direct naar inhoud van Artikel 11 Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie
Plan: Buitengebied 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1

Artikel 11 Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een rioolwaterzuiveringsinstallatie;
  • b. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

11.2.1 Bouwwerken

Voor bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke grondoppervlakte (inclusief de oppervlakte van een bedrijfswoning en van bijgebouwen bij een bedrijfswoning) mag niet meer bedragen dan 60% van het bestemmingsvlak;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 20 m voor ten hoogste 25% van de te bebouwen oppervlakte;
    • 2. 15 m voor ten hoogste 50% van de te bebouwen oppervlakte;
    • 3. 10 m voor de overige bouwwerken;

11.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de inhoud mag niet meer dan 750 m3 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud legaal aanwezig was, in welk geval die grotere inhoud is toegestaan en als maximum geldt;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • e. ondergrondse gebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning mogen uitsluitend worden gebouwd onder de oppervlakte van de bedrijfswoning.

11.2.3 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke grondoppervlakte mag niet meer dan 100 m2 bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in 11.2.2  onder c en d mogen de goothoogte en de bouwhoogte niet meer dan 3 respectievelijk 5 m bedragen.

11.3 Nadere eisen
11.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing;
  • b. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.

11.3.2 Afwegingskader

De in 11.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
  • c. ter verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik;
  • d. ten behoeve van de milieusituatie;
  • e. ten behoeve van de verkeersveiligheid;
  • f. ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.3.3 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 55.1 van toepassing

11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Vergroten bouwhoogte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 11.2.1  onder c ten behoeve van vergroting van de bouwhoogte met 5 m, onder de voorwaarde dat dit voor een doelmatigere bedrijfsvoering noodzakelijk is.

11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van werknemers en de direct daarmee in verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook en wasgelegenheid;
  • b. het bewonen dan wel laten bewonen van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen, tenzij hiervoor een omgevingsvergunning is verleend.

11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.6.1 Mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 11.5.1 onder b uitsluitend voor zover een bedrijfswoning aanwezig is, voor het gebruik van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen of een deel van het bedrijfsgebouw als afhankelijke woonruimte onder de voorwaarden dat:

  • a. aangetoond wordt dat een afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg; deze noodzaak behoeft niet te worden aangetoond wanneer de zorgbehoevende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
  • b. de afhankelijke woonruimte in beginsel plaatsvindt in de woning; wanneer wordt aangetoond dat inwoning in het hoofdgebouw onredelijke bezwarend is of niet haalbaar is, kan, met inachtneming van alle overige bepalingen, een afhankelijke woonruimte in een bijgebouw of een deel van een bedrijfsgebouw gerealiseerd worden;
  • c. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2 en een maximale inhoud van 240 m3.
    Deze maatvoering geldt ook wanneer de afhankelijke woonruimte in een deel van een bedrijfsgebouw wordt gerealiseerd;
  • d. het bijgebouw of het deel van het bedrijfsgebouw waarbinnen de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd op maximaal 30 m van het hoofdgebouw staat en qua ligging een ruimtelijke eenheid met het hoofdgebouw vormt;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • f. per woning kan op enig moment slechts één omgevingsvergunning voor het gebruik als afhankelijke woonruimte van kracht zijn;

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, zodra de bij het verlenen van de voor de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.