direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Tholen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0716.bpBuitengeb2013-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied Tholen met identificatienummer NL.IMRO.0716.bpBuitengeb2013-VG01 van de gemeente Tholen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan - huis - gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, (para)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen gebied, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. grondgebonden agrarisch bedrijf:
    • 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen houtteelt, sier-, fruit- en bollenteelt;
    • 2. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
    • 3. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
    • 4. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
    • 5. houtteelt: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
    • 6. boomteelt: de teelt van bomen als siergewas;
    • 7. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) waarbij de teelt (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de tot het betreffende bedrijf behorende agrarische gronden als productiemiddel en waarvoor in de bedrijfsvoering de weidegang essentieel is;
    • 8. paardenhouderij: het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij (paardenfokkerij) of het fokken en melken van paarden (paardenmelkerij);
  • b. niet - grondgebonden agrarisch bedrijf:
    • 1. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
    • 2. intensieve tuinbouw in gebouwen: de teelt van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, in gebouwen;
    • 3. intensieve kwekerij in gebouwen: de teelt van insecten, wormen of slakken in gebouwen;
    • 4. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg-, melk- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet of in beperkte mate afhankelijk is van de tot het betreffende bedrijf behorende agrarische gronden als productiemiddel;
    • 5. intensieve veehouderij met vrije uitloop: de teelt van slacht-, fok-, leg-, melk- of pelsdieren in gebouwen waarbij de teelt niet of in beperkte mate afhankelijk is van de tot het betreffende bedrijf behorende agrarische gronden als productiemiddel en waarvoor in de bedrijfsvoering een vrije uitloop voor de dieren essentieel is;
  • c. aquacultuur: de kweek van schaal- en schelpdieren, vis, zouttolerante gewassen en andere aquatische producten en aquatische organismen in gebouwen en/of bassins.
1.9 agrarische deskundige

de agrarische adviescommissie van de Vereniging van Zeeuwse Gemeenten dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige, of commissie van deskundigen, op het gebied van land- en tuinbouw.

1.10 agrarisch hulp- en nevenbedrijf

een bedrijf gerelateerd aan de agrarische sector, nader te onderscheiden in:

  • a. een bedrijf dat overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan (agrarische) bedrijven en derden met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur (zoals loonbedrijven);
  • b. een bedrijf dat overwegend gericht is op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of –apparatuur (zoals landbouwmechanisatiebedrijven);
  • c. een bedrijf dat overwegend is gericht op het opslaan en leveren van goederen aan agrarische bedrijven en/of het opslaan en verwerken van producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven waaronder niet begrepen mestverzamelsilo's met een regionale functie.
1.11 antenne - installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.12 archeologisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek.

1.13 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.14 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.15 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.16 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.17 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard en omvang van de bedrijfsvoering daadwerkelijk en duurzaam ter plaatse noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.18 bedrijfsvloeroppervlakte intensieve veehouderij

de gezamenlijke oppervlakte van vaste vloeren in gebouwen, mestdoorlatende vloeren daaronder begrepen, die worden gebruikt voor de huisvesting van dieren, ten behoeve van intensieve veehouderij, bestaande uit de ruimten waar de dieren worden gehuisvest, waaronder worden begrepen de hok- of stalruimten, inclusief scheidingswanden en gangpaden.

1.19 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.20 bestaand gebruik

het op het tijdstip van het in werking treden van het plan bestaande gebruik van gronden en opstallen.

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 Bevi - inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.24 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.25 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.27 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.

1.28 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.29 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.30 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.31 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.32 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.33 bruto vloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of (horeca)bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.34 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.35 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.36 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.37 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.39 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.40 discotheek of dancing

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.

1.41 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, op het gebied van kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.42 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.43 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.44 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.45 gemeentelijke monumentencommissie

een door het bevoegd gezag aan te wijzen commissie van deskundigen inzake monumenten en cultuurhistorische panden.

1.46 grootschalige detailhandel

detailhandel in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in grootschalige goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  • b. tuincentra met een vloeroppervlak van 1.500 m² of meer;
  • c. detailhandelsbedrijven met een vloeroppervlak van 1.500 m² of meer in meubels, keukens en badkamers, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  • d. bouwmarkten met een vloeroppervlak van 1.500 m² of meer;
  • e. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen.
1.47 hobbymatig agrarisch gebruik

telen van gewassen en/of houden van dieren in een omvang die als hobbymatig moet worden aangemerkt.

1.48 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.49 hoofdtak

de belangrijkste agrarische bedrijfstak op een agrarisch bedrijf, wat betreft productieomvang.

1.50 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.51 intensieve veehouderij bij wijze van neventak

intensieve veehouderij waarbij de productieomvang ondergeschikt is aan de productieomvang van de grondgebonden agrarische takken op het bedrijf, met dien verstande dat de omvang van de intensieve veehouderij niet meer bedraagt dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig agrarisch bedrijf in de betreffende productierichting.

1.52 kampeermiddelen

tenten, tentwagen, caravans, campers, stacaravans, kampeerhuisjes of hiermee gelijk te stellen mobiele onderkomens op kampeerterreinen, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.53 kampeerhuisje

een eenvoudig gebouw met een beperkte inhoud en oppervlakte bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.54 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.55 kassen

een bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.56 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.57 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.58 kleinschalige sportieve dagrecreatieve activiteiten

activiteiten gericht op een sportieve dagbesteding, die in omvang en publieksaantrekkende werking niet als grootschalig zijn aan te merken zoals in- en outdoorsportactiviteiten in de vorm van bijvoorbeeld een klimmuur, tokkelen, touwbanen en mountainbiken.

1.59 landschaps- en natuurdeskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake landschapswaarden, cultuurhistorische waarden en/of natuurwaarden.

1.60 landschappelijke inpassing

aan te leggen opgaande beplantingsstrook met een dichte struik- en boomhaag van voornamelijk gebiedseigen soorten, met een gemiddelde breedte van ten minste:

  • 10 meter bij vormverandering en vergroting van het bouwvlak, vergroting van het bestemmingsvlak en vergroting van omvang van gebouwen;
  • 10 meter bij het realiseren of vergroten van kleinschalig kamperen;
  • 3 meter (een 2 rijige bomenrij) bij gebouwen als teeltondersteunde voorzieningen;
  • 1 meter (een 1 rijige bomenrij) bij teeltondersteunende voorzieningen, geen gebouwen zijnde;
  • met gras begroeide aarden wallen met een hoogte van maximaal 0,75 meter bij bassins voor aquacultuur;

waarvan aanleg noodzakelijk is, tenzij de nieuwe bebouwing zodanig wordt gesitueerd dat deze door bebouwing of anderszins al aan het zicht wordt onttrokken.

1.61 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.62 lessenaarsdak

een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.

1.63 luchtwasser

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient ter reductie van de uitstoot van milieu belastende stoffen, zoals ammoniak.

1.64 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.65 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.66 milieudeskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake milieuhygiëne.

1.67 molendeskundige

de vereniging De Zeeuwse Molen of de Hollandsche Molen dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake molens.

1.68 monumentencommissie

een door het bevoegd gezag aangewezen commissie zoals bedoeld in artikel 15 lid 1 Monumentenwet 1988.

1.69 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.70 NED

nieuwe economische drager: een nevenactiviteit die bij een agrarisch bedrijf, of als zelfstandige activiteit bij een voormalig agrarisch bedrijf, mag worden ondernomen.

1.71 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie - instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

1.72 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.73 nevenactiviteit

niet-agrarische activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een (voormalig) agrarisch bouwvlak.

1.74 neventak

een agrarische bedrijfstak op een agrarisch bedrijf die wat productieomvang betreft ondergeschikt is aan de agrarische hoofdtak.

1.75 omgevingskwaliteit

kwaliteiten die van belang zijn voor een goede leefomgeving; bij de beoordeling van de omgevingskwaliteit worden tenminste de volgende aspecten in ogenschouw genomen: luchtkwaliteit, geur, geluid, lichtvervuiling, bereikbaarheid en veiligheid, bodem- en waterkwaliteit (waterbodems en grondwater daaronder begrepen), waterkwantiteit, ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten.

1.76 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.77 paardrijactiviteiten

het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te weiden.

1.78 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg of de kruin van een dijk grenzen: de hoogte van die weg respectievelijk kruin van de dijk;
  • b. bij ligging in het water: het Normaal Amsterdams Peil (NAP);
  • c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.79 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.80 recreatief nachtverblijf

recreatie in ruimten welke zijn bestemd voor recreatief nachtverblijf, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben; onder recreatief verblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.

1.81 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend recreatief door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt; onder recreatief verblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.

1.82 recreatieappartement

een als zelfstandige eenheid aan te merken gedeelte van een gebouw, dat bedoeld is om uitsluitend recreatief door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt; onder recreatief verblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.

1.83 reëel agrarische bedrijf

een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan tenminste een halve arbeidskracht (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is.

1.84 ruimtelijke kwaliteitswinst

ruimtelijke meerwaarde die bestaat uit de inrichting van het erf, landschaps- en/of natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van cultuurhistorische waarden of het vergroten van de toegankelijkheid van het agrarisch gebied ten behoeve van extensieve dagrecreatie.

1.85 seksinrichting

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of een verblijfsmiddel, verrichten van seksuele handelingen.

1.86 slopen

het geheel of gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk.

1.87 stacaravan

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.88 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.89 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.90 standplaats voor kampeermiddelen

het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in één of meerdere kampeermiddelen of gebouwen voor recreatief nachtverblijf niet zijnde een recreatiewoning, waarbij de standplaatsen voor kampeermiddelen nader zijn te onderscheiden in:

  • a. permanente standplaats: een standplaats bestemd voor het plaatsen van een gebouw voor recreatief nachtverblijf of kampeermiddelen, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf, inclusief daarbij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten;
  • b. niet-permanente standplaats: een standplaats bestemd voor het plaatsen van één of meerdere kampeermiddelen, niet zijnde een stacaravan, kampeerhuisje of hiermee gelijk te stellen mobiele onderkomen, gedurende een periode van ten hoogste 8,5 maanden per jaar.
1.91 teeltondersteunende voorzieningen

bouwwerken, ten behoeve van de bescherming van teeltgewassen en/of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten, nader te onderscheiden in:

  • a. boog- en gaaskassen: al dan niet verplaatsbare gebouwen overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas;
  • b. afdekfolie: folie die op de bodem wordt aangebracht;
  • c. containervelden: al dan niet verharde of met worteldoek afgedekte percelen ten behoeve van de teelt van planten in potten;
  • d. overkappingconstructies: bouwwerken zonder wanden, geen gebouwen zijnde, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, zoals regenkappen en hagelnetten;
  • e. stellingen: bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarop planten worden geteeld;

waarbij geldt dat sprake kan zijn van:

  • f. tijdelijke voorzieningen: voorzieningen die niet langer dan 6 maanden gedurende een jaar worden geplaatst zoals afdekfolies, acryldoek en tunnels;
  • g. permanente voorzieningen: voorzieningen die langer dan 6 maanden gedurende een jaar worden geplaatst zoals containervelden, boog- en gaaskassen, stellingen en regenkappen.
1.92 uitwendige karakter van een bouwwerk in bestaande toestand

onder het uitwendige karakter van een bouwwerk in bestaande toestand wordt verstaan de op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande totaliteit van:

  • a. de bouwmassa, naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen;
  • b. dakvorm, nokrichting en dakhelling;
  • c. de gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers;

onder uitwendig karakter kunnen mede worden verstaan:

  • d. dakoverstekken, goot- en daklijsten;
  • e. stoepen, plinten, pilasters en gevellijsten.
1.93 verblijfsmiddelen

voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.

1.94 verduurzaming in relatie tot intensieve veehouderij

het treffen van maatregelen die verder gaan dan hetgeen bij of krachtens de wet is voorgeschreven ten aanzien van milieu en die strekken tot:

  • a. milieuwinst en;
  • b. het versterken van de omgevingskwaliteiten.
1.95 verkoop boerderij- en streekproducten

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van al dan niet bewerkte agrarische producten, afkomstig van het eigen agrarische bedrijf of van andere agrarische bedrijven uit de streek, alsmede in hoofdzaak op menselijke consumptie gerichte, ambachtelijk vervaardigde producten.

1.96 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan tenminste één volledige arbeidskracht die een hoofdberoep, hoofdbestaan en volledige dagtaak in het bedrijf vindt (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is.

1.97 voorgevelrooilijn

de lijn gelegen:

  • a. evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van een (bedrijfs)woning;
  • b. dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg): evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van een (bedrijfs)woning.
1.98 voorzieningen voor opslag op agrarisch bedrijf

voorzieningen voor de opslag van onder andere voer, (kunst)mest, water, warmte, CO2 of daarmee vergelijkbare stoffen, nader te onderscheiden in:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals mestsilo's, voerdersilo's, sleufsilo's, mestzakken, watertanks en CO2 - opslagtanks;
  • b. voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, zoals mestzakken, drijvende afdekkingen of foliebassins maar geen verhardingen.
1.99 vuurwerk

vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit.

1.100 weidegang

gedurende een substantieel gedeelte van het jaar, nagenoeg dagelijks buiten laten lopen van dieren, op een substantiële oppervlakte landbouwgrond, waarbij een deel van de voerbehoefte door de dieren buiten verzameld wordt en waarbij meer dan 50% van de betreffende landbouwgrond is begroeid.

1.101 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.102 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.103 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk, geen antenne-installatie zijnde

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 goothoogte van een bouwwerk
  • a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • b. bij meerdere/verschillende (hellende) dakvlakken met verschillende goot- en/of boeiboordhoogten wordt de goot- en/of boeiboordhoogte gemeten bij het dakvlak, waarvan de verticale projectie meer bedraagt dan 50% van het grondoppervlak van een gebouw;
  • c. bij toepassing van een lessenaarsdak wordt de goothoogten gemeten op het hoogste snijpunt van het dakvlak met de daaronder gelegen gevel: onder de gevel wordt tevens verstaan het hart van de scheidsmuren met een gebouw op een aangrenzend bouwperceel.
2.6 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de wieken(as) van de windturbine.

2.8 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.1.  

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van volwaardige en reële grondgebonden agrarische bedrijven;

en tevens voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij bij wijze van hoofdtak;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': een glastuinbouwbedrijf bij wijze van hoofdtak;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij': intensieve veehouderij bij wijze van neventak;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestopslag': uitsluitend een mestopslag met bijbehorende voorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestdistributiebedrijf': tevens een mestdistributiebedrijf met bijbehorende mestopslag;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestopslag ten behoeve van mestdistributiebedrijf': uitsluitend mestopslag, waaronder ten behoeve van een mestdistributiebedrijf;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf ': een agrarisch hulp- en nevenbedrijf;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterzuivering': een rioolwaterzuivering;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine': een windturbine met bijbehorende transformatiekast;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij met vrije uitloop': een intensieve veehouderij met vrije uitloop voor de dieren;
  • l. bestaand gebruik voor kleinschalig kamperen zoals vermeld in bijlage 6 van de regels;
  • m. aquacultuur als neventak;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'aquacultuur': tevens voor aquacultuur;
  • o. niet-grondgebonden agrarische activiteiten als neventak;
  • p. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • q. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenelementen, (natuurvriendelijke) oevers, water, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Binnen het bouwvlak
  • a. tenzij anders is aangeduid, mogen binnen bouwvlakken worden gebouwd:
    • 1. gebouwen, kassen, teeltondersteunende voorzieningen, bassins voor aquacultuur en voorzieningen voor opslag voor zover aan te merken als bouwwerk, geen gebouw zijnde;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan tenzij met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' of 'bedrijfswoning uitgesloten' anders is aangeduid;
  • c. de goothoogten, bouwhoogte, oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen per bouwvlak ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte/inhoud  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m   10 m   900 m³  
bijgebouwen bij een bedrijfswoning, inclusief overkappingen   3 m   6 m   100 m²  
kassen, boog- en gaaskassen ten behoeve van glastuinbouw als neventak   7 m   12 m   2.000 m² met dien verstande dat kassen, boog- en gaaskassen niet zijn toegestaan op de gronden met de aanduiding 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied'  
kassen, boog- en gaaskassen op de gronden met de aanduiding 'glastuinbouw'   7 m   12 m    
gebouwen ten behoeve van intensieve kwekerijen en intensieve tuinbouw in gebouwen als neventak   7 m   12 m    
gebouwen ten behoeve van aquacultuur   7 m   12 m    
gebouwen en overkappingen voor opslag van agrarische producten   7 m   12 m    
stallen ten behoeve van intensieve veehouderij uitsluitend op gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij'   7 m   12 m   de in bijlage 1, kolom huidige bedrijfsvloeroppervlakte intensieve veehouderij genoemde maat  
stallen ten behoeve van intensieve veehouderij uitsluitend op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij'   7 m   12 m   de in bijlage 1, kolom huidige bedrijfsvloeroppervlakte intensieve veehouderij genoemde maat  
stallen ten behoeve van intensieve veehouderij uitsluitend op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij met vrije uitloop'   7 m   12 m   de in bijlage 1, kolom huidige bedrijfsvloeroppervlakte intensieve veehouderij genoemde maat  
voedersilo's     12 m    
luchtwassers     7 m    
sleufsilo's     3 m    
wateropslagruimten als zelfstandig bouwwerk     6 m    
mestopslagruimten als zelfstandig bouwwerk (exclusief mestopslagruimten onder gebouwen) en mestopslag, geen bouwwerk zijnde   5 m   7 m   2.500 m³  
mestopslag als zelfstandig bouwwerk op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestopslag' en de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestopslag ten behoeve van mestdistriebutiebedrijf'   5 m   7 m    
silo's en vergistingsinstallaties voor het opwekken van duurzame energie     12 m   aard, schaal en omvang passend bij het betreffende agrarische bedrijf  
gebouwen en overkappingen ten behoeve van kleinschalig kamperen   4 m   8 m   bestaande bebouwing; indien de bestaande gebouwen daar niet geschikt voor zijn of nodig zijn voor de agrarische bedrijfsvoering mag ten hoogste één nieuw gebouw worden opgericht met een oppervlakte van maximaal 50 m²  
gebouwen en overkappingen ten behoeve van niet-agrarische nevenactiviteiten (NED)       bestaande bebouwing  
overige gebouwen en overkappingen op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf '   7 m, tenzij de maatvoeringsaanduiding anders aangeeft   12 m, tenzij de maatvoeringsaanduiding anders aangeeft    
gebouwen en overkappingen ten behoeve van aquacultuur als neventak   7 m   12 m   2.000 m²  
overige bedrijfsgebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak   7 m   12 m    
windturbines op gronden met de aanduiding 'windturbine' met dien verstande dat maximaal één windturbine per aanduiding is toegestaan en op de gronden met de aanduiding 'windturbine' uitsluitend windturbines en bijbehorende transformatorkasten mogen worden gebouwd     zoals weergegeven door de maatvoeringsaanduiding    
gebouwen op de gronden met de aanduiding 'windturbine'     4 m    
stapmolen, met dien verstande dat maximaal één stapmolen per bouwvlak is toegestaan     2 m    
erf- of terreinafscheidingen     2 m    
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     3 m    

  • d. de bouwvlakken verbonden door een relatieteken worden geacht één bouwvlak te vormen met dien verstande dat aanduidingen uitsluitend gelden voor het (deel) bouwvlak waarvoor deze zijn opgenomen;
  • e. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de as van de (dichtstbij gelegen) hoofdverkeersbaan met de bestemming Verkeer bedraagt tenminste 40 m bij de volgende wegen:
    • 1. N257;
    • 2. N286;
    • 3. N656;
    • 4. N658;
    • 5. N659;
  • f. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de as van de (dichtstbijgelegen) hoofdverkeersbaan met de bestemming Verkeer van de overige wegen bedraagt tenminste 20 m;
  • g. de rotoren van windturbines zijn ook toegestaan boven gronden zonder de aanduiding 'windturbine';
  • h. bij herbouw of vervanging van een windturbine dient, indien de tiphoogte van die windturbine hoger is dan 113 meter, een radarverstoringstoets te worden uitgevoerd;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder c mag een bedrijfswoning worden uitgebreid binnen het bestaande gebouw waar de bedrijfswoning deel van uitmaakt, waaronder worden begrepen de met de woning één geheel vormende ruimten, zoals schuren en stallen;
  • j. bouwvlakken waarop op het moment van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan nog niet is gebouwd dienen te worden voorzien van een landschappelijke inpassing.

3.2.2 Buiten het bouwvlak
  • a. buiten bouwvlakken zijn uitsluitend toegestaan:
    • 1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, stapmolens, schokgolfgeneratoren, bassins voor aquacultuur en voorzieningen voor opslag;
    • 3. aansluitend aan het bouwvlak: sleufsilo's en kuilvoerplaten tot een oppervlakte van maximaal 2.000 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
    • 4. wateropslag waarbij de bouwhoogte en de inhoud per wateropslag ten hoogste 6 m respectievelijk 200 m3 mag bedragen;
    • 5. aansluitend aan het bouwvlak: gebouwen en overkappingen voor sanitaire voorzieningen en/of recreatieruimten voor kleinschalig kamperen;

met dien verstande dat:

  • b. de gezamenlijke oppervlakte en de bouwhoogte van sanitaire voorzieningen en/of recreatieruimten voor kleinschalig kamperen zoals bedoeld in 3.2.2 onder a.5 ten hoogste 50 m2 per bouwvlak respectievelijk 4 m mag bedragen;
  • c. de afstand tussen de sanitaire voorzieningen en/of recreatieruimten zoals bedoeld in 3.2.2 onder a.5 en het bijbehorende bouwvlak ten hoogste 50 m mag bedragen;
  • d. de afstand tussen de sanitaire voorzieningen zoals bedoeld in 3.2.2 onder a.5 en de meest nabij gelegen woning van derden ten minste 50 m moet bedragen;
  • e. de bouwhoogte van erfafscheidingen ten hoogste 2 m mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 m mag bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bouwen nabij de bestemming Verkeer

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder e en f voor het bouwen van een gebouw binnen een afstand van 40 m respectievelijk 20 m tot de bestemming Verkeer, met inachtneming van het volgende:

  • a. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot bezwaren vanuit verkeersveiligheid of wegbeheer;
  • b. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder.

3.3.2 Stellingen en overkappingconstructies als permanente teeltondersteunende voorziening

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het bouwen van stellingen en overkappingconstructies als permanente teeltondersteunende voorziening buiten een bouwvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. medewerking wordt niet verleend voor gronden met de aanduiding 'afwegingszone - natuur' of de aanduiding 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied';
  • b. de teeltondersteunende voorziening staat ten dienste aan en is bedrijfseconomisch ondergeschikt aan het grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • c. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • d. als voorwaarde voor het verlenen van omgevingsvergunning wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing vastgelegd;
  • e. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
    • 2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden.

3.3.3 Boog- en gaaskassen als permanente teeltondersteunende voorziening

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 ten behoeve van de bouw van boog- en gaaskassen als permanente teeltondersteunende voorziening buiten een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend voor boog- en gaaskassen grenzend aan het bouwvlak;
  • b. medewerking wordt niet verleend voor gronden met de aanduiding 'afwegingszone - natuur' of de aanduiding 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied';
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de boog- en gaaskassen buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 ha per bouwvlak;
  • d. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • e. de teeltondersteunende voorziening staat ten dienste aan en is bedrijfseconomisch ondergeschikt aan het grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • f. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • g. als voorwaarde voor het verlenen van de omgevingsvergunning wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing vastgelegd;
  • h. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
    • 2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden;
    • 3. onevenredige aantasting van natuurwaarden;
    • 4. onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

3.3.4 Bebouwing ten behoeve van neventak intensieve veehouderij

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het bouwen ten behoeve van een intensieve veehouderij ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij', met in achtneming van het volgende:

  • a. de totale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' bedraagt ten hoogste 2.100 m² per bouwvlak; omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend voor de in bijlage 1 genoemde bedrijven met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij';
  • b. indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - natuur' wordt de omgevingsvergunning uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;
  • c. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien noodzakelijk voor de continuïteit van het bedrijf en een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en na uitbreiding sprake blijft van een neventak; alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • f. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

3.3.5 Bebouwing ten behoeve van hoofdtak intensieve veehouderij of intensieve veehouderij met vrije uitloop

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het bouwen ten behoeve van een intensieve veehouderij ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij' of ten behoeve van een intensieve veehouderij met vrije uitloop op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij met vrije uitloop', met in achtneming van het volgende:

  • a. het totale bedrijfsvloeroppervlak intensieve veehouderij op de gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij' bedraagt ten hoogste de in bijlage 1, kolom maximaal toelaatbare bedrijfsvloeroppervlakte, genoemde oppervlakte per bouwvlak;
  • b. het totale bedrijfsvloeroppervlak intensieve veehouderij met vrije uitloop op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij met vrije uitloop' bedraagt ten hoogste de in bijlage 1, kolom maximaal toelaatbare bedrijfsvloeroppervlakte, genoemde oppervlakte per bouwvlak;
  • c. indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - natuur' wordt de omgevingsvergunning uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;
  • d. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • e. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • f. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend als omgevingskwaliteiten zich er niet tegen verzetten;
  • h. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend als hiermee een significante bijdrage wordt geleverd aan de verduurzaming van het bedrijf;
  • i. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien noodzakelijk voor de continuïteit van het bedrijf en een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • j. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • k. als voorwaarde voor het verlenen van de omgevingsvergunning wordt de aanleg/realisering en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst vastgelegd;
  • l. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

3.3.6 Overschrijding grenzen bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het overschrijden van de grenzen van een bouwvlak met gebouwen - met uitzondering van kassen -, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover plaatsing binnen het bouwvlak niet mogelijk of doelmatig is en/of milieuwetgeving of wetgeving op het gebied van dierenwelzijn dit noodzakelijk maakt;
  • b. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend voor de bouw van een gebouw - geen kas zijnde -, overkapping of bouwwerk, geen gebouwen zijnde, die, aansluitend aan het bouwvlak, de grenzen van het bouwvlak overschrijdt met ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak;
  • c. indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - natuur' wordt de omgevingsvergunning uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;
  • d. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen; indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied' leidt verlening van de omgevingsvergunning niet tot hinder of nagenoeg geen hinder voor de naastgelegen woonkernen of verblijfsrecreatieve terreinen;
  • e. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van natuurwaarden;
  • f. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

3.3.7 Recreatieruimte op een minicamping

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor het bouwen van een recreatieruimte ten behoeve van kleinschalig kamperen buiten een bouwvlak met in achtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte van de recreatieruimte bedraagt ten hoogste 4 m;
  • b. het gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van kleinschalig kamperen bedraagt ten hoogste 50 m² per bouwvlak;
  • c. de omgevingsvergunning wordt niet verleend binnen een afstand van 50 m ten opzichte van de meest nabij gelegen woning van derden;
  • d. verlening van de omgevingsvergunning is noodzakelijk omdat de bestaande bebouwing niet geschikt of geschikt te maken is om te dienen als recreatieruimte;
  • e. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van naastgelegen percelen.

3.3.8 Grotere mestopslagruimte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het vergroten van de maximale inhoud van een mestopslagruimte als zelfstandig bouwwerk, binnen een bouwvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. afwijking dient noodzakelijk te zijn voor de opslag van mest van de tot het eigen bedrijf behorende en op het betreffende bouwvlak gehuisveste veestapel;
  • b. verlening van de omgevingsvergunning is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • c. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder;
  • d. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • e. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies van de agrarisch deskundige omtrent het bepaalde onder a en b.

3.3.9 Nieuwbouw niet-agrarische nevenactiviteit (NED)

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het vervangend nieuw bouwen van één gebouw of uitbreiden van één bestaand gebouw, binnen een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien de agrarische bouwmogelijkheden binnen het bouwvlak niet onevenredig worden beperkt;
  • b. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien een oppervlakte van twee maal de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing wordt gesloopt;
  • c. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien ook toepassing is of wordt gegeven aan het bepaalde in lid 3.5.1.

3.3.10 Bouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b voor het bouwen van een bedrijfswoning op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', met in achtneming van het volgende:

  • a. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend ten behoeve van de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting in verband met de aard en omvang van de bedrijfsvoering daadwerkelijk en duurzaam ter plaatse noodzakelijk is;
  • b. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. er wordt voldaan aan de Wet geluidhinder;
  • e. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies van de agrarisch deskundige omtrent het bepaalde onder a en b;
  • f. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

3.3.11 Bouw veld- en fruitschuur

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a voor het bouwen van een veld- of fruitschuur buiten het bouwvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van een veldschuur ten hoogste 50 m2 mag bedragen;
  • b. de oppervlakte van een fruitschuur ten hoogste 100 m2 mag bedragen;
  • a. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien de mogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
  • b. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige.

3.3.12 Bouwen kleine windturbine

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c voor de bouw van een windturbine binnen het bouwvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. per bouwvlak is ten hoogste één kleine windturbines toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 20 m; in afwijking van het bepaalde in 2.7 wordt de bouwhoogte van deze windturbines gemeten vanaf het peil tot aan het uiteinde of de tip van de rotor in de hoogste stand;
  • b. windturbines zijn niet toegestaan op de gronden met de aanduiding 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied' of de aanduiding 'afwegingszone - natuur';
  • c. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van ter plaatse aanwezige natuurwaarden;
  • d. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

ten aanzien van agrarisch gebruik

  • a. bij een paardenbak en/of stapmolen is het gebruik van een geluidsinstallatie, of verlichting door middel van lichtmasten die niet zijn voorzien van bovenafdekking, niet toegestaan;
  • b. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting, in permanente tunnel- of boogkassen is niet toegestaan;
  • c. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting, in kassen waarvan gevel en dak aan de binnenzijde niet volledig zijn afgeschermd tegen horizontale en verticale lichtuitstraling, is niet toegestaan;
  • d. het gebruik van gebouwen, opslag voorzieningen en installaties, anders dan ten behoeve van het eigen agrarische bedrijf is niet toegestaan, met uitzondering van het bepaalde onder o;
  • e. het gebruik van een mestopslag voor handelsdoeleinden is niet toegestaan, tenzij op grond van de verbeelding en/of de regels de mestopslag ten behoeve van een mestdistributiebedrijf is toegestaan;
  • f. het gebruik van gronden die zijn gelegen binnen een afstand van 50 m van woningen van derden, of terreinen bestemd voor verblijfsrecreatie (kleinschalig kamperen daaronder inbegrepen) ten behoeve van nieuwe fruitteeltboomgaarden is niet toegestaan;

buiten bouwvlakken

  • g. de opslag van mest, al dan niet in voorzieningen voor mestopslag - niet zijnde bouwwerken -, afgedekt of verpakt, is buiten bouwvlakken niet toegestaan;
  • h. de opslag van goederen, anders dan agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf, buiten een bouwvlak, is niet toegestaan;
  • i. opslag van goederen hoger dan 4 m is niet toegestaan;
  • j. containervelden en bassins voor aquacultuur zijn buiten een bouwvlak niet toegestaan;
  • k. het gebruik van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een aaneengesloten periode langer dan 6 maanden is niet toegestaan;
  • l. het gebruik van de gronden ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik is toegestaan;

ten aanzien van de huisvesting van seizoenarbeiders

  • m. de aanwezigheid van meer dan 8 kampeermiddelen of meer dan 100 m2 woonunits of een evenredige combinatie van beiden, gedurende een periode van meer dan 10 weken per kalenderjaar ten behoeve van het huisvesten van seizoenarbeiders is niet toegestaan met inachtname van het bepaalde onder n;
  • n. het is niet toegestaan om de kampeermiddelen en woonunits voor de huisvesting van seizoenarbeiders anders te gebruiken dan voor de huisvesting van seizoenarbeiders die gedurende het oogstseizoen werkzaam zijn op hetzelfde agrarische bedrijf als waar de kampeermiddelen en woonunits zijn geplaatst;

ten aanzien van niet-agrarisch gebruik

  • o. de opslag van agrarische producten anders dan ten behoeve van het eigen agrarische bedrijf en de opslag van caravans, boten en inboedels is uitsluitend binnen de bestaande gebouwen toegestaan;
  • p. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van het gebruik van ten hoogste 150 m² bruto vloeroppervlakte voor de verkoop van boerderij- of streekproducten;
  • q. het gebruik van meer dan 20% van de standplaatsen voor kampeermiddelen voor permanente standplaatsen is niet toegestaan;

ten aanzien van de bedrijfswoning

  • r. het gebruik van een bijgebouw ten behoeve van bewoning of het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • s. het gebruik van de bedrijfswoning door derden terwijl er binnen het betreffende bouwvlak nog sprake is van een agrarische bedrijfsvoering, is toegestaan met dien verstande dat bedrijfswoningen op gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij' of de aanduiding 'specifiek vorm van agrarische - neventak intensieve veehouderij' niet door derden mogen worden bewoond;
  • t. het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en logies met ontbijt is toegestaan in een woning en in een bijgebouw met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
    • 2. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 50 m2;
    • 3. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
    • 4. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving, waarbij de activiteit vergelijkbaar is met activiteiten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten categorie 2;
    • 5. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 6. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

overig

  • u. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting is niet toegestaan;
  • v. Wgh - inrichtingen zijn niet toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Nieuwe Economische Dragers (NED's)

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor een NED ter plaatse van een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend voor:
    • 1. een NED die voorkomt in de positieve lijst Nieuwe Economische Dragers zoals opgenomen in bijlage 2;
    • 2. overige bedrijfsactiviteiten, die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de NED's zoals vermeld in bijlage 2;
  • b. voor de ontwikkeling van een NED in een cultuurhistorisch waardevolle gebouw op een perceel genoemd in bijlage 3 is het bepaalde in artikel 37.6.4 van toepassing;
  • c. de NED vindt plaats in bestaande gebouwen op een bouwvlak tenzij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in 3.3.9;
  • d. de NED, of alle NED's tezamen, behorende bij een agrarisch bedrijf, wordt of worden uitgeoefend in een kleinschalige omvang, hetgeen blijkt uit:
    • 1. de ruimtelijke uitstraling;
    • 2. de verkeersaantrekkende werking, waarbij verlening van de omgevingsvergunning niet tot een onevenredige toename leidt van de automobiliteit;
    • 3. de categorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten waartoe de activiteit behoort, waarbij geldt dat:
      • de bedrijfsactiviteit ten hoogste tot categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten behoort of;
      • de bedrijfsactiviteit ten hoogste tot categorie 3 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten behoort, mits is aangetoond dat daardoor geen milieuhinder voor aangrenzende percelen ontstaat of;
      • het een landbouwverwant bedrijf betreft zoals genoemd in bijlage 2;
    • 4. de omvang van verblijfsrecreatie waarbij geldt dat maximaal 10 verblijfseenheden (appartementen, hotelkamers) binnen het gebouw gerealiseerd mogen worden;
    • 5. de omvang van paardrijactiviteiten waarbij geldt dat maximaal één gebouw binnen een bouwvlak hiervoor benut mag worden en (groeps)lessen en horecamatige activiteiten niet zijn toegestaan;
  • e. NED's niet worden toegestaan op gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • f. NED's uitsluitend bij volwaardige of reële agrarische bedrijven zijn toegestaan;
  • g. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • h. de verkeersveiligheid wordt niet negatief beïnvloed;
  • i. opslag van goederen ten behoeve van de NED buiten gebouwen is niet toegestaan;
  • j. nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten en lichtbakken voor reclamedoeleinden daaronder begrepen, zijn niet toegestaan;
  • k. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • l. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

3.5.2 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan of uitbreiden van kleinschalig kamperen op en in aansluiting op een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend voor ten hoogste 25 standplaatsen voor kampeermiddelen per bouwvlak waarvan ten hoogste 20 % permanente standplaatsen; de overige standplaatsen zijn niet-permanente standplaatsen;
  • b. plaatsing van kampeermiddelen is uitsluitend toegestaan op en/of in aansluiting op een agrarisch bouwvlak van een functionerend grondgebonden agrarisch bedrijf met dien verstande dat de afstand van een kampeermiddel tot de grens van het betreffende bouwvlak niet meer dan 50 m mag bedragen;
  • c. indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - natuur' wordt de omgevingsvergunning uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;
  • d. het kleinschalig kamperen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein;
  • f. de afstand tussen het terrein voor kleinschalig kamperen en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt ten minste 50 m;
  • g. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • h. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • i. indien het aantal standplaatsen groter is of wordt dan 15 wordt de omgevingsvergunning slechts verleend als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • j. als voorwaarde voor het verlenen van de omgevingsvergunning wordt de aanleg/realisering en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst vastgelegd.

3.5.3 Containervelden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder j voor het gebruik van gronden als containervelden, met in achtneming van het volgende:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de containervelden buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 2 ha per bouwvlak;
  • b. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend voor gronden aansluitend op een bouwvlak;
  • c. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van ter plaatse aanwezige natuurwaarden;
  • e. indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - natuur' wordt de omgevingsvergunning uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;
  • f. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • g. als voorwaarde voor het verlenen van de omgevingsvergunning wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing vastgelegd;
  • h. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

3.5.4 Bassins voor aquacultuur

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder j voor het gebruik van gronden als bassins voor aquacultuur, met in achtneming van het volgende:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'aquacultuur uitgesloten' de gronden niet in gebruik mogen worden genomen voor bassins voor aquacultuur;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bassins buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 3 ha per bouwvlak;
  • c. de hoogte van een aarden wal rond een bassin en van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 75 cm;
  • d. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend voor gronden aansluitend aan een bouwvlak;
  • e. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • f. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van ter plaatse aanwezige natuurwaarden;
  • g. indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - natuur' wordt de omgevingsvergunning uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;
  • h. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • i. als voorwaarde voor het verlenen van de omgevingsvergunning wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing vastgelegd;
  • j. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

3.5.5 Weidegang

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a juncto lid 1.100 inzake weidegang als criterium voor grondgebonden agrarische bedrijven, voor rundveebedrijven die in plaats van weidegang, voldoende ruwvoer telen, met inachtneming van het volgende:

  • a. uit het te overleggen ondernemersplan inzake de nieuwe bedrijfssituatie, blijkt het volgende:
    • 1. de gronden zijn in overwegende mate in de directe omgeving van het bedrijf gelegen;
    • 2. de gronden behoren feitelijk tot het bedrijf;
    • 3. de gronden worden feitelijk voor ruwvoerteelt voor het bedrijf gebruikt;
    • 4. de oppervlakte gronden is toereikend voor voerteelt in relatie tot de omvang van de veestapel;
    • 5. er wordt voldoende voer geteeld voor de voerbehoefte van het eigen bedrijf, zodanig dat het niet gaat om bijvoedering maar om een hoofdbestanddeel in de voervoorziening;
    • 6. gewassen worden integraal voor voedering van vee gebruikt;
    • 7. bewerking van de gewassen vindt slechts in ondergeschikte mate plaats en in ieder geval op het bedrijf;
  • b. toepassen van weidegang is vanuit de bedrijfssituatie niet mogelijk of niet gewenst;
  • c. de continuïteit van ruwvoerteelt is ook op langere termijn verzekerd;
  • d. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend als over de aspecten zoals genoemd onder a tot en met c een schriftelijke overeenkomst met het bedrijf wordt gesloten.
3.6 Wijzigingsregels
3.6.1 Vergroting of vormverandering bouwvlak grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de vergroting en/of vormverandering van een bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bouwvlak mag worden vergroot tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 ha;
  • b. medewerking wordt slechts verleend indien de wijziging noodzakelijk is voor de continuïteit van het agrarische bedrijf en voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; alvorens wijziging voor vergroting toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • c. indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - natuur' wordt medewerking uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;
  • d. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. wijziging leidt niet tot significante negatieve effecten binnen Natura 2000 gebieden;
  • f. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen; indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied' leidt medewerking aan de wijziging niet tot hinder of nagenoeg geen hinder voor de naastgelegen woonkernen of verblijfsrecreatieve terreinen;
  • g. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • h. in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing door middel van een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • i. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

3.6.2 Wijziging bouwvlak en maximale maten intensieve veehouderij in verband met dierenwelzijn

Burgemeester en wethouders kunnen de maximaal toelaatbare bedrijfsvloeroppervlakte intensieve veehouderij van een bouwvlak met de aanduiding 'intensieve veehouderij' of de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij', vergroten en/of het bouwvlak vergroten of van vorm veranderen, met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging is noodzakelijk in verband met de wettelijke eisen voor de huisvesting van vee vanuit het oogpunt van dierenwelzijn; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies aan de agrarisch deskundige;
  • b. wijziging leidt niet tot een toename van het aantal gehouden dieren;
  • c. medewerking wordt slechts verleend indien de wijziging noodzakelijk is voor de continuïteit van het agrarische bedrijf en voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; alvorens wijziging voor vergroting toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • d. indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - natuur' wordt medewerking uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;
  • e. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen; indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied' leidt medewerking aan de wijziging niet tot hinder of nagenoeg geen hinder voor de naastgelegen woonkernen of verblijfsrecreatieve terreinen;
  • f. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. wijziging leidt niet tot significante negatieve effecten binnen Natura 2000 gebieden;
  • h. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • i. in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing door middel van een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • j. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

3.6.3 Wijziging bouwvlak intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de vergroting en/of vormverandering van een bouwvlak met de aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij met vrije uitloop' of de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging leidt niet tot een toename van de maximaal toelaatbare bedrijfsvloeroppervlakte intensieve veehouderij zoals genoemd in bijlage 1;
  • b. het bouwvlak mag worden vergroot tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 ha;
  • c. medewerking wordt slechts verleend indien de wijziging noodzakelijk is voor de continuïteit van het agrarische bedrijf en voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; alvorens wijziging voor vergroting toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • d. indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - natuur' wordt medewerking uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;
  • e. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen; indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied' leidt medewerking aan de wijziging niet tot hinder of nagenoeg geen hinder voor de naastgelegen woonkernen of verblijfsrecreatieve terreinen;
  • f. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. wijziging leidt niet tot significante negatieve effecten binnen Natura 2000 gebieden;
  • h. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • i. in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing door middel van een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • j. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

3.6.4 Wijziging bouwvlak glastuinbouw

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de vergroting en/of vormverandering van een bouwvlak met de aanduiding 'glastuinbouw' met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte kassen mag worden vergroot tot een oppervlakte van ten hoogste 2 ha per bouwvlak;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak mag worden vergroot tot een oppervlakte van ten hoogste 2,5 ha per bouwvlak, met inachtname van het bepaalde onder c en d;
  • c. de oppervlakte kassen op de gronden met de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied-1' mag worden vergroot tot een oppervlakte van ten hoogste 4 ha per bouwvlak;
  • d. de oppervlakte van het bouwvlak op de gronden met de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied-1' mag worden vergroot tot een oppervlakte van ten hoogste 4,5 ha per bouwvlak;
  • e. medewerking wordt slechts verleend indien de wijziging noodzakelijk is voor de continuïteit van het agrarische bedrijf en voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; alvorens wijziging voor vergroting toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • f. wijziging leidt niet tot een onevenredige verstening, verglazing en versnippering van agrarische gronden of tot een onevenredige schade aan infrastructuur;
  • g. indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - natuur' wordt medewerking uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;
  • h. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen; wijziging is niet toegestaan op de gronden met de aanduiding 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied';
  • i. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • j. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • k. ter plaatse wordt voorzien in ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • l. in het wijzigingsplan wordt de aanleg/realisering en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst door middel van een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • m. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

3.6.5 Vormverandering bouwvlak agrarische hulp- en nevenbedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de vormverandering van een bouwvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf' ten behoeve van een agrarisch hulp- en nevenbedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • b. medewerking wordt slechts verleend indien de wijziging noodzakelijk is voor de continuïteit van het bedrijf en voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • c. indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - natuur' wordt medewerking uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;
  • d. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen; indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied' leidt medewerking aan de wijziging niet tot hinder of nagenoeg geen hinder voor de naastgelegen woonkernen of verblijfsrecreatieve terreinen;
  • e. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • f. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • g. in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing door middel van een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • h. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

3.6.6 Nieuw bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van een nieuw bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. medewerking wordt slechts verleend ten behoeve van het verplaatsen of nieuw vestigen van agrarische bedrijven, mits:
    • 1. bij verplaatsing op het oude bouwvlak ten minste alle agrarische opstallen worden gesaneerd en herbouw hiervan wordt tegen gegaan of, in geval van cultuurhistorische waardevolle bebouwing, op adequate wijze wordt herbestemd;
    • 2. bij nieuwvestiging een bijdrage wordt geleverd in de sanering van agrarische opstallen elders;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak mag ten hoogste 1,5 ha bedragen;
  • c. medewerking wordt slechts verleend ten behoeve van een volwaardig bedrijf en indien noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • d. aangetoond dient te zijn dat gedurende een periode van ten minste één jaar geen of niet tijdig vrijkomende agrarische bouwvlakken beschikbaar zijn;
  • e. wijziging is niet toegestaan op de gronden met de aanduiding 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied', 'afwegingszone - natuur' of 'wetgevingszone - wijzigingsgebied-2';
  • f. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • h. wijziging leidt niet tot significante negatieve effecten binnen Natura 2000 gebieden;
  • i. wijziging leidt niet tot een onevenredige verstening, verglazing en versnippering van agrarische gronden of tot een onevenredige schade aan infrastructuur;
  • j. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • k. ter plaatse wordt voorzien in ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • l. in het wijzigingsplan wordt de aanleg/realisering en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst door middel van een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • m. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

3.6.7 Wijziging bij bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders kunnen, na bedrijfsbeëindiging, de bestemming van gronden met de bestemming Agrarisch en de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming Wonen en/of de bestemming Agrarisch zonder de aanduiding 'bouwvlak', met inachtneming van het volgende:

  • a. het ter plaatse gevestigde (agrarische) bedrijf dient beëindigd te zijn;
  • b. aangetoond dient te zijn dat gedurende een periode van ten minste één jaar is gebleken dat de vestiging van een ander agrarisch bedrijf ter plaatse niet mogelijk is, dan wel wordt anderszins aannemelijk gemaakt dat de vestiging van een ander agrarisch bedrijf niet te verwachten is;
  • c. het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak mag niet worden verhoogd;
  • d. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. indien de inhoud van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) en de oppervlakte van de overige bebouwing, met uitzondering van kassen, meer bedraagt dan bij de bestemming Wonen is toegestaan, dan mogen deze maten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden hetgeen in het wijzigingsplan wordt vastgelegd; in geval van herbouw is het hiervoor bepaalde slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt hetgeen in het wijzigingsplan wordt vastgelegd;
  • f. wijziging voor gronden met de aanduiding 'glastuinbouw' wordt uitsluitend toegepast indien de kassen worden gesloopt;
  • g. bestaande NED's als vervolgactiviteit zijn toegestaan;
  • h. een bestaande minicamping als vervolgactiviteit is toegestaan;
  • i. de maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte van de gebouwen blijft gelijk;
  • j. wijziging niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • k. niet langer van toepassing zijnde aanduidingen zoals genoemd in lid 3.1 worden verwijderd.

 

3.6.8 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van gronden met de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied-2' wijzigen in de bestemming Natuur en/of Water, zonder de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied-2' met dien verstande dat wijziging slechts wordt toegepast als de gronden gebruiksvrij zijn verworven ten behoeve van de inrichting als natuurgebied.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Openheid

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.2.  

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - Openheid aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van volwaardige en reële grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. behoud, versterking en ontwikkeling van aanwezige openheid, landschaps- en cultuurhistorische waarden;

en tevens voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': een glastuinbouwbedrijf bij wijze van hoofdtak;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': een ontsluitingspad;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestopslag': uitsluitend een mestopslag met bijbehorende voorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf ': een agrarisch hulp- en nevenbedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vuilstortplaats': een voormalige vuilstortplaats;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapscamping': een landschapscamping;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine': een windturbine met bijbehorende transformatiekast;
  • j. aquacultuur als neventak;
  • k. niet - grondgebonden agrarische activiteiten als neventak;
  • l. bestaand gebruik voor kleinschalig kamperen zoals vermeld in bijlage 6 van de regels;
  • m. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • n. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenelementen, (natuurvriendelijke) oevers, water, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Binnen het bouwvlak
  • a. tenzij anders is aangeduid, mogen binnen bouwvlakken worden gebouwd:
    • 1. gebouwen, kassen, teeltondersteunende voorzieningen, bassins voor aquacultuur en voorzieningen voor opslag voor zover aan te merken als bouwwerk, geen gebouw zijnde;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan tenzij met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' of 'bedrijfswoning uitgesloten' anders is aangeduid;
  • c. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen per bouwvlak ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte/inhoud  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m   10 m   900 m³  
bijgebouwen bij een bedrijfswoning, inclusief overkappingen   3 m   6 m   100 m²  
kassen, boog- en gaaskassen ten behoeve van glastuinbouw als neventak   7 m   12 m   2.000 m² met dien verstande dat kassen, boog- en gaaskassen niet zijn toegestaan op de gronden met de aanduiding 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied'  
kassen, boog- en gaaskassen op de gronden met de aanduiding 'glastuinbouw'   7 m   12 m    
gebouwen ten behoeve van intensieve kwekerijen en intensieve tuinbouw in gebouwen als neventak   7 m   12 m    
gebouwen ten behoeve van aquacultuur   7 m   12 m   2.000 m²  
gebouwen en overkappingen voor opslag van agrarische producten   7 m   12 m    
voedersilo's     12 m    
sleufsilo's     3 m    
wateropslagruimten als zelfstandig bouwwerk     6 m    
mestopslagruimten als zelfstandig bouwwerk (exclusief mestopslagruimten onder gebouwen) en mestopslag, geen bouwwerk zijnde   5 m   7 m   2.500 m³  
mestopslag op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestbassin'   5 m   7 m    
silo's en vergistingsinstallaties voor het opwekken van duurzame energie     12 m   aard, schaal en omvang passend bij het betreffende agrarische bedrijf  
gebouwen en overkappingen ten behoeve van de (aangrenzende) camping/kleinschalig kamperen op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapscamping'   4 m   8 m   400 m²  
gebouwen en overkappingen ten behoeve van kleinschalig kamperen   4 m   8 m   bestaande bebouwing; indien de bestaande gebouwen daar niet geschikt voor zijn of nodig zijn voor de agrarische bedrijfsvoering mag ten hoogste één nieuw gebouw worden opgericht met een oppervlakte van maximaal 50 m²  
gebouwen en overkappingen ten behoeve van niet-agrarische nevenactiviteiten (NED)       bestaande bebouwing  
overige gebouwen en overkappingen op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf '   7 m   12 m    
overige bedrijfsgebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak   7 m   12 m    
windturbines op gronden met de aanduiding 'windturbine' met dien verstande dat maximaal één windturbine per aanduiding is toegestaan     zoals weergegeven door de maatvoeringaanduiding    
gebouwen op de gronden met de aanduiding 'windturbine'     4 m    
stapmolen, met dien verstande dat maximaal één stapmolen per bouwvlak is toegestaan     2 m    
erf- of terreinafscheidingen     2 m    
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     3 m    

  • d. de bouwvlakken verbonden door een relatieteken worden geacht één bouwvlak te vormen met dien verstande dat aanduidingen uitsluitend gelden voor het (deel)bouwvlak waarvoor deze zijn opgenomen;
  • e. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de as van de (dichtstbij gelegen) hoofdverkeersbaan met de bestemming Verkeer bedraagt ten minste 40 m bij de volgende wegen:
    • 1. N257;
    • 2. N286;
    • 3. N656;
    • 4. N658;
    • 5. N659;
  • f. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de as van de (dichtstbij gelegen) hoofdverkeersbaan met de bestemming Verkeer van de overige wegen bedraagt tenminste 20 m;
  • g. de rotoren van windturbines zijn ook toegestaan boven gronden zonder de aanduiding 'windturbine';
  • h. bij herbouw of vervanging van een windturbine dient, indien de tiphoogte van die windturbine hoger is dan 113 meter, een radarverstoringstoets te worden uitgevoerd;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder c mag een bedrijfswoning worden uitgebreid binnen het bestaande gebouw waar de bedrijfswoning deel van uitmaakt, waaronder worden begrepen de met de woning één geheel vormende ruimten, zoals schuren en stallen;
  • j. bouwvlakken waarop op het moment van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan nog niet is gebouwd dienen te worden voorzien van een landschappelijke inpassing.

4.2.2 Buiten het bouwvlak
  • a. buiten bouwvlakken zijn uitsluitend toegestaan:
    • 1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, stapmolens, schokgolfgeneratoren, bassins voor aquacultuur en voorzieningen voor opslag;
    • 3. aansluitend aan het bouwvlak: sleufsilo's en kuilvoerplaten tot een oppervlakte van maximaal 2.000 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
    • 4. wateropslag waarbij de bouwhoogte en de inhoud per wateropslag ten hoogste 6 m respectievelijk 200 m3 mag bedragen;
    • 5. aansluitend aan het bouwvlak: gebouwen en overkappingen voor sanitaire voorzieningen en/of recreatieruimten voor kleinschalig kamperen;

met dien verstande dat:

  • b. de gezamenlijke oppervlakte en de bouwhoogte van sanitaire voorzieningen en/of recreatieruimten voor kleinschalig kamperen zoals bedoeld in 4.2.2 onder a.5 ten hoogste 50 m2 per bouwvlak respectievelijk 4 m mag bedragen;
  • c. de afstand tussen de sanitaire voorzieningen en/of recreatieruimten zoals bedoeld in 4.2.2 onder a.5 en het bijbehorende bouwvlak ten hoogste 50 m mag bedragen;
  • d. de afstand tussen de sanitaire voorzieningen zoals bedoeld in 4.2.2 onder a.5 en de meest nabij gelegen woning van derden ten minste 50 m moet bedragen;
  • e. de bouwhoogte van erfafscheidingen ten hoogste 2 m mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 m mag bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bouwen nabij de bestemming Verkeer

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder e en lid 4.2.1 onder f voor het bouwen van een gebouw of overkapping binnen een afstand van 40 m respectievelijk 20 m tot de bestemming Verkeer, met in achtneming van het volgende:

  • a. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot bezwaren vanuit verkeersveiligheid of wegbeheer;
  • b. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder.

4.3.2 Stellingen en overkappingconstructies als permanente teeltondersteunende voorziening

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 voor het bouwen van stellingen en overkappingconstructies als permanente teeltondersteunende voorziening buiten een bouwvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. medewerking wordt niet verleend voor gronden met de aanduiding 'afwegingszone - natuur' of de aanduiding 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied';
  • b. de teeltondersteunende voorziening staat ten dienste van en is bedrijfseconomisch ondergeschikt aan het grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • c. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • d. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • e. als voorwaarde voor het verlenen van de omgevingsvergunning wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing vastgelegd;
  • f. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
    • 2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden.

4.3.3 Boog- en gaaskassen als permanente teeltondersteunende voorziening

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 ten behoeve van de bouw van boog- en gaaskassen als permanente teeltondersteunende voorziening buiten een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend voor boog- en gaaskassen grenzend aan het bouwvlak;
  • b. medewerking wordt niet verleend voor gronden met de aanduiding 'afwegingszone - natuur' of de aanduiding 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied';
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de boog- en gaaskassen buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 ha per bouwvlak;
  • d. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • e. de teeltondersteunende voorziening staat ten dienste aan en is bedrijfseconomisch ondergeschikt aan het grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • f. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • g. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • h. als voorwaarde voor het verlenen van de omgevingsvergunning wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing vastgelegd;
  • i. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
    • 2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden;
    • 3. onevenredige aantasting van landschapswaarden;
    • 4. onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

4.3.4 Overschrijding grenzen bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het overschrijden van de grenzen van een bouwvlak met gebouwen - met uitzondering van kassen -, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover plaatsing binnen het bouwvlak niet mogelijk of doelmatig is en/of milieuwetgeving of wetgeving op het gebied van dierenwelzijn dit noodzakelijk maakt;
  • b. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend voor de bouw van een gebouw - geen kas zijnde -, overkapping of bouwwerk, geen gebouwen zijnde, die, aansluitend aan het bouwvlak, de grenzen van het bouwvlak overschrijdt met ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak;
  • c. indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - natuur' wordt de omgevingsvergunning uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;
  • d. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • e. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen; indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied' leidt verlening van de omgevingsvergunning niet tot hinder of nagenoeg geen hinder voor de naastgelegen woonkernen of verblijfsrecreatieve terreinen;
  • f. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van natuurwaarden;
  • g. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

4.3.5 Recreatieruimte op een minicamping

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 voor het bouwen van een recreatieruimte ten behoeve van kleinschalig kamperen buiten een bouwvlak met in achtneming van het volgende:

  • a. de bouwhoogte van de recreatieruimte bedraagt ten hoogste 4 m;
  • b. het gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van kleinschalig kamperen bedraagt ten hoogste 50 m² per bouwvlak;
  • c. de omgevingsvergunning wordt niet verleend binnen een afstand van 50 m ten opzichte van de meest nabij gelegen woning van derden;
  • d. verlening van de omgevingsvergunning is noodzakelijk omdat de bestaande bebouwing niet geschikt of geschikt te maken is om te dienen als recreatieruimte;
  • e. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van naastgelegen percelen.

4.3.6 Grotere mestopslagruimte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 voor het vergroten van de maximale inhoud van een mestopslagruimte als zelfstandig bouwwerk, binnen een bouwvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. afwijking dient noodzakelijk te zijn voor de opslag van mest van de tot het eigen bedrijf behorende en op het betreffende bouwvlak gehuisveste veestapel;
  • b. verlening van de omgevingsvergunning is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • c. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • d. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder;
  • e. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

4.3.7 Nieuwbouw niet-agrarische nevenactiviteit (NED)

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 voor het vervangend nieuw bouwen van één gebouw of uitbreiden van één bestaand gebouw, binnen een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien de agrarische bouwmogelijkheden binnen het bouwvlak niet onevenredig worden beperkt;
  • b. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien een oppervlakte van twee maal de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing wordt gesloopt;
  • c. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien ook toepassing is of wordt gegeven aan het bepaalde in lid 4.5.1;
  • d. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige.

4.3.8 Bouw bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder b voor het bouwen van een bedrijfswoning op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', met in achtneming van het volgende:

  • a. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend ten behoeve van de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting in verband met de aard en omvang van de bedrijfsvoering daadwerkelijk en duurzaam ter plaatse noodzakelijk is;
  • b. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. er wordt voldaan aan de Wet Geluidhinder;
  • e. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies van de agrarisch deskundige omtrent het bepaalde onder a en b;
  • f. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige.

4.3.9 Bouw veld- en fruitschuur

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder a voor het bouwen van een veld- of fruitschuur buiten het bouwvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van een veldschuur ten hoogste 50 m2 mag bedragen;
  • b. de oppervlakte van een fruitschuur ten hoogste 100 m2 mag bedragen;
  • a. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien de mogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
  • b. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige.

4.3.10 Bouwen kleine windturbine

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder c voor de bouw van een windturbine binnen het bouwvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. per bouwvlak is ten hoogste één kleine windturbines toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 20 m; in afwijking van het bepaalde in 2.7 wordt de bouwhoogte van deze windturbines gemeten vanaf het peil tot aan het uiteinde of de tip van de rotor in de hoogste stand;
  • b. windturbines zijn niet toegestaan op de gronden met de aanduiding 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied' of de aanduiding 'afwegingszone - natuur';
  • c. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van ter plaatse aanwezige natuurwaarden;
  • d. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

ten aanzien van agrarisch gebruik

  • a. bij een paardenbak en/of stapmolen is het gebruik van een geluidsinstallatie, of verlichting door middel van lichtmasten die niet zijn voorzien van bovenafdekking, niet toegestaan;
  • b. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting, in permanente tunnel- of boogkassen is niet toegestaan;
  • c. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting, in kassen waarvan gevel en dak aan de binnenzijde niet volledig zijn afgeschermd tegen horizontale en verticale lichtuitstraling, is niet toegestaan;
  • d. het gebruik van gebouwen, opslagvoorzieningen en installaties, anders dan ten behoeve van het eigen agrarische bedrijf is niet toegestaan, met uitzondering van het bepaalde onder o;
  • e. het gebruik van een mestopslag voor handelsdoeleinden is niet toegestaan tenzij op grond van de verbeelding en/of de regels de mestopslag ten behoeve van een mestdistributiebedrijf is toegestaan;
  • f. het gebruik van gronden die zijn gelegen binnen een afstand van 50 m van woningen van derden, of terreinen bestemd voor verblijfsrecreatie (kleinschalig kamperen daaronder inbegrepen) ten behoeve van nieuwe fruitteeltboomgaarden is niet toegestaan;

buiten bouwvlakken

  • g. de opslag van mest, al dan niet in voorzieningen voor mestopslag - niet zijnde bouwwerken -, afgedekt of verpakt, is buiten bouwvlakken niet toegestaan;
  • h. de opslag van goederen, anders dan agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf, buiten een bouwvlak, is niet toegestaan;
  • i. opslag van goederen hoger dan 4 m is niet toegestaan;
  • j. containervelden en bassins voor aquacultuur zijn buiten een bouwvlak niet toegestaan;
  • k. het gebruik van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een aaneengesloten periode langer dan 6 maanden is niet toegestaan;
  • l. het gebruik van de gronden ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik is toegestaan;

ten aanzien van de huisvesting van seizoenarbeiders

  • m. de aanwezigheid van meer dan 8 kampeermiddelen of meer dan 100 m2 woonunits of een evenredige combinatie van beiden, gedurende een periode van meer dan 10 weken per kalenderjaar ten behoeve van het huisvesten van seizoenarbeiders is niet toegestaan met inachtname van het bepaalde onder n;
  • n. het is niet toegestaan om de kampeermiddelen en woonunits voor de huisvesting van seizoenarbeiders anders te gebruiken dan voor de huisvesting van seizoenarbeiders die gedurende het oogstseizoen werkzaam zijn op hetzelfde agrarische bedrijf als waar de kampeermiddelen en woonunits zijn geplaatst;

ten aanzien van niet-agrarisch gebruik

  • o. de opslag van agrarische producten anders dan ten behoeve van het eigen agrarische bedrijf en de opslag van caravans, boten en inboedels is uitsluitend binnen de bestaande gebouwen toegestaan;
  • p. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van het gebruik van ten hoogste 150 m² bruto vloeroppervlakte voor de verkoop van boerderij- of streekproducten;
  • q. het gebruik van meer dan 20% van de standplaatsen voor kampeermiddelen voor permanente standplaatsen is niet toegestaan;
  • r. voor zover de bebouwing ten behoeve van de landschapscamping gebruikt wordt voor horeca is deze horeca ten behoeve van en ondergeschikt aan het verblijfsrecreatieve gebruik;

ten aanzien van de bedrijfswoning

  • s. het gebruik van een bijgebouw ten behoeve van bewoning of het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • t. het gebruik van de bedrijfswoning door derden terwijl er binnen het betreffende bouwvlak nog sprake is van een agrarische bedrijfsvoering, is toegestaan met dien verstande dat bedrijfswoningen op gronden met de aanduiding 'specifiek vorm van agrarische - neventak intensieve veehouderij' niet door derden mogen worden bewoond;
  • u. het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en logies met ontbijt is toegestaan in een woning en in een bijgebouw met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
    • 2. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 50 m2;
    • 3. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
    • 4. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving, waarbij de activiteit vergelijkbaar is met activiteiten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten categorie 2;
    • 5. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 6. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

overig

  • v. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting is niet toegestaan;
  • w. Wgh - inrichtingen zijn niet toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Nieuwe Economische Dragers (NED's)

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor een NED ter plaatse van een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend voor:
    • 1. een NED die voorkomt in de positieve lijst Nieuwe Economische Dragers zoals opgenomen in bijlage 2;
    • 2. overige bedrijfsactiviteiten, die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de NED's zoals vermeld in bijlage 2 ;
  • b. voor de ontwikkeling van een NED in een cultuurhistorisch waardevolle gebouw op een perceel genoemd in bijlage 3 is het bepaalde in artikel 37.6.4 van toepassing;
  • c. de NED vindt plaats in bestaande gebouwen op een bouwvlak tenzij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in 4.3.7;
  • d. de NED, of alle NED's tezamen, behorende bij een agrarisch bedrijf, wordt of worden uitgeoefend in een kleinschalige omvang, hetgeen blijkt uit:
    • 1. de ruimtelijke uitstraling;
    • 2. de verkeersaantrekkende werking, waarbij verlening van de omgevingsvergunning niet tot een onevenredige toename leidt van de automobiliteit;
    • 3. de categorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten waartoe de activiteit behoort, waarbij geldt dat:
      • de bedrijfsactiviteit ten hoogste tot categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten behoort of;
      • de bedrijfsactiviteit ten hoogste tot categorie 3 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten behoort, mits is aangetoond dat daardoor geen milieuhinder voor aangrenzende percelen ontstaat of;
      • het een landbouwverwant bedrijf betreft zoals genoemd in bijlage 2;
    • 4. de omvang van verblijfsrecreatie waarbij geldt dat maximaal 10 verblijfseenheden (appartementen, hotelkamers) binnen het gebouw gerealiseerd mogen worden;
    • 5. de omvang van paardrijactiviteiten waarbij geldt dat maximaal één gebouw binnen een bouwvlak hiervoor benut mag worden en (groeps)lessen en horecamatige activiteiten niet zijn toegestaan;
  • e. NED's niet worden toegestaan op gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • f. NED's uitsluitend bij volwaardige of reële agrarische bedrijven zijn toegestaan;
  • g. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • h. de verkeersveiligheid wordt niet negatief beïnvloed;
  • i. opslag van goederen ten behoeve van de NED buiten gebouwen is niet toegestaan;
  • j. nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten en lichtbakken voor reclamedoeleinden daaronder begrepen, zijn niet toegestaan;
  • k. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • l. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

4.5.2 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het toestaan of uitbreiden van kleinschalig kamperen op en in aansluiting op een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend voor ten hoogste 25 standplaatsen voor kampeermiddelen per bouwvlak waarvan ten hoogste 20 % permanente standplaatsen met een maximum van 5; de overige standplaatsen zijn niet-permanente standplaatsen;
  • b. plaatsing van kampeermiddelen is uitsluitend toegestaan op en/of in aansluiting van een agrarisch bouwvlak van een functionerend grondgebonden agrarisch bedrijf met dien verstande dat de afstand van een kampeermiddel tot de grens van het betreffende bouwvlak niet meer dan 50 m mag bedragen;
  • c. indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - natuur' wordt de omgevingsvergunning uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;
  • d. het kleinschalig kamperen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein;
  • f. de afstand tussen het terrein voor kleinschalig kamperen en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt tenminste 50 m;
  • g. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • h. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • i. indien het aantal standplaatsen groter is of wordt dan 15 wordt de omgevingsvergunning slechts verleend als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • j. als voorwaarde voor het verlenen van de omgevingsvergunning wordt de aanleg/realisering en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst vastgelegd.

4.5.3 Containervelden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 onder j voor het gebruik van gronden als containervelden, met in achtneming van het volgende:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de containervelden buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 ha per bouwvlak;
  • b. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend voor gronden aansluitend op een bouwvlak;
  • c. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van ter plaatse aanwezige natuurwaarden;
  • e. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • f. indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - natuur' wordt de omgevingsvergunning uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;
  • g. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • h. als voorwaarde voor het verlenen van de omgevingsvergunning wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing vastgelegd;
  • i. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

4.5.4 Bassins voor aquacultuur

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 onder j voor het gebruik van gronden als bassins voor aquacultuur, met in achtneming van het volgende:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'aquacultuur uitgesloten' de gronden niet in gebruik mogen worden genomen voor bassins voor aquacultuur;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bassins buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 3 ha per bouwvlak;
  • c. de hoogte van een aarden wal rond een bassin en van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 75 cm;
  • d. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend voor gronden aansluitend op een bouwvlak;
  • e. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • f. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van ter plaatse aanwezige natuurwaarden;
  • g. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • h. indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - natuur' wordt de omgevingsvergunning uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;
  • i. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • j. als voorwaarde voor het verlenen van de omgevingsvergunning wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing vastgelegd;
  • k. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

4.5.5 Weidegang

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a juncto lid 1.100 inzake weidegang als criterium voor grondgebonden agrarische bedrijven, voor rundveebedrijven die in plaats van weidegang, voldoende ruwvoer telen, met inachtneming van het volgende:

  • a. uit het te overleggen ondernemersplan inzake de nieuwe bedrijfssituatie, blijkt het volgende:
    • 1. de gronden zijn in overwegende mate in de directe omgeving van het bedrijf gelegen;
    • 2. de gronden behoren feitelijk tot het bedrijf;
    • 3. de gronden worden feitelijk voor ruwvoerteelt voor het bedrijf gebruikt;
    • 4. de oppervlakte gronden is toereikend voor voerteelt in relatie tot de omvang van de veestapel;
    • 5. er wordt voldoende voer geteeld voor de voerbehoefte van het eigen bedrijf, zodanig dat het niet gaat om bijvoedering maar om een hoofdbestanddeel in de voervoorziening;
    • 6. gewassen worden integraal voor voedering van vee gebruikt;
    • 7. bewerking van de gewassen vindt slechts in ondergeschikte mate plaats en in ieder geval op het bedrijf;
  • b. toepassen van weidegang is vanuit de bedrijfssituatie niet mogelijk of niet gewenst;
  • c. de continuïteit van ruwvoerteelt is ook op langere termijn verzekerd;
  • d. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend als over de aspecten zoals genoemd onder a tot en met c een schriftelijke overeenkomst met het bedrijf wordt gesloten.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Openheid zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het planten van fruitbomen, overige houtopstanden of andere meerjarige opgaande beplantingen voor zover deze in volgroeide staat hoger zijn dan 1,5 m;
  • b. het aanleggen of verharden van recreatiepaden;
  • c. het aanbrengen van verhardingen op half- en onverharde paden en wegen.

4.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 4.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. uitgevoerd worden op bouwvlakken;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • d. het planten van fruitbomen, overige houtopstanden of andere meerjarige opgaande beplanting tot een oppervlakte 2 ha;
  • e. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

4.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid lid 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de openheid, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden als bedoeld in 4.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

4.6.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige of aan de voorwaarde als bedoeld in lid 4.6.3 wordt voldaan.

4.7 Wijzigingsregels
4.7.1 Vergroting of vormverandering bouwvlak grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de vergroting en/of vormverandering van een bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bouwvlak mag worden vergroot tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 ha;
  • b. medewerking wordt slechts verleend indien de wijziging noodzakelijk is voor de continuïteit van het agrarische bedrijf en voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; alvorens wijziging voor vergroting toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • c. indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - natuur' wordt medewerking uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;
  • d. wijziging leidt niet tot een onevenredige aantasting van landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • e. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen; indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied' leidt medewerking aan de wijziging niet tot hinder of nagenoeg geen hinder voor de naastgelegen woonkernen of verblijfsrecreatieve terreinen;
  • f. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. wijziging leidt niet tot significante negatieve effecten binnen Natura 2000 gebieden;
  • h. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • i. in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing door middel van een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • j. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

4.7.2 Vormverandering bouwvlak agrarisch hulp- en nevenbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de vormverandering van een bouwvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf' ten behoeve van een agrarisch hulp- en nevenbedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • b. medewerking wordt slechts verleend indien de wijziging noodzakelijk is voor de continuïteit van het bedrijf en voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • c. indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - natuur' wordt medewerking uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;
  • d. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen; indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied' leidt medewerking aan de wijziging niet tot hinder of nagenoeg geen hinder voor de naastgelegen woonkernen of verblijfsrecreatieve terreinen;
  • e. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • f. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • g. in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing door middel van een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • h. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

4.7.3 Wijziging bouwvlak glastuinbouw

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de vergroting en/of vormverandering van een bouwvlak met de aanduiding 'glastuinbouw' met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte kassen mag worden vergroot tot een oppervlakte van ten hoogste 2 ha per bouwvlak;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak mag worden vergroot tot een oppervlakte van ten hoogste 2,5 ha per bouwvlak;
  • c. medewerking wordt slechts verleend indien de wijziging noodzakelijk is voor de van het agrarische bedrijf en voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; alvorens wijziging voor vergroting toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • d. wijziging leidt niet tot een onevenredige verstening, verglazing en versnippering van agrarische gronden of tot een onevenredige schade aan infrastructuur;
  • e. indien gronden tevens zijn aangeduid als 'afwegingszone - natuur' wordt medewerking uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;
  • f. wijziging leidt niet tot een onevenredige aantasting van landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • g. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen; wijziging is niet toegestaan op de gronden met de aanduiding 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied';
  • h. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • i. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • j. ter plaatse wordt voorzien in ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • k. in het wijzigingsplan wordt de aanleg/realisering en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst door middel van een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • l. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

4.7.4 Wijziging bij bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders kunnen, na bedrijfsbeëindiging, de bestemming van gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Openheid en de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming Wonen en/of de bestemming Agrarisch met waarden - Openheid zonder de aanduiding 'bouwvlak', met inachtneming van het volgende:

  • a. het ter plaatse gevestigde (agrarische) bedrijf dient beëindigd te zijn;
  • b. aangetoond dient te zijn dat gedurende een periode van ten minste één jaar is gebleken dat de vestiging van een ander agrarisch bedrijf ter plaatse niet mogelijk is, dan wel wordt anderszins aannemelijk gemaakt dat de vestiging van een ander agrarisch bedrijf niet te verwachten is;
  • c. het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak mag niet worden verhoogd;
  • d. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. indien de inhoud van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) en de oppervlakte van de overige bebouwing, met uitzondering van kassen, meer bedraagt dan bij de bestemming Wonen is toegestaan, dan mogen deze maten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden hetgeen in het wijzigingsplan wordt vastgelegd; in geval van herbouw is het hiervoor bepaalde slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt hetgeen in het wijzigingsplan wordt vastgelegd;
  • f. wijziging voor gronden met de aanduiding 'glastuinbouw' wordt uitsluitend toegepast indien de kassen worden gesloopt;
  • g. bestaande NED's als vervolgactiviteit zijn toegestaan;
  • h. een bestaande minicamping als vervolgactiviteit is toegestaan;
  • i. de maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte van de gebouwen blijft gelijk;
  • j. wijziging niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • k. niet langer van toepassing zijnde aanduidingen zoals genoemd in lid 4.1 worden verwijderd.

 

4.7.5 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van gronden met de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied-2' wijzigen in de bestemming Natuur en/of Water, zonder de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied-2' met dien verstande dat wijziging slechts wordt toegepast als de gronden gebruiksvrij zijn verworven ten behoeve van de inrichting als natuurgebied.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.3.  

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige en potentiële landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenelementen, (natuurvriendelijke) oevers, water en nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. voorzieningen voor opslag, niet zijnde bouwwerken, zoals mestbassins en bassins voor de opslag van andere stoffen zoals water, zijn niet toegestaan;
  • b. de opslag van goederen is niet toegestaan;
  • c. containervelden en bassins ten behoeve van aquacultuur zijn niet toegestaan;
  • d. het gebruik van de gronden ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik is toegestaan.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het planten van fruitbomen, overige houtopstanden of andere meerjarige opgaande beplantingen;
  • b. het omzetten van grasland in bouwland ten behoeve en akker- en tuinbouw;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • d. het aanleggen of verharden van recreatiepaden;
  • e. het aanbrengen van verhardingen op half- en onverharde paden en wegen;
  • f. het aanleggen van overige verhardingen - met uitzondering van kavelpaden - met een oppervlakte van meer dan 250 m2;
  • g. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

5.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

5.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurwaarden:

  • a. niet worden aangetast of;
  • b. niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien nodig mitigerende en zo nodig compenserende maatregelen worden getroffen.

5.4.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige of aan de voorwaarde als bedoeld in lid 5.4.3 wordt voldaan.

Artikel 6 Bedrijf

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.4.  

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  • a. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'baggerspeciedepot': de opslag van bagger en grondspecie behorende tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': opslag van caravans;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': een gemaal;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': nutsvoorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': op- en overslag behorende tot categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - graan en bestrijdingsmiddelen': tevens de op- en overslag van graan en bestrijdingsmiddelen behorende tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag wegenbouw': tevens opslag ten behoeve van het wegenonderhoud, wegenbeheer en het onderhoud van waterlopen en waterkeringen behorende tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterzuivering en steunpunt wegenbeheer': tevens een rioolwaterzuivering behorende tot categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede een steunpunt voor wegbeheer, waaronder begrepen een gronddepot behorende tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf': tevens een schildersbedrijf behorende tot categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transport': tevens een transportbedrijf behorende tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - visverwerkingsbedrijf': tevens de opslag en verwerking van vis behorende tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • m. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

6.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijfswoning met bijbehorende aan-, uit- en bijgebouwen toegestaan, tenzij met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' anders is aangeduid;
  • b. voor zover gebouwen niet op de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 m;
  • c. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de as van de (dichtstbij gelegen) hoofdverkeersbaan met de bestemming Verkeer bedraagt tenminste 40 m bij de volgende wegen:
    • 1. N257;
    • 2. N286;
    • 3. N656;
    • 4. N658;
    • 5. N659;
  • d. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de as van de (dichtstbij gelegen) hoofdverkeersbaan met de bestemming Verkeer van de overige wegen bedraagt ten minste 20 m;
  • e. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte/inhoud  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m   10 m   900 m³  
bijgebouwen bij een bedrijfswoning, inclusief overkappingen   3 m   6 m   100 m²  
gebouwen en overkappingen op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterzuivering en steunpunt wegenbeheer'   6 m   8 m   480 m2  
overige bedrijfsgebouwen en overkappingen   7 m   10 m   bestaande oppervlakte  

  • f. de bestemmingsvlakken verbonden door een relatieteken worden geacht één bestemmingsvlak te vormen met dien verstande dat aanduidingen uitsluitend gelden voor het (deel)bestemmingsvlak waarvoor deze zijn opgenomen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e mag een bedrijfswoning worden uitgebreid binnen het bestaande gebouw waar de bedrijfswoning deel van uitmaakt, waaronder worden begrepen de met de woning één geheel vormende ruimten, zoals schuren.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m met inachtneming van het bepaalde onder b;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen op de gronden met de aanduiding 'nutsvoorziening' bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 9 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Vergroting gebouwen en overkappingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder e voor het vergroten van de oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen binnen het bestemmingsvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. de vergroting van het bebouwde oppervlak met gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 20% van het bestaande oppervlak;
  • b. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • c. zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • d. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • e. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige lichthinder;
  • f. verlening van de omgevingsvergunning is noodzakelijk waarbij wordt afgewogen of verplaatsing naar een bedrijventerrein mogelijk is;
  • g. als voorwaarde voor het verlenen van omgevingsvergunning wordt de aanleg/realisering en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst vastgelegd;
  • h. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

6.3.2 Bouwen nabij bestemming Verkeer

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder c en d voor het bouwen van een gebouw of overkapping binnen een afstand van 40 respectievelijk 20 m tot de bestemming Verkeer, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot bezwaren vanuit verkeersveiligheid of wegbeheer;
  • b. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder.

6.3.3 Bouwen kleine windturbines

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 voor de bouw van een windturbine binnen het bestemmingsvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. per bestemmingsvlak is ten hoogste één kleine windturbines toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 20 m; in afwijking van het bepaalde in 2.7 wordt de bouwhoogte van deze windturbines gemeten vanaf het peil tot aan het uiteinde of de tip van de rotor in de hoogste stand;
  • b. windturbines zijn niet toegestaan op de gronden met de aanduiding 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied' of de aanduiding 'afwegingszone - natuur';
  • c. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van ter plaatse aanwezige natuurwaarden;
  • d. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen op gronden gelegen tussen bedrijfsgebouwen en de meest nabij gelegen bestemming Verkeer is niet toegestaan;
  • b. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • c. verlichting door middel van lichtmasten die niet zijn voorzien van een bovenafdekking is niet toegestaan;
  • d. zelfstandige kantoren en zelfstandige detailhandel zijn niet toegestaan;
  • e. opslag en verkoop van vuurwerk is niet toegestaan;
  • f. het gebruik van een bijgebouw ten behoeve van bewoning of het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • g. het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan in een woning en in een bijgebouw met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
    • 2. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 50 m2;
    • 3. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
    • 4. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving, waarbij de activiteit vergelijkbaar is met activiteiten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten categorie 2;
    • 5. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 6. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
  • h. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting is niet toegestaan;
  • i. Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.
6.5 Wijzigingsregels
6.5.1 Wijziging bij bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders kunnen, na bedrijfsbeëindiging, de bestemming Bedrijf wijzigen in de bestemming Wonen met inachtneming van het volgende:

  • a. het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak mag niet worden verhoogd;
  • b. indien de inhoud van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) en de oppervlakte van de overige bebouwing meer bedraagt dan bij de bestemming Wonen is toegestaan, dan mogen deze maten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden, hetgeen in het wijzigingsplan wordt vastgelegd; in geval van herbouw is het hiervoor bepaalde slechts van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt hetgeen in het wijzigingsplan wordt vastgelegd;
  • c. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. wijziging mag niet worden toegepast voor gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • e. wijziging leidt niet tot een verandering van de maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte van de gebouwen.

6.5.2 Toelaatbaarheid bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen, na bedrijfsbeëindiging, de aanduidingen zoals bedoeld in 6.1 onder a tot en met m wijzigen ten behoeve van de vestiging van een bedrijf uit categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of een bedrijf dat naar aard en invloed om de omgeving geacht kan worden te behoren tot categorie 1 of 2, indien de bedrijfsactiviteit waarop de aanduiding betrekking heeft daadwerkelijk is beëindigd.

Artikel 7 Bos

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.5.  
7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifiek vorm van bos - aarden wal': een aarden wal met rietveld en onderhoudsstroken;
  • c. extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen;
  • d. behoud van landschapswaarden en ontwikkeling van natuurwaarden;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals ondergrondse faunapassages en de daarbij behorende voorzieningen, fiets- en wandelpaden, bermen en bermsloten, waterpartijen, kleinschalige nutsvoorzieningen, bruggetjes en duikers.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen, overkappingen of erfafscheidingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

  • het gebruik van de gronden met de aanduiding 'specifiek vorm van bos - aarden wal' ten behoeve van extensieve dagrecreatie is niet toegestaan.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Bos zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere meerjarige opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen van gronden;
  • c. het aanleggen of verharden van recreatiepaden of kavelpaden;
  • d. het aanbrengen van verhardingen op half- en onverharde paden en wegen;
  • e. het aanleggen van overige verhardingen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

7.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

7.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en/of landschapswaarden:

  • a. niet worden geschaad; of
  • b. niet significant worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien nodig mitigerende en zo nodig compenserende maatregelen worden getroffen.

7.4.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige of aan de voorwaarde als bedoeld in lid 7.4.3 wordt voldaan.

 

Artikel 8 Detailhandel

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.6.  
8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': uitsluitend een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met inbegrip van lpg, bijbehorende ondergeschikte detailhandel en overige voorzieningen zoals een autowasstraat;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouw van een bedrijfswoning is niet toegestaan;
  • c. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de as van de (dichtstbij gelegen) hoofdverkeersbaan met de bestemming Verkeer van de N286 bedraagt ten minste 40 m;
  • d. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte/inhoud  
bedrijfsgebouwen en overkappingen op de gronden met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'     overeenkomstig maatvoeringaanduiding   overeenkomstig maatvoeringaanduiding  

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 9 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Vergroting gebouwen en overkappingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 onder d voor het vergroten van de oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen binnen het bestemmingsvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. de vergroting van het bebouwde oppervlak met gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 20% van het toegestane oppervlak;
  • b. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • c. zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • d. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • e. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige lichthinder;
  • f. als voorwaarde voor het verlenen van omgevingsvergunning wordt de aanleg/realisering en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst vastgelegd;
  • g. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

8.3.2 Bouwen nabij bestemming Verkeer

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 onder c voor het bouwen van een gebouw of overkapping binnen een afstand van 40 m tot de bestemming Verkeer, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot bezwaren vanuit verkeersveiligheid of wegbeheer;
  • b. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen op gronden gelegen tussen bedrijfsgebouwen en de meest nabij gelegen bestemming Verkeer is niet toegestaan;
  • b. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • c. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • d. opslag en verkoop van vuurwerk is niet toegestaan;
  • e. een lpg-vulpunt is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg'.

Artikel 9 Groen

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.7.  

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'water': tevens voor water en waterberging;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - beplantingsstrook': windhagen die dienen voor de beperking van optredenden drift van toxische stoffen op een woonperceel tijdens bespuitingen van aangrenzende agrarische gewaspercelen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een ontsluitingsweg van een perceel;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig houden van dieren': tevens voor het hobbymatig houden van dieren;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bermsloten en nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen en nutsvoorzieningen worden gebouwd, met inachtname van het bepaalde onder b;
  • b. op de gronden met de aanduiding 'bijgebouwen' zijn bijgebouwen, inclusief overkappingen, toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 15 m2 en een goot- en bouwhoogte van ten hoogste 3 m respectievelijk 6 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt het volgende:

  • a. het gebruik van de gronden en gebouwen met de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - beplantingsstrook' als verblijfsgebied voor personen is niet toegestaan.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Groen en de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - beplantingsstrook' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen, kappen of rooien van de in lid 9.1 onder c genoemde windhagen;
  • b. het in de hoogte snoeien van de in lid 9.1 onder c genoemde windhagen.

9.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
  • a. het verbod van lid 9.4.1 onder a is niet van toepassing indien op andere wijze is gewaarborgd dat de afstand tussen het spuiten van veldgewassen en het aangrenzende woonperceel ten minste 50 m bedraagt;
  • b. het verbod in lid 9.4.1 onder b is niet van toepassing op hoogten van meer dan 3 m.

9.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de afschermende capaciteit van de beplantingsstrook niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

Artikel 10 Horeca

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.8.  
10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca - activiteiten;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - duikschool': tevens een duikschool;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieappartementen': tevens 13 recreatieappartementen in combinatie met een horecabedrijf als bedoeld in lid a.
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. voor zover gebouwen niet op de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 m;
  • c. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte/inhoud  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m   10 m   900 m³  
bijgebouwen bij een bedrijfswoning, inclusief overkappingen   3 m   6 m   100 m²  
bijgebouwen bij een recreatieappartement, inclusief overkappingen   3 m   6 m   10 m²  
overige bedrijfsgebouwen en overkappingen op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - duikschool'   overeenkomstig maatvoeringaanduiding   overeenkomstig maatvoeringaanduiding   bestaande oppervlakte  
overige bedrijfsgebouwen en overkappingen   6 m   10 m   bestaande oppervlakte  

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 9 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Vergroten gebouwen en overkappingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1 onder e voor het vergroten van de oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen binnen het bestemmingsvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. de vergroting van het bebouwde oppervlak met gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 20% van het bestaande oppervlak;
  • b. zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het perceel;
  • c. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige lichthinder;
  • e. als voorwaarde voor het verlenen van de omgevingsvergunning wordt de realisering en de duurzame instandhouding van de ruimtelijke kwaliteitswinst vastgelegd;
  • f. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen op gronden gelegen tussen bedrijfsgebouwen en de meest nabij gelegen bestemming Verkeer is niet toegestaan;
  • b. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • c. het gebruik van een bijgebouw ten behoeve van bewoning of het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • d. het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en logies met ontbijt is toegestaan in een woning en in een bijgebouw met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
    • 2. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 50 m2;
    • 3. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
    • 4. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving, waarbij de activiteit vergelijkbaar is met activiteiten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten categorie 2;
    • 5. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 6. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting is niet toegestaan.
10.5 Wijzigingsregels
10.5.1 Wijziging bij bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders kunnen, na bedrijfsbeëindiging de bestemming Horeca wijzigen in de bestemming Wonen met inachtneming van het volgende:

  • a. het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak mag niet worden verhoogd;
  • b. indien de inhoud van de woning (inclusief aan- en uitbouw) en de oppervlakte van de overige bebouwing meer bedraagt dan bij de bestemming Wonen is toegestaan, dan mogen deze maten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden hetgeen in het wijzigingsplan wordt vastgelegd; in geval van herbouw is het hiervoor bepaalde slechts van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt hetgeen in het wijzigingsplan wordt vastgelegd;
  • c. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte van de gebouwen niet mag worden gewijzigd.

Artikel 11 Maatschappelijk

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.9.  

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend een begraafplaats;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dierenpension met gedragscentrum': uitsluitend een dierenpension met gedragscentrum;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenkliniek': uitsluitend een dierenkliniek;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf': uitsluitend een kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - molen': het behoud van de molen als werktuig en beeldbepalend element;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenpension met gedragscentrum', 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf' of de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenkliniek' is per bestemmingsvlak ten hoogste één dienstwoning toegestaan; op de overige gronden zijn geen dienstwoningen toegestaan;
  • b. voor zover gebouwen niet op de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 m;
  • c. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de as van de (dichtstbij gelegen) hoofdverkeersbaan met de bestemming Verkeer bedraagt ten minste 40 m bij de volgende wegen:
    • 1. N257;
    • 2. N286;
    • 3. N656;
    • 4. N658;
    • 5. N659;
  • d. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de as van de (dichtstbij gelegen) hoofdverkeersbaan met de bestemming Verkeer van de overige wegen bedraagt ten minste 20 m;
  • e. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   dakhelling   oppervlakte/inhoud  
dienstwoning (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m   10 m     900 m³  
bijgebouwen bij een dienstwoning, inclusief overkappingen   3 m   6 m     100 m²  
gebouwen en overkappingen op gronden met de aanduiding 'begraafplaats'     4 m     bestaande oppervlakte  
gebouwen en overkappingen op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - molen'   bestaande goothoogte   bestaande bouwhoogte   bestaande dakhelling   bestaande oppervlakte  
overige gebouwen en overkappingen   6 m   10 m     bestaande oppervlakte  

  • f. in afwijking van het bepaalde onder e mag een bedrijfswoning worden uitgebreid binnen het bestaande gebouw waar de bedrijfswoning deel van uitmaakt, waaronder worden begrepen de met de woning één geheel vormende ruimten, zoals schuren.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 9 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Vergroten gebouwen en overkappingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 onder e voor het vergroten van de oppervlakte gebouwen en overkappingen binnen het bestemmingsvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. medewerking wordt uitsluitend verleend voor de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenpension met gedragscentrum', 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf' of de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenkliniek';
  • b. de vergroting van het bebouwde oppervlak met gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 20% van het bestaande oppervlak;
  • c. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • d. zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • e. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • f. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige lichthinder;
  • g. als voorwaarde voor het verlenen van de omgevingsvergunning wordt de aanleg/realisering en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst vastgelegd;
  • h. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • b. het gebruik van een bijgebouw ten behoeve van bewoning of het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • c. het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en logies met ontbijt is toegestaan in een woning en in een bijgebouw met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
    • 2. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 50 m2;
    • 3. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
    • 4. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving, waarbij de activiteit vergelijkbaar is met activiteiten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten categorie 2;
    • 5. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 6. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5.1 Sloopverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden aanwezige bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - molen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, te slopen.

11.6 Wijzigingsregels
11.6.1 Wijziging bij functiebeëindiging

Burgemeester en wethouders kunnen, na functiebeëindiging de bestemming Maatschappelijk wijzigen in de bestemming Wonen met inachtneming van het volgende:

  • a. medewerking wordt uitsluitend verleend voor de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenpension met gedragscentrum', 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf' of de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenkliniek';
  • b. het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak mag niet worden verhoogd;
  • c. indien de inhoud van de woning (inclusief aan- en uitbouw) en de oppervlakte van de overige bebouwing meer bedraagt dan bij de bestemming Wonen is toegestaan, dan mogen deze maten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden hetgeen in het wijzigingsplan wordt vastgelegd; in geval van herbouw is het hiervoor bepaalde slechts van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt hetgeen in het wijzigingsplan wordt vastgelegd;
  • d. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte van de gebouwen niet mag worden gewijzigd.

Artikel 12 Natuur

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.10.  
12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige en potentiële natuur- en landschapswaarden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens een brug;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - uitkijktoren': tevens een uitkijktoren;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapscamping': tevens verblijfsrecreatie;
  • e. natuurbeheer;
  • f. extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen;
  • g. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende voorzieningen zoals aanlegsteigers;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals ondergrondse faunapassages en de daarbij behorende voorzieningen, fiets- en wandelpaden, bermen en bermsloten, nutsvoorzieningen, bruggetjes en duikers.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

12.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. uitsluitend op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn één bedrijfswoning en beheersgebouwen toegestaan;
  • b. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of de inhoud van deze gebouwen bedraagt ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte/inhoud  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning'   6 m   10 m   900 m³  
bijgebouwen bij een bedrijfswoning, inclusief overkappingen op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning'   3 m   6 m   100 m²  
beheersgebouw, inclusief overkappingen op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning'   4 m   8 m   400 m2  
gebouwen ten behoeve van sanitair en/of recreatieruimten op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapscamping', binnen een afstand van 50 m van het bijbehorende agrarische bouwvlak   4 m   8 m   50 m2  

12.2.2 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen, overkappingen of erfafscheidingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m, met inachtname van het bepaalde onder c en d;
  • c. de oppervlakte en bouwhoogte van observatieposten bedraagt ten hoogste 20 m2 per gebouw respectievelijk 4 m;
  • d. uitsluitend op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - uitkijktoren' is een uitkijktoren toegestaan met een bouwhoogte van 16 m.
12.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt het volgende:

  • a. het gebruik van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapscamping' voor meer dan 60 niet-permanente standplaatsen voor kampeermiddelen is niet toegestaan; de standplaatsen ten behoeve van kleinschalig kamperen worden in dit maximum niet meegerekend.
12.4 Afwijken van de gebruiksregels
12.4.1 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 ten behoeve van het toestaan of uitbreiden van kleinschalig kamperen op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapscamping', op en in aansluiting op een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend voor ten hoogste 25 standplaatsen voor kampeermiddelen per bijbehorend bouwvlak waarvan ten hoogste 20 % permanente standplaatsen; de overige standplaatsen zijn niet-permanente standplaatsen;
  • b. plaatsing van kampeermiddelen is uitsluitend toegestaan op en/of in aansluiting op een agrarisch bouwvlak van een functionerend grondgebonden agrarisch bedrijf met dien verstande dat de afstand van een kampeermiddel tot de grens van het betreffende bouwvlak niet meer dan 50 m mag bedragen;
  • c. het kleinschalig kamperen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein;
  • e. de afstand tussen het terrein voor kleinschalig kamperen en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt tenminste 50 m;
  • f. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • h. indien het aantal standplaatsen groter is of wordt dan 15 wordt de omgevingsvergunning slechts verleend als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • i. als voorwaarde voor het verlenen van de omgevingsvergunning wordt de aanleg/realisering en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst vastgelegd.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het planten, verwijderen, kappen of rooien van houtopstanden of andere meerjarige opgaande beplantingen alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen van gronden;
  • c. het aanbrengen van verhardingen op half- en onverharde paden en wegen;
  • d. het aanleggen van overige verhardingen;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het aanleggen van dammen, kades, duikers, vlonders, schoeiingen of aanlegplaatsen voor recreatievaartuigen.

12.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 12.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

12.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 12.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en/of landschapswaarden:

  • a. niet worden geschaad of;
  • b. niet significant worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien nodig mitigerende en zo nodig compenserende maatregelen worden getroffen.

12.5.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 12.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige of aan de voorwaarde als bedoeld in lid 12.5.3 wordt voldaan.

Artikel 13 Natuur - Landgoed

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.11.  
13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur - Landgoed aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige en potentiële natuur- en landschapswaarden;
  • b. natuurbeheer;
  • c. extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen;
  • d. water en bijbehorende voorzieningen zoals aanlegsteigers;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens het wonen met aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en logies met ontbijt op een landgoed;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals ondergrondse faunapassages en de daarbij behorende voorzieningen, fiets- en wandelpaden, ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen, bermen en bermsloten, waterpartijen, nutsvoorzieningen, bruggetjes en duikers.
13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

13.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. uitsluitend op de gronden met de aanduiding 'wonen' zijn hoofdgebouwen (met bijbehorende aan- en uitbouwen), bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  • b. hoofdgebouwen (met bijbehorende aan- en uitbouwen) en bijgebouwen worden uitsluitend vrijstaand gebouwd;
  • c. de breedte van een hoofdgebouw met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt ten minste 20 m;
  • d. het aantal, de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste of - indien anders aangegeven - ten minste:

bouwwerken   aantal per aanduiding 'wonen'   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte/inhoud  
hoofdgebouwen met bijbehorende aan- en uitbouwen   1, tenzij met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' is aangegeven dat er 2 hoofdgebouwen zijn toegestaan   9 m   13 m   4.500 m3 per hoofdgebouw  
woningen per hoofdgebouw   5 per hoofdgebouw       ten minste 750 m3 per woning  
bijgebouwen en overkappingen   3 per hoofdgebouw   4 m   8 m   200 m2 per hoofdgebouw  

13.2.2 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen, overkappingen of erfafscheidingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
13.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van een bijgebouw ten behoeve van bewoning of het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • b. het onevenredig beperken van de openbare toegankelijkheid van de gronden is niet toegestaan;
  • c. het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en logies met ontbijt is toegestaan in een woning en in een bijgebouw met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
    • 2. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 50 m2;
    • 3. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
    • 4. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving, waarbij de activiteit vergelijkbaar is met activiteiten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten categorie 2;
    • 5. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 6. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur - Landgoed zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het planten, verwijderen, kappen of rooien van houtopstanden of andere meerjarige opgaande beplantingen alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • b. het omzetten van grasland in bouwland;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen van gronden;
  • d. het aanbrengen van verhardingen op half- en onverharde paden en wegen;
  • e. het aanleggen van overige verhardingen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanleggen van kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

13.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 13.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

13.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 13.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden als bedoeld in lid 13.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

13.4.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 13.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige of aan de voorwaarde als bedoeld in lid 13.4.3 wordt voldaan.

Artikel 14 Recreatie

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.12.  
14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'manege': uitsluitend een manege;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hondenkennel': een hondenkennel;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening': uitsluitend een sport- en speelvoorziening;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld': uitsluitend sportvelden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': uitsluitend volkstuinen;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

14.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. uitsluitend op de gronden met de aanduiding 'manege' is per bestemmingsvlak ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. op de gronden met de aanduiding 'speelvoorziening' zijn geen gebouwen of overkappingen toegestaan;
  • c. indien de gronden zijn voorzien van een bouwvlak zijn gebouwen en overkappingen uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • d. voor zover gebouwen niet op de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 m;
  • e. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de as van de (dichtstbij gelegen) hoofdverkeersbaan met de bestemming Verkeer bedraagt bij de N286 ten minste 40 m;
  • f. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de as van de (dichtstbij gelegen) hoofdverkeersbaan met de bestemming Verkeer van de overige wegen bedraagt ten minste 20 m;
  • g. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte/inhoud  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m   10 m   900 m³  
bijgebouwen bij een bedrijfswoning, inclusief overkappingen   3 m   6 m   100 m²  
overige bedrijfsgebouwen en overkappingen op gronden met de aanduiding 'manege'   6 m   10 m   bestaande oppervlakte  
gebouwen en overkappingen (uitsluitend sanitaire voorzieningen, gebouwen voor opslag en clubhuis) op gronden met de aanduiding 'sportveld'   6 m   10 m   bestaande oppervlakte  
gebouwen en overkappingen (uitsluitend bergkasten en hobbykassen) op gronden met de aanduiding 'volkstuin'     3 m   8 m2 per volkstuin  

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten op de gronden met de aanduiding 'sportveld' of de aanduiding 'speelvoorziening' bedraagt ten hoogste 9 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Vergroting gebouwen en overkappingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2.1 onder g voor het vergroten van de oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen binnen het bestemmingsvlak of bouwvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. medewerking wordt uitsluitend verleend voor gronden met de aanduiding 'manege';
  • b. de vergroting van het bebouwde oppervlak met bedrijfsgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 20% van het bestaande oppervlak;
  • c. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • d. zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • e. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • f. als voorwaarde voor het verlenen van de omgevingsvergunning wordt de aanleg/realisering en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst vastgelegd;
  • g. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; het bevoegd gezag vraagt hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

14.3.2 Bouwen nabij bestemming Verkeer

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2.1 onder e en f voor het bouwen van een gebouw of overkapping binnen een afstand van 40 respectievelijk 20 m tot de bestemming Verkeer, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot bezwaren vanuit verkeersveiligheid of wegbeheer;
  • b. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt het volgende:

  • a. het gebruik van meer dan 200 m² bruto vloeroppervlakte ten behoeve van horeca ter plaatse van de aanduiding 'manege' is niet toegestaan;
  • b. op de gronden met de aanduiding 'manege' is verlichting door middel van het gebruik van lichtmasten die niet zijn voorzien van een bovenafdekking, niet toegestaan;
  • c. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • d. het gebruik van een bijgebouw ten behoeve van bewoning of het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • e. het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en logies met ontbijt is toegestaan in een woning en in een bijgebouw met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
    • 2. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 50 m2;
    • 3. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
    • 4. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving, waarbij de activiteit vergelijkbaar is met activiteiten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten categorie 2;
    • 5. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 6. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.
14.5 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, na bedrijfsbeëindiging de bestemming Recreatie wijzigen in de bestemming Wonen met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging kan alleen worden toegepast voor de gronden met de aanduiding 'manege';
  • b. het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak mag niet worden verhoogd;
  • c. indien de inhoud van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) en de oppervlakte van de overige bebouwing meer bedraagt dan bij de bestemming Wonen is toegestaan, dan mogen deze maten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden hetgeen in het wijzigingsplan wordt vastgelegd; in geval van herbouw is het hiervoor bepaalde slechts van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt hetgeen in het wijzigingsplan wordt vastgelegd;
  • d. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte van de gebouwen niet mag worden gewijzigd.

Artikel 15 Recreatie - Dagrecreatie

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.13.  
15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Dagrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen ten behoeve van water- en oeverrecreatie;

alsmede voor:

  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': een evenemententerrein;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - brandstofpomp': een brandstofpomp;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen': centrale voorzieningen;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - sanitaire voorzieningen': sanitaire voorzieningen;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - watersport': watersport;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zeilschool': een zeilschool;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening': uitsluitend een speelvoorziening;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'steiger': uitsluitend een steiger;
  • j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

15.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. uitsluitend op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen', 'specifieke vorm van recreatie - sanitaire voorzieningen', 'specifieke vorm van recreatie - watersport', 'specifieke vorm van recreatie - zeilschool' of 'bedrijfswoning' zijn gebouwen en overkappingen toegestaan;
  • b. uitsluitend op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning' is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
  • c. voor zover gebouwen niet op de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 m;
  • d. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de as van de (dichtstbij gelegen) hoofdverkeersbaan met de bestemming Verkeer bedraagt bij de N659 ten minste 40 m;
  • e. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte/inhoud  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m   8 m   900 m³  
bijgebouwen bij een bedrijfswoning, inclusief overkappingen   3 m   6 m   60 m²  
gebouwen en overkappingen op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen'   4 m   12 m   2.500 m2  
gebouwen en overkappingen op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - sanitaire voorzieningen'   3 m   3 m   60 m2 per gebouw of overkapping met dien verstande dat ten hoogste vier gebouwen of overkappingen zijn toegestaan  
gebouwen en overkappingen op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - watersport'   5 m   9 m   2.500 m2 met dien verstande dat ten hoogste twee gebouwen of overkappingen zijn toegestaan  
gebouwen en overkappingen op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zeilschool'   3 m   6 m   50 m2 met dien verstande dat ten hoogste één gebouw of overkapping is toegestaan  

  • f. in afwijking van het bepaalde in lid 1.78 wordt onder peil verstaan: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld van het terrein zijnde 1,5 m +NAP.

 

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van klimtoestellen en andere hoge bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op de gronden met de aanduiding 'speelvoorziening' bedraagt ten hoogste 10 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Hogere overige bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.2 onder b, met in achtneming van het volgende:

  • a. medewerking wordt uitsluitend verleend voor gronden met de aanduiding 'speelvoorziening';
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 20 m bedragen;
  • c. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van de landschappelijke waarde van het gebied;
  • d. voor het verlenen van de omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de landschapsdeskundige.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt het volgende:

  • a. incidentele dagrecreatieve activiteiten - al dan niet gericht op water- en oeverrecreatie - zijn toegestaan met dien verstande dat deze activiteiten niet meer geluidbelastend zijn dan reguliere activiteiten en dat niet meer motorvoertuigen worden toegelaten dan er parkeerplaatsen zijn;
  • b. incidentele dagrecreatieve activiteiten in de open lucht zijn uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding 'evenemententerrein';
  • c. incidentele dagrecreatieve activiteiten in gebouwen zijn uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen';
  • d. ondergeschikte detailhandel is uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen'; het gebruik van meer dan 150 m² verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van ondergeschikte detailhandel op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' is niet toegestaan;
  • e. een restaurant annex congresruimte is uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen'; het gebruik van meer dan 1.500 m² vloeroppervlakte ten behoeve van een restaurant annex congresruimte op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' is niet toegestaan;
  • f. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • g. het gebruik van een bijgebouw ten behoeve van bewoning of het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • h. het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en logies met ontbijt is toegestaan in een woning en in een bijgebouw met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
    • 2. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 50 m2;
    • 3. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
    • 4. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving, waarbij de activiteit vergelijkbaar is met activiteiten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten categorie 2;
    • 5. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 6. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

Artikel 16 Recreatie - Verblijfsrecreatie

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.13.  
16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Verblijfsrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': een terrein voor verblijfsrecreatie in kampeermiddelen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': een terrein voor verblijfsrecreatie in recreatiewoningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

16.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. op de gronden met de aanduiding 'kampeerterrein' is ten hoogste één sanitaire voorziening toegestaan; overige gebouwen of overkappingen zijn niet toegestaan;
  • b. op de gronden met de aanduiding 'recreatiewoning' zijn uitsluitend hoofdgebouwen met aan- en uitbouwen toegestaan met inachtneming van bepaalde onder c;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b zijn op de gronden met de aanduiding 'bijgebouwen' tevens bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  • d. voor zover gebouwen niet op de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 m;
  • e. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   aantal per aanduiding   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte/inhoud  
sanitaire voorziening op gronden met de aanduiding 'kampeerterrein'   1   3 m   3 m   75 m2  
hoofdgebouwen met aan- en uitbouwen op gronden met de aanduiding 'recreatiewoning'   overeenkomstig aanduiding op de verbeelding   4 m   8 m   100 m2 met inachtneming van het bepaalde onder f  
bijgebouwen en overkappingen op gronden met de aanduiding 'bijgebouwen'   10   3 m   3 m   50 m2 met inachtneming van het bepaalde onder f  

  • f. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen op de gronden met de aanduiding 'recreatiewoning' en 'bijgebouwen' bedraagt ten hoogste 2.000 m2;
  • g. op de gronden met de aanduiding 'recreatiewoning' mogen recreatiewoningen tot maximaal twee aaneen worden gebouwd;
  • h. in afwijking van het bepaalde in lid 1.78 wordt onder peil verstaan: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld van het terrein zijnde 1,5 m +NAP.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
16.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt het volgende:

  • a. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden met de aanduiding 'kampeerterrein' voor permanente standplaatsen is niet toegestaan;
  • c. het gebruik van de gronden met de aanduiding 'kampeerterrein' voor het plaatsen van meer kampeermiddelen dan op de verbeelding met een aanduiding is aangegeven, is niet toegestaan.

Artikel 17 Sport

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.14.  

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een ijsbaan, een speelterrein, een terrein voor veldsporten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietbaan': tevens een indoorschietbaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing': uitsluitend voor de landschappelijke inpassing van de schietbaan door middel van een adequate landschappelijke inpassing;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'water': tevens voor waterberging;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, waterwaterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.
17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

17.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd, behoudens het bepaalde onder b;
  • b. buiten het bouwvlak is één vrijstaande, overkapte fietsenstalling toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  • c. alvorens omgevingsvergunning voor bouwen voor de schietbaan te verlenen dient de landschappelijke inpassing en groeninrichting gerealiseerd te zijn en blijvend in stand te worden gehouden;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' of met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • e. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • f. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 15 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 10 m;
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
17.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende horeca is toegestaan voor zover:
    • 1. dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening en dit rechtstreeks samenhangt met de in 17.1 genoemde bestemming;
    • 2. voorkomend in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van Sport is uitsluitend toegestaan indien sprake is van een adequate landschappelijke inpassing van de schietbaan als omschreven in lid 17.1 onder c.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen, kappen, rooien van de in lid 17.1 onder c genoemde randbeplanting.

17.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 17.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud ten dienste van de bestemming betreffen.

17.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de afschermende capaciteit van de beplantingsstrook niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

Artikel 18 Tuin

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.15.  
18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - beplantingsstrook': beplanting die dient voor de beperking van optredende drift van toxische stoffen op een woonperceel tijdens bespuitingen van aangrenzende agrarische gewaspercelen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen bouwwerken of overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen, overkappingen of erfafscheidingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
18.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt het volgende:

  • a. het gebruik van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - beplantingsstrook' als verblijfsgebied voor personen is niet toegestaan.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Tuin en de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - beplantingsstrook' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

18.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 18.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

18.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 18.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de afschermende capaciteit van de beplantingsstrook niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

Artikel 19 Verkeer

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.16.  

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met doorgaande rijstroken, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard': onverharde wegen;

alsmede voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' of 'garage': tevens opslag;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, ondergrondse faunapassages en de daarbij behorende voorzieningen, bruggen en viaducten, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, verkeersgeleiding en signalering, informatievoorziening, reclame-uitingen en water.
19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

19.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend abri's, fietsenstallingen, nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. op de gronden met de aanduiding 'opslag' of 'garage' mogen in afwijking van het bepaalde onder a tevens gebouwen worden gebouwd;
  • c. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte/inhoud  
abri's     3 m   8 m2  
fietsenstalling     3 m   30 m2  
nutsvoorziening     3 m   15 m2  
gebouwen en overkappingen op de gronden met de aanduiding 'opslag'   4 m   7 m   bestaande oppervlakte  
gebouwen en overkappingen op de gronden met de aanduiding 'garage'   3 m   6 m   bestaande oppervlakte  

19.2.2 Overige bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. de bouwhoogte van bruggen en viaducten bedraagt ten hoogste de bestaande bouwhoogte;
  • c. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 9 m.
19.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt het volgende:

  • a. op de gronden met de aanduiding 'garage' is uitsluitend de stalling van vervoermiddelen en de berging van niet voor de handel of enige andere bedrijfsuitoefening bestemde goederen toegestaan;
  • b. op de gronden met de aanduiding 'opslag' is uitsluitend de stalling van vervoermiddelen en de opslag ten behoeve van bedrijven die voorkomen in categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Verkeer en de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van verhardingen op half- en onverharde paden en wegen.

19.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 19.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

19.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 19.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 20 Water

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.17.  

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatievaart en beroepsvaart;
  • b. waterlopen, waterpartijen, wateraanvoer en -afvoer en de waterberging;
  • c. ontwikkeling van natuurwaarden en aanleg van (natuurvriendelijke) oevers;
  • d. de ontsluiting van aangrenzende percelen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'brug': een brug;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': een ontsluitingspad;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'haven'; een haven;
  • h. extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen;
  • i. bruggen en dammen, keermuren en aanlegsteigers.
20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd, niet zijnde aanlegsteigers voor beroeps- en recreatievaart;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn op de gronden met de aanduiding 'haven' aanlegsteigers voor de beroepsvaart toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • d. de bouwhoogte van bruggen en viaducten bedraagt ten hoogste de bestaande bouwhoogte;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.

Artikel 21 Water - Deltawater

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.18.  

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water - Deltawater aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden samenhangend met het deltawater;
  • b. recreatievaart, beroepsvaart en -visserij;
  • c. wateraanvoer en -afvoer en de waterberging;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'haven'; een haven;
  • e. extensieve waterrecreatie met bijbehorende voorzieningen.
21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd, niet zijnde aanlegsteigers voor de beroeps- en recreatievaart;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn op de gronden met de aanduiding 'haven' aanlegsteigers voor de beroepsvaart toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Water - Deltawater zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • b. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, egaliseren en ophogen van bij eb droogvallende gronden;
  • d. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • e. het verwijderen van oevervegetaties.

21.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 21.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

21.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 21.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

21.3.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 21.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige of aan de voorwaarde als bedoeld in lid 21.3.3 wordt voldaan.

Artikel 22 Wonen

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.19.  

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en logies met ontbijt;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': detailhandel en dienstverlening, met uitzondering van grootschalige detailhandel en detailhandel in motorbrandstoffen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': uitsluitend een kantoor;
  • d. bestaande Nieuwe Economische Dragers zoals vermeld in bijlage 6 van de regels;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen hoofdgebouwen (woningen) met bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak is ten hoogste één woning toegestaan, tenzij met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • c. de onderlinge afstand tussen gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m;
  • d. een woning op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaarde voor bouwen' mag uitsluitend worden gebouwd indien op de aangrenzende bestemming Groen tevens aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - beplantingsstrook' ten minste 2 windhagen zijn gerealiseerd voor de beperking van de optredende drift van toxische stoffen tijdens bespuitingen van aangrenzende agrarische gewaspercelen; deze bepaling is niet van toepassing indien op andere wijze is gewaarborgd dat de afstand tussen het spuiten van veldgewassen en het betreffende woonperceel tenminste 50 m bedraagt;
  • e. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de as van de (dichtstbij gelegen) hoofdverkeersbaan met de bestemming Verkeer bedraagt ten minste 40 m bij de volgende wegen:
    • 1. N257;
    • 2. N286;
    • 3. N656;
    • 4. N658;
    • 5. N659;
  • f. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de as van de (dichtstbij gelegen) hoofdverkeersbaan met de bestemming Verkeer van de overige wegen bedraagt tenminste 20 m;
  • g. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen per bouwperceel ten hoogste:

bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte/inhoud  
hoofdgebouwen (inclusief aan- en uitbouwen)/woning   4 m, tenzij anders aangegeven   ten hoogste 4 m hoger dan de toegestane goothoogte, tenzij anders aangegeven   750 m³  
bijgebouwen en overkappingen bij de woning   3 m   6 m   100 m²  
gebouwen en overkappingen (kantoor) op de gronden met de aanduiding 'kantoor'   4 m   8 m   ten hoogste één gebouw (inclusief overkappingen) van 54 m²  
overige gebouwen en overkappingen op de gronden met de aanduiding 'detailhandel'   7 m   10 m   bestaande oppervlakte  
erfafscheidingen     2 m    
lichtmasten     5 m    
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     3 m    

  • h. in afwijking van het bepaalde onder g mag een woning worden uitgebreid binnen het bestaande gebouw waar de woning deel van uitmaakt, waaronder worden begrepen de met de woning één geheel vormende ruimten, zoals schuren en stallen;
  • i. in afwijking van het hiervoor bepaalde mogen op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd.
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Herbouw bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder g juncto artikel 34.2 teneinde herbouw van bijgebouwen mogelijk te maken, met inachtneming van het volgende:

  • a. maximaal 50 % van de oppervlakte- en/of inhoud van de gesloopte bebouwing mag worden teruggebouwd (op een andere locatie binnen het bouwperceel) met een maximum van 200 m2 per bouwperceel (aanvullend op de toelaatbare oppervlakte van 100 m2);
  • b. de goot- en bouwhoogte mag bij herbouw ten hoogste 3 m respectievelijk 6 m bedragen.
22.3.2 Bouwen nabij de bestemming Verkeer

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder e of het bepaalde in lid 22.2 onder f voor het bouwen van een gebouw of overkapping binnen een afstand van 40 m respectievelijk 20 m tot de bestemming Verkeer, met in achtneming van het volgende:

  • a. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot bezwaren vanuit verkeersveiligheid of wegbeheer;
  • b. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder.
22.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • b. het gebruik van een bijgebouw ten behoeve van bewoning of het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  • c. het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en logies met ontbijt is toegestaan in een woning en in een bijgebouw met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
    • 2. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 50 m2;
    • 3. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
    • 4. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving, waarbij de activiteit vergelijkbaar is met activiteiten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten categorie 2;
    • 5. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 6. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
  • d. de opslag van caravans, boten en inboedels is uitsluitend binnen de bestaande gebouwen toegestaan;
  • e. bij een paardenbak en/of stapmolen is het gebruik van een geluidsinstallatie, of verlichting door middel van lichtmasten die niet zijn voorzien van bovenafdekking, niet toegestaan;
  • f. bewoning van een woning op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaarde voor bouwen' is uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan de bepalingen in lid 22.2 onder d.
22.5 Afwijken van de gebruiksregels
22.5.1 Nieuwe Economische Dragers (NED's)

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.1 voor een NED, met inachtneming van het volgende:

  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend voor:
    • 1. een NED die voorkomt in de positieve lijst Nieuwe Economische Dragers zoals opgenomen in bijlage 2;
    • 2. overige bedrijfsactiviteiten, die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de NED's zoals vermeld in bijlage 2;
  • b. voor de ontwikkeling van een NED in een cultuurhistorisch waardevolle gebouw op een perceel genoemd in bijlage 3 is het bepaalde in artikel 37.6.4 van toepassing;
  • c. de NED vindt plaats in bestaande gebouwen op het bestemmingsvlak;
  • d. de NED, of alle NED's tezamen op een bestemmingsvlak, wordt of worden uitgeoefend in een kleinschalige omvang, hetgeen blijkt uit:
    • 1. de ruimtelijke uitstraling;
    • 2. de verkeersaantrekkende werking, waarbij verlening van de omgevingsvergunning niet tot een onevenredige toename leidt van de automobiliteit;
    • 3. de categorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten waartoe de activiteit behoort, waarbij geldt dat:
      • de bedrijfsactiviteit ten hoogste tot categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten behoort;
      • de bedrijfsactiviteit ten hoogste tot categorie 3 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten behoort, mits is aangetoond dat daardoor geen milieuhinder voor aangrenzende percelen ontstaat;
    • 4. de omvang van verblijfsrecreatie waarbij geldt dat maximaal 10 verblijfseenheden (appartementen, hotelkamers) binnen het gebouw gerealiseerd mogen worden;
    • 5. de omvang van paardrijactiviteiten waarbij geldt dat maximaal één gebouw binnen een bouwvlak hiervoor benut mag worden en (groeps)lessen en horecamatige activiteiten niet zijn toegestaan;
  • e. de verkeersveiligheid wordt niet negatief beïnvloed;
  • f. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • g. opslag van goederen ten behoeve van de NED buiten gebouwen is niet toegestaan;
  • h. nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten en lichtbakken voor reclamedoeleinden daaronder begrepen zijn niet toegestaan;
  • i. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • j. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
22.6 Wijzigingsregels
22.6.1 Vergroting aantal woningen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen teneinde één extra woning toe te staan per bouwperceel, met inachtneming van het volgende:

  • a. medewerking wordt slechts verleend aan het toestaan van één extra woning binnen een bestaande bouwmassa waarin al een bestaande woning aanwezig is;
  • b. de extra woning wordt gerealiseerd in de bestaande bebouwing;
  • c. de inhoud van de woningen mag niet minder dan 500 m3 bedragen;
  • d. de oppervlakte van bijgebouwen, inclusief overkappingen mag per woning ten hoogste 100 m2 bedragen; de overige bebouwing dient te worden gesloopt;
  • e. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • f. er wordt voldaan aan de Wet Geluidhinder;
  • g. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

Artikel 23 Leiding - Gas

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 5.1.  

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een werkdruk van ten hoogste 40 bar.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid  23.2 onder b indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

23.4 Specifieke gebruiksregels

Het is niet toegestaan gronden te gebruiken voor de opslag van goederen.

23.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 23.4 indien het leidingenbelang door de opslagactiviteiten niet onevenredig wordt of kan worden geschaad en er geen gevaar voor de omgeving is te verwachten.
  • b. Alvorens te beslissen op een aanvraag als bedoeld onder a wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
23.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. de aanleg van bassins voor aquacultuur.

23.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 23.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 23.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

23.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 23.6.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad en er geen gevaar voor de omgeving is te verwachten.

23.6.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 23.6.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de leidingbeheerder(s) of aan de voorwaarde als bedoeld in lid 23.6.3 wordt voldaan.

Artikel 24 Leiding - Hoogspanning

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 5.2.  

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanning aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding van ten hoogste 50 kV.

24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 24.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanning zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. de aanleg van bassins voor aquacultuur.

24.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 24.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 24.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

24.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 24.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

24.4.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 24.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de leidingbeheerder(s) of aan de voorwaarde als bedoeld in lid 24.4.3 wordt voldaan.

Artikel 25 Leiding - Leidingstrook

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 5.3.  

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Leidingstrook aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor ondergrondse koolmonoxide en waterstofleidingen.

25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1 genoemde bestemming niet worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 25.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant(en).

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Leidingstrook zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen.

25.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 25.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 25.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

25.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 25.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

25.4.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 25.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de leidingbeheerder(s) of aan de voorwaarde als bedoeld in lid 25.4.3 wordt voldaan.

Artikel 26 Waarde - Archeologie - 1

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 5.4.  

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 1 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.

26.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 50 m2 bedraagt;
    • 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 1 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het planten of rooien van bomen waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

26.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 26.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 26.2 in acht is genomen;
  • e. niet dieper reiken dan 40 cm onder het maaiveld;
  • f. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m²;
  • g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

26.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  26.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate worden veilig gesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van de archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
26.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 1 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologisch waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 27 Waarde - Archeologie - 2

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 5.4.  
27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 2 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 250 m2 bedraagt;
    • 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 2 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het planten of rooien van bomen waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

27.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 27.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 27.2 in acht is genomen;
  • e. niet dieper reiken dan 40 cm onder het maaiveld;
  • f. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²;
  • g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

27.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  27.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate worden veilig gesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van de archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
27.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 2 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologisch waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 28 Waarde - Archeologie - 3

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 5.4.  

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 3 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.

28.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 28.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 500 m2 bedraagt;
    • 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 3 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het planten of rooien van bomen waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

28.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 28.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 28.2 in acht is genomen;
  • e. niet dieper reiken dan 40 cm onder het maaiveld;
  • f. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;
  • g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

28.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  28.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate worden veilig gesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van de archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
28.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 3 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologisch waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 29 Waarde - Archeologie - 4

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 5.4.  

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.

29.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 29.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 2.500 m2 bedraagt;
    • 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 4 zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het planten of rooien van bomen waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

29.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 29.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 29.2 in acht is genomen;
  • e. niet dieper reiken dan 40 cm onder het maaiveld;
  • f. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

29.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  29.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate worden veilig gesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van de archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
29.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 4 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologisch waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 30 Waarde - Beschermde dijk

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 5.5.  

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Beschermde dijk aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor behoud en/of herstel van binnendijken de daaraan eigen landschappelijke, cultuurhistorische waarden en/of natuurwaarden.

30.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 30.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Beschermde dijk zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. beplanten van gronden met houtgewassen ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • f. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

30.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 30.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 30.2 bedoeld;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

30.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 30.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de waarden van de gronden:

  • a. niet worden aangetast of;
  • b. niet significant worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheid voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en indien mitigerende en zo nodig compenserende maatregelen worden genomen.

Artikel 31 Waterstaat - Waterkering

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 5.6.  

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  • a. bescherming en veiligstelling van de waterstaatkundige functie van de regionale waterkering;
  • b. water en bijbehorende voorzieningen voor de waterhuishouding.
31.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 31.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels worden gebouwd.
31.3 Afwijken van de bouwregels
31.3.1 Hogere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.2 onder b ten behoeve van het bouwen van hogere bouwwerken, met inachtneming van het volgende:

  • a. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend ten behoeve van de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien het belang van de waterstaatskundige functie van de regionale waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.

Artikel 32 Waterstaatswerken

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 4.20.  

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaatswerken aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bescherming en veiligstelling van de waterstaatkundige functie van de primaire waterkering;
  • b. waterstaatkundige voorzieningen, dijken, sluizen, bruggen en duikers daaronder begrepen;
  • c. wegen met doorgaande rijstroken (opstelstroken en busstroken daaronder begrepen);
  • d. water en bijbehorende voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor behoud van cultuurhistorische waarden;
  • f. bij deze voorziening behorende voorzieningen zoals parallelwegen, fietspaden, picknickplaatsen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
32.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verkeersregeling, nautisch verkeer daaronder begrepen, verkeersaanduiding, wegaanduiding of verlichting en terreinafscheidingen worden gebouwd;
  • a. gebouwen - niet zijnde bedrijfswoningen - zijn uitsluitend ten behoeve van een sluizencomplex toegestaan ter plaatse van een bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 10 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterbeheersing of scheepvaartbegeleiding bedraagt ten hoogste 10 m;
  • d. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen, overkappingen of erfafscheidingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen.

32.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 32.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

32.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 32.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de cultuurhistorische waarden:

  • a. niet worden aangetast of;
  • b. niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien nodig mitigerende en zo nodig compenserende maatregelen worden getroffen.

32.3.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 32.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de landschapsdeskundige of aan de voorwaarde als bedoeld in lid 32.3.3 wordt voldaan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 33 Antidubbeltelregel

Een nadere toelichting op deze regel is te vinden in paragraaf 5.7.1.  

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 34 Algemene bouwregels

Een nadere toelichting op deze regels is te vinden in paragraaf 5.7.2.  

34.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van het bestemmingsplan worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
34.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in lid 41.1 niet van toepassing.

Artikel 35 Algemene gebruiksregels

Een nadere toelichting op deze regels is te vinden in paragraaf 5.7.3.  

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het (proef)boren naar gas, waaronder schaliegas en het gebruik van (een gedeelte van) gebouwen als seksinrichting.

Artikel 36 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

Een nadere toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 5.7.4 .  

De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn niet van toepassing.

Artikel 37 Algemene aanduidingsregels

Een nadere toelichting op deze regels is te vinden in paragraaf 5.7.5.  
37.1 Afwegingszone - natuur
37.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'afwegingszone - natuur' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede aangeduid voor het behoud van de natuurwaarden van het aangrenzende natuurgebied.

37.1.2 Bouw- en gebruiksregels

Voor de gevolgen voor bouw- en gebruiksregels wordt verwezen naar artikel 3, artikel 4 en artikel 6.

37.2 Afwegingszone - woon- en verblijfsgebied
37.2.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede aangeduid voor het waarborgen van de belangen van aangrenzende woonkernen en verblijfsrecreatieve terreinen.

37.2.2 Bouw- en gebruiksregels

Voor de gevolgen voor bouw- en gebruiksregels wordt verwezen naar artikel 3, artikel 4 en artikel 6.

37.2.3 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de begrenzing van de aanduiding 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied' wijzigen in relatie tot de uitbreiding van woongebieden of verblijfsrecreatieve terreinen, met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging wordt uitsluitend toegepast in combinatie met het vaststellen van een bestemmingsplan(herziening) of omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan waarmee de uitbreiding van woongebieden of verblijfsrecreatieve terreinen planologisch mogelijk wordt gemaakt;
  • b. de aanduiding 'afwegingszone - woon- en verblijfsgebied' heeft een breedte van 100 m rondom de betreffende uitbreiding van woongebieden of verblijfsrecreatieve terreinen.
37.3 Vrijwaringszone - dijk - 1
37.3.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - dijk -1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede aangeduid voor de primaire waterkering en waterstaatkundige voorzieningen.

37.3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen voor de in lid 37.3.1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels worden gebouwd.
37.4 Vrijwaringszone - dijk - 2
37.4.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - dijk - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de daar voorkomende bestemmingen - mede aangeduid voor bescherming van de regionale waterkering en waterstaatkundige voorzieningen.

37.5 Vrijwaringszone - molenbiotoop
37.5.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede aangeduid voor behoud en/of herstel van de aanwezige molen als werktuig.

37.5.2 Bouwregels
  • a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molens wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een bouwhoogte die meer bedraagt dan:
    • 1. 1/50 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen De Korenaar in Poortvliet en de molen De Vier Winden in Sint-Annaland;
    • 2. 1/75 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de standerdmolen aan de Molendijk in Sint-Annaland, de molen aan de Molendijk 72 in Stavenisse (het gedeelte van de molenbiotoop ten westen van de haven), de molen de Korenbloem in Scherpenisse en de molen De Hoop in Sint-Maartensdijk;
    • 3. 1/140 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen De Jager in Oud-Vossemeer, de molen De Nijverheid in Sint-Maartensdijk en de molen aan de Molendijk 72 in Stavenisse (het gedeelte van de molenbiotoop gelegen op de haven (bestemming Water) en het gebied ten oosten ervan);

gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;

  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b is bebouwing met een grotere bouwhoogte in de volgende gevallen rechtstreeks toegestaan:
    • 1. het betreft vervanging van een bestaand bouwwerk met een grotere bouwhoogte;
    • 2. het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht en waarbij de bouwhoogte en breedte blijven binnen de bouwhoogte en breedte van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht.

37.5.3 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de in lid 37.5.2 genoemde molens zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting;
  • b. het ophogen van gronden.

37.5.4 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 37.5.3 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. reeds op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
  • b. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend;
  • c. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting die als zij volgroeid is, niet hoger is dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte van de gebouwen op het zelfde bouwperceel zoals in het plan is toegestaan of het laagste punt van een zuiver verticaal staande wiek van de in lid 37.5.2 genoemde molens.

37.5.5 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. de werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de belangen van de in lid 37.5.2 genoemde molens als werktuig;
  • b. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de molendeskundige over de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan het huidige en/of toekomstige functioneren van de in lid 37.5.2 genoemde molens als werktuig door windbelemmering.
37.6 Karakteristieke of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
37.6.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'karakteristieke of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede aangeduid in verband met de aanwezigheid van karakteristieke of monumentale cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

37.6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken mogen op onderdelen worden vernieuwd of veranderd;
  • b. bouwwerken mogen, voor zover toelaatbaar binnen de bestemming en de regels worden uitgebreid;

mits het bouwplan mede strekt tot behoud van het uitwendige karakter van een bouwwerk in bestaande toestand, zulks ter beoordeling van de gemeentelijke monumentencommissie.

37.6.3 Specifieke gebruiksregels

Deze gronden mogen worden gebruikt overeenkomstig de bij de betrokken bestemming behorende regels.

37.6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Nieuwe Economische Dragers (NED's) bij karakteristieke of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan voor een NED ter plaatse van een karakteristiek of cultuurhistorisch waardevolle gebouw, met inachtneming van het volgende:

  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend voor:
    • 1. karakteristieke of cultuurhistorisch waardevolle gebouwen op de gronden met de aanduiding 'karakteristieke of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing';
    • 2. een NED die voorkomt in de kolom cultuurhistorisch waardevol in de positieve lijst Nieuwe Economische Dragers zoals opgenomen in bijlage 2;
    • 3. overige bedrijfsactiviteiten, die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de NED's zoals vermeld in bijlage 2;
  • b. de NED is in zijn geheel gesitueerd in een bestaand karakteristiek of cultuurhistorisch waardevol gebouw en draagt daadwerkelijk bij aan het behoud en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde van het gebouw als ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • c. de NED, of alle NED's tezamen op een bouwperceel wordt of worden uitgeoefend in een kleinschalige omvang, hetgeen blijkt uit:
    • 1. de ruimtelijke uitstraling;
    • 2. de verkeersaantrekkende werking, waarbij verlening van de omgevingsvergunning niet tot een onevenredige toename leidt van de automobiliteit;
    • 3. de categorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten waartoe de activiteit behoort, waarbij geldt dat:
      • de bedrijfsactiviteit ten hoogste tot categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten behoort;
      • de bedrijfsactiviteit ten hoogste tot categorie 3 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten behoort, mits is aangetoond dat daardoor geen milieuhinder voor aangrenzende percelen ontstaat; alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de milieudeskundige;
    • 4. de omvang van verblijfsrecreatie waarbij geldt dat maximaal 10 verblijfseenheden (appartementen, hotelkamers) binnen het gebouw gerealiseerd mogen worden;
    • 5. de omvang van paardrijactiviteiten waarbij geldt dat maximaal één gebouw binnen een bouwvlak hiervoor benut mag worden en (groeps)lessen en horecamatige activiteiten niet zijn toegestaan;
  • d. de verkeersveiligheid wordt niet negatief beïnvloed;
  • e. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • f. opslag van goederen ten behoeve van de NED buiten gebouwen is niet toegestaan;
  • g. nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten en lichtbakken voor reclamedoeleinden daaronder begrepen, zijn niet toegestaan;
  • h. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • i. als voorwaarde voor het verlenen van de omgevingsvergunning wordt de realisering en de duurzame instandhouding van de ruimtelijke kwaliteitswinst vastgelegd.

37.6.5 Wijziging aantal woningen bij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door het aantal wooneenheden van een bestemmingsvlak te verhogen, ten behoeve van de realisering van extra woningen in een bestaand cultuurhistorische waardevol gebouw op de gronden met de aanduiding 'karakteristieke of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' ten behoeve van het behoud van de cultuurhistorische of monumentale waarde van dat gebouw, met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging wordt slechts toegepast ten behoeve van het behoud van de cultuurhistorische of monumentale waarde van dat gebouw;
  • b. wijziging wordt slechts toegepast indien de inhoudsmaat van de extra woningen niet minder dan 500 m3 bedraagt;
  • c. wijziging wordt slechts toegepast voor zover sprake is van ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm dat de bestaande cultuurhistorische of monumentale waarde van het pand en het karakter van het erf in stand blijft, wordt hersteld of versterkt; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies aan de monumentencommissie;
  • d. er wordt voldaan aan de Wet geluidhinder;
  • e. wijziging wordt slechts toegepast als ter plaatse van de nieuwe wooneenheden sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies aan de milieudeskundige;
  • f. in het wijzigingsplan wordt de realisering en de duurzame instandhouding van de ruimtelijke kwaliteitswinst door middel van een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • g. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

37.6.6 Wijziging zorginstellingen bij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen teneinde een zorginstelling toe te staan in een bestaand cultuurhistorisch waardevol gebouw op de gronden met de aanduiding 'karakteristieke of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' ten behoeve van het behoud van de cultuurhistorische of monumentale waarde van dat gebouw, met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging wordt slechts toegepast ten behoeve van het behoud van de cultuurhistorische of monumentale waarde van dat gebouw;
  • b. de zorginstelling wordt gerealiseerd in de bestaande gebouwen die mogen worden uitgebreid mits de te realiseren uitbreiding past in het beeldbepalende karakter van de bestaande gebouwen;
  • c. wijziging wordt slechts toegepast voor zover sprake is van ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm dat de bestaande cultuurhistorische of monumentale waarde van het pand en het karakter van het erf in stand blijft, wordt hersteld of versterkt; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies aan de monumentencommissie;
  • d. er wordt voldaan aan de Wet geluidhinder;
  • e. wijziging wordt slechts toegepast als ter plaatse van de nieuwe woonzorgfunctie sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies aan de milieudeskundige;
  • f. in het wijzigingsplan wordt de realisering en de duurzame instandhouding van de ruimtelijke kwaliteitswinst door middel van een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • g. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Artikel 38 Algemene afwijkingsregels

Een nadere toelichting op deze regels is te vinden in paragraaf 5.7.6.  
38.1 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  • c. voor de bouw van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen dan wel gebouwen die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, met een inhoudsmaat van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 39 Algemene wijzigingsregels

Een nadere toelichting op deze regels is te vinden in paragraaf 5.7.7.  

39.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

39.2 Wijziging vergroting bestemmingen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de vergroting van een bestemmingsvlak met de bestemming Bedrijf, Maatschappelijk, Detailhandel, Recreatie en de aanduiding 'manege', Recreatie - Dagrecreatie, Recreatie - Verblijfsrecreatie of Horeca, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid mag per bestemmingsvlak slechts eenmaal worden toegepast;
  • b. een bestemmingsvlak met de bestemming Bedrijf, Maatschappelijk, Detailhandel, Recreatie, Recreatie - Dagrecreatie, Recreatie - Verblijfsrecreatie of Horeca mag met ten hoogste 20 % worden vergroot;
  • c. wijziging wordt slechts verleend indien bedrijfseconomisch noodzakelijk;
  • d. wijziging leidt niet tot een onevenredige toename van de automobiliteit en de verkeersveiligheid wordt niet negatief beïnvloed;
  • e. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • f. wijziging leidt niet tot een onevenredige aantasting van cultuurhistorische, landschaps- en natuurwaarden van nabijgelegen gronden;
  • g. ter plaatse wordt voorzien in een landschappelijke inpassing;
  • h. ter plaatse wordt voorzien in ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • i. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • j. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; burgemeester en wethouders vragen hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder;
  • k. in het wijzigingsplan wordt de aanleg/realisering en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst door middel van een voorwaardelijke verplichting vastgelegd.
39.3 Wijziging verbreding wegen, dijken en waterlopen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de verbreding van de bestemmingen Water, Verkeer of Waterstaatswerken, met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging wordt slechts verleend indien de verbreding van waterlopen, wegen, dijken en/of waterstaatswerken noodzakelijk is;
  • b. wijziging wordt slechts verleend indien de gronden gebruiksvrij zijn verworven, dan wel indien de eigenaar en gebruiker schriftelijk hebben ingestemd met de wijziging;
  • c. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. in combinatie met verbreding van dijken mag ook de begrenzing van de bestemming Waarde - Beschermde dijk worden gewijzigd.

Artikel 40 Overige regels

Een nadere toelichting op deze regels is te vinden in paragraaf  

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Een nadere toelichting op de regels uit dit hoofdstuk is te vinden in paragraaf 5.8.  

Artikel 41 Overgangsrecht

41.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
41.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 42 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Tholen'.