direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan Recreatiepark Wulpdal
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0716.BPWulpdal-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Bestemmingsplan Recreatiepark Wulpdal van de gemeente Tholen.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0716.BPWulpdal-VG01 met de bijbehorende regels, verbeelding en eventuele bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bedrijfsmatige exploitatie

Het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningen of een kampeerterrein, gericht op het bieden van -permanent wisselend- recreatief nachtverblijf.

1.7 bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.8 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.11 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.12 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.13 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.15 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.16 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.17 centrale voorzieningen

voorzieningen voor collectief gebruik door de gebruikers van de recreatiewoningen, zoals een receptie/kantoor, horecavoorzieningen, detailhandel, wasserette, fietsenverhuur.

1.18 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.19 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.20 horecabedrijf

Een bedrijf gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

  • a. het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
  • b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
1.21 permanente bewoning

Bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.22 recreatief nachtverblijf

recreatie in ruimten welke zijn bestemd voor recreatief nachtverblijf, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben; onder recreatief nachtverblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.

1.23 peil

Het peil:

  • a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelte hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.24 recreatiewoning

Een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet en een caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt; onder recreatiefverblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.

1.25 seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  • b. een seksbioscoop of sekstheater;
  • c. een seksautomatenhal,
  • d. een seksclub of parenclub,

al dan niet in combinatie met elkaar. Onder een seksinrichting wordt niet verstaan een escortbedrijf of een sekswinkel.

1.26 Staat van Horeca-activiteiten

De Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

De afstand tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de brutovloeroppervlakte (bvo)

De brutovloeroppervlakte volgens NEN 5077.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk
  • a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  • b. bij meerdere/ verschillende (hellende) dakvlakken met verschillende goot- en/of boeiboordhoogten wordt de goot- en/of boeibordhoogte gemeten bij het dakvlak, waarvan de verticale projectie meer bedraagt dan 50% van het grondoppervlak van een gebouw;
  • c. bij toepassing van een lessenaarsdak wordt goothoogte gemeten op het hoogste snijpunt van het dakvlak met de daaronder gelegen gevel: onder de gevel wordt tevens verstaan het hart van de scheidsmuren met een gebouw op een aangrenzend bouwperceel.
2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 ondergeschikte bouwdelen

Ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, overstekende daken en dergelijke, worden voor de berekening van de toegestane bouwoppervlakten buiten beschouwing gelaten tot maximaal 0,3 m buiten de buitenwerkse gevelvlakken.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals water, voet-/fietspaden.
3.2 Bouwregels

Voor bouwen gelden de volgende bouwregels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwende zijnde worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 6 m.

Artikel 4 Recreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spel-, sport- en speelvoorzieningen ten behoeve van het in artikel 5 genoemde recreatiepark;
  • b. parkeerplaatsen ten behoeve van het in artikel 5 genoemde recreatiepark;
  • c. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, bermsloten.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bouwregels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

Artikel 5 Recreatie - Recreatiewoningenterrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoningenterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatief nachtverblijf in recreatiewoningen;
  • b. centrale voorzieningen ten behoeve van de onder a bedoelde bebouwing;
  • c. gebouwen ten behoeve van onderhoud;
  • d. bedrijfswoning;
  • e. detailhandel;
  • f. horeca;
  • g. water;
  • h. groen;
  • i. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, parkeervoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, bruggen, duikers, terrassen, veranda's, steigers, vlonders.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen gebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van het volgende:

5.2.2 Algemeen

  • a. De landschappelijke inpassing van het recreatiepark vindt plaats en wordt in stand gehouden met inachtneming van de in bijlage 1 bij deze regels aangegeven landschappelijke inpassing;
  • b. De opzet en inrichting van het recreatiepark vindt plaats en wordt in stand gehouden met inachtneming van de in bijlage 2 bij deze regels aangegeven inrichtingsvoorstel;
  • c. Recreatiewoningen mogen vrijstaand of aaneen worden gebouwd;
  • d. Recreatiewoningen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de bepalingen van de Wet geluidhinder.

5.2.3 Maatvoeringen

Aantallen

  • a. Het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 167;
  • b. Per recreatiewoning is ten hoogste één bijgebouw toegestaan;
  • c. Er is maximaal één bedrijfswoning toegestaan.

Afstanden 

  • d. De afstand van de voorzieningen zoals genoemd in lid 5.1 b tot recreatiewoningen bedraagt ten minste 30 m;
  • e. De afstand van een lpg-tank tot recreatiewoningen bedraagt ten minste 10 m.

Oppervlakten, goot- en bouwhoogten

  • f. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m.
  • g. De oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedragen ten hoogste de volgende maten:

 

gebouw   oppervlakte   inhoud   goothoogte   bouwhoogte  
recreatiewoning   100 m2 met dien verstande dat voor ten hoogste 40 woningen geldt: 120 m2     6 m   9 m  
bijgebouw bij recreatiewoning   12 m2     3 m   3 m  
voorzieningengebouwen   2000 m2 (totaal)     6 m   12 m  
onderhoudsgebouwen   500 m2 (totaal)     6 m   9 m  
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- vlaggenmasten  
   
3 m  

3 m
9 m  
bedrijfswoning     900 m3   6 m   9 m  

5.3 Afwijken van de bouwregel

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. lid 5.2.3 voor de bouw van een tweede bedrijfswoning, indien dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • b. de in lid 5.2.3 genoemde maximale goot- en bouwhoogten voor ten hoogste 30 % van het aantal recreatiewoningen en voor de bedrijfswoning, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 9 m en 12 m;
    • 2. toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid mag niet leiden tot een onevenredig aantasting van de landschappelijke inpassing;
5.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Het permanent bewonen of laten bewonen van recreatiewoningen is niet toegestaan.
  • b. Het gebruik van recreatiewoningen zonder een bedrijfsmatige exploitatie is niet toegestaan.
  • c. Recreatief nachtverblijf in bijgebouwen is niet toegestaan.
  • d. Detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover:
    • 1. Dit een ondergeschikt bestanddeel is van de totale bedrijfsuitoefening en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 5.1 genoemde bestemming;
    • 2. Het brutovoeroppervlak voor detailhandel ten hoogste 200 m² bedraagt.
  • e. Horeca is uitsluitend toegestaan voor zover:
    • 1. Dit een ondergeschikt bestanddeel is van de totale bedrijfsuitoefening en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 5.1 genoemde bestemming;
    • 2. Voorkomend in categorie 1a, 1b en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, niet zijnde een hotel, zoals aagegeven in bijlage 3 bij deze regels;
    • 3. Het brutovloeroppervlak voor horeca ten hoogste 450 m2 bedraagt.
  • f. Een lpg-tank mag geen grotere inhoud hebben dan 5 m3.
  • g. Er is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het het wonen met aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten en logies met ontbijt;

alsmede voor:

  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen hoofdgebouwen (woningen) met bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak is ten hoogste één woning toegestaan, tenzij met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • c. de onderlinge afstand tussen gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m;
  • d. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen per bouwperceel ten hoogste:

bouwwerk     goothoogte     bouwhoogte     oppervlakte/inhoud    
hoofdgebouwen (inclusief aan- en uitbouwen)/woning     4 m, tenzij anders aangegeven     ten hoogste 4 m hoger dan de toegestane goothoogte, tenzij anders aangegeven  
   
750 m³    
bijgebouwen en overkappingen bij de woning     3 m     6 m     100 m²    
erfafscheidingen         2 m  
 
   
lichtmasten         5 m  
 
   
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
 
    3 m        

6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • b. het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en logies met ontbijt is toegestaan in een woning en in een bijgebouw met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
    • 2. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 50 m2; 
    • 3. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
    • 4. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 5. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. de opslag van caravans, boten en inboedels is uitsluitend binnen de bestaande gebouwen toegestaan.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 250 m2 bedraagt;
    • 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 80 cm wordt geplaatst.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 80 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het planten of rooien van bomen waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

7.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 7.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 7.2 in acht is genomen;
  • e. niet dieper reiken dan 80 cm onder het maaiveld;
  • f. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²;
  • g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

7.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 7.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate worden veilig gesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van de archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologisch waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen en de voorgevelrooilijn mogen, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende ondergeschikte onderdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt en de breedte niet meer dan 3 m bedraagt.

9.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. Bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
    • 2. Bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Afwegingszone - natuur

10.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'afwegingszone - natuur' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede aangeduid voor het behoud van de natuurwaarden van het aangrenzende natuurgebied.

10.1.2 Bouw- en gebruiksregels

Voor de gevolgen voor bouw- en gebruiksregels wordt verwezen naar artikel 5.

10.2 Vrijwaringszone - dijk - 1

10.2.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - dijk -1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede aangeduid voor de primaire waterkering en waterstaatkundige voorzieningen.

10.2.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • d. op deze gronden mogen voor de in lid 10.2.1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd
  • e. de hoogte van bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels worden gebouwd.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is in ieder geval:

  • a. permanente bewoning van recreatiewoningen;
  • b. het aanbieden van logies aan arbeidsmigranten;
  • c. het gebruik van onbebouwde gronden voor:
    • 1. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen
    • 2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • d. van bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, horeca of detailhandel, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsregels;
  • e. het boren naar schaliegas.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijkingen van maten met ten hoogste 10%

Het bevoegd gezag kan, tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • b. Afwijking leidt niet tot wijziging van de aangegeven bestemming.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    • 1. Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.
    • 2. Na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. Het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Bestemmingsplan Recreatiepark Wulpdal.