direct naar inhoud van Artikel 15 Wonen
Plan: Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0766.BP2013000015-VG01

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Het wonen in een woning met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'erf': uitsluitend voor erven bij de hoofdgebouwen op hetzelfde bouwperceel.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'garages': uitsluitend voor garages en bergplaatsen ten behoeve van de stalling van vervoermiddelen en huishoudelijke berg- en werkruimte.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor een kantoor.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2': een bedrijf uit categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'.
  • f. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, parkeervoorzieningen, achterpaden en ontsluitingen, water en nutsvoorzieningen.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

15.2.1 Algemeen
  • a. De volgende bouwwerken zijn toegestaan:
    • 1. Binnen een bouwvlak: hoofdgebouwen met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
    • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'erf': aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel.
    • 3. Op de overige gronden: uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
  • b. Voor een bouwvlak geldt een bebouwingspercentage van 100%, behoudens het bepaalde onder c.
  • c. Indien op een bouwperceel geen aanduiding 'erf' aanwezig is, bedraagt de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen ten hoogste het met de aanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt voor het bouwvlak een bebouwingspercentage van 50%.
  • d. Per bouwperceel mogen de gronden met de aanduiding 'erf' voor ten hoogste 40% worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, met een maximum van 100 m².
  • e. Indien de toelaatbare te bebouwen oppervlakte ingevolge het bepaalde onder d minder bedraagt dan 20 m² is een bebouwingspercentage van 50% tot een maximum van 20 m² toegestaan.
  • f. De afstand tussen niet aaneengebouwde gebouwen bedraagt ten minste 1 m.
  • g. Het aantal woningen in een bouwvlak bedraagt ten hoogste het met de aanduiding aangegeven aantal; indien geen aanduiding is aangegeven, geldt het aantal woningen per bouwvlak dat legaal aanwezig is ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

15.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. Hoofdgebouwen worden gebouwd in het bouwvlak.
  • b. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen hoofdgebouwen gestapeld worden gebouwd.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' worden hoofdgebouwen met ten minste drie aaneen gebouwd.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' worden hoofdgebouwen vrijstaand of ten hoogste twee-aaneen gebouwd.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' worden hoofdgebouwen met de daarbij behorende aan- of uitbouwen niet gebouwd tegen hoofdgebouwen met de daarbij behorende aan- of uitbouwen op de aangrenzende bouwpercelen.
  • f. De afstand tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens bedraagt op de gronden met de volgende aanduidingen ten minste:
    • 1. 'gestapeld': niet bepaald;
    • 2. 'twee-aaneen': aan één zijde 3 m;
    • 3. 'vrijstaand': 3 m.
  • g. De goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding aangegeven goothoogte.
  • h. De bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste:
    • 1. De met de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
    • 2. 4 m meer dan de met een aanduiding aangegeven goothoogte indien geen aanduiding voor de maximale bouwhoogte is aangegeven.
    • 3. Wanneer een hoofgebouw is voorzien van een platte dakafdekking geldt de met een aanduiding aangegeven goothoogte tevens als bouwhoogte.
  • i. De maximaal toelaatbare goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. De afstand tot de goothoogte, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt.
    • 2. De bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt.
    • 3. De breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt.
  • j. Ter plaatse van de aanduiding 'penthouse' bedraagt de bebouwde oppervlakte van de bovenste etage maximaal 50% van het bouwvlak.

15.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen overkappingen en garages
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen langs één van de zijdelingse perceelsgrenzen binnen een afstand van 3 m geen aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m.
  • c. De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m.
  • d. De voorgevel van een aan- of uitbouw en van een bijgebouw ligt ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw.
  • e. De goot- en bouwhoogte van garages ter plaatse van de aanduiding 'garages' bedraagt ten hoogste 3 en 6 m.

15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 m.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m.
  • c. De bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 10 m.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Aan- of uitbouw in de voortuin

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in lid 15.2.1 onder a voor de bouw van een aan- of uitbouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw met inachtneming van het volgende:

  • a. De oppervlakte van de aan- of uitbouw bedraagt ten hoogste 6 m².
  • b. De goot- en bouwhoogte bedraagt ten hoogste de in lid 15.2.3 aangegeven hoogten.
  • c. De afstand tot de bestemming Verkeer - Verkeerverblijfsgebied bedraagt ten minste 0,5 m.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Per bouwperceel is ten hoogste één woning toegestaan, tenzij met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een hoger aantal is aangeduid.
  • b. Het is niet toegestaan om:
    • 1. onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een hoogte van meer dan 1 m;
    • 2. bijgebouwen te gebruiken als woon- en werkruimten.
  • c. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m².
  • d. Het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan.
  • e. Het parkeren van voertuigen of het plaatsen van objecten als aanhangwagens, boten, caravans en andere kampeermiddelen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw is niet toegestaan, behoudens ter plaatse van een toegang tot een garage/berging of carport.
  • f. Bij (het oprichten van) woningen ter plaatse van de aanduiding twee-aaneen aan de Jan Mertenslaan dient de inrichting van het bouwperceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om in ten minste 1 parkeerplaats per woning te voorzien.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels
15.5.1 Het gebruik van een woning voor logies met ontbijt

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 15.1 onder a en medewerking verlenen voor het gebruik van een woning voor logies met ontbijt, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Er mag in maximaal 2 kamers tegelijkertijd logies worden aangeboden.
  • b. Het oppervlak voor logies en ontbijt bedraagt ten hoogste 100 m².
  • c. De woning is geschikt voor permanente bewoning en wordt bewoond door de hoofdbewoner(s).
  • d. Er mag geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast ontstaan voor de omgeving.
  • e. Er mogen slechts terughoudend reclame-uitingen worden geplaatst, neonreclame is niet toegestaan.

15.5.2 Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 15.4 onder d en medewerking verlenen voor het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is.
  • b. Mantelzorg wordt slechts toegestaan indien sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat.
  • c. Mantelzorg wordt slechts toegestaan indien sprake is van medische noodzaak, onderschreven door een indicatie-orgaan.
  • d. Per woning is slechts 1 aan- of uitbouw of bijgebouw tot een maximale omvang van 80 m² als mantelzorgruimte toegestaan.
  • e. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.