6.2.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders werken de bestemming uit overeenkomstig het bepaalde
in artikel 3.6 lid 1 onder b van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de
volgende bepalingen:
-
a. de bestemming kan pas worden uitgewerkt wanneer een stedenbouwkundig plan voor het plangebied of delen daarvan door burgemeester en wethouders is vastgesteld;
-
b. alvorens tot uitwerking kan worden overgegaan dient vast te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische woonsituatie zal zijn gewaarborgd. Dit betekent dat milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieuhindercirkels zijn bepaald, genoegzaam dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving aangaande relevante milieuaspecten (o.a. bodembescherming en wegverkeerslawaai). Dit betekent in ieder geval:
-
1. ter plaatse van de aanduiding “milieuzone – bedrijf” wordt aangetoond dat:
- er een aanvaardbaar woon- en leefmilieu is ten aanzien van de aspecten geluid en stof;
- belangen van omliggende bedrijven niet onevenredig worden geschaad;
-
2. ter plaatse van de aanduiding “milieuzone – geurzone” wordt aangetoond dat:
- er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
- belangen van omliggende veehouderijen niet onevenredig worden geschaad;
-
3. binnen een zone van 150 m vanaf de gasleiding, te weten de aanduiding "hartlijn leiding - gas" binnen de bestemming Leiding - Gas, wordt in het kader van externe veiligheid van de gasleiding het groepsrisico van de gasleiding nog nader berekend en verantwoord door het college van burgemeester en wethouders. De uitkomsten hiervan en de eventuele maatregelen zullen worden overlegd met de regionale brandweer;
-
c. de uitwerking zal gefaseerd plaatsvinden, waarbij het totale aantal woningen in elk geval niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met deze aanduiding is aangegeven. Hierbij geldt tevens dat het totaal aantal woningen binnen beide bestemmingsvlakken tezamen niet meer mag bedragen dan 310 woningen;
-
d. de ontsluitingswegen, woonstraten, langzaamverkeersroutes en groenvoorzieningen dienen zoveel mogelijk aan te sluiten op de infrastructuur van het aangrenzende woon-/werkgebied. Dit betekent in ieder geval dat ontsluiting van het plangebied uitsluitend zal plaatsvinden via de Van Heemstraweg, waarbij meerdere ontsluitingen mogelijk zijn;
-
e. met betrekking tot het parkeren dient bij de realisering van woningen te worden voorzien in de noodzakelijke parkeervoorzieningen. De parkeernormen worden per uit te werken fase vastgesteld;
-
f. in het gebied moet voldoende waterberging gerealiseerd worden conform de beleidsregels van het waterschap en in overleg met het waterschap;
-
g. de drooglegging moet voldoende zijn om grondwaterproblemen te voorkomen;
-
h. in het gebied worden de bestaande A-watergangen gehandhaafd, waarbij de situering nog kan worden veranderd. Hiertoe kan, uitsluitend in overleg met het waterschap, de dubbelbestemming Waterstaat - Beschermingszone watergang worden verlegd, toegevoegd danwel verwijderd, door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als opgenomen in 13.1;
-
i. de waterhuishouding moet dusdanig worden ingericht dat water vanuit het bestaande gebied ten noorden van het plangebied kan stromen naar de gronden met de bestemming Agrarisch en/of Groen met de aanduiding 'waterberging';
-
j. voor het westelijk gelegen bestemmingsvlak Woongebied - Uit te werken wordt een inventarisatie gedaan naar de aanwezigheid van steenuilen.