrichten die de ondoorlatende laag van de bodem aantasten.

60.3 Veiligheidszone - olieleiding

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – olieleiding' zijn geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.

60.4 Overige zone - behoud en herstel watersystemen
60.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel watersystemen' zijn de gronden tevens aangewezen voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen.

60.4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden op de met deze aanduiding aangewezen gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk;
  • b. het ophogen van gronden.

60.4.3 Uitzonderingen op verbod

Het onder artikel 60.4.2 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden die:

  • a. uitgevoerd worden binnen een op de verbeelding opgenomen bouwvlak;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

60.4.4 Onderzoek

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 60.4.2 wordt het bevoegde waterstaatsgezag gehoord.

60.4.5 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 60.4.2 mag alleen worden verleend, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden.

60.5 Oveirge zone - ecologische verbindingszone
60.5.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – ecologische verbindingszone’ zijn de gronden tevens aangewezen voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van de ecologische verbindingszone.

60.5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden op de met deze aanduiding aangewezen gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk.

60.5.3 Uitzonderingen op verbod

Het onder lid 60.5.2 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

60.5.4 Toelaatbaarheid

De in lid 60.5.2 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verwezenlijking, het behoud en het beheer van de ecologische verbindingszone.

60.6 Sloopverbod beeldbepalende panden
60.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'karakteristiek' niet toegestaan gebouwen die zijn aangewezen als beeldbepalend pand geheel of gedeeltelijk te slopen

60.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 60.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van het gebouw betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

60.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 53.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beeldbepalende elementen van het gebouw.

Artikel 61 Overige regels

61.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

61.2 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in CROW-uitgave 2012 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe uitgave verschijnt, met deze nieuwe uitgave rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen voorschriften worden opgenomen over het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.
61.3 Laad- en losruimte
  • a. Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die behoefte. Deze bepaling geldt niet:
    • 1. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 62 Overgangsrecht

62.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
62.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 63 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Bestemmingsplan Buitengebied Nuenen'.