direct naar inhoud van Regels
Plan: Beneden-Leeuwen, Dijkvak
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0668.BENDijkvak-BOH1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Beneden-Leeuwen, Dijkvak' met identificatienummer NL.IMRO.0668.BENDijkvak-BOH1 van de gemeente West Maas en Waal;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanlegblok:

een bouwwerk, niet zijnde een beschoeiing, kennelijk bedoeld voor het op de wal ondersteunen van een loopbrug naar vaartuigen waarbij in voorkomend geval de loopbrug scharnierend is bevestigd aan het aanlegblok ten behoeve van het opvangen van verschillen in waterpeil;

1.6 aanlegsteiger:

een bouwwerk, niet zijnde een beschoeiing, kennelijk bedoeld voor het afmeren/aanleggen van vaartuigen, waarna over de aanlegsteiger naar de wal kan worden gelopen;

1.7 afhankelijke woonruimte:

een onderdeel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.8 antenne-installatie:

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage:

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel;

1.11 bed and breakfast:

een activiteit ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is;

1.12 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.13 bedrijf aan huis:

een bedrijf of het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, waaronder een kappersbedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel valt hier niet onder, met uitzondering van een internetwinkel voor zover geen sprake is van een afhaalmogelijkheid of van uitstalling van goederen ter plaatse;

1.14 beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk uitgeoefend wordt, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel valt hier niet onder;

1.15 bedrijfswoning:

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming;

1.16 bestaand:
  • bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerken met een dak;

hieronder worden begrepen:

aanbouw:

een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag al dan niet met kap, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw, een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt en uit minimaal 2 gesloten wanden bestaat;

aangebouwd bijbehorend bouwwerk:

een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag al dan niet met kap, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en niet in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw, een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt en uit minimaal 2 gesloten wanden bestaat;

vrijstaand bijbehorend bouwwerk:

een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig (constructie) architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en uit minimaal 2 gesloten wanden bestaat;

1.20 bijbehorende voorzieningen:

voorzieningen voor woonschepen, woonvaartuigen, woonarken, werkschepen en woon/werkschepen, zoals bijboten, omlopen, pontons, terrasboten, zwevende terrassen en plezierboten;

1.21 bijboot:

een vaartuig dat behoort bij een woon- en/of werkschip of een wachtschip en bestemd en geschikt is voor het onderhoud, de voortstuwing of het kunnen bereiken van het schip;

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en ruimte onder de kap;

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Bij woningen betreft dit het gehele perceel inclusief voor- en zijtuinen;

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang, die op de plaats van zijn bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.28 carport:

een bouwwerk, al dan niet een gebouw zijnde, die dient voor de stalling van een (motor)voertuig;

1.29 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 diepploegen:

het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,80 m, ten behoeve van het agrarisch gebruik;

1.31 EHS:

Ecologische Hoofdstructuur;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 gevellijn:

de als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;

1.34 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 internetwinkel:

een activiteit waarbij sprake is van een online etalage waarbij diensten en producten kunnen worden aangeschaft via het internet;

1.36 inwoning:

het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat woningsplitsing en/of kamerbewoning niet toegestaan is;

1.37 kamerbewoning:

het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken door meer dan twee onzelfstandige huishoudens;

1.38 landschappelijke waarde:

waarde van een gebied in landschappelijk-esthetische en/of geomorfologische zin;

1.39 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.40 moestuin:

een tuin voor de verbouw van groenten en fruit e.d. op het erf van een nabij gelegen woonschip of woon/werkschip;

1.41 natuur:

alle levende organismen, hun habitats, de ecosystemen waarvan zij deel uitmaken en de daarmee verbonden uit zichzelf functionerende ecologische processen;

1.42 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de aanwezigheid en de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen;

1.43 omloop:

horizontaal vlak rondom een woonschip/ark vlak boven het wateroppervlak ten behoeve van reiniging en onderhoud;

1.44 overige bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.45 overkapping:

een bijbehorend bouwwerk, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;

1.46 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.47 peil:
  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.48 perceelgrens:

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;

1.49 ponton:

een op het water drijvende constructie, kennelijk bedoeld voor het afmeren/aanleggen van vaartuigen en/of woonarken, waarna over de ponton naar de wal kan worden gelopen;

1.50 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.51 recreatie:

vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, trimmen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc.;

1.52 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.53 siertuin:

een tuin waar (sier)planten groeien, waarbij het doel is de esthetische waarde van de tuin te verhogen;

1.54 steiger:

een constructie langs of dwars op een oever die als aanlegplaats voor schepen dient;

1.55 terrasboot:

een vaartuig of drijvende voorziening bij een woonschip, bestemd en ingericht voor een gebruik als terras als buitenruimte ten behoeve van het wonen;

1.56 terrasvoorziening:

een constructie bevestigd aan woonschip, bestemd en ingericht voor een gebruik als terras als buitenruimte ten behoeve van het wonen;

1.57 twee-aaneen gebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen;

1.58 uitbouw:

een bijbehorende bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;

1.59 vaartuig:

een voorwerp dat bestemd of ingericht is voor het vervoer over water van personen en/of goederen;

1.60 volkstuin:

gronden die worden gebruikt voor het niet bedrijfsmatig telen van groenten en fruit e.d. en die niet zijn gelegen nabij het woonperceel van de gebruikers van de volkstuin en veelal zijn gelegen in een complex van meerdere volkstuinen

1.61 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.62 voorzieningen van openbaar nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.63 wachtschip:

elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is voor het uitoefenen van toezicht- en controle-activiteiten ten behoeve van werkschepen en/of woon/werkschepen;

1.64 werkschip:

elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is voor het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen en het leveren van diensten aan de beroepsvaart en pleziervaart;

1.65 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, met dien verstande dat indien sprake is van kamerbewoning twee of meer onzelfstandige huishoudens zijn toegestaan;

1.66 woonark:

een voor bewoning geschikt rechthoekige drijvende casco, met een opbouw, die niet op eigen kracht kan varen en dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is voor dag- of nachtverblijf van een of meer personen, waaronder tevens wordt verstaan een woonark in aanbouw alsmede een casco dat tot woonark kan worden ingericht;

1.67 woonschip:

een voor bewoning geschikt gemaakt (binnen)schip, dat nog in originele staat is, zonder toegevoegde opbouw en dat geschikt is om op eigen kracht te kunnen varen en dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is voor dag- of nachtverblijf van een of meer personen, waaronder tevens wordt verstaan een woonschip in aanbouw alsmede een casco dat tot woonschip kan worden ingericht;

1.68 woonvaartuig:

een voor bewoning geschikt gemaakt voormalig (binnen)schip, bestaande uit de van origine varende romp met een toegevoegde opbouw dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is voor dag- of nachtverblijf van een of meer personen, waaronder tevens wordt verstaan een woonvaartuig in aanbouw alsmede een casco dat tot woonvaartuig kan worden ingericht;

1.69 woon/werkschip:

elk vaartuig dat wordt gebezigd als of te oordelen naar zijn constructie of inrichting bestemd is voor woonschip alsmede werkschip;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

  • a. afstand tot de bouwperceelsgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

  • b. afstand tussen schepen:

tussen de romp, spudpalen en/of beugels van het ene schip en de romp, spudpalen en/of beugels van het andere schip, waar die afstand het kortst is;

  • c. goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • d. bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  • e. horizontale diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel;

  • f. oppervlakte van een bouwwerk;

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  • g. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;

  • h. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  • i. de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.2 Relatie

Daar waar op de verbeelding twee of meer aanduidingen door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die aanduidingen bij de toepassing van deze regels als één aanduiding.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 1 van de Lijst van bedrijven;
  • b. een houthandelsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houthandelsbedrijf';
  • c. een kraanbaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kraanbaan';
  • d. een scheepswerf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepswerf';
  • e. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • f. internetwinkel met opslag en verzending;
  • g. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

met de daarbijbehorende:

  • h. wegen en paden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • k. parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. gebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning gerealiseerd te worden;
  • d. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud mag niet meer bedragen dan 600 m3;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de minimale afstand tot zijdelingse perceelgrens bedraagt 3 m.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, niet zijnde overkappingen en carports, bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale goothoogte bedraagt 4 m;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 6 m;
  • c. de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3 m;
  • d. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, niet zijnde overkappingen en carports, bedraagt:

      totale oppervlakte per bouwperceel   maximale gezamenlijke oppervlakte  
      tot 300 m2   60 m2  
      van 300 tot 500 m2   80 m2  
      van 500 tot 750 m2   90 m2  
      van 750 tot 1000 m2   100 m2  
      van 1000 m2 en meer   150 m2  
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen;
  • b. voor overkappingen, niet zijnde carports geldt dat de maximale bouwhoogte 3 m bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m2 bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn is toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
3.2.5 Carports

Voor het bouwen van carports, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bouwhoogte van een carport bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m2 bedraagt;
  • b. de carport is tot maximaal 25% van de diepte van de gronden voor de voorgevellijn toegestaan tot een maximum van 1 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 sub a voor het uitbreiden van de oppervlakte van bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de uitbreidingsmogelijkheid bedraagt maximaal 10% van de bebouwde oppervlakte tot maximaal 375 m2;
  • b. de belangen van de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. vooraf dient een advies van de waterbeheerder te zijn verkregen;
  • d. de uitbreiding mag geen significant negatief effect hebben op de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS en de instandhoudingsdoelstellingen in verband met Natura2000.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige en BEVI-inrichtingen;
  • b. wonen, behoudens in de bedrijfswoningen als bedoeld in 3.1 sub g;
  • c. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in 3.1 sub e;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • e. seksinrichtingen;
  • f. opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een naast hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1, indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1 maar niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1 maar niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd.

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken:geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

De nieuwe activiteit mag geen significant negatief effect hebben op de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS en de instandhoudingsdoelstellingen in verband met Natura2000.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. paden;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. aanlegsteigers en aanlegblokken ten behoeve van schepen;
  • f. medegebruik ten behoeve van schepen, zoals siertuinen, moestuinen, in- en uitritten, stalling van afvalcontainers en opslag van haardhout;
  • g. natuur;
  • h. een kraanbaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kraanbaan'.

met daaraan ondergeschikt:

  • i. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • j. parkeervoorzieningen op maximaal 20% van het bestemmingsvlak.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend aanlegsteigers en erfscheidingen zijn toegestaan;
  • b. per schip is maximaal 1 aanlegsteiger toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van aanlegsteigers bedraagt maximaal 3 m;
  • d. de bouwhoogte van erfscheidingen bedraagt maximaal 1 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. bermen en beplanting;
  • e. straatmeubilair;
  • f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • g. oeververbindingen (bruggen);
  • h. in- en uitritten.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 m;
  • c. de maximale oppervlakte bedraagt 15 m2.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a bedraagt de maximale bouwhoogte van een overkapping 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m2 bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn gerealiseerd wordt;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van:
    • 1. lichtmasten maximaal 12 m bedragen;
    • 2. een antenne-installatie maximaal 15 m bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen;
  • b. waterberging en waterhuishoudkundige doeleinden waaronder het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water met de daarbij behorende oeverstroken;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurlijke en visueel landschappelijke waarden;
  • d. afmeerplaatsen voor binnenvaartschepen;
  • e. infrastructurele voorzieningen;
  • f. nuts- en groenvoorzieningen;
  • g. vispaaiplaatsen en visstekken, natuurvriendelijke oevers, voorzieningen ten behoeve van het water;
  • h. bijbehorende bouwwerken, waaronder bruggen, dammen en/of duikers;
  • i. ligplaatsen voor woonschepen, woonvaartuigen of woonarken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  • j. een ligplaats voor één werkschip en het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 1 van de Lijst van bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - werkschepenligplaats 1';
  • k. een ligplaats voor één werkschip en het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - werkschepenligplaats 2';
  • l. een ligplaats voor één woon/werkschip en het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 1 van de Lijst van bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - woon/werkschip';
  • m. bijbehorende voorzieningen voor woonschepen, woonvaartuigen, woonarken, werkschepen, woon/werkschepen, zoals bijboten, omlopen, pontons, terrasboten, zwevende terrassen en plezierboten;
  • n. een ligplaats voor één wachtschip, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - wachtschip';
  • o. een constructie- en metaalbewerkingsbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiebedrijf';
  • p. een scheepsvictualiënhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - scheepsvictualiënhandel';
  • q. een kraanbaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kraanbaan';
  • r. afmeervoorzieningen ten behoeve van woonschepen, woonvaartuigen, woonarken, werkschepen, woon/werkschepen en wachtschepen, zoals aanlegsteigers en pontons;
  • s. aanlegsteigers ten behoeve van het niet permanent aanleggen van plezierjachten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - aanlegsteiger t.b.v. plezierjachten';
  • t. aanlegsteigers ten behoeve van de scheepswerf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - aanlegsteiger t.b.v. scheepswerf';
  • u. aanlegsteigers ten behoeve van een werkschip, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - aanlegsteiger t.b.v. werkschip';
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Uitsluitend woonschepen, woonvaartuigen, woonarken, werkschepen, woon/werk-schepen, wachtschepen, bijboten, terrasboten en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.

6.2.2 Schepen

Voor schepen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte (gemeten vanaf de waterspiegel) van woonschepen, woonvaartuigen, woonarken, werkschepen, woon/werkschepen en wachtschepen mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • b. de bouwhoogte (gemeten vanaf de waterspiegel) van woonschepen, woonvaartuigen, woonarken, werkschepen, woon/werkschepen en wachtschepen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de opbouw bij woonvaartuigen en woonarken mag de buitenmaten van de romp respectievelijk het casco niet overschrijden;
  • d. tussen bouwwerken dient een afstand van minimaal 5 meter te worden gewaarborgd, met dien verstande dat:
    • 1. deze afstand 2,5 m mag bedragen tussen de schepen ter plaatse van Waalbandijk 68 en 68a;
    • 2. deze afstand mag 3,71 m mag bedragen tussen de schepen ter plaatse van Waalbandijk 68a en 70;
    • 3. deze afstand niet geldt tussen bouwwerken die zijn gelegen binnen hetzelfde aanduidingsvlak voor een schip;
  • e. de dakhelling van de opbouw op een woonvaartuig of een woonark bedraagt maximaal 30º;
  • f. terrasvoorzieningen bevestigd aan woonschepen, woonvaartuigen of woonarken zijn toegestaan.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m, met dien verstande dat per schip maximaal 1 aanlegsteiger is toegestaan.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.2 sub d ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot minimaal 2,5 m, mits:

  • a. deze afwijking in overeenstemming is met een onherroepelijke watervergunning van Rijkswaterstaat;
  • b. door middel van onderzoek de brandveiligheid in het kader van de brandoverslag is aangetoond en een advies is verkregen van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend:

  • a. het vervangen van woonschepen en woonvaartuigen door een woonark;
  • b. het gebruiken en inrichten van de buitenruimte bij woonschepen, woonvaartuigen en woonarken anders dan voor terras, balkon, veranda of gangboord;
  • c. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het gebruik voor seksinrichtingen;
  • f. het gebruik van gronden als volkstuin.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 6.1 en 6.2 ten aanzien van de situering van woonschepen, woonvaartuigen, woonarken, werkschepen, woon/werkschepen, met dien verstande dat:
    • 1. de nieuwe situering in overeenstemming is met een onherroepelijke waterwetvergunning van Rijkswaterstaat;
    • 2. moet worden voldaan aan de overige voorwaarden die worden gesteld in 6.1 en 6.2;
    • 3. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • b. het bepaalde in 6.4 onder a voor het vervangen van een woonschip of woonvaartuig door een woonark, met dien verstande dat:
    • 1. een woonark op de betreffende locatie in overeenstemming moet zijn met het karakter van de omgeving;
    • 2. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig mogen worden geschaad;
    • 3. een advies is verkregen van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

Artikel 7 Wonen - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met kamerbewoning en/of de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 80 m2.

met de daarbijbehorende:

  • b. tuinen en erven;
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken geldt de volgende bepaling:

  • a. niet meer dan 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd.
7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. voor zover is aangegeven mogen uitsluitend de woningtypen worden gebouwd:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen', voor woningen twee-aaneen;
  • c. per bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan; splitsing van een bouwperceel ten behoeve van nieuwbouw van een tweede woning is niet toegestaan. Hier geldt de situatie op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan als uitgangspunt;
  • d. de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dan wel maximaal 3 m daarachter;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
    • 1. bij twee-aaneen gebouwde woningen minimaal 2 m aan één zijde;
  • f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • g. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, niet zijnde overkappingen en carports, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bijbehorende bouwwerken, niet zijnde overkappingen en carports, mogen uitsluitend in het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 4 m;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 6 m;
  • d. de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3 m, behoudens het bepaalde in artikel 7.2.4;
  • e. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, niet zijnde overkappingen en carports, bedraagt:

      totale oppervlakte per bouwperceel   maximale gezamenlijke oppervlakte  
         
      tot 300 m2   60 m2  
      van 300 tot 500 m2   80 m2  
      van 500 tot 750 m2   90 m2  
      van 750 tot 1000 m2   100 m2  
      van 1000 m2 en meer   150 m2  
      met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in 7.2.1 sub a.  

7.2.4 Gebouwen binnen aanduiding 'tuin'

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'tuin' gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'tuin' zijn uitsluitend uitbouwen toegestaan, met dien verstande dat deze niet toegestaan zijn aan de zijgevel;
  • b. de breedte van een uitbouw bedraagt aan de voorzijde maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw tot maximaal 3,5 m;
  • c. de maximale hoogte van een uitbouw bedraagt het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. de maximale diepte van de uitbouw bedraagt 25% van de diepte van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'tuin', met een maximum van 1,5 m;
  • e. op een uitbouw is een afscheiding toegestaan met een hoogte van 1 m gemeten vanaf bovenkant uitbouw.
7.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 m mag bedragen;
  • b. voor overkappingen, niet zijnde carports geldt dat de maximale bouwhoogte 3 m bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m2 bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn is toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
7.2.6 Carports

Voor het bouwen van carports gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bouwhoogte van een carport bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 20 m2 bedraagt;
  • b. de carport is tot maximaal 25% van de diepte van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'tuin' toegestaan tot een maximum van 1 meter.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van kamerbewoning;
  • c. seksinrichtingen.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen vergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
    • 4. buitenopslag niet is toegestaan;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd:
    • 1. een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
    • 2. een internetwinkel met opslag en verzending;
  • f. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 80 m2.
7.4.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.3 sub a en b voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. per woning maximaal één vergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • f. maximaal 75 m2 van hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  • g. geen eigen nutsvoorziening is toegestaan;
  • h. er een overeenkomst wordt gesloten met de gemeente West Maas en Waal.

Artikel 8 Waarde - EHS

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - EHS' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur.

8.2 Specifieke gebruiksregels

Ingrepen in de ecologische hoofdstructuur zijn niet toegestaan tenzij aangetoond is dat de ingrepen de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de ecologische hoofdstructuur niet aantasten.

Artikel 9 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. aan- en afvoer van rivierwater, ijs en sediment;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9.2.2 Bouwerken, geen gebouwen zijnde

Op deze gronden mogen nieuwe geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met uitzondering van waterstaatkundige bouwwerken, geen gebouwen zijnde die noodzakelijk zijn in verband met de waterhuishouding en/of de regling van het verkeer te water.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van het kwantitatieve waterbeheer, en vooraf een advies is ontvangen van de waterbeheerder.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
  • b. het aanleggen van watergangen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • c. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding, het aanleggen van kabels en/of leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • d. het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen en/of diepwortelende beplantingen.
9.4.2 Uitzondering op verbod

Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken van geringe omvang en werken:

  • a. die in het kader van het normale beheer en onderhoud worden verricht;
  • b. waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.
9.4.3 Afwegingscriteria

Omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van het stroomvoerend waterbed en vooraf een advies is ontvangen van de waterbeheerder.

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het in stand houden, het beheer en de verbetering van de waterkering;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag niet worden gebouwd.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
10.4.2 Uitzondering op verbod

Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken van geringe omvang en werken:

  • a. die in het kader van het normale beheer en onderhoud worden verricht;
  • b. waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.
10.4.3 Afwegingscriteria

Omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering en vooraf een advies is ontvangen van de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
12.1.1 Algemeen

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

12.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m2;
  • c. in aanvulling op het bepaalde sub a en b is per perceel maximaal 1 niet - overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 m van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    • 2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorende bouwwerken als bedoeld in artikel 7.2.3 in acht wordt genomen;
    • 3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
  • d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt minimaal 2,6 m en maximaal 4 m onder peil;
  • e. bij het berekenen van de blijkens de deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
12.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.1.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil onder de voorwaarde dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
12.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

12.3 Bestaande afstanden en maten
12.3.1 Bestaande afstanden en maten

Indien afstanden tot, goot- en bouwhoogten, dakhellingen, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

12.3.2 Bestaande afstanden en maten

In die gevallen dat afstanden tot, goot- en bouwhoogten, dakhellingen, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

12.3.3 (her)oprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 12.3.1 en 12.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 vrijwaringszone - dijk-1
13.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - dijk-1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het in stand houden, het beheer en de verbetering van de waterkering;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
13.1.2 Bouwregels
  • a. Gebouwen
    Op deze gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd.

  • b. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m;
    • 2. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag niet worden gebouwd.
13.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.1.2, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
13.2 vrijwaringszone - dijk-2
13.2.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - dijk-2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het in stand houden, het beheer en de verbetering van de waterkering;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat nutsgebouwtjes, kunstobjecten, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje maximaal 50 m³ bedraagt en een maximale bouwhoogte van 3 m heeft;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
  • e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 m. Wat betreft zend- en ontvang- en/of sirenemasten gelden nog de volgende voorwaarden:
    • 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
      a.   buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;  
      b.   binnen de bebouwde kom uitsluitend op bedrijventerreinen en sportparken.  
    • 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
                                a.   op hoge gebouwen (minimale bouwhoogte 14 m); bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de monumentencommissie;  
                                b.   tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.  
14.2 Bed and Breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van ten behoeve van een Bed and Breakfast onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • c. bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;
  • d. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • e. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • f. er mag geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaan;
  • g. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  • h. het initiatief mag geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken;
  • i. de Bed and Breakfast-voorziening dient in bestaande bebouwing gerealiseerd te worden;
  • j. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een Bed and Breakfast in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 60 m2.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. veranderen van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • b. veranderen van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;

De veranderingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Beneden-Leeuwen, Dijkvak.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 22 september 2016.