direct naar inhoud van Artikel 22 Wonen
Plan: Buitengebied Hulst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0677.bpbuitengebied-001V

Artikel 22 Wonen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'atelier', tevens voor een atelier;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor een kantoor;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - beeldhouwatelier', tevens een beeldhouwatelier;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dierenpension', tevens een dierenpension;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - lasbedrijf', tevens een lasbedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - statische opslag', tevens statische opslag;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf', tevens een voormalig agrarisch bedrijf;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuizen', tevens een landhuis;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats', uitsluitend een woonwagenstandplaats;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij', tevens een zorgboerderij;

met de daarbijbehorende:

  • l. infrastructurele voorzieningen;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. groen- en speelvoorzieningen;
  • o. tuinen en erven;
  • p. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • q. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het maximum aantal woningen geldt zoals aangegeven op de verbeelding;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid, met dien verstande dat de goothoogte van aan- en uitbouwen maximaal 4 meter bedraagt;
  • d. de bouwhoogte mag ten hoogste 4 meter meer bedragen dan de maximale goothoogte als bedoeld onder c;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c en onder d mag ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de maximale goothoogte en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  • f. de bewoonbare vloeroppervlakte van een woning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 225 m²;
  • g. de inhoud van een woning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 750 m³;
  • h. de afstand van een bestaand hoofdgebouw ten opzichte van de weg mag worden vergroot met maximaal 5 meter.

22.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning mag maximaal 60 m2 bedragen;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 4 meter meer bedragen dan de maximale goothoogte als bedoeld onder b;
  • d. de afstand tussen een vrijstaand bijgebouw en een woning mag niet minder dan 1 meter bedragen.

22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende specifieke regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    • 1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    • 2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    • 3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    • 4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    • 5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    • 6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • b. per woning is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    • 2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
    • 4. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    • 5. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt.

 

22.2.4 Landhuizen

Voor het bouwen van landhuizen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuizen' gelden de volgende regels:

  • a. bebouwing is toelaatbaar indien de oppervlakte van een bouwperceel minimaal 2 hectare bedraagt en hiervan minimaal 50% met opgaand hout is beplant;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag niet meer dan 5% van de totale oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
  • c. de inhoud van een landhuis mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • d. de afstand van een landhuis tot de perceelsgrens mag niet minder dan 25 meter bedragen;
  • e. de afstand van aan- en bijgebouwen tot de perceelgrens mag niet minder dan 10 meter bedragen;
  • f. de goothoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer dan 4 meter bedragen.

22.2.5 Woonwagens

Voor het plaatsen en/of bouwen van woonwagens ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' gelden de volgende regels:

  • a. het aantal geplaatste woonwagens mag ter plaatse van de aanduidingen 'woonwagenstandplaats' niet meer dan twee bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in 22.2.2 mag de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' niet meer dan 20 m² bedragen.

 

22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Vergroten maximale oppervlakte bijgebouwen (stalling van dieren)

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2.2 onder a ten behoeve het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen voor de stalling van dieren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft uitsluitend de bouw van een bijgebouw ten behoeve van de stalling van dieren op het woonperceel;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van een bijgebouw met overkappingen als bedoeld in sub a mag niet meer dan 60 m² bedragen;
  • c. aangetoond dient te worden dat de overige op het woonperceel aanwezige gebouwen niet ten behoeve van de stalling van dieren kunnen worden gebruikt;
  • d. de oppervlakte van het woonperceel mag niet minder dan 0,5 hectare bedragen en duurzaam als één perceel in gebruik te zijn of worden genomen;
  • e. per perceel mag maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van dit onderdeel worden verleend.

22.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. lichtmasten bij een paardenbak;
  • b. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  • c. detailhandel;
  • d. horeca;
  • e. seksinrichtingen;
  • f. zelfstandige kantoren;
  • g. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • h. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  • i. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • j. bed and breakfast;
  • k. het gebruik van gebouwen, behoudens de woning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid, waaronder tevens wordt verstaan tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  • l. kamperen.

22.5 Afwijken van de gebruiksregels
22.5.1 Kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.4 sub i ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in de woning met bijbehorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  • b. het uitoefenen van de activiteiten niet tot gevolg heeft dat het uiterlijk aanzien van de woning zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen dat wordt gebruikt voor de activiteiten maximaal 25 m² bedraagt;
  • d. het uitoefenen van activiteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan;
  • e. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf;
  • h. afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en architectionische waarden van het perceel dan wel het gebouw.

22.5.2 Bed and Breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.4 sub j ten behoeve van de uitoefening van een bed and breakfast bij een woning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het oprichten van een bed and breakfastvoorziening is toegestaan indien:
    • 1. het hoofdgebouw een minimale inhoud van 500 m³ heeft, met een maximale afwijking van 15%;
    • 2. de bijbehorende bouwwerken minimaal 75 m² en maximaal 100 m² aan oppervlakte hebben en/of,
    • 3. het een cultuurhistorisch waardevol gebouw dan wel monument betreft, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
  • b. de hoofdfunctie van de gronden waarop een bed and breakfastvoorziening wordt gevestigd, wonen blijft;
  • c. een bed and breakfastvoorziening dient binnen de bestaande bebouwing te worden opgericht;
  • d. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfastvoorziening gebruik mag maken bedraagt maximaal 6;
  • e. een bed and breakfastvoorziening mag niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  • f. permanente bewoning is niet toegestaan;
  • g. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  • h. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en architectonische waarden van het perceel dan wel het gebouw.

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning of indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld.

22.5.3 Nieuwe Economische Dragers

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 in samenhang gelezen met het bepaalde in 3.4 ten behoeve een nieuwe economische drager als vervolgactiviteit bij een voormalig agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een functie die voorkomt in de lijst Nieuwe Economische Dragers zoals opgenomen in bijlage 2, waarbij is aangegeven dat via afwijking van de gebruiksregels de functie is toegestaan, dan wel overige bedrijfsfuncties, die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de in bijlage 2 opgenomen functies;
  • b. de activiteiten ten behoeve van een nieuwe economische drager dienen plaats te vinden in bestaande gebouwen binnen een bouwvlak, met inachtneming van de maximale bedrijfsvloeroppervlaktemaat, zoals opgenomen in bijlage 2. In afwijking hiervan geldt voor een cultuurhistorisch waardevolle gebouw en/of monument, zoals opgenomen in bijlage 3, geen maximale bedrijfsvloeroppervlaktemaat;
  • c. het gebruiken van de onbebouwde gronden voor opslag en productie ten behoeve van de nieuwe functie is niet toegestaan;
  • d. het bouwen van nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtbakken en lichtmasten daaronder begrepen, ten behoeve van reclame-doeleinden is niet toegestaan;
  • e. nieuwe functies als vervolgactiviteit bij een voormalig agrarisch bedrijf zijn uitsluitend toelaatbaar tot en met ten hoogste categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat een bedrijfsactiviteit tot en met ten hoogste categorie 3 uit de Staat van Bedrijfsactiviteit eveneens is toegestaan, mits is aangetoond dat:
    • 1. het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving en gelet op de desbetreffende milieuaspecten geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2;
  • f. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  • g. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • h. er wordt voorzien in ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- en natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting dan wel uitstraling van het erf en/of gebouwen; het voorgaande dient vooraf in een privaatrechtelijke overeenkomst te worden vastgelegd;
  • i. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte: hierover wordt vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de wegbeheerder;
    • 3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.

22.6 Wijzigingsbevoegdheid
22.6.1 Wijziging naar Agrarisch

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Wonen' met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemmingen 'Agrarisch' dan wel 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak per agrarisch bedrijf niet meer bedraagt dan:
    • 1. voor een grondgebonden bedrijf: 2 hectare;
    • 2. voor een niet-grondgebonden bedrijf: 1 hectare;
  • b. na wijziging mag het bouwvlak voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat gebouwen, overkapppingen en (sleuf)silo's binnen het bouwvlak dienen te worden gesitueerd;
  • c. aangetoond wordt dat na wijziging sprake is van een reeël dan wel volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • d. indien het perceel wordt toegevoegd aan een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch' dan wel 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak', mag de wijziging niet leiden tot een toename van het aantal agrarische bedrijfswoningen dat ter plaatse van het agrarisch bouwvlak reeds aanwezig is;
  • e. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  • f. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  • g. cultuurhistorische waardevolle bebouwing en/of monumenten zoals opgenomen in bijlage 3 dient te worden behouden;
  • h. de wijziging is milieuhygiënisch uitvoerbaar;
  • i. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • j. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de infrastructuur. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    • 3. onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij een landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.