direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Komgebied
Plan: Buitengebied West Maas en Waal
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0668.BUIWestMenW-BOH1

Artikel 3 Agrarisch - Komgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Komgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische doeleinden en grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijven met bijbehorende erven;
  • b. het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke en ecologische waarden waaronder mede begrepen is natte landnatuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - natte natuur';
  • c. de uitoefening van nevenfuncties bij agrarische bedrijven, als vermeld in bijlage 7 Toegelaten functies';
  • d. het uitoefenen van een beroep aan huis of een bedrijf aan huis waarvoor maximaal 40% van de bestaande gebouwen tot een totale vloeroppervlakte van maximaal 80 m² mag worden ingericht;
  • e. ondergeschikte detailhandel in eigen vervaardigde producten en streekgeproduceerde producten;
  • f. instandhouding van karakteristieke bebouwingskenmerken en bebouwingselementen van cultuurhistorische waardevolle bebouwing opgenomen op adres in bijlage 5 'Rijksmonumenten' en bijlage 6 'Gemeentelijke monumenten';
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. kleinschalige voorzieningen voor de verkoop van streek geproduceerde (agrarische) producten;
  • i. een waterretentiegebied ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - waterretentie';
  • j. het behoud en beheer van een wiel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - wiel';
  • k. het behoud en bescherming van een crevasseafzetting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - crevasseafzetting';
  • l. het behoud en bescherming van de boerderijstraat met wederopbouwboerderijen en bijbehorende verkaveling en inrichting ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. watergangen;

met daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken binnen het bouwvlak
  • a. gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken dienen binnen het 'bouwvlak' te worden gebouwd; Per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf en één bedrijfswoning toegestaan. Indien meerdere legale bedrijfswoningen aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan geldt dit aantal als maximum. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' dient de bedrijfswoning in het aanduidingsvlak te worden gebouwd;
  • b. maximaal 25% van de oppervlakte van bestaande bedrijfsgebouwen tot een totale maximale vloeroppervlakte van 350 m² mag worden gebruikt ten behoeve van nevenfuncties, als bedoeld in bijlage 7 'Toegelaten functies' mits:'
    • 1. de toegelaten nevenactiviteiten plaatsvinden naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. geen buitenopslag plaatsvindt ten behoeve van deze nevenfuncties;
    • 3. geen sprake is van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
    • 4. geen detailhandel plaatsvindt anders dan detailhandel in eigen vervaardigde producten en streekgeproduceerde producten tot een vloeroppervlakte met een maximum van 80 m2.
  • c. de maatvoering van de gebouwen (bedrijfswoning en overige bedrijfsgebouwen), bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken is als volgt:
bedrijfswoning   maximaal  
goothoogte   5 m  
bouwhoogte   10 m  
inhoud   650 m3
 

bedrijfsgebouwen   maximaal  
goothoogte   6, m  
bouwhoogte   12,5 m  

bijbehorende bouwwerken   maximaal  
goothoogte   3 m  
bouwhoogte   6 m  
oppervlakte   80 m2  
  minimaal  
achter de voorgevel van de woning op een afstand van   1 m  

andere bouwwerken,   maximaal  
bouwhoogte mestsilo (goothoogte)   8,5 m (4 m)  
bouwhoogte sleufsilo's   6 m  
bouwhoogte overige silo's   15 m  
bouwhoogte erfafscheidingen   2 m  
bouwhoogte overige bijbehorende bouwwerken   6 m  
bouwhoogte hooiberg (goothoogte en oppervlakte)   9 m (6 m en 36 m²)  

  • d. tijdelijke en/of permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn toegelaten. Voor een permanente teeltondersteunende voorziening geldt een oppervlakte van maximaal 1500 m². Indien de huidige oppervlakte van deze voorzieningen reeds groter is, dan geldt de bestaande oppervlakte als maximum.
  • e. per bedrijf is maximaal 1 windmolen/windturbine toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. geplaatst in de nabijheid van aanwezige gebouwen binnen het bouwvlak;
    • 2. de hoogte is maximaal gelijk aan de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen;
    • 3. de afstand tot een ondergrondse hoge druk aardgasleiding bedraagt minimaal de masthoogte plus 1/3 van de lengte van het rotorblad;
    • 4. de afstand tot gasontvangstations bedraagt minimaal de masthoogte  plus de lengte van het rotorblad.
3.2.2 Andere bouwwerken buiten het bouwvlak

Voor andere bouwwerken buiten het bouwvlak geldt het volgende:

  • a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan. Deze mogen worden opgericht in de periode 1 maart t/m 30 november voor een maximale duur van 7 maanden. De verankerde palen en constructies mogen permanent aanwezig zijn. De hoogte van deze voorzieningen bedraagt maximaal 6 meter;
  • b. de hoogte van andere bouwwerken zoals steigers, banken, picknicktafels, informatievoorzieningen, bewegwijzering ten behoeve van recreatief medegebruik bedraagt maximaal 2 meter;
  • c. de hoogte van andere bouwwerken, als bedoeld in art. 3.1 onder h, bedraagt maximaal 2,5 meter en de oppervlakte maximaal 6 m2;
  • d. de hoogte van perceelafscheidingen bedraagt maximaal 2 m bedraagt.
3.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
    • 1. de situering van nieuw op te richten bebouwing op of bij percelen, waarop blijkens de bijlagen 5 en 6 cultuurhistorische waardevolle bebouwing aanwezig is of die nader aangeduid zijn met 'cultuurhistorische waarden'. Deze nadere eisen kunnen worden gesteld om te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van de bestaande bebouwing/ruimtelijke situatie onevenredig wordt aangetast;
    • 2. de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen met het oog op de bescherming van de natuur- en landschapswaarden, als bedoeld in lid 1, sub b;
    • 3. afmetingen en vorm van gebouwen en andere bouwwerken, indien dat noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid of om aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen te voorkomen dan wel een goede landschappelijke inpassing te bereiken.
  • b. De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Vergroten (agrarisch) bouwvlak tot 1,5 ha

Burgemeester en wethouders kunnen het bouwvlak vergroten tot maximaal 1,5 ha onder de volgende voorwaarden:

  • a. De maximale toegelaten oppervlakte voor uitbreiding heeft geen betrekking op de gronden die nodig zijn voor de aanleg van de erfbeplanting ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
  • b. Het bouwvlak dient in beginsel zó te worden vergroot dat de afstand tot de naastgelegen bedrijven niet wordt verkleind. De bebouwing dient, mede daarom, in de lengterichting haaks op de weg te worden geplaatst (tenzij een goede stedenbouwkundige inpassing vraagt om plaatsing parallel aan de weg).
  • c. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. Indien het bouwvlak in de EHS ligt mag de uitbreiding geen significant negatief effect hebben op de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS.

3.4.2 Vergroten inhoud bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van art. 3.2.1, sub c, waarbij de bedrijfswoning mag worden uitgebreid onder de volgende voorwaarden:

  • a. De uitbreiding tot een maximum van 800 m3 moet plaatsvinden binnen het bouwvlak;
  • b. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. Een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.

3.4.3 Vergroten inhoud bedrijfswoning binnen het hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de inhoudsmaat van de bedrijfswoning, als bedoeld in art. 3.2.1, sub c, om een uitbreiding van een woning toe te staan tot maximaal de inhoud van het gebouw waarin de bedrijfswoning is gelegen onder de volgende voorwaarde:

  • a. Deze bevoegdheid geldt uitsluitend voor bedrijfswoningen die gelegen zijn onder de kap van het hoofdgebouw;
  • b. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.

3.4.4 Bouw tweede bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 3.2.1, sub a, om de tweede bedrijfswoning toe te staan onder de volgende voorwaarden:

  • a. De initiatiefnemer moet op basis van een advies van een onafhankelijke door de gemeente aan te wijze deskundige aantonen dat de werkzaamheden op het bedrijf een omvang hebben van ten minste twee volwaardige arbeidskrachten. De noodzaak van een 2de bedrijfswoning moet op het moment van de aanvraag en op de lange termijn worden aangetoond;
  • b. De tweede bedrijfswoning moet in beginsel worden gerealiseerd binnen het bouwvlak.
  • c. De tweede bedrijfswoning dient aan de wegzijde van het agrarische bouwperceel te worden opgericht
  • d. Het bouwvlak mag worden vergroot met maximaal 200 m2 als dit leidt tot een ruimtelijk betere situatie;
  • e. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. Een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.

3.4.5 Bouw verblijfsruimten voor zorgboerderij

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 3.2.1, sub a, om bestaande bedrijfsbebouwing in te richten/te verbouwen voor een zorgfunctie onder de volgende voorwaarden:

  • a. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. maximaal 25% van de oppervlakte van bestaande bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt tot een totale maximale vloeroppervlakte van 350 m².

3.4.6 Paardenbak

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 3.2.1, sub a, om een paardenbak te realiseren onder de voorwaarden:

  • a. Een paardenbak kan worden gerealiseerd binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak, het bedrijfsperceel of het bestemmingsvlak;
  • b. De aanleg van een paardenbak in de EHS is alleen toegestaan als is aangetoond dat de aanleg de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS ter plaatse niet aantast;
  • c. De aanleg van de paardenbak vindt plaats binnen een afstand van 50 meter van de bedrijfswoning, maar niet tussen de woning en de openbare weg of aan de overzijde van die weg;
  • d. De afstand tot de naastgelegen woningen van derden bedraagt minimaal 50 meter;
  • e. De afmeting van de bak bedraagt maximaal 20 x 60 meter;
  • f. De hoogte van de afrastering en verlichtingsmasten bedragen respectievelijk maximaal 1,4 meter en 4 meter.

3.4.7 Melkstal en schuilgelegenheid dieren

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 3.2.1, sub a, 3.2.2, sub b, om een melkstal of een schuilgelegenheid voor dieren toe te staan onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het perceel waarop de melkstal en/of schuilgelegenheid wordt gebouwd, grenst niet aan het huisperceel van de eigenaar.
  • b. De bouw van de melkstal en/of schuilgelegenheid in de EHS is alleen toegestaan als is aangetoond dat de bouw de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS ter plaatse niet aantast; De de melkstal en/of schuilgelegenheid dienen op verantwoorde wijze landschappelijk te worden ingepast;
  • c. De schuilgelegenheid heeft een oppervlakte van maximaal 30 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 m en wordt afgedekt met een kap. De schuilgelegenheid is aan één zijde open zodat dieren onbelemmerd in/uit de schuilstal kunnen gaan;
  • d. De melkstal heeft een oppervlakte van maximaal 50 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 m
  • e. De melkstal en/of schuilgelegenheid is geen stal voor permanent verblijf van dieren;
  • f. Het opslaan van materiaal is niet toegestaan.

3.4.8 Mestopslag buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 3.2.1, sub a om een mestopslagplaats buiten het bouwvlak toe te staan onder de voorwaarden:

  • a. opslag is feitelijk of vanwege milieuhygiënische redenen niet mogelijk binnen het bouwvlak;
  • b. de aanleg in de EHS is alleen toegestaan als is aangetoond dat de aanleg de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS ter plaatse niet aantast;
  • c. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. de oppervlakte van de mestopslag bedraagt maximaal 750 m2 en de hoogte bedraagt maximaal 4 meter;
  • e. de mestopslag dient aan te sluiten op het bouwvlak van het betreffende agrarisch bedrijf;
  • f. deze afwijkingsbevoegdheid is niet van toepassing op bouwvlakken met een oppervlakte van meer dan 2 ha.

3.4.9 Recreatieve nevenfunctie

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van art. 3.2.1, sub b, waarbij kleinschalige kampeerterreinen kunnen worden toegelaten onder de volgende voorwaarden:

  • a. de aanleg is mogelijk op of in aansluiting op het bouwvlak;
  • b. de aanleg in de EHS is alleen toegestaan als is aangetoond dat de aanleg de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS ter plaatse niet aantast;
  • c. het gebruik van de staanplaatsen is beperkt tot het kampeerseizoen (15-3 t/m 31-10);
  • d. het terrein dient landschappelijk zorgvuldig te worden ingepast; de landschappelijke inpassing en ruimtelijke inrichting van het terrein dient te worden vastgelegd in een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan;
  • e. sanitaire voorzieningen worden uitsluitend binnen het bouwvlak aangelegd, bij voorkeur binnen de bestaande bebouwing of in nieuwbouw die op de bestaande bebouwing aansluit; de oppervlakte van deze voorziening bedraagt maximaal 50 m2 en de hoogte bij uitbreiding van de bestaande bebouwing bedraagt maximaal 6 m;
  • f. een recreatieruimte/kantine toegestaan, bij voorkeur binnen de bestaande bebouwing of in nieuwbouw die op de bestaande bebouwing aansluit; Deze voorziening heeft in totaal een maximum oppervlakte van 100 m2 en bij uitbreiding van de bestaande bebouwing een hoogte van maximaal 6 m.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Daaronder wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan van materialen en goederen in de open lucht buiten het bouwvlak;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en producten tenzij:
    • 1. dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
    • 2. dit plaatsvindt ten behoeve van een toegestane niet-agrarische nevenactiviteit binnen de bestaande bebouwing;
  • c. detailhandel, tenzij het detailhandel betreft als ondergeschikte nevenactiviteit in zelf vervaardigde en/of voortgebrachte producten;
  • d. de wijziging van het bestaande agrarisch gebruik van de gronden in boom- en/of sierteelt;
  • e. het gebruik van de gronden voor pot- en containerteelt buiten het bouwvlak;
  • f. het gebruik van gronden voor tuinbouw met open grondteelt, fruitteelt en/of bestaande boom- en sierteelt (met uitzondering van bestaand gebruik) waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet in een zone van 50 meter, gemeten vanaf de grens van
    • 1. de bestemming Wonen;
    • 2. de kernen Alphen, Altforst, Appeltern, Beneden-Leeuwen, Boven-Leeuwen, Dreumel, Maasbommel en Wamel, en de overige gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als gronden vallend buiten het plan;
    • 3. de bestemming 'Recreatie' met de (verblijfs)recreatieterreinen, als bedoeld in bijlage 4 Recreatie', en de (verblijfs)recreatieterreinen grenzend aan de gronden van dit bestemmingsplan;
  • g. het in gebruik geven, nemen en hebben van een recreatiewoning, recreatieappartementen, groepsaccommodatie, een mobiel kampeervoertuig of een vrijstaand bijbehorend bouwwerk voor permanente bewoning;
  • h. het in gebruik geven, nemen en hebben van (delen van) ruimten of gebouwen bestemd voor een zorgfunctie voor zelfstandige bewoning;
  • i. het plaatsen van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, anders dan de daarvoor bij dit bestemmingsplan aangewezen gronden;
  • j. het geheel of gedeeltelijk onder peil stallen van dieren;
  • k. het gebruik van de gronden voor glastuinbouw.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in art. 3.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

3.6.1 Afwijken mantelzorg/meergeneratiewoning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in art. 3.1, sub a, voor het gebruik van een deel van de bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een bedrijfswoning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. per bedrijfswoning maximaal één afwijking ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de bedrijfswoning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de bedrijfswoning dient te hebben;
  • f. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan de bedrijfswoning vanwege bouwtechnische, financieel-economische of sociaal-medische redenen onmogelijk is;
  • g. maximaal 75 m2 van bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  • h. geen eigen nutsvoorziening is toegestaan;
  • i. er een overeenkomst wordt gesloten met de gemeente West Maas en Waal.

3.6.2 Huisvesting seizoenarbeiders

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 3.1, sub a, om huisvesting voor seizoenarbeiders toe te staan onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het betreft werknemers voor de ter plaatse uitgeoefende agrarische bedrijfsactiviteit;
  • b. De huisvesting in bestaande bebouwing is toegestaan voor maximaal 6 maanden per jaar en in tijdelijke units of caravans bij piekbelasting voor maximaal 4 maanden per jaar;
  • c. Er moet worden voldaan aan de vereisten van het Bouwbesluit en de Bouwverordening.

3.6.3 Verkleining zone bij gebruik gewasbeschermingsmiddelen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in art. 3.5, sub f, voor een verkleining van de zone van 50 meter bij het in gebruik nemen van nieuwe gronden voor fruitteelt en boom- en sierteelt indien aangetoond wordt dat er geen ongewenste effecten optreden voor aanwonenden.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. op de tot 'Agrarisch - Komgebied' bestemde gronden:
    • 1. het beplanten van gronden met houtgewas;
    • 2. het vellen en/of rooien van houtgewas en waardevolle houtopstanden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas tot gevolg kunnen hebben;
    • 3. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden;
    • 4. het aanleggen en verharden van (bedrijfs)wegen, paden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, groter dan 250 m2;
    • 5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • b. op de tot 'specifieke vorm van agrarisch - natte natuur' aangeduide gronden:
    • 1. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
    • 2. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
    • 3. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2 anders dan een bouwwerk;
    • 4. het gebruik van bestrijdingsmiddelen.
  • c. op de tot 'specifieke vorm van water - wiel' aangeduide gronden:
    • 1. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden.

3.7.2 Uitzonderingen op verbod

Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken van geringe omvang en werken:

  • a. die in het kader van het normale agrarische beheer en onderhoud worden verricht of ter uitvoering van het Landschapontwikkelingsplan;
  • b. die worden uitgevoerd binnen een bouwvlak;
  • c. waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.

3.7.3 Afwegingscriteria

Omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien de in de bestemmingsomschrijving van deze bestemming omschreven waarden niet onevenredig worden aangetast en de werken voor de naast liggende gebieden geen onevenredig nadelige gevolgen hebben.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Vergroten agrarisch bouwvlak tot 2 ha

Burgemeester en wethouders kunnen het bouwvlak vergroten tot maximaal 2 ha onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het bouwvlak dient zó te worden vergroot dat de afstand tot de naastgelegen bedrijven niet wordt verkleind. De bebouwing dient, mede daarom, in de lengterichting haaks op de weg te worden geplaatst (tenzij een goede stedenbouwkundige inpassing vraagt om plaatsing parallel aan de weg);
  • b. De economische noodzaak van de wijziging dient te worden aangetoond;
  • c. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing gebaseerd op een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan. De stroken die nodig zijn voor de erfbeplanting ten behoeve van de landschappelijke inpassing worden niet meegerekend bij de nieuwe toegelaten oppervlakte;
  • d. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. Indien het bouwvlak in de EHS ligt mag de uitbreiding geen significant negatief effect hebben op de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS.

3.8.2 Wijziging agrarisch bedrijf in woonfunctie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Komgebied' van een bouwvlak wijzigen in 'Wonen' onder de volgende voorwaarden:

  • a. De regeling voor functieverandering geldt niet alleen voor vrijgekomen legale agrarische bedrijfsgebouwen die minstens vijf jaar rechtmatig in agrarisch gebruik zijn geweest;
  • b. Functieverandering mag niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende agrarische bedrijven.
  • c. Nieuwe bebouwing wordt alleen toegestaan wanneer deze op een goede landschappelijke en stedenbouwkundige wijze kan worden ingepast in het buitengebied. Een goede landschappelijke inpassing door streekeigen beplanting moet zijn gewaarborgd door een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan;
  • d. Bebouwing met monumentale of karakteristieke waarde mag volledig worden hergebruikt voor de nieuwe functie;
  • e. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. De initiatiefnemer heeft bij sloop van (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen de keuze zijn bestaande woning uit te breiden, een extra woning te bouwen of nieuwe bijbehorende bouwwerken op te richten:
    • 1. Bij sloop van alle agrarische bedrijfsgebouwen mag de (voormalige) bedrijfswoning tot maximaal 1.200 m3 worden uitgebreid. De toegestane inhoud van de uitbreiding is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte gebouwen, zoals vermeld in onderstaande tabel:
      gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen in m2   extra uitbreiding woning in m3  
      0 -750 m2   0,5 m3 per gesloopte m2  
      >750 m2   0,35 m3 per gesloopte m2  
    • 2. In afwijking van het vermelde onder 1. geldt voor bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', die slechts met een verbindingselement verbonden zijn met een schuur, dat de uitbreiding uitsluitend mag plaatsvinden in de met de woning verbonden schuur, mits de totale omvang van de met elkaar in verbinding staande ruimten welke voor woondoeleinden wordt gebruikt maximaal 1200 m3 bedraagt;
    • 3. Bij de bouw van een extra woning geldt dat de oppervlakte van de nieuwe woning maximaal 50% bedraagt van de oppervlakte van de gebouwen, die gesloopt mag worden om voor deze regeling in aanmerking te komen. De toegestane inhoud van de extra woning is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte gebouwen zoals vermeld in onderstaande tabel:
      gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen in m2   Volume extra woning in m3  
      0-1.000 m2   Bouw extra woning niet mogelijk  
      > 1.000 m2   Bouw woning van maximaal 800 m3  
    • 4. Om bij de bouw van een extra woning voor saldering in aanmerking te komen gelden voor elk van de bij de saldering betrokken percelen de volgende voorwaarden:
      • voor elk perceel geldt dat alle vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt met een minimum van 250 m2;
      • de extra woning wordt gerealiseerd daar waar dat uit ruimtelijke oogpunt het meest passend is.
    • 5. Bij sloop van alle vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen mag 60% van de gesloopte oppervlakte als bijbehorend bouwwerk van de bestaande bedrijfswoning worden teruggebouwd onder voorwaarde dat de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (bestaand en nieuw) maximaal 200 m2 bedraagt; 
  • g. De bestemming 'Agrarisch - Komgebied' vervalt;
  • h. De regels van de bestemming 'Wonen' zijn overeenkomstig van toepassing.

3.8.3 Wijziging agrarisch bedrijf in niet-agrarische functie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Komgebied' van een bouwvlak wijzigen in 'Bedrijf' onder de volgende voorwaarden:

  • a. De regeling voor functieverandering geldt niet alleen voor recent vrijgekomen legale agrarische bedrijfsgebouwen maar ook voor eerder vrijgekomen legale agrarische bedrijfsgebouwen (al dan niet met een woonbestemming) en minstens vijf jaar rechtmatig in agrarisch gebruik zijn geweest;
  • b. Functieverandering van vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen mag niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende agrarische bedrijven.
  • c. Bij functieverandering moet de bestaande infrastructuur toereikend zijn voor de nieuwe functie; nieuwe functies mogen geen grote verkeersaantrekkende werking hebben;
  • d. Bebouwing met monumentale of karakteristieke waarde mag volledig worden hergebruikt voor de nieuwe bedrijfsfunctie;
  • e. Nieuwe bebouwing wordt alleen toegestaan wanneer deze op een goede landschappelijke en stedenbouwkundige wijze kan worden ingepast in het buitengebied;
  • f. Een goede landschappelijke inpassing door streekeigen beplanting moet zijn gewaarborgd door een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan.;
  • g. Buitenopslag van goederen en stalling buiten is niet toegestaan;
  • h. De vestiging van bepaalde typen bedrijvigheid wordt alleen toelaatbaar geacht wanneer een deel van de vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. De hoeveelheid te slopen bedrijfsgebouwen is afhankelijk van de functie van het bedrijf dat zich er wil vestigen;
  • i. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • j. In de onderstaande tabel zijn de soorten bedrijvigheid vermeld waarvoor de vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen kunnen worden benut en de maximaal toegelaten oppervlakte van de gebouwen voor de nieuwe bedrijfsfunctie.
    Categorie bedrijvigheid   Omvang hergebruik buiten EHS (multifunctioneel gebied)   Omvang hergebruik in EHS  
    1. Verblijfsrecreatie (geldt uitsluitend voor extensieve verblijfsaccommodatie)   500 m2   500 m2  
    2. Dagrecreatie   500 m2 (voor horeca max. 250 m2)   500 m2 (voor horeca max. 250 m2)  
    3. Agrarisch verwante bedrijven   100 %   100%  
    4. Overige aan het buitengebied gebonden bedrijven   100 %   100%  
    5. Opslagbedrijven   500 m2 + 75% van de overtollige opstallen   geen mogelijkheden  
    6. Overige bedrijven   500 m2   500 m2  
  • k. De lijst van categorieën van bedrijvigheid, die opgenomen is in lid j, is nader uitgewerkt in een bedrijvenlijst die als bijlage 7 'Toegelaten functies' aan deze regels is toegevoegd;
  • l. De bestemming 'Agrarisch - Komgebied' van het bouwvlak vervalt;
  • m. De regels van de bestemming 'Bedrijf' zijn overeenkomstig van toepassing.

3.8.4 Wijziging Agrarisch - Komgebied in Natuur of Bos

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' onder de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging van de bestemming van de gronden is in overeenstemming met Landschapsontwikkelingsplan;
  • b. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.