direct naar inhoud van Regels
Plan: Gouden Ham/De Schans, randzone
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0668.GHSrandzone-OH01

Regels

behorende bij het bestemmingsplan Gouden Ham/De Schans, randzone

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Gouden Ham/De Schans, randzone;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0668.GHSrandzone-OH01 met de bijbehorende regels en de volgende bijlagen:

  • Bijlage 1 Grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijven
  • Bijlage 2 Bedrijven (niet-agrarisch)
  • Bijlage 3 Recreatie
  • Bijlage 4 Gemeentelijke monumenten
  • Bijlage 5 Toegelaten functies
  • Bijlage 6 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • Bijlage 7 Nota parkeren 2013
  • Bijlage 8 Akoestisch onderzoek industrielawaai Buitengebied, Sluissestraat 18a, 8 april 2014, projectnr. 120709;
  • Bijlage 9 Aanvullende Memo 19-8-2014 projectnr. 120709.
1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak:

een vlak door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;

1.6 aaneengebouwde woning:

een woning die samen met twee of meer woningen deel uitmaakt van één bouwmassa, welke bestaat uit de hoofdmassa's van deze woningen;

1.7 afhankelijk woonruimte:

een onderdeel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.8 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels:

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.9 agrarisch bedrijf:

een akkerbouw-, bloementeelt-, sierteelt-, fruitteelt- of ander tuinbouwbedrijf, alsmede een pluimvee-, varkens-, mestrund- en mestkalverenhouderij, paarden- en geitenhouderij danwel een uit twee of meer van genoemde bedrijfstakken samengesteld bedrijf;

1.10 agrarische gebouwen:

gebouwen ten dienste van agrarische doeleinden, niet zijnde een bedrijfswoning;

1.11 ander bouwwerk:

een bouwwerk, niet zijnde een gebouw of bijbehorend bouwwerk;

1.12 archeologische verwachting:

een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachtingswaarde in verband met de in de ondergrond aangetroffen sporen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.13 archeologische waarde:

een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.14 archeologisch monument:

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.15 archeologisch onderzoek:

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.16 bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein:

de som van de oppervlakten van alle op een perceel of terrein gelegen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken 1 m boven peil en buitenwerks gemeten;

1.17 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.18 bebouwingspercentage:

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel;

1.19 bed and breakfast:

een activiteit ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is;

1.20 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.21 bedrijf aan huis:

een bedrijf, waaronder een kappersbedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.22 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.23 bedrijfswoning:

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming;

1.24 beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk uitgeoefend wordt, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.25 bestaand:
  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het gebruik van gronden voor fruitteelt en boom- en sierteelt indien het gebruik van de betreffende gronden niet langer dan drie jaar onderbroken is geweest.
1.26 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.27 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.28 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een (bedrijfs)woning dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend (bedrijfs)woning verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.29 bijgebouw

een vrijstaand danwel aangebouwd gebouw, behorend bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.30 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.31 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.32 bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.33 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.34 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.35 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten;

1.36 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.37 dagrecreatie:

vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.38 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.39 detailhandel in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte producten:

(streek)producten die door het toegelaten bedrijf zijn voortgebracht, geteeld of vervaardigd;

1.40 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.41 diepploegen:

het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,80 m, ten behoeve van het agrarisch gebruik;

1.42 evenement:

een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak;

1.43 extensief recreatief medegebruik:

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, (water)fietsen, kanoën, sport en spel;

1.44 extensieve dagrecreatie:

die vormen van openluchtrecreatie, waarbij in het algemeen het beleven van rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is. Voorbeelden zijn fietsen en wandelen;

1.45 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.46 gemeenschappelijke voorzieningen:

gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen, kantines, sport en spel waaronder overdekte zwembaden alsmede aan de bestemming 'recreatie' gelieerde lichte horeca- en ondergeschikte detailhandel;

1.47 Gelders Natuur Netwerk

een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang;

1.48 glastuinbouw:

een agrarisch bedrijf dat zich hoofdzakelijk toelegt op het telen van gewassen in kassen;

1.49 Groene Ontwikkelingszone (GO):

zone die bestaat uit gebieden met andere functies dan natuur die ruimtelijk verweven zijn met de natuur van de GNN en daar functioneel mee samenhangen, waarin wordt ingezet op versterking van die samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuurgebieden;

1.50 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat functioneel van - hoofdzakelijk zelfstandig in eigendom zijnde, gehuurde of gepachte - grond, als productiefactor afhankelijk is voor het houden van dieren, de teelt van (voeder)gewassen of de weidegang van vee, zoals een veehouderij `niet intensief`, akkerbouw- of tuinbouwbedrijf;

1.51 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.52 horeca:

een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of voedsel en dranken en/of exploiteren van zaalaccommodatie, niet-zijnde een coffeeshop;

1.53 hobbymatige basis houden van dieren:

het niet bedrijfsmatig houden van dieren;

1.54 huisvesting in verband met mantelzorg:

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;

1.55 intensieve veehouderij:

een veehouderij waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlakte aanwezig is die volgens de wet Milieubeheer gebruikt wordt voor het houden van vee, pluimvee en nertsen, waarbij dit houden van dieren geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen;

1.56 inwoning:

het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat woningsplitsing en/of kamerbewoning niet toegestaan is;

1.57 kamerbewoning:

het gebruik van een hoofdgebouw door meer dan twee onzelfstandige huishoudens;

1.58 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.59 kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.60 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.61 kas:

een gebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal;

1.62 kernkwaliteiten van het GNN:

de aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit en ecologische samenhang, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van de bodem, lucht en water, de mate van stilte, rust, donkerte en openheid en de landschappelijke waarden. De kernkwaliteiten voor het GNN staan beschreven in bijlage 6 bij de Omgevingsverordening Gelderland;

1.63 kernkwaliteiten van de GO:

de ecologische samenhang met inliggende en aangrenzende natuur van het GNN, de geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid en de landschappelijke waarden. De bestaande en te ontwikkelen kwaliteiten zijn beschreven in bijlage 7 behorende bij de Omgevingsverordening Gelderland;

1.64 kleinschalige dagrecreatie:

vormen van recreatie met een beperkte omvang en uitstraling en gericht op het beleven van het buitengebied, zoals: verhuur van fietsen, verhuur van kano's, verhuur van huifkarren, pony's, bezoek kaasboerderij, tuinbezichtiging en bezichtiging van een historische boerderij. Onder kleinschalige recreatie als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf wordt verstaan vormen van kleinschalige dagrecreatie en extensieve verblijfsrecreatie als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf;

1.65 kleinschalige horeca:

kleinschalige horecabedrijven die gericht zijn op het verstrekken van maaltijden en dranken voor gebruik ter plaatse en die gerelateerd zijn aan de recreatieve functie van het buitengebied. Voorbeelden hiervan zijn (pannenkoeken-)restaurants, eethuizen en ijssalons (begripsomschrijving VAB-beleid);

1.66 kleinschalige verblijfsrecreatie in bestaande bebouwing:

een verblijfsrecreatieve voorziening in de bestaande bebouwing (woonbebouwing, en) van maximaal 5 overnachtingsplaatsen ondergeschikt aan een hoofdfunctie;

1.67 landschappelijke waarde:

waarde van een gebied in landschappelijk-esthetische en/of geomorfologische zin;

1.68 landhuis:

een gebouw of een complex van gebouwen dat vanwege zijn cultuurhistorische, architectonische en monumentale waarde in relatie met zijn cultuurhistorisch waardevolle omgeving als waardevol wordt beschouwd;

1.69 lichte horecavoorzieningen:

een horecavoorziening, die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet- alcoholische en licht-alcoholische dranken en versnaperingen;

1.70 loonwerkbedrijf:

een bedrijf dat in opdracht hoofdzakelijk agrarische werkzaamheden uitvoert;

1.71 maatschappelijke dienstverlening:

educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.72 manege:

een gebruiksgerichte, dienstverlenende paarden- en ponyhouderij, waarbij het doel is het geven van gelegenheid om met paarden en/of pony's binnen en/of buiten het betreffende perceel te rijden en het daaruit genereren van inkomsten;

1.73 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar;

1.74 meergeneratiewoning:

meergeneratiewoning is een gebouw met geschakelde, zelfstandige of onzelfstandige wooneenheden, appartementen of huizen met inpandige verbinding voor ouderen of mensen met een handicap en hun familie, waarbij de familie mantelzorg verleent. De zorgvrager woont in een aparte wooneenheid, maar staat in directe verbinding met zijn of haar mantelzorger;

1.75 natuur:

alle levende organismen, hun habitats, de ecosystemen waarvan zij deel uitmaken en de daarmee verbonden uit zichzelf functionerende ecologische processen;

1.76 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de aanwezigheid en de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen;

1.77 nettovloeroppervlakte

de som van de oppervlakten van de tot een gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau, tussen de begrenzende opgaande scheidingsconstructies van de afzonderlijke ruimten;

1.78 nevenfuncties:

activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel;

1.79 niet-geluidsgevoelige bebouwing:

bebouwing die volgens de Wet Geluidhinder en de daarop gebaseerde regelgeving niet aangemerkt wordt als geluidsgevoelige gebouwen en ruimten;

1.80 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat functioneel niet of nagenoeg niet afhankelijk is van grond als productiefactor, maar waarvan de productie geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen, zoals een varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, champignonkwekerij of pot- en containerteelt;

1.81 normaal (agrarisch) beheer:

het regulier bestaande beheer dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering en het (agrarisch) gebruik van de gronden;

1.82 normaal (agrarisch) onderhoud:

het onderhoud van bestaande objecten c.q. de grond dat, gelet op de bestemming, noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen.

1.83 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.84 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.85 gelieerde en ondergeschikte horecavoorziening:

de horeca-activiteit moet de hoofdfunctie ondersteunen en complementair zijn aan de hoofdfunctie en is geopend tijdens de openingstijden van de hoofdfunctie. Er kan geen sprake zijn van een zelfstandig uitgevoerd horeca-etablissement;

1.86 ondergronds:

onder peil;

1.87 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;

1.88 overnachtingsplaats:

een plaats bedoeld voor het bieden van mogelijkheden tot overnachting, waarbij geldt dat 1 bed voor 1 persoon is bedoeld en dus 1 overnachtingsplaats is;

1.89 paardenfokkerij:

agrarische bedrijvigheid bestaande uit het fokken van paarden en/of pony's, al dan niet in combinatie met het trainen en/of africhten van deze paarden en/of pony's;

1.90 peil:
  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • voor woon en/of werkschepen: de waterlijn;
1.91 permanente bewoning:

bewoning door (het huishouden van) een persoon of door daarmee gelijk te stellen groep van personen van een recreatiewoning, stacaravan of andere voor wisselende bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.92 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.93 recreatief nachtverblijf:

een ondergeschikt deel van de woning dat ingericht en bestemd is om uitsluitend door (het huishouden van) een persoon of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat/die zijn hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;

1.94 recreatiewoning:

een permanent ter plaatse aanwezig voor wisselende bewoning bedoeld gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door (het huishouden van) een persoon of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat/die zijn hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;

1.95 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.

1.96 schuilgelegenheid dieren:

een vrijstaand gebouw voor het tijdelijk stallen van hobbymatig of bedrijfsmatig gehouden dieren;

1.97 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijk, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoning van erotische-pornografische aard plaatsvindt. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.98 sierteeltbedrijf:

een agrarisch bedrijf dat gericht is op het telen van siergewassen;

1.99 (sleuf)silo:

een bouwwerk - geen mestopslagplaats zijnde - voor het opslaan van agrarische producten;

1.100 stacaravan:

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.101 standplaats:

een in of op het (kampeer)terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, d.m.v. nummering, stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het tijdelijk plaatsen van een kampeermiddel ten behoeve van recreatief nachtverblijf. Een bijzettentje wordt hierbij niet als afzonderlijk kampeermiddel aangemerkt;

1.102 straatmeubilair:

bij de openbare weg behorende bouwwerken;

1.103 teeltondersteunende voorzieningen:

ondersteunende voorzieningen ten behoeve van vollegronds groente-, fruit-, bloemen- en boomteelt, te onderscheiden in tijdelijke en permanente voorzieningen:

Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 7 maanden in de periode 1 maart tot en met 30 november, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolie, lage tunnels. Verankerde palen en constructie, zijn de enige onderdelen van deze voorzieningen, die permanent aanwezig mogen zijn.

Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn het gehele jaar toegestaan.

1.104 toeristisch kamperen

kamperen met kampeermiddelen waarbij het kampeermiddel gedurende maximaal zes weken op dezelfde locatie mag staan;

1.105 trekkershut

een gebouw van beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief (nacht)verblijf door passanten;

1.106 uitbouw:

aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is;

1.107 voorgevelrooilijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk, dan wel bouwvlak, is gelegen alsmede het verlengde daarvan die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.108 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.109 vrijstaande woning:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.110 wegen:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.111 wet/wettelijke regeling:

waar in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.112 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

1.113 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel;

1.114 zorgboerderij:

een (functionerend) agrarisch bedrijf waar zorgactiviteiten gecombineerd worden met agrarische activiteiten. Op de locatie wordt op kleine schaal opvang geboden aan zorgvragers die op therapeutische basis meehelpen en/of aanwezig zijn bij (onderdelen van) met name agrarische werkzaamheden.

 

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. bebouwingspercentage:

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden, tenzij in de regels anders vermeld staat;

  • b. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  • c. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • d. de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

  • e. de inhoud van een bouwwerk:
    • 1. tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
    • 2. in aanvulling op het bepaalde onder 1 geldt voor woningen dat bouwlagen met gevelopeningen (opening in een gevel voor o.a een deur, een venster, etc.), die geheel of gedeeltelijk boven peil gelegen zijn, meegerekend worden bij de bepaling van de inhoud van een bouwwerk.
  • f. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  • g. het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

Bij het meten van en afstand wordt gemeten vanaf het hart van de lijn naar het hart van de lijn (hart op hart).

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van de 'wijze van meten' als vermeld in art. 2.1 worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, timpanen, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Oeverwal

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Oeverwal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische doeleinden en grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijven met bijbehorende erven;
  • b. het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke en ecologische waarden;
  • c. de uitoefening van nevenfuncties bij agrarische bedrijven, als vermeld in bijlage 5 'Toegelaten functies';
  • d. de uitoefening van een beroep aan huis of een bedrijf aan huis waarvoor maximaal 40% van de bestaande gebouwen tot een totale vloeroppervlakte van maximaal 80 m² mag worden ingericht;
  • e. kleinschalige voorzieningen voor de verkoop van streek geproduceerde (agrarische) producten;
  • f. instandhouding van karakteristieke bebouwingskenmerken en bebouwingselementen van cultuurhistorische waardevolle bebouwing opgenomen op adres in bijlage 4 'Gemeentelijke monumenten';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1' zijn maximaal 5 trekkershutten en een sanitaire voorziening toegelaten;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie' is een groepsvoorziening toegelaten voor maximaal 50 personen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. watergangen;
  • k. extensief recreatief medegebruik

met daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken binnen het bouwvlak
  • a. gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken dienen binnen het 'bouwvlak' te worden gebouwd; Per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf en één bedrijfswoning toegestaan. Indien meerdere legale bedrijfswoningen aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan geldt dit aantal als maximum.
  • b. maximaal 25% van de oppervlakte van bestaande bedrijfsgebouwen tot een totale maximale vloeroppervlakte van 350 m² mag worden gebruikt ten behoeve van nevenfuncties, als bedoeld in bijlage 5 'Toegelaten functies' mits:
    • 1. de toegelaten nevenactiviteiten plaatsvinden naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. geen buitenopslag plaatsvindt ten behoeve van deze nevenfuncties;
    • 3. geen sprake is van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
    • 4. geen detailhandel plaatsvindt anders dan detailhandel in eigen vervaardigde producten en streekgeproduceerde producten tot een vloeroppervlakte met een maximum van 80 m2.
  • c. de maatvoering van de gebouwen (bedrijfswoning en overige bedrijfsgebouwen), bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken is als volgt:
bedrijfswoning   maximaal  
goothoogte   5 m  
bouwhoogte   10 m  
inhoud   650 m3
 

bedrijfsgebouwen   maximaal  
goothoogte   6 m  
bouwhoogte   12,5 m  

bijbehorende bouwwerken   maximaal  
goothoogte   3 m  
bouwhoogte   6 m  
oppervlakte   80 m2  
  minimaal  
achter de voorgevel van de woning op een afstand van   1 m  

andere bouwwerken,   maximaal  
bouwhoogte mestsilo (goothoogte)   8,5 m (4 m)  
bouwhoogte sleufsilo's   6 m  
bouwhoogte overige silo's   15 m  
bouwhoogte erfafscheidingen   2 m  
bouwhoogte overige bijbehorende bouwwerken   6 m  
bouwhoogte hooiberg (goothoogte en oppervlakte)   9 m (6 m en 36 m²)  

  • d. tijdelijke en/of permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn toegelaten. Voor een permanente teeltondersteunende voorziening geldt een oppervlakte van maximaal 1500 m². Indien de huidige oppervlakte van deze voorzieningen reeds groter is, dan geldt de bestaande oppervlakte als maximum.
  • e. per bedrijf is maximaal 1 windmolen/windturbine toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. geplaatst in de nabijheid van aanwezige gebouwen binnen het bouwvlak;
    • 2. de hoogte is maximaal gelijk aan de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen;
    • 3. de afstand tot een ondergrondse hoge druk aardgasleiding bedraagt minimaal de masthoogte plus 1/3 van de lengte van het rotorblad;
    • 4. de afstand tot gasontvangstations bedraagt minimaal de masthoogte plus de lengte van het rotorblad.
  • f. In afwijking van het vermelde onder art. 3.2.1, sub a, geldt ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' dat er geen bedrijfswoning is toegelaten.

3.2.2 Gebouwen en andere bouwwerken buiten het bouwvlak

Voor gebouwen en andere andere bouwwerken buiten het bouwvlak geldt het volgende:

  • a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan. Deze mogen worden opgericht in de periode 1 maart t/m 30 november voor een maximale duur van 7 maanden. De verankerde palen en constructies mogen permanent aanwezig zijn. De hoogte van deze voorzieningen bedraagt maximaal 6 meter;
  • b. de hoogte van andere bouwwerken zoals steigers, banken, picknicktafels, informatievoorzieningen, bewegwijzering ten behoeve van recreatief medegebruik bedraagt maximaal 2 meter;
  • c. de hoogte van andere bouwwerken, als bedoeld in art. 3.1 onder e, bedraagt maximaal 2,5 meter en de oppervlakte maximaal 6 m2;
  • d. de hoogte van perceelafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
  • e. de maatvoering van een trekkershut, ter plaatse van de aanduiding 'recreatie - 1' bedraagt:
    trekkershut   maximaal  
    goothoogte   3 m  
    bouwhoogte   4,5 m  
    oppervlakte   25 m2
     
  • f. ter plaatse van de 'recreatie - 1' is tevens een recreatieve voorziening toegestaan met een maximale oppervlakte van 50 m2 bedraagt. De goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk maximaal 3 en 6 m.
3.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
    • 1. de situering van nieuw op te richten bebouwing op of bij percelen, waarop blijkens de bijlage 4 cultuurhistorische waardevolle bebouwing aanwezig is. Deze nadere eisen kunnen worden gesteld om te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van de bestaande bebouwing onevenredig wordt aangetast;
    • 2. de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen met het oog op de bescherming van de natuur- en landschapswaarden, als bedoeld in lid 1, sub b;
    • 3. afmetingen en vorm van gebouwen en andere bouwwerken, indien dat noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid of om aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen te voorkomen dan wel een goede landschappelijke inpassing te bereiken.
  • b. De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Vergroten agrarisch bouwvlak tot 1,5 ha

Burgemeester en wethouders kunnen het bouwvlak vergroten tot maximaal 1,5 ha onder de volgende voorwaarden:

  • a. De maximale toegelaten oppervlakte voor uitbreiding heeft geen betrekking op de gronden die nodig zijn voor de aanleg van de erfbeplanting ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
  • b. Het bouwvlak dient zó te worden vergroot dat de afstand tot de naastgelegen bedrijven niet wordt verkleind. De bebouwing dient, mede daarom, in de lengterichting haaks op de weg te worden geplaatst (tenzij een goede stedenbouwkundige inpassing vraagt om plaatsing parallel aan de weg).
  • c. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.

3.4.2 Vergroten inhoud bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van art. 3.2.1, sub c, waarbij de bedrijfswoning mag worden uitgebreid onder de volgende voorwaarden:

  • a. De uitbreiding tot een maximum van 800 m3 moet plaatsvinden binnen het bouwvlak;
  • b. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. Een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.

3.4.3 Vergroten inhoud bedrijfswoning binnen het gebouw

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de inhoudsmaat van de bedrijfswoning, als bedoeld in art. 3.2.1, sub c, om een uitbreiding van een woning toe te staan tot maximaal de inhoud van het gebouw waarin de bedrijfswoning is gelegen onder de volgende voorwaarde:

  • a. Deze bevoegdheid geldt uitsluitend voor bedrijfswoningen die gelegen zijn onder de kap van het hoofdgebouw;
  • b. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.

3.4.4 Bouw bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 3.2.1, sub g, om de bouw van bedrijfswoning toe te staan onder de volgende voorwaarden:

  • a. De initiatiefnemer moet op basis van een advies van een onafhankelijke door de gemeente aan te wijze deskundige aantonen dat de werkzaamheden op het bedrijf een omvang hebben van ten minste twee volwaardige arbeidskrachten. De noodzaak van de bedrijfswoning moet op het moment van de aanvraag en op de lange termijn worden aangetoond;
  • b. De bedrijfswoning moet in beginsel worden gerealiseerd binnen het bouwvlak.
  • c. De bedrijfswoning dient aan de wegzijde van het agrarische bouwperceel te worden opgericht
  • d. Het bouwvlak mag worden vergroot met maximaal 200 m2 als dit leidt tot een ruimtelijk betere situatie;
  • e. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. Een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.

3.4.5 Bouw tweede bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 3.2.1, sub a, om de tweede bedrijfswoning toe te staan onder de volgende voorwaarden:

  • a. De initiatiefnemer moet op basis van een advies van een onafhankelijke door de gemeente aan te wijze deskundige aantonen dat de werkzaamheden op het bedrijf een omvang hebben van ten minste twee volwaardige arbeidskrachten. De noodzaak van een 2de bedrijfswoning moet op het moment van de aanvraag en op de lange termijn worden aangetoond;
  • b. De tweede bedrijfswoning moet in beginsel worden gerealiseerd binnen het bouwvlak.
  • c. De tweede bedrijfswoning dient aan de wegzijde van het agrarische bouwperceel te worden opgericht
  • d. Het bouwvlak mag worden vergroot met maximaal 200 m2 als dit leidt tot een ruimtelijk betere situatie;
  • e. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. Een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.

3.4.6 Bouw verblijfsruimten voor zorgboerderij

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 3.2.1,sub a, om bestaande bedrijfsbebouwing in te richten/te verbouwen voor een zorgfunctie onder de volgende voorwaarden:

  • a. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. Maximaal 25% van de oppervlakte van bestaande bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt tot een totale maximale vloeroppervlakte van 350 m²;
  • c. Het initiatief wordt getoetst aan de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik.

3.4.7 Paardenbak

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de artikel 3.2.1, sub a, om een paardenbak te realiseren onder de voorwaarden:

  • a. Een paardenbak kan worden gerealiseerd binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak, het bedrijfsperceel of het bestemmingsvlak;
  • b. De aanleg van de paardenbak vindt plaats binnen een afstand van 50 meter van de woning, maar niet tussen de woning en de openbare weg of aan de overzijde van die weg;
  • c. De afstand tot de naastgelegen woningen van derden bedraagt minimaal 50 meter;
  • d. De afmeting van de bak bedraagt maximaal 20 x 60 meter;
  • e. De hoogte van de afrastering en verlichtingsmasten bedragen respectievelijk maximaal 1,4 meter en 4 meter.

3.4.8 Melkstal en schuilgelegenheid dieren

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 3.2.1, sub a, en 3.2.2 sub b, om een melkstal of een schuilgelegenheid voor dieren toe te staan onder de voorwaarden:

  • a. Het perceel waarop de melkstal en/of schuilgelegenheid wordt gebouwd, grenst niet aan het huisperceel van de eigenaar.
  • b. De bouw van de melkstal en/of schuilgelegenheid in het Gelders Natuurnetwerk is alleen toegestaan als is aangetoond dat de bouw de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van het Gelders Natuurnetwerk ter plaatse niet aantast; De de melkstal en/of schuilgelegenheid dienen op verantwoorde wijze landschappelijk te worden ingepast;
  • c. De schuilgelegenheid heeft een oppervlakte van maximaal 30 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 m en wordt afgedekt met een kap. De schuilgelegenheid is aan één zijde open zodat dieren onbelemmerd in/uit de schuilstal kunnen gaan;
  • d. De melkstal heeft een oppervlakte van maximaal 50 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 m
  • e. De melkstal en/of schuilgelegenheid is geen stal voor permanent verblijf van dieren;
  • f. Het opslaan van materiaal is niet toegestaan.

3.4.9 Mestopslag buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 3.2.1, sub a om een mestopslagplaats buiten het bouwvlak toe te staan onder de voorwaarden:

  • a. opslag is feitelijk of vanwege milieuhygiënische redenen niet mogelijk binnen het bouwvlak;
  • b. de aanleg in het Gelders Natuurnetwerk is alleen toegestaan als is aangetoond dat de aanleg de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de het Gelders Natuurnetwerk ter plaatse niet aantast;
  • c. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. de oppervlakte van de mestopslag bedraagt maximaal 750 m2 en de hoogte bedraagt maximaal 4 meter;
  • e. de mestopslag dient aan te sluiten op het bouwvlak van het betreffende agrarisch bedrijf;
  • f. deze afwijkingsbevoegdheid is niet van toepassing op bouwvlakken met een oppervlakte van meer dan 2 ha.

3.4.10 Recreatieve nevenfunctie

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van art. 3.2.1, sub b, waarbij kleinschalige kampeerterreinen en verenigings-/groepskamperen kunnen worden toegelaten onder de volgende voorwaarden:

  • a. de aanleg is mogelijk op of in aansluiting op het bouwvlak
  • b. het gebruik van de staanplaatsen is beperkt tot het kampeerseizoen (15-3 t/m 31-10);
  • c. het terrein dient landschappelijk zorgvuldig te worden ingepast; de landschappelijke inpassing en ruimtelijke inrichting van het terrein dient te worden vastgelegd in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan;
  • d. sanitaire voorzieningen worden uitsluitend binnen het bouwvlak aangelegd, bij voorkeur binnen de bestaande bebouwing of in nieuwbouw die op de bestaande bebouwing aansluit; de oppervlakte van deze voorziening bedraagt maximaal 50 m2 en de hoogte bij uitbreiding van de bestaande bebouwing bedraagt maximaal 6 m;
  • e. een recreatieruimte/kantine toegestaan, bij voorkeur binnen de bestaande bebouwing of in nieuwbouw die op de bestaande bebouwing aansluit; De oppervlakte van deze voorziening bedraagt maximaal 100 m2 en de hoogte bij uitbreiding van de bestaande bebouwing bedraagt maximaal 6 m.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Daaronder wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan van materialen en goederen in de open lucht buiten het bouwvlak;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en producten tenzij:
    • 1. dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
    • 2. dit plaatsvindt ten behoeve van een toegestane niet-agrarische nevenactiviteit binnen de bestaande bebouwing;
  • c. detailhandel, tenzij het detailhandel betreft als ondergeschikte nevenactiviteit in zelf vervaardigde en/of voortgebrachte producten;
  • d. het gebruik van gronden voor tuinbouw met open grondteelt, fruitteelt en/of bestaande boom- en sierteelt (met uitzondering van bestaand gebruik) waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet in een zone van 50 meter, gemeten vanaf de grens van
    • 1. de bestemming 'Wonen';
    • 2. de kernen Alphen, Appeltern en Maasbommel, en de overige gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als gronden vallend buiten het plan;
    • 3. de bestemming 'Recreatie' met de (verblijfs)recreatieterreinen, als bedoeld in bijlage 3 'Recreatieterreinen', en de (verblijfs)recreatieterreinen grenzend aan de gronden van dit bestemmingsplan;
  • e. het in gebruik geven, nemen en hebben van een recreatiewoning, recreatieappartement, groepsaccommodatie, een mobiel kampeervoertuig of een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, een (voormalige) agrarisch bedrijfsgebouw, niet-zijnde een bedrijfswoning, voor permanente bewoning;
  • f. het in gebruik geven, nemen en hebben van (delen van) ruimten of gebouwen bestemd voor een zorgfunctie voor zelfstandige bewoning;
  • g. het plaatsen van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, anders dan de daarvoor bij dit bestemmingsplan aangewezen gronden;
  • h. het geheel of gedeeltelijk onder peil stallen van dieren;
  • i. het gebruik van de gronden voor glastuinbouw.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in art. 3.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

3.6.1 Afwijken mantelzorg/meergeneratiewoning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in art. 3.1, sub a, voor het gebruik van een deel van de bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een bedrijfswoning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. per bedrijfswoning maximaal één afwijking ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de bedrijfswoning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de bedrijfswoning dient te hebben;
  • f. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan de bedrijfswoning vanwege bouwtechnische, financieel-economische of sociaal-medische redenen onmogelijk is;
  • g. maximaal 75 m2 van de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  • h. geen eigen nutsvoorziening is toegestaan;
  • i. er een overeenkomst wordt gesloten met de gemeente West Maas en Waal.

3.6.2 Huisvesting seizoenarbeiders

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de artikel 3.1, sub a, om huisvesting voor seizoenarbeiders toe te staan onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het betreft werknemers voor de ter plaatse uitgeoefende agrarische bedrijfsactiviteit;
  • b. De huisvesting in bestaande bebouwing is toegestaan voor maximaal 6 maanden per jaar en in tijdelijke units of caravans bij piekbelasting voor maximaal 4 maanden per jaar;
  • c. Er moet worden voldaan aan de vereisten van het Bouwbesluit en de Bouwverordening.

3.6.3 Verkleining zone bij gebruik gewasbeschermingsmiddelen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in art. 4.5, sub d, voor een verkleining van de zone van 50 meter bij het in gebruik nemen van nieuwe gronden voor fruitteelt en boom- en sierteelt indien aangetoond wordt dat er geen ongewenste effecten optreden voor aanwonenden.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Verbod

Het is verboden op de tot 'Agrarisch - Oeverwal' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het beplanten van gronden met houtgewas;
  • b. het vellen en/of rooien van houtgewas en waardevolle houtopstanden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas tot gevolg kunnen hebben;
  • c. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden;
  • d. het aanleggen en verharden van (bedrijfs)wegen, paden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, groter dan 250 m2;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies.

3.7.2 Uitzonderingen op het verbod

Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken van geringe omvang en werken:

  • a. die in het kader van het normale agrarische beheer en onderhoud worden verricht of ter uitvoering van het Landschapontwikkelingsplan;
  • b. die worden uitgevoerd binnen een bouwvlak;
  • c. waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.

3.7.3 Afwegingscriteria

Omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien de in de bestemmingsomschrijving van deze bestemming omschreven waarden niet onevenredig worden aangetast en de werken voor de naast liggende gebieden geen onevenredig nadelige gevolgen hebben.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Wijziging agrarisch bedrijf in woonfunctie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Oeverwal' van een bouwvlak wijzigen in 'Wonen' onder de volgende voorwaarden:

  • a. De regeling voor functieverandering geldt niet alleen voor vrijgekomen legale agrarische bedrijfsgebouwen die minstens vijf jaar rechtmatig in agrarisch gebruik zijn geweest;
  • b. Functieverandering mag niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende agrarische bedrijven.
  • c. Nieuwe bebouwing wordt alleen toegestaan wanneer deze op een goede landschappelijke en stedenbouwkundige wijze kan worden ingepast in het buitengebied. Een goede landschappelijke inpassing door streekeigen beplanting moet zijn gewaarborgd door een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan;
  • d. Bebouwing met monumentale of karakteristieke waarde mag volledig worden hergebruikt voor de nieuwe functie;
  • e. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. De initiatiefnemer heeft bij sloop van (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen de keuze zijn bestaande woning uit te breiden, een extra woning te bouwen of nieuwe bijbehorende bouwwerken op te richten:
    • 1. Bij sloop van alle agrarische bedrijfsgebouwen mag de (voormalige) bedrijfswoning tot maximaal 1.200 m3 worden uitgebreid. De toegestane inhoud van de uitbreiding is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte gebouwen, zoals vermeld in onderstaande tabel:
      gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen in m2   extra uitbreiding woning in m3  
      0 -750 m2   0,5 m3 per gesloopte m2  
      >750 m2   0,35 m3 per gesloopte m2  
    • 2. Bij de bouw van een extra woning geldt dat de oppervlakte van de nieuwe woning maximaal 50% bedraagt van de oppervlakte van de gebouwen, die gesloopt mag worden om voor deze regeling in aanmerking te komen. De toegestane inhoud van de extra woning is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte gebouwen zoals vermeld in onderstaande tabel:
      Gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen in m2   Volume extra woning in m3  
      0-1.000 m2   Bouw extra woning niet mogelijk  
      > 1.000 m2   Bouw woning van maximaal 800 m3  
    • 3. Om bij de bouw van een extra woning voor saldering in aanmerking te komen gelden voor elk van de bij de saldering betrokken percelen de volgende voorwaarden:
      • voor elk perceel geldt dat alle vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt met een minimum van 250 m2;
      • de extra woning wordt gerealiseerd daar waar dat uit ruimtelijke oogpunt het meest passend is.
    • 4. Bij sloop van alle vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen mag 60% van de gesloopte oppervlakte als bijbehorend bouwwerk van de bestaande bedrijfswoning worden teruggebouwd onder voorwaarde dat de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (bestaand en nieuw) maximaal 200 m2 bedraagt; 
  • g. De bestemming 'Agrarisch - Oeverwal' van het bouwvlak vervalt;
  • h. De regels van de bestemming 'Wonen' zijn overeenkomstig van toepassing;
  • i. De omgevingsvergunning voor het uitoefenen van een agrarisch bedrijf wordt ingetrokken.

3.8.2 Wijziging agrarisch bedrijf in niet-agrarische functie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Oeverwal' van een bouwvlak wijzigen in 'Bedrijf' onder de volgende voorwaarden:

  • a. De regeling voor functieverandering geldt niet alleen voor recent vrijgekomen legale agrarische bedrijfsgebouwen maar ook voor eerder vrijgekomen legale agrarische bedrijfsgebouwen (al dan niet met een woonbestemming) en minstens vijf jaar rechtmatig in agrarisch gebruik zijn geweest;
  • b. Functieverandering van vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen mag niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende agrarische bedrijven.
  • c. Bij functieverandering moet de bestaande infrastructuur toereikend zijn voor de nieuwe functie; nieuwe functies mogen geen grote verkeersaantrekkende werking hebben;
  • d. Bebouwing met monumentale of karakteristieke waarde mag volledig worden hergebruikt voor de nieuwe bedrijfsfunctie;
  • e. Nieuwe bebouwing wordt alleen toegestaan wanneer deze op een goede landschappelijke en stedenbouwkundige wijze kan worden ingepast in het buitengebied;
  • f. Een goede landschappelijke inpassing door streekeigen beplanting moet zijn gewaarborgd door een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan.;
  • g. Buitenopslag van goederen en stalling buiten is niet toegestaan;
  • h. De vestiging van bepaalde typen bedrijvigheid wordt alleen toelaatbaar geacht wanneer een deel van de vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. De hoeveelheid te slopen bedrijfsgebouwen is afhankelijk van de functie van het bedrijf dat zich er wil vestigen;
  • i. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • j. In de onderstaande tabel zijn de soorten bedrijvigheid vermeld waarvoor de vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen kunnen worden benut en de maximaal toegelaten oppervlakte van de gebouwen voor de nieuwe bedrijfsfunctie:
    Categorie bedrijvigheid   Omvang hergebruik buiten GNN (multifunctioneel gebied)   Omvang hergebruik in GNN  
    1. Verblijfsrecreatie (geldt uitsluitend voor extensieve verblijfsaccommodatie)   500 m2   500 m2  
    2. Dagrecreatie   500 m2 (voor horeca max. 250 m2)   500 m2 (voor horeca max. 250 m2)  
    3. Agrarisch verwante bedrijven   100 %   100%  
    4. Overige aan het buitengebied gebonden bedrijven   100 %   100%  
    5. Opslagbedrijven   500 m2 + 75% van de overtollige opstallen   geen mogelijkheden  
    6. Overige bedrijven   500 m2   500 m2  
  • k. De lijst van categorieën van bedrijvigheid, die opgenomen is in lid j, is nader uitgewerkt in een bedrijvenlijst die als bijlage 5 'Toegelaten functies ' aan deze regels is toegevoegd;
  • l. De bestemming 'Agrarisch - Oeverwal' van het bouwvlak vervalt;
  • m. De regels van de bestemming 'Bedrijf' zijn overeenkomstig van toepassing;
  • n. De omgevingsvergunning voor het uitoefenen van een agrarisch bedrijf wordt ingetrokken.

3.8.3 Wijziging Agrarisch - Oeverwal in Natuur of Bos

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' onder de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging van de bestemming van de gronden is in overeenstemming met Landschapsontwikkelingsplan;
  • b. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een niet-agrarisch bedrijf voor bestaande bedrijfsactiviteiten, zoals weergegeven in van bijlage 2 'Bedrijven (niet-agrarisch)';
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag' is uitsluitend opslag toegestaan ten behoeve van de bedrijfsvoering binnen en buiten de bebouwing met dien verstande dat buitenslag uitsluitend is toegestaan achter de voorgevel van het gebouw;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. bedrijfswoning(en), uitsluitend indien dit in bijlage 2 'Bedrijven (niet-agrarisch)' is aangegeven;
  • d. ondergeschikte detailhandel in eigen vervaardigde producten en streekgeproduceerde producten;
  • e. instandhouding van karakteristieke bebouwingskenmerken en bebouwingselementen van cultuurhistorische waardevolle bebouwing opgenomen op adres in bijlage 4 'Gemeentelijke monumenten';

met daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, in- en uitritten, groenvoorzieningen, erfverhardingen en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd.

 

4.2.1 Gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke bestaande en toegelaten oppervlakte van bedrijfsgebouwen, het maximum aantal bedrijfswoning en overkappingen is opgenomen in bijlage 2 'Bedrijven (niet-agrarisch)';
  • b. de maatvoering van de gebouwen (bedrijfswoning en overige bedrijfsgebouwen), bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken is als volgt:
bedrijfswoning   maximaal  
goothoogte   5 m  
bouwhoogte   10 m  
inhoud   650 m3
 

bedrijfsgebouwen   maximaal  
goothoogte   6 m  
bouwhoogte   12,5 m  

bijbehorende bouwwerken   maximaal  
goothoogte   3 m  
bouwhoogte   6 m  
oppervlakte   80 m2  
  minimaal  
achter de voorgevel van de woning op een afstand van   1 m  

andere bouwwerken   maximaal  
bouwhoogte perceelsscheidingen   1 m  
bouwhoogte vóór de voorgevel van de bedrijfswoning   1 m  
bouwhoogte achter de voorgevel van de bedrijfswoning   2 m  
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. dakvormen, dakhellingen en nokinrichtingen van de bebouwing;
  • b. de (goot)hoogte van de gebouwen;
  • c. de breedte van de gebouwen;
  • d. de oriëntering van de gebouwen;
  • e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
  • f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein;
  • g. de situering van nieuw op te richten bebouwing op of bij percelen, waarop blijkens de bijlage 4 cultuurhistorische waardevolle bebouwing aanwezig is;

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Uitbreiding oppervlakte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in art. 4.2.1, sub a, voor het uitbreiden van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met uitzondering de bedrijven vermeld onder art. 4.2.1, sub b en c, onder de volgende voorwaarden:

  • a. Bij de uitbreiding van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen gelden de regels zoals die zijn opgenomen in onderstaande tabel:

Aard bedrijven   Bestemming   Mogelijkheid uitbreiding  
Buitengebied gebonden bedrijven, vermeld in de categorieën 1 tot en met 4 van bijlage 5 'Toegelaten functies'   Agrarisch - Oeverwal   Max. 40% van de bebouwde oppervlakte tot een maximum van 500 m2 (mits noodzakelijk voor de continuïteit van het bedrijf, horeca max. 250 m2.  
Niet-buitengebied gebonden bedrijven, vermeld in de categorieën 5 en met 6 van bijlage 5 Toegelaten functies   Agrarisch - Oeverwal   1. Bedrijven met een bebouwde oppervlakte tot max. 500 m²
Uitbreidingsmogelijkheid: maximaal 40% van de bebouwde oppervlakte .

2. Bedrijven met een bebouwde oppervlakte met meer dan 500 m².
Uitbreidingsmogelijkheid: maximaal 30% van de eerste 500 m² plus 10% van de resterende oppervlakte  
 

 
 
  • b. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.

4.4.2 Vergroten inhoud bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van art. 4.2.1, sub b, waarbij de bedrijfswoning mag worden uitgebreid onder de volgende voorwaarden:

  • a. De uitbreiding tot een maximum van 800 m3 moet plaatsvinden binnen het bouwvlak;
  • b. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. Een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.

4.4.3 Vergroten inhoud bedrijfswoning binnen het hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de inhoudsmaat van de bedrijfswoning, als bedoeld in art. 4.2.1, sub b, om een uitbreiding van een woning toe te staan tot maximaal de inhoud van het gebouw waarin de bedrijfswoning is gelegen onder de volgende voorwaarde:

  • a. Deze bevoegdheid geldt uitsluitend voor bedrijfswoningen die gelegen zijn onder de kap van het hoofdgebouw;
  • b. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.

4.4.4 Herbouw bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de artikel 4.2.1, sub b, om de oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken te vergroten bij sloop van ontsierende bijbehorende bouwwerken onder de volgende voorwaarden:

  • a. Van de (gezamenlijke) oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken boven 150 m2 mag 50% worden teruggebouwd met een maximum van in totaal 250 m2;
  • b. De totale oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50% van het bestemmingsvlak innemen;
  • c. indien het nieuwe bijbehorend bouwwerk, gelegen binnen het Gelders Natuurnetwerk, niet gebouwd wordt binnen de contouren van de gesloopte gebouwen mag geen onevenredige aantasting van de waarden van het Gelders Natuurnetwerk plaatsvinden.

4.4.5 Paardenbak

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 4.2.1 aanhef om een paardenbak te realiseren onder de voorwaarden:

  • a. Een paardenbak kan worden gerealiseerd binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak, het bedrijfsperceel of het bestemmingsvlak;
  • b. De aanleg van een paardenbak in het Gelders Natuurnetwerk is alleen toegestaan als is aangetoond dat de aanleg de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van ter plaatse niet aantast;
  • c. De aanleg van de paardenbak vindt plaats binnen een afstand van 50 meter van de bedrijfswoning, maar niet tussen de woning en de openbare weg of aan de overzijde van die weg;
  • d. De afstand tot de naastgelegen woningen van derden bedraagt minimaal 50 meter;
  • e. De afmeting van de bak bedraagt maximaal 20 x 60 meter;
  • f. De hoogte van de afrastering en verlichtingsmasten bedragen respectievelijk maximaal 1,4 meter en 4 meter.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. een al dan niet tijdelijke buitenopslag van goederen, materialen, grondstoffen zoals zand, grind en grond indien deze opslag voor de voorgevel of voor de naar de weggekeerde gevel plaatsvindt. De hoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij anders is aangegeven in de regels;
  • b. het uitoefenen van activiteit, die is genoemd in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken mantelzorg/meergeneratiewoning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in art. 4.1, sub a voor het gebruik van een deel van de bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een bedrijfswoning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. per woning maximaal één afwijking ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de bedrijfswoning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de bedrijfswoning dient te hebben;
  • f. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan de bedrijfswoning vanwege bouwtechnische, financieel-economische of sociaal-medische redenen onmogelijk is;
  • g. maximaal 75 m2 van de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  • h. geen eigen nutsvoorziening is toegestaan;
  • i. er een overeenkomst wordt gesloten met de gemeente West Maas en Waal.

4.6.2 Toelaten gelijk te stellen bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in art. 4.1, sub a, om bedrijfsactiviteiten toestaan welke naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfsactiviteiten die zijn vermeld in de in bijlage 6 'Staat van bedrijfsactiviteiten'.

4.6.3 Toelaten andere functies dijkmagazijnen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in art. 4.1, sub a, om in dijkmagazijnen culturele en/recreatief-toeristisch functies toe te staan, zoals vermeld in bijlage 5 'Toegelaten functies'.

 

4.6.4 Afwegingscriteria

De in de art. 4.6.1 tot en met 4.6.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting ontstaat van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging bedrijf in woonfunctie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in 'Wonen' onder de volgende voorwaarden:

  • a. De regeling voor functieverandering geldt niet alleen voor recent vrijgekomen legale bedrijfsgebouwen maar ook voor eerder vrijgekomen legale bedrijfsgebouwen (al dan niet met een woonbestemming) en minstens vijf jaar rechtmatig in gebruik zijn geweest;
  • b. Functieverandering van vrijgekomen bedrijfsgebouwen mag niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende (agrarische) bedrijven.
  • c. Nieuwe bebouwing wordt alleen toegestaan wanneer deze op een goede landschappelijke en stedenbouwkundige wijze kan worden ingepast in het buitengebied;
  • d. Een goede landschappelijke inpassing door streekeigen beplanting moet zijn gewaarborgd door een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan;
  • e. Bebouwing met monumentale of karakteristieke waarde mag volledig worden hergebruikt voor de nieuwe functie;
  • f. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • g. De initiatiefnemer heeft bij sloop de keuze zijn bestaande woning uit te breiden, een extra woning te bouwen of nieuwe bijbehorende bouwwerken op te richten:
    • 1. Bij sloop van alle bedrijfsgebouwen mag de (voormalige) bedrijfswoning tot maximaal 1.200 m3 worden uitgebreid. De toegestane inhoud van de uitbreiding is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte gebouwen zoals vermeld in onderstaande tabel:
      gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen in m2   extra uitbreiding woning in m3  
      0 -750 m2   0,5 m3 per gesloopte m2  
      >750 m2   0,35 m3 per gesloopte m2  
    • 2. Bij de bouw van een extra woning geldt dat de oppervlakte van de nieuwe woning maximaal 50% bedraagt van de oppervlakte van de gebouwen, die gesloopt mag worden om voor deze regeling in aanmerking te komen. De toegestane inhoud van de extra woning is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte gebouwen zoals vermeld in onderstaande tabel:
      gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen in m2   volume extra woning in m3  
      0 - 1000 m2   bouw extra woning niet mogelijk  
      >1000 m2   bouw extra woning maximaal 800 m3  
    • 3. Om voor saldering in aanmerking te komen gelden voor elk van de bij de saldering betrokken percelen de volgende voorwaarden:
      • voor elk perceel geldt dat alle vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt met een minimum van 250 m2;
      • alle overige vrijgekomen bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt;
      • de extra woning wordt gerealiseerd daar waar dat uit ruimtelijke oogpunt het meest passend is.
    • 4. Bij sloop van alle bijbehorende bouwwerken mag 60% van de gesloopte oppervlakte worden teruggebouwd onder voorwaarde dat de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (bestaand en nieuw) maximaal 200 m2 bedraagt. 
  • h. De bestemming 'Bedrijf' vervalt;
  • i. De regels van de bestemming 'Wonen' zijn overeenkomstig van toepassing.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en bosbouw;
  • b. bescherming en instandhouding en ontwikkeling van natte landnatuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - natte natuur';

met daaraan ondergeschikt:

  • c. paden en wegen;
  • d. extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. parkeervoorzieningen.

met de daarbij behorende andere bouwwerken.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een hoogzit ten behoeve van het observeren van het wild bedraagt maximaal 8 meter;
  • c. de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • d. overkappingen zijn niet toegestaan.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  • b. de verkeersveiligheid; en
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de situering van nieuw op te richten bebouwing op of bij percelen die nader aangeduid zijn met 'cultuurhistorische waarden'.
5.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in art. 5.2.1 om het oprichten van gebouwen ten behoeve van het beheer en het onderhoud toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. het gebouw dient noodzakelijk te zijn voor beheer en onderhoud;
  • b. de oppervlakte per gebouw bedraagt ten hoogste 20 m²;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 meter;
  • d. de oprichting moet plaats vinden aan de rand van het perceel;
  • e. per 3 ha is maximaal 1 gebouw toegelaten.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. op de tot 'Bos' bestemde gronden:
    • 1. het vellen en/of rooien van houtgewas en waardevolle houtopstanden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas tot gevolg kunnen hebben;
    • 2. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden;
    • 3. het aanleggen en verharden van (bedrijfs)wegen, paden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, groter dan 250 m2;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • b. op de tot 'specifieke vorm van bos - natte natuur' aangeduide gronden:
    • 1. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
    • 2. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
    • 3. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2 anders dan een bouwwerk;
    • 4. het gebruik van bestrijdingsmiddelen.

5.5.2 Uitzondering op verbod

Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken van geringe omvang en werken:

  • a. die in het kader van het normale beheer en onderhoud worden verricht;
  • b. waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.

5.5.3 Afwegingscriteria

Omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien de in de bestemmingsomschrijving van deze bestemming omschreven waarden niet onevenredig worden aangetast en de werken voor de naast liggende gebieden geen onevenredig nadelige gevolgen hebben.

Artikel 6 Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een café ter plaatse van de aanduiding 'café';
  • b. een restaurant en cafetaria ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - restaurant',

met de daarbij behorende gebouwen, geen bedrijfswoning zijnde, en andere bouwwerken, in- en uitritten, groenvoorzieningen, erfverhardingen en parkeervoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd.

 

6.2.1 Gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bestaande en toegelaten oppervlakte van bedrijfsgebouwen gelden als maximum;
  • b. de maatvoering van de gebouwen en andere bouwwerken is als volgt:

bedrijfsgebouwen   maximaal  
goothoogte   6 m  
bouwhoogte   12,5 m  

andere bouwwerken   maximaal  
bouwhoogte perceelsscheidingen   1 m  
bouwhoogte vóór de voorgevel van de horecavoorziening   1 m  
bouwhoogte achter de voorgevel van de horecavoorziening   2 m  
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Hieronder wordt in ieder geval begrepen het het in gebruik geven, nemen en hebben van een recreatiewoning, recreatieappartement, groepsaccommodatie, een mobiel kampeervoertuig of een bijbehorend bouwwerk voor permanente bewoning.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning om af te wijken van het bepaalde in art. 6.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarden waaronder mede begrepen de bescherming en de instandhouding en de ontwikkeling van natte landnatuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natte natuur';
  • b. bos en bosbouw;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • d. waterpartijen, sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • e. bestaande solitaire recreatiewoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';

met daaraan ondergeschikt:

  • f. agrarisch medegebruik;
  • g. extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • h. paden en wegen;
  • i. infrastructurele voorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen.

met de daarbij andere bouwwerken.

7.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen andere bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels. Recreatiewoningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', toegestaan.

7.2.1 Recreatiewoningen

De maatvoering van de recreatiewoningen en andere bouwwerken is als volgt:

rereatiewoningen   maximaal  
goothoogte   3,5 m  
bouwhoogte   7 m  
oppervlakte   75 m2  

andere bouwwerken   maximaal  
bouwhoogte perceelsscheidingen   1 m  
bouwhoogte vóór de voorgevel van de recreatiewoning   1 m  
bouwhoogte achter de voorgevel van recreatiewoning   2 m  
7.2.2 Gebouwen

Andere gebouwen dan recreatiewoningen zijn niet toegelaten.

7.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een hoogzit ten behoeve van het observeren van het wild bedraagt maximaal 8 meter;
  • c. de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • d. overkappingen zijn niet toegestaan.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in art. 7.2.2 om het oprichten van gebouwen ten behoeve van het beheer en het onderhoud toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. het gebouw dient noodzakelijk te zijn voor beheer en onderhoud;
  • b. de oppervlakte per gebouw bedraagt maximaal 20 m²;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. de oprichting moet plaats vinden aan de rand van het perceel;
  • e. per 3 ha is maximaal 1 gebouw toegelaten.
7.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Hieronder wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonboten;
  • b. het gebruik van de gronden voor klei-, zand- en grindwinning of voor het storten van baggerspecie en/of verontreinigde grond.
7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden
7.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. op de tot 'Natuur' bestemde gronden:
    • 1. het beplanten van gronden met houtgewas, anders dan in het kader van het Landschapsontwikkelingsplan;
    • 2. het vellen en/of rooien van houtgewas en waardevolle houtopstanden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas tot gevolg kunnen hebben;
    • 3. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden;
    • 4. het aanleggen en verharden van (bedrijfs)wegen, paden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, groter dan 250 m2;
    • 5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • b. op de tot 'specifieke vorm van natuur - natte natuur' aangeduide gronden:
    • 1. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
    • 2. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
    • 3. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk;
    • 4. het gebruik van bestrijdingsmiddelen.

7.6.2 Uitzondering op verbod

Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken van geringe omvang en werken:

  • a. die in het kader van het normale beheer en onderhoud worden verricht;
  • b. waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.

7.6.3 Afwegingscriteria

Omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien de in de bestemmingsomschrijving van deze bestemming omschreven waarden niet onevenredig worden aangetast en de werken voor de naast liggende gebieden geen onevenredig nadelige gevolgen hebben.

Artikel 8 Recreatie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dag- en verblijfsrecreatie, zoals weergegeven in bijlage 3 Recreatieterreinen, bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, recreatiewoningenen en trekkershutten, ten behoeve van recreatieve activiteiten met daaraan gelieerde, kleinschalige horecavoorzieningen, alsmede parkeervoorzieningen;
  • b. een parkeerterrein voor maximaal 4 campers ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camper'.
  • c. een gebouw voor opslag van recreatief materiaal ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • d. opslag ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van recreatie - opslag' tot maximaal 1200 m2 van materialen ten behoeve van ondernemingen die werkzaam zijn in de recreatieve sector in de bestaande opstallen en op het verharde gedeelte, nader aangeduid met 'specifieke vorm van recreatie - verharding' van het perceel met het daarbij behorende normale gebruik, beheer en onderhoud (zoals kleinschalig onderhoud, service- en mutatieonderhoud en reparatieonderhoud) van de opgeslagen goederen;
  • e. een bed-and-breakfastvoorziening tot max. 200m2 en een slechtweervoorziening tot max. 200m2 ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';
  • f. een geluidswerende voorziening ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';
  • g. met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, in- en uitritten, groenvoorzieningen, erfverhardingen en parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd.

8.2.1 Gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere werken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke bestaande en toegelaten oppervlakte van bedrijfsgebouwen, het maximum aantal bedrijfswoningen, het aantal kampeerplaatsen en recreatiewoningen is opgenomen in bijlage 3 'recreatieterreinen';
  • b. de maatvoering van de gebouwen (bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen, recreatiewoningen, trekkershutten), bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken is als volgt:
bedrijfswoning   maximaal  
goothoogte   5 m  
bouwhoogte   10 m  
inhoud   650 m3  

bedrijfsgebouwen   maximaal  
goothoogte   6 m  
bouwhoogte   12,5 m  

bijbehorende bouwwerken   maximaal  
goothoogte   3 m  
bouwhoogte   6 m  
oppervlakte   80 m2  
  minimaal  
achter de voorgevel van de woning op een afstand van   1 m  

rereatiewoningen   maximaal  
goothoogte   3,5 m  
bouwhoogte   7 m  
oppervlakte   75 m2  

trekkershut   maximaal  
goothoogte   3 m  
bouwhoogte   4,5 m  
oppervlakte   25 m2  

andere bouwwerken   maximaal  
bouwhoogte perceelsscheidingen   1 m  
bouwhoogte vóór de voorgevel van het hoofdgebouw   1 m  
bouwhoogte achter de voorgevel van het hoofdgebouw   2 m  
geluidsabsorberende voorzieningen ten behoeve van aanduiding 'geluidscherm'   2 m  
verlichtings- en vlaggenmasten   8 m  
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' moet de bedrijfswoning binnen het aanduidingsvlak worden gebouwd. Tegen deze bedrijfswoning mogen de volgende aanbouwen worden gerealiseerd:
    • 1. een tegen de bedrijfswoning aangebouwde kantoorruimte tot max. 200 m2;
    • 2. een tegen de bedrijfswoning aangebouwde kampwinkel tot max. 100 m2;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is een gebouw voor opslag ten behoeve van recreatiedoeleinden toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' is een bed-and-breakfastvoorziening tot max. 200 m2 en een slechtweervoorziening tot max. 200m2 toegestaan;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder b, mag de toegelaten inhoud van de bedrijfswoning en toegelaten oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, niet-zijnde recreatiewoningen, als bedoeld in bijlage 3 'Recreatieterreinen' eenmalig met 10% worden uitgebreid.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Verhogen aantal recreatiewoningen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van art. 8.2.1, sub a, waarbij het aantal recreatiewoningen mag worden verhoogd tot maximaal 65 recreatiewoningen voor het recreatiebedrijf vermeld in bijlage 3 'Recreatieterreinen' onder nummer 2 onder de volgende voorwaarden:

  • a. De uitbreiding moet plaatsvinden binnen het bestemmingsvlak;
  • b. Er moet een door burgemeester en wethouder goedgekeurd inrichtingsplan worden overlegd;
  • c. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. Een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.
8.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Hieronder wordt in ieder geval begrepen het het in gebruik geven, nemen en hebben van een recreatiewoning, recreatieappartement, groepsaccommodatie, een mobiel kampeervoertuig of een bijbehorend bouwwerk voor permanente bewoning;
  • b. Voor het gehele perceel, waarvan de gronden deels zijn aangeduid voor 'specifiek vorm van recreatie - opslag' als bedoeld in art. 8.1, sub d, geldt dat onder ‘het normale gebruik, beheer en onderhoud’ wordt verstaan het dagelijkse gebruik, beheer en onderhoud dat gericht is op het in conditie houden of brengen van objecten, gronden en materialen waardoor het voortbestaan hiervan op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt gehandhaafd;
  • c. Het is voorts verboden de gronden en opstallen, als bedoeld in art. 8.1, sub d, te gebruiken indien de geluidsnormen, zoals vermeld in bijlage 8 Akoestisch onderzoek industrielawaai Buitengebied, Sluissestraat 18a, 8 april 2014, projectnr. 120709 en bijlage 9 Aanvullende Memo 19-8-2014 projectnr. 120709 (behorende bij deze regels)worden overschreden;
  • d. Het gebruik van de gronden als bedoeld onder 8.5, sub b, is uitsluitend toegestaan als ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm' de geluidsabsorberende voorziening is geplaatst en in stand wordt gehouden;
  • e. Het gebruik van de gronden als bedoeld in lid 8.5, sub b, is uitsluitend toegestaan als ter plaatse van de gronden met de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - verharding" een verhard glad oppervlak wordt aangelegd en in stand gehouden; (Bij uitspraak d.d. 24-8-2016 van de Raad van State - 201601273/1/R1 - is dit nieuw lid 8.5.onder e toegevoegd. Deze uitspraak is opgenomen na het vaststellingsbesluit)
  • f. Het gebruik van een tractor ten behoeve van de opslag, als bedoeld in 8.1, sub d, is verboden in de avondperiode (19:00 t/m 23:00 uur) en nachtperiode (23:00 t/m 07:00 uur);
  • g. Het is niet toegestaan om met voertuigen te rijden over gedeelten van het terrein die niet zijn voorzien van een verhard glad oppervlak. (Bij uitspraak d.d. 24-8-2016 van de Raad van State - 201601273/1/R1 - is dit nieuw lid 8.5.onder g toegevoegd. Deze uitspraak is opgenomen na het vaststellingsbesluit )
8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning om af te wijken van het bepaalde in art. 8.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

8.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden
8.7.1 Verbod

Het is verboden op de tot 'Recreatie' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het beplanten van gronden met houtgewas;
  • b. het vellen en/of rooien van houtgewas en waardevolle houtopstanden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas tot gevolg kunnen hebben;
  • c. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden;
  • d. het aanleggen en verharden van (bedrijfs)wegen, paden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, groter dan 250 m2;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies.

8.7.2 Uitzonderingen op het verbod

Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken van geringe omvang en werken:

  • a. die in het kader van het normale agrarische beheer en onderhoud worden verricht of ter uitvoering van het Landschapontwikkelingsplan;
  • b. die worden uitgevoerd binnen een bouwvlak;
  • c. waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.

8.7.3 Afwegingscriteria

Omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien de in de bestemmingsomschrijving van deze bestemming omschreven waarden niet onevenredig worden aangetast en de werken voor de naast liggende gebieden geen onevenredig nadelige gevolgen hebben.

Artikel 9 Sport

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor manege met de daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken, andere bouwwerken, in- en uitritten, groenvoorzieningen, erfverhardingen en parkeervoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd.

9.2.1 Gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de maatvoering van de gebouwen (bedrijfswoning en overige bedrijfsgebouwen), bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken is als volgt:
bedrijfswoning   maximaal  
goothoogte   5 m  
bouwhoogte   10 m  
inhoud   650 m3  

bedrijfsgebouwen   maximaal  
goothoogte   6 m  
bouwhoogte   12,5 m  
oppervlakte   1350 m3  

bijbehorende bouwwerken   maximaal  
goothoogte   3 m  
bouwhoogte   6 m  
oppervlakte   80 m2  
  minimaal  
achter de voorgevel van de woning op een afstand van   1 m  

andere bouwwerken   maximaal  
bouwhoogte perceelsscheidingen   1 m  
bouwhoogte vóór de voorgevel van het hoofdgebouw   1 m  
bouwhoogte achter de voorgevel van het hoofdgebouw   2 m  
verlichtings- en vlaggenmasten   8 m  
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, mag de toegelaten inhoud van de bedrijfswoning en toegelaten oppervlakte van de bedrijfsgebouwen eenmalig met 10% worden uitgebreid.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen voor verkeer en verblijf;
  • b. parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. ondergrondse afvalcontainers;
  • e. watergangen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
  • f. geluidswerende voorzieningen;
  • g. kunstwerken;
  • h. nutsvoorzieningen,

met daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en verhardingen.

10.2 Bouwregels

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd.

10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en straatmeubilair gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  • b. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 25 m².

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 4 m bedragen;
  • b. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen maximaal 6 m hoog zijn;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder art. 10.2.2, sub a mag de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 m bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de oriëntering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. het aantal en de situering van parkeerplaatsen.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

Artikel 11 Water - A-watergang

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - A-watergang' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. A-watergangen en andere waterhuishoudkundige doeleinden waaronder het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water met de daarbij behorende oeverstroken;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurlijke en visueel landschappelijke waarden;
  • c. infrastructurele voorzieningen;
  • d. nuts- en groenvoorzieningen;
  • e. vispaaiplaatsen en visstekken, natuurvriendelijke oevers, voorzieningen ten behoeve van het water,

met daarbij behorende andere bouwwerken, waaronder bruggen, dammen, steigers en/of duikers.

11.2 Bouwregels

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd.

11.2.1 Gebouwen

Op of in deze grond mogen geen gebouwen worden gebouwd.

11.2.2 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 3 m.

11.3 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van het in geringe mate aanpassen van de bestemmingsgrens ten behoeve van de verbreding van de A-watergang onder voorwaarde dat bestemmingsgrens niet meer dan 5 m aan weerszijden wordt verschoven.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. één woning per bestemmingsvlak tenzij ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal woningen is aangegeven;
  • b. maximaal 40% van de bestaande gebouwen tot een totale vloeroppervlakte van maximaal 80 m² mag worden ingericht ten dienste van een beroep aan huis;
  • c. recreatieve voorzieningen waaronder een sanitaire voorziening ter plaatse van de functieaanduiding 'recreatie';
  • d. één recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • e. twee recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - recreatiewoning 1' waarbij wonen de hoofdfunctie dient te blijven;
  • f. instandhouding van karakteristieke bebouwingskenmerken en bebouwingselementen van cultuurhistorische waardevolle bebouwing opgenomen op adres in bijlage 4 'Gemeentelijke monumenten';

met de daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, erven en tuinen.

12.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maatvoering van de gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken binnen het bestemmingsvlak is als volgt:
woning   maximaal  
goothoogte   5 m  
bouwhoogte   10 m  
inhoud   650 m3  
afstand zijdelingse perceelsgrens   3 m  
bijbehorende bouwwerken   maximaal  
goothoogte   3 m  
bouwhoogte   6 m  
afstand tot woning   20 m  
gezamenlijke oppervlakte   80 m²  

recreatiewoningen   maximaal  
goothoogte   3,5 m  
bouwhoogte   7 m  
oppervlakte   75 m2  

andere bouwwerken   maximaal  
de hoogte van andere bouwwerken vóór de naar de weg gekeerde gevel van de woning   1 m  
de hoogte van andere bouwwerken achter de naar de weggekeerde gevel van de woning   2,5 m  
  • b. de oppervlakte van de recreatieve voorzieningen waaronder een sanitaire voorziening ter plaatse van de functieaanduiding 'recreatie' bedraagt tot max. 100 m2;
  • c. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de 2 toegelaten woningen mogen worden uitgevoerd in één gebouw waarbij de oppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte in m2' is aangegeven.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. dakvormen, dakhellingen en nokinrichtingen van de bebouwing;
  • b. de (goot)hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. de breedte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. de oriëntering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. de wijze van afdekking van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein;
  • g. de situering van nieuw op te richten bebouwing op of bij percelen, waarop blijkens de bijlage 4 cultuurhistorische waardevolle bebouwing aanwezig is;

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Vergroten inhoud woning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van art. 12.2, sub a, waarbij de woning mag worden uitgebreid onder de volgende voorwaarden:

  • a. De uitbreiding tot een maximum van 800 m3 moet plaatsvinden binnen het bestemmingsvlak. De uitbreidingsbevoegdheid geldt niet voor woningen in het buitendijks gelegen gebied;
  • b. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. Een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.

12.4.2 Vergroten inhoud woning binnen het gebouw

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de inhoudsmaat van de woning, als bedoeld in art. 12.2, sub a, om een uitbreiding van een woning toe te staan tot maximaal de inhoud van het gebouw waarin de woning is gelegen onder de volgende voorwaarden:

  • a. Deze bevoegdheid geldt uitsluitend voor woningen die gelegen zijn onder de kap van het hoofdgebouw;
  • b. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. Een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.

12.4.3 Vergroten oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de artikel 12.2, sub a, om de oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken te vergroten onder de volgende voorwaarden:

  • a. De (gezamenlijke) oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden vergroot van 80 naar maximaal 150 m2 waarbij geldt dat de goot- en bouwhoogte tot een oppervlakte van maximaal 120 m2 maximaal 3 en 6 meter mag bedragen. Bij een oppervlakte van meer dan 120 m2 tot het maximum van 150 m2 geldt een bouwhoogte van maximaal 5 meter;
  • b. De totale oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50% van het bestemmingsvlak innemen.

12.4.4 Herbouw bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de artikel 12.2, sub a, en 12.4.3 en de oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken vergroten in ruil voor de sloop van ontsierende bijbehorende bouwwerken onder de volgende voorwaarden:

  • a. Van de (gezamenlijke) oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken die aanwezig is boven 150 m2 mag 50% worden teruggebouwd, mits de totale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen na herbouw niet meer bedraagt dan 250 m2;
  • b. De totale oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50% van het bestemmingsvlak innemen;
  • c. indien het nieuwe bijbehorend bouwwerk, gelegen binnen het Gelders Natuurnetwerk, niet gebouwd wordt binnen de contouren van de gesloopte gebouwen mag geen onevenredige aantasting van de waarden van het Gelders Natuurnetwerk plaatsvinden.

12.4.5 Recreatieve nevenfunctie

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van lid  12.1, waarbij bed and breakfast en/of een theetuin kunnen worden toegelaten onder de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal overnachtingsplaatsen bedraagt maximaal 10;
  • b. op eigen terrein dient in voldoende mate te worden voorzien in parkeergelegenheid.

(Bij uitspraak d.d. 24-8-2016 van de Raad van State - 201601273/1/R1 - is de verwijzing in art.12.4.5 naar lid 12.2 vervangen door lid 12.1. Deze uitspraak is opgenomen na het vaststellingsbesluit)

12.4.6 Paardenbak

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 12.1, om een paardenbak te realiseren onder de voorwaarden:

  • a. Een paardenbak kan worden gerealiseerd binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak, het bedrijfsperceel of het bestemmingsvlak;
  • b. De aanleg van een paardenbak in het Gelders Natuurnetwerk is alleen toegestaan als is aangetoond dat de aanleg de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van het Gelders Natuurnetwerk ter plaatse niet aantast;
  • c. De aanleg van de paardenbak vindt plaats binnen een afstand van 50 meter van de woning, maar niet tussen de woning en de openbare weg of aan de overzijde van die weg;
  • d. De afstand tot de naastgelegen woningen van derden bedraagt minimaal 50 meter;
  • e. De afmeting van de bak bedraagt maximaal 20 x 60 meter;
  • f. De hoogte van de afrastering en verlichtingsmasten bedragen respectievelijk maximaal 1,4 meter en 4 meter. Lichtmasten zijn niet toegestaan indien de paardenbak binnen het Gelders Natuurnetwerk is gelegen.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Omgevingsvergunning om af te wijken voor bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van art. 12.1 ten behoeve van de uitoefening een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  • e. voor wat betreft detailhandel er geen duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur van de gemeente West Maas en Waal mag ontstaan;
  • f. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 80 m²;
  • g. detailhandel is uitsluitend op de begane grondvloer toegestaan.

12.5.2 Afwijken mantelzorg/meergeneratiewoning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in art. 12.1 sub a en b voor het gebruik van een deel van de woning of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. per woning maximaal één afwijking ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben;
  • f. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan de bedrijfswoning vanwege bouwtechnische, financieel-economische of sociaal-medische redenen onmogelijk is;
  • g. maximaal 75 m2 van de woning en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  • h. geen eigen nutsvoorziening is toegestaan;
  • i. er een overeenkomst wordt gesloten met de gemeente West Maas en Waal.
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
12.6.1 Bouw extra woning

Burgemeester en wethouders kunnen de bouw van een extra woning toelaten onder de volgende voorwaarden:

  • a. De regeling voor functieverandering geldt voor vrijgekomen legale agrarische bedrijfsgebouwen of glasopstallen al of niet gelegen binnen het huidige bestemmingsvlak, die in het verleden minstens vijf jaar rechtmatig in agrarisch gebruik zijn geweest en hebben behoord tot het agrarische bedrijf dat in het verleden op de locatie van de huidige woning gevestigd is geweest;
  • b. De extra woning mag niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende agrarische bedrijven.
  • c. De extra woning wordt alleen toegestaan wanneer deze op een goede landschappelijke en stedenbouwkundige wijze kan worden ingepast in het buitengebied. Een goede landschappelijke inpassing door streekeigen beplanting moet zijn gewaarborgd door een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan. De bouw van de extra woning kan leiden tot een noodzakelijke aanpassing van het bestemmingsvlak. De bevoegdheid tot aanpassing van het bestemmingsvlak maakt deel uit van deze wijzigingsbevoegdheid;
  • d. Bebouwing met monumentale of karakteristieke waarde mag volledig worden hergebruikt voor de extra woning;
  • e. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. Bij de bouw van een extra woning geldt dat de oppervlakte van de nieuwe woning maximaal 50% bedraagt van de oppervlakte van de agrarische gebouwen, die gesloopt mag worden om voor deze regeling in aanmerking te komen. De toegestane inhoud van de extra woning is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte gebouwen zoals vermeld in onderstaande tabel:
    Gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen in m2   Volume extra woning in m3  
    0-1.000 m2   Bouw extra woning niet mogelijk  
    > 1.000 m2   Bouw woning van maximaal 800 m3  
  • g. Om bij de bouw van een extra woning voor saldering in aanmerking te komen, als bedoeld onder f, gelden voor elk van de bij de saldering betrokken percelen de volgende voorwaarden:
    • 1. voor elk perceel geldt dat alle vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt met een minimum van 250 m2;
    • 2. de extra woning wordt gerealiseerd daar waar dat uit ruimtelijke oogpunt het meest passend is.
  • h. Bij de bouw van een extra woning geldt dat de oppervlakte van de nieuwe woning maximaal 50% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte glasopstallen. De toegestane inhoud van de extra woning is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte glasopstallen zoals vermeld in onderstaande tabel:
    Gesloopte oppervlakte glasopstallen in m2   Volume extra woning in m3  
    0-5.000 m2   Bouw extra woning niet mogelijk  
    > 5.000 m2   Bouw woning van maximaal 800 m3  
  • i. Om bij de bouw van een extra woning voor saldering in aanmerking te komen, als bedoeld onder h, gelden voor elk van de bij de saldering betrokken percelen de volgende voorwaarden:
    • 1. voor elk perceel geldt dat alle vrijgekomen glasopstallen moeten worden gesloopt met een minimum van 1000 m2;
    • 2. de extra woning wordt gerealiseerd daar waar dat uit ruimtelijke oogpunt het meest passend is.
  • j. De regels van de bestemming 'Wonen' zijn overeenkomstig van toepassing.

 

12.6.2 Vergroten bestemmingsvlak ten behoeve herbouw woning

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak vergroten ten behoeve van de herbouw van een woning onder de volgende voorwaarden:

  • a. de nieuwe woning wordt in de directe nabijheid van de voormalige locatie gebouwd en, indien mogelijk, in directe ruimtelijke relatie met de bebouwing waarvan de oorspronkelijke woning deel uitmaakte;
  • b. de nieuwe locatie is vanuit een stedenbouwkundig, landschappelijk, ecologisch en milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar en tast de rechten van bedrijven in de omgeving niet aan;
  • c. er dient een zekerheidsstelling te zijn omtrent de sloop van de bestaande woning;
  • d. de regels van 12.2, sub b, zijn mede van toepassing.

12.6.3 Wijziging wonen in niet-agrarische functie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Wonen' wijzigen in 'Bedrijf' onder de volgende voorwaarden:

  • a. De regeling voor functieverandering geldt voor vrijgekomen legale agrarische bedrijfsgebouwen die in het verleden minstens vijf jaar rechtmatig in agrarisch gebruik zijn geweest;
  • b. Functieverandering van vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen mag niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende agrarische bedrijven.
  • c. Bij functieverandering moet de bestaande infrastructuur toereikend zijn voor de nieuwe functie; nieuwe functies mogen geen grote verkeersaantrekkende werking hebben;
  • d. Bebouwing met monumentale of karakteristieke waarde mag volledig worden hergebruikt voor de nieuwe bedrijfsfunctie;
  • e. Nieuwe bebouwing wordt alleen toegestaan wanneer deze op een goede landschappelijke en stedenbouwkundige wijze kan worden ingepast in het buitengebied;
  • f. Een goede landschappelijke inpassing door streekeigen beplanting moet zijn gewaarborgd door een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan.;
  • g. Buitenopslag van goederen en stalling buiten is niet toegestaan;
  • h. De vestiging van bepaalde typen bedrijvigheid wordt alleen toelaatbaar geacht wanneer een deel van de vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. De hoeveelheid te slopen bedrijfsgebouwen is afhankelijk van de functie van het bedrijf dat zich er wil vestigen;
  • i. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • j. In de onderstaande tabel zijn de soorten bedrijvigheid vermeld waarvoor de vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen kunnen worden benut en de maximaal toegelaten oppervlakte van de gebouwen voor de nieuwe bedrijfsfunctie.
    Categorie bedrijvigheid   Omvang hergebruik buiten GNN (multifunctioneel gebied)   Omvang hergebruik in GNN  
    1. Verblijfsrecreatie (geldt uitsluitend voor extensieve verblijfsaccommodatie)   500 m2   500 m2  
    2. Dagrecreatie   500 m2 (voor horeca max. 250 m2)   500 m2 (voor horeca max. 250 m2)  
    3. Agrarisch verwante bedrijven   100 %   100%  
    4. Overige aan het buitengebied gebonden bedrijven   100 %   100%  
    5. Opslagbedrijven   500 m2 + 75% van de overtollige opstallen   geen mogelijkheden  
    6. Overige bedrijven   500 m2   500 m2  
  • k. De lijst van categorieën van bedrijvigheid, die opgenomen is in lid j, is nader uitgewerkt in een bedrijvenlijst die als bijlage 5 'Toegelaten functies' aan deze regels is toegevoegd;
  • l. De bestemming 'Wonen' vervalt;
  • m. De regels van de bestemming 'Bedrijf' zijn overeenkomstig van toepassing.

 

Artikel 13 Leiding - Riool

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van hoofdtransportleidingen, met een strook van 2,5 m ter weerszijden van de aangeduide leiding.

13.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemmingen worden gebouwd met uitzondering van andere bouwwerken ten dienste van de dubbelbestemming maximale hoogte van 3 m.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op de tot 'Leiding - Riool' bestemde grond, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden:
    • 1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
    • 3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
    • 4. het aanbrengen van diepgewortelde beplanting en of bomen;
    • 5. het vellen of rooien van houtgewas.
  • b. Het onder 13.3.a vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
    • 1. die het normale onderhoud en beheer van de hoofdtransportleiding betreffen;
    • 2. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
  • c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 13.3.a zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de hoofdtransportleidingen ontstaat of kan ontstaan.
  • d. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder 13.3.a wordt het advies ingewonnen van de leiding beheerder.

 

Artikel 14 Waarde - Archeologie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de te verwachten en reeds vaststelde archeologische waarden

14.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en /of een omgevingsvergunning voor het bouwen
14.2.1 Vergunningplicht

Het is toegestaan om een bodemingreep uit te (laten) voeren. Hierbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'specifieke vorm van waarde - waarde archeologie 1' bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 40 cm;
  • b. 'specifieke vorm van waarde - waarde archeologie 2' bodemingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 40 cm;
  • c. 'specifieke vorm van waarde - waarde archeologie 3' bodemingrepen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 40 cm;
  • d. 'specifieke vorm van waarde - waarde archeologie 4' bodemingrepen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 150 cm;
  • e. 'specifieke vorm van waarde - waarde archeologie 5' bodemingrepen groter dan 5.000 m2 en dieper dan 40 cm;
  • f. 'specifieke vorm van waarde - waarde archeologie 6' bodemingrepen groter dan 35.000 m2 en dieper dan 100 cm,

alleen zijn toegestaan indien een omgevingvergunning van burgermeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden en /of een omgevingsvergunning voor het bouwen is verkregen. Deze regeling geldt ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.

14.2.2 Verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden en/of een omgevingsvergunning voor het bouwen

De omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitvoeren van een werk, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden en/of een omgevingsvergunning voor het bouwen , indien is gebleken dat de in 14.2.1 vermelde bodemingrepen dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal danwel de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologisch belang daarbij voldoende is gewaarborgd.

14.2.3 Onderbouwing van de aanvraag

Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden en/of een omgevingsvergunning voor het bouwen goed te kunnen beoordelen kan het noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

14.2.4 Verbinding van voorschriften

Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden en/of een omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen in ieder geval de volgende voorschriften verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting om de activiteit die tot de bodemverstoring leidt te laten begeleiden door deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 15 Waterstaat - Waterbergingsgebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. aan- en -afvoer van rivierwater, ijs en sediment.

met daarbij behorende andere bouwwerken.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

15.2.2 Andere bouwwerken

Op of in de tot 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' bestemde grond mag niet worden gebouwd, met uitzondering van waterstaatkundige andere bouwwerken die noodzakelijk zijn in verband met de waterhuishouding en/of de regeling van het verkeer te water.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2 voor de bouw van bouwwerken die zijn toegelaten op grond van de aan de desbetreffende gronden gegeven hoofdbestemmingen, mits geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van het kwantitatieve waterbeheer. Voorts onder de voorwaarde dat vooraf een positief advies is ontvangen van de waterbeheerder.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
  • b. het aanleggen van watergangen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • c. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding, het aanleggen van kabels en/of leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • d. het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen en/of diepwortelende beplantingen.

15.4.2 Uitzondering op verbod

Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken van geringe omvang en werken:

  • a. die in het kader van het normale beheer en onderhoud worden verricht;
  • b. waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.

15.4.3 Afwegingscriteria

Omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van het stroomvoerend waterbed en vooraf een positief advies is ontvangen van de waterbeheerder.

Artikel 16 Waterstaat - Waterkering

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het in stand houden, het beheer en de verbetering van de waterkering;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten an andere waterstaatswerken.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

16.2.2 Andere bouwwerken
  • a. De bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter;
  • b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag niet worden gebouwd.
16.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene bouwregels

18.1 Herbouw woningen
  • a. Herbouw van woningen is, voor zover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    • 1. de herbouw plaats vindt binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. de belangen van de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. de nieuwe situering van de woning stedenbouwkundig en milieuhygiënisch aanvaardbaar is.
  • b. Herbouw van dijkwoningen is, voor zover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    • 1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de bestaande fundamenten;
    • 2. bij het ontbreken daarvan vindt herbouw plaats binnen de voormalige bebouwingscontour van de woning of binnen een afstand van maximaal 3 m van de bebouwingscontour;
    • 3. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn of in de voorgevelrooilijn die parallel loopt met de bestaande voorgevelrooilijn;
    • 4. de belangen van de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 5. de nieuwe situering van de woning stedenbouwkundig en milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
    • 6. de oorspronkelijke ligging van de woning en situering van de hoofdingang in relatie met het dijklichaam is uitgangspunt bij de herbouw;
    • 7. het peil ter plaatse van de hoofdingang van de te vervangen woning is het uitgangspunt voor het peil van de nieuw te realiseren dijkwoning;het waterschap is akkoord met herbouw op de bestaande locatie.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van art. 18.1, sub b, onder 1 en/of 2 en de afstand van maximaal 3 m vergroten naar 7 m. De overige criteria van art. 18.1, sub b, blijven onverkort van toepassing.

18.2 Vrijwaringszone A-watergang
18.2.1 Vrijwaring

Binnen afstand van 5 meter, gerekend vanaf de bestemmingsgrens aan weerszijden van de A-watergang, zijn geen bouwwerken toegelaten.

18.2.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in art. 18.2.1 en bouwwerken toelaten op grond van de onderliggende bestemmingen. Vooraf dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.

18.3 Bestaande maten

In die gevallen dat bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten, inhoud van legale bouwwerken meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, gelden deze goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten of inhoud als maximum.

 

Artikel 19 Algemene aanduidingsregels

19.1 Gelders Natuurnetwerk

Nieuwe functies in het Gelders natuurnetwerk, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gelders natuurnetwerk' zijn niet toegestaan tenzij:

  • a. geen reële alternatieven aanwezig zijn;
  • b. sprake is van redenen van groot openbaar belang;
  • c. de negatieve effecten op de kernwaliteiten van het gebied, de oppervlakte en de
  • d. samenhang zoveel mogelijk worden beperkt; en
  • e. de overblijvende negatieve effecten op de kernkwaliteiten van het gebied, de
  • f. oppervlakte en de samenhang gelijkwaardig worden gecompenseerd.
19.2 Groene ontwikkelingszone

Nieuwe grootschalige ontwikkelingen die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het betreffende gebied ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone' zijn niet toegestaan tenzij:

  • a. geen reële alternatieven aanwezig zijn;
  • b. sprake is van redenen van groot openbaar belang;
  • c. de negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang zoveel mogelijk worden beperkt; en
  • d. de overblijvende negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang gelijkwaardig worden gecompenseerd.
19.3 Vrijwaringszone - molenbiotoop

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' geldt ten behoeve van het behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de molen, het volgende:

19.3.1 Bouwen

Onverminderd het bepaalde in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde mogen binnen een afstand van 400 m van de molen geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd.

19.3.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.3.1 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemmingen toe te staan, mits de hierdoor hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering, niet onevenredig in gevaar kan worden gebracht. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake kundig adviseur.

19.3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders met het oog op de bescherming van de noodzakelijk windvang de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten voeren:
    • 1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur met een grotere hoogte dan de molenbelt/stelling;
    • 2. het ophogen van gronden met een grotere hoogte dan de molenbelt/stelling;
    • 3. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing met een grotere hoogte dan de molenbelt/stelling;
  • b. Het onder 19.3.3, sub a, vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:
    • 1. werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
    • 2. welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
    • 3. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
    • 4. binnen het kader van het op de bestemming van die gronden gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel die welke voortvloeien uit het normale gebruik.
  • c. De onder 19.3.3, sub a bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering niet onevenredig in gevaar kan worden gebracht. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake kundig adviseur.

Artikel 20 Algemene gebruiksregels

20.1 Gebruiksverbod

Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 2.1.1, sub c, van de Wabo, wordt in ieder geval beschouwd een gebruik als:

  • a. staan- of ligplaats voor onderkomens;
  • b. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • c. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3 meter of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
  • d. stortplaats voor puin, zand en grind, grond, mest- of afvalstoffen;
  • e. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden;
  • f. het gebruik van de gronden voor de beoefening van lawaaisporten (zoals motorcross, quad rijden, modelvliegtuigen, etc.) anders dan de daarvoor door de gemeente aangewezen gronden.
20.2 Uitzondering van verboden gebruik

Het bepaalde in art. 20.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.

20.3 Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in art. 20.1 bij een omgevingsvergunning afwijken indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.

Artikel 21 Algemene afwijkingsregels

21.1 Afwijkingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  • a. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations, conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
  • b. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
  • c. het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m;
21.2 Afwegingscriteria

Van de bevoegdheid van art. 21.1 kan slechts gebruik worden gemaakt indien het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

22.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:

  • a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
  • b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
  • c. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, één en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 10% wordt vergroot of verkleind.
22.2 Afwegingscriteria

Van de bevoegdheid van art. 22.1 kan slechts gebruik worden gemaakt indien het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 23 Algemene procedureregels

Indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan het opleggen van nadere eisen of een vermelde wijzigingsregel worden de volgende procedures gevolgd.

23.1 Nadere eisen (conform art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening)

Bij de voorbereiding van een besluit tot het opleggen van nadere eisen, opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan, is de navolgende voorbereidingsprocedure van toepassing:

  • a. Burgemeester en wethouders maken het voornemen tot het opleggen van nadere eisen van te voren in een huis-aan-huisblad dat in de gemeente wordt verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
  • b. Het voornemen tot het opleggen van nadere eisen alsmede het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken liggen gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  • c. De bekendmaking houdt de mededeling in dat een belanghebbende schriftelijk zijn zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren kan brengen bij burgemeester en wethouders gedurende de termijn van terinzagelegging;
  • d. Het besluit omtrent het opleggen van nadere eisen wordt met redenen omkleed;
  • e. Burgemeester en wethouders stellen de belanghebbende van een zienswijze in kennis van hun besluit.

Artikel 24 Overige regels

24.1 Figuur 'relatie'

De figuur 'relatie' verbindt twee percelen met elkaar en worden in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als één perceel.

24.2 Strijdigheid bij dubbelbestemmingen

In geval van onderlinge strijdigheid tussen de regels van de dubbelbestemmingen treden de partijen wiens belangen/functies in de dubbelbestemmingen worden beschermd met elkaar in overleg.

24.3 Gebruiken en uitvoeren
  • a. Onder gebruiken wordt mede begrepen: het in gebruik geven en het laten gebruiken:
  • b. Onder uitvoeren wordt mede begrepen: het doen uitvoeren en het laten uitvoeren.
24.4 Parkeren, laden en lossen
  • a. Bij het gebruik/het (ver)bouwen van een gebouw of bij het gebruik van een terrein moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate worden voorzien in parkeerruimte, conform bijlage 7 Nota Parkeren, op eigen terrein in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw danwel bij die functie behoort.
  • b. De in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare (personen)auto's.
  • c. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • d. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en c:
    • 1. indien het voldoen aan deze regels op overwegende bezwaren stuit;
    • 2. of voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimtem, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan als gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
25.2 Met een omgevingsvergunning afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 25.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 25.1 met maximaal 10%.

25.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 25.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning voor het bouwen en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

25.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 25.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

25.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 25.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

25.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 25.5 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Gouden Ham/De Schans, randzone.

Aldus gewijzigd vastgesteld in de raadsvergadering van 3 december 2015.

De voorzitter, De griffier,