direct naar inhoud van Regels
Plan: Harga-Midden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0606.BP0040-0002

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Harga-Midden met identificatienummer NL.IMRO.0606.BP0040-0002 van de gemeente Schiedam.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan huis gebonden beroep:

het door de bewoner in een woning of daarbij behorend bijgebouw uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met een ruimtelijke uitstraling welke in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.4 aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten:

het door de bewoner in een woning of daarbij behorend bijgebouw verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) of het hebben van een bed and breakfast, met een ruimtelijke uitstraling welke in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.5 aanbouw:

een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar functioneel wel onderdeel van kan uitmaken.

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 achtergevel:

de van de weg gekeerde gevel van een gebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.9 akoestisch tuinscherm:

een erfafscheiding welk akoestisch geheel gesloten is uitgevoerd en vereist is gelet op de voor de woning verleende hogere waarden (geluid).

1.10 archeologisch waardevol gebied:

gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.

1.11 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische sporen en relicten.

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bed and breakfast:

het in een woning of woonschip verstrekken van toeristisch nachtverblijf met maximaal vier bedden en twee kamers.

1.14 begane grondlaag:

de eerste op, of nagenoeg op, het maaiveld gelegen bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een onderbouw.

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kap(verdieping).

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.25 brutovloeroppervlakte:

totale oppervlakte van kantoren, winkels, horeca, bedrijven of maatschappelijke voorzieningen met inbegrip van de daartoe behorende inpandige ruimten, zoals gemeenschappelijke ruimten, magazijnen en dienstruimten.

1.26 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.27 dakopbouw:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich in of boven de oorspronkelijke dakgoot bevindt.

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, alsmede ondersteunende horeca 1 (lichte horeca) waarbij geen mogelijkheid wordt geboden tot het ter plekke consumeren van etenswaren en maaltijden.

1.29 dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht.

1.30 dierenpension

een bedrijf dat is gericht op de tijdelijke opvang en verzorging van kleine huisdieren.

1.31 erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw.

1.32 erker:

een ondergeschikte uitbouw in of aan de gevel van het hoofdgebouw, met een maximale horizontale diepte van 1,0 meter en een maximale breedte van 2/3 van de breedte van de gevel waaraan wordt gebouwd.

1.33 extensieve recreatie:

recreatief (mede)gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden en rust- en picknickplaatsen, en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving.

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 gestapelde woning:

een woning in een woongebouw.

1.36 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.37 horeca(bedrijf):
  • a. horeca 1 (lichte horeca): horecabedrijven die in beginsel, maar niet uitsluitend, alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend, hoofdzakelijk zijn gericht op het al dan niet ter plaatse consumeren van ter plaatse verstrekte etenswaren en maaltijden en daardoor slechts in beperkte mate hinder voor omwonenden veroorzaken, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, shoarma/grillroom, koffiebar, lunchroom, ijssalon, snackbar, tearoom, traiteur, bistro, grand-café en restaurant (met bezorg- en afhaalservice);
  • b. horeca 2 (middelzware horeca): horecabedrijven die in beginsel ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals een bierhuis, biljartcentrum, café, proeflokaal en zalenverhuur (ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen);
  • c. horeca 3 (zware horeca): horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals een dancing, discotheek, nachtclub of partycentrum.
1.38 kap:

een afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met één of meer schuine zijden.

1.39 luifel:

een aan de gevel van een gebouw aangebracht, niet op de grond rustend of anderszins ondersteund (uitschuifbaar) afdak.

1.40 maatschappelijke voorziening:

educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.41 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband in de vorm van inwoning in het hoofdgebouw of een aan- of bijgebouw.

1.42 molenbiotoop:

de ruimte of beschermingszone rond een molen die nodig is om de vrije windvang en het zicht op de molen te kunnen beschermen.

1.43 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals voorzieningen ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatienetwerken, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling.

1.44 ondergeschikte detailhandel:

niet-zelfstandige detailhandel, uitsluitend zijnde detailhandel die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.45 ondersteunende horeca:

niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.46 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.47 overkapping:

een overdekte constructie met maximaal drie wanden waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren.

1.48 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.49 parkeervoorziening

een plek die geschikt is en ook gebruikt kan worden om te parkeren en waar het tevens mogelijk is om bepaalde maatregelen te treffen om dat parkeren ook daadwerkelijk mogelijk te maken

1.50 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de (ontwerp- of streef-)hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein of dak van een parkeervoorziening ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil.
1.51 prostitutie:

het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten.

1.52 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegelaten, niet zijnde verblijfsrecreatie.

1.53 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.54 speelvoorziening:

ontmoetingsplek waarbij wordt voorzien in de behoefte tot vermaak en ontspanning.

1.55 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's e.d..

1.56 verblijfsgebied:

het tot de openbare ruimte behorende gebied hoofdzakelijk bestemd en ingericht voor (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, speel- en groenvoorzieningen.

1.57 voorgevel:

de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.58 voorgevelrooilijn:
  • a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke aansluit aan de ligging van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig beloop overeenkomstig de weg heeft;
  • b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als bedoeld onder a aanwezig is:
    • 1. bij een wegbreedte van ten minste 10,0 meter, de lijn gelegen op 15,0 meter uit de as van de weg;
    • 2. bij een wegbreedte minder dan 10,0 meter de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.
1.59 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één of meerdere huishouden(s) of een niet als huishouden samenwonende groep van personen.

1.60 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als één eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse (bouw)perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens.

2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.3 bebouwingspercentage:

percentage van de oppervlakte van een bouwperceel of ander vlak, dat mag worden bebouwd.

2.4 (bouw)hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 hoogte van een bouwlaag:

tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk onder elkaar gelegen bouwlagen; indien sprake is van één bouwlaag is de hoogte daarvan gelijk aan de goothoogte.

2.8 (horizontale) diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.9 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 oppervlakte van een overkapping:

tussen de (neerwaarts geprojecteerde) buitenzijde van de afdekking van de overkapping.

2.11 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden:

  • a. ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dan wel daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1,0 meter;
  • b. een liftschacht, liftkoker en (ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van) een technische installatie buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte niet meer bedraagt dan 3,0 meter.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos- en groenvoorzieningen;
  • b. extensieve recreatie;
  • c. speel- en jongerenvoorzieningen;
  • d. onder- en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van het inzamelen van huishoudelijk afval;

met daarbij behorende:

  • e. bruggen en duikers;
  • f. ontsluitingswegen, paden en verhardingen;
  • g. straatmeubilair;
  • h. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    • 1. maximaal 1,0 meter voor terreinafscheidingen;
    • 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
    • 3. maximaal 4,0 meter voor ballenvangers ten behoeve van speelvoorzieningen;
    • 4. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 4 Groen - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud en versterking van natuur- en landschapswaarden;
  • b. bos- en groenvoorzieningen;
  • c. extensieve recreatie;

met daarbij behorende:

  • d. bruggen en duikers;
  • e. cultuur- en milieueducatieve voorzieningen;
  • f. ontsluitingswegen, paden en verhardingen;
  • g. straatmeubilair en speelvoorzieningen;
  • h. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    • 1. maximaal 1,0 meter voor terreinafscheidingen;
    • 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
    • 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. de aanleg van bestratingen of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe ook wordt gerekend het ontginnen, verlagen, afgraven, diepploegen, woelen en mengen van gronden;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden of dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het ontginnen van grasgronden;
  • e. het scheuren van grasgronden, anders dan ten behoeve van het herinzaaien van de gronden;
  • f. het verwijderen, kappen of beschadigen van bomen of andere houtopstanden hoger dan 1,50 meter;
  • g. het verwijderen van oevervegetaties;
  • h. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
  • i. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dan wel het indrijven van enig ander voorwerp.
4.3.2 Uitzondering

Het in lid 4.3.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. het verwijderen van bomen betreft, waarbij sprake is van zieke bomen of bomen die bijvoorbeeld door blikseminslag gevaar kunnen opleveren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
4.3.3 Toetsingscriteria en voorwaarden

De in lid 4.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. de aanwezige natuur- en landschapswaarden niet worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de stadsecoloog.

Artikel 5 Sport

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport;
  • b. hondensport, mits dit plaatsvindt op een afstand van minimaal 50,0 meter van de als 'Woongebied' bestemde gronden;
  • c. buitenschoolse opvang en kinderdagopvang, mits de gebouwen die ten behoeve van deze functie worden gebruikt:
    • 1. gelegen zijn op minimaal 70,0 meter uit het hart van de rijksweg A4 en A20;
    • 2. de deuren, ramen en ventilatieopeningen van deze gebouwen afsluitbaar zijn, en;
    • 3. het luchtverversingssysteem van het gebouw uitschakelbaar is;
  • d. één horecabedrijf uit categorie horeca 1;
  • e. sportmedische doeleinden, waaronder fysiotherapie;
  • f. extensieve recreatie en recreatief medegebruik;

met daarbij behorende:

  • g. ondergeschikte detailhandel, met een oppervlakte van maximaal 200 m²;
  • h. ondersteunende horeca;
  • i. ontsluitingswegen, paden, verhardingen, bruggen en duikers;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. straatmeubilair en speelvoorzieningen;
  • m. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage, uitgezonderd kunst(gras)velden, mag niet meer bedragen dan 10%;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10,0 meter;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    • 1. maximaal 3,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. maximaal 25,0 meter voor lichtmasten ter verlichting van sportvelden;
    • 3. maximaal 10,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan lichtmasten of soortgelijke verlichtingsbronnen teneinde onevenredige lichthinder ter plaatse van de omliggende woningen te voorkomen.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat:

  • a. het beoefenen van paardensport (maneges) niet is toegestaan;
  • b. het beoefenen van sport met gemotoriseerde voertuigen niet is toegestaan;
  • c. het beoefenen van schietsport niet is toegestaan.
  • d. binnen de als 'Sport' bestemde gronden dient minimaal 18.796 m² aan waterberging aanwezig te zijn.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 5.4, onder d indien de op grond van dat lid vereiste waterberging (deels) op een andere locatie binnen hetzelfde peilgebied wordt gerealiseerd, mits hierover advies wordt gevraagd van het Hoogheemraadschap van Delfland.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (gebieds)ontsluitingswegen;
  • b. erftoegangswegen;
  • c. fiets- en wandelpaden;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. verblijfsgebieden;
  • g. geluidwerende voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • h. groenvoorzieningen, taluds en bermen;
  • i. bruggen, duikers en bijbehorende voorzieningen;
  • j. straatmeubilair en speelvoorzieningen;
  • k. voorzieningen ten behoeve van:
    • 1. het regelen, geleiden en bewegwijzeren van het (weg)verkeer, alsmede verlichting;
    • 2. het weren van voorwerpen die de veiligheid van het (weg)verkeer in gevaar kunnen brengen en het beveiligen van het (weg)verkeer;
    • 3. het onderhoud van de weg, alsmede dienstwegen;
  • l. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    • 1. maximaal 5,0 meter voor geluidwerende voorzieningen;
    • 2. maximaal 10,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn overkappingen en schuilgelegenheden bij tram- en bushaltes toegelaten tot een hoogte van maximaal 3,5 meter, waarbij het oppervlak niet meer mag zijn dan 20 m2;
  • d. in afwijking van lid a en b zijn gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toegestaan met een oppervlak van maximaal 20 m2 en tot een hoogte van 3,5 meter.

Artikel 7 Woongebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, mits:
    • 1. langs de Hargalaan woonblokken worden gebouwd en in stand gehouden overeenkomstig het als bijlage 1 bij deze regels opgenomen 'Stedenbouwkundig plan Harga-Midden', welke bestaan uit minimaal 3 bouwlagen , én;
    • 2. akoestische tuinschermen worden gebouwd en in stand gehouden ter plaatse van de locaties als aangeven op de als bijlage 2 bij de regels opgenomen 'Situering akoestische tuinschermen', waarbij scherm 1 een hoogte heeft van minimaal 1,5 meter en scherm 2 een hoogte van minimaal 1,8 meter.
  • b. mantelzorg;
  • c. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit, mits de gezamenlijke oppervlakte welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning;
  • d. detailhandel in dagelijkse goederen, tot een brutovloeroppervlakte oppervlakte van 500 m²;
  • e. één horecabedrijf uit categorie horeca 1;
  • f. maatschappelijke voorzieningen;
  • g. één dierenpension, mits de bedrijfsactiviteiten naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of verschijningsvorm, gelijk kan worden gesteld aan een bedrijfsactiviteit uit maximaal milieucategorie 2;
  • h. tuinen- en erven;
  • i. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • j. geluidwerende voorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

7.2.1 regels ten aanzien van hoofdgebouwen
  • a. het bebouwingspercentage, inclusief de in lid 7.2.2 bedoelde bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 60%;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrij zone' is geen bebouwing toegelaten;
  • c. het aantal bouwlagen mag niet meer dan 3 bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c is:
    • 1. langs de Hargalaan bebebouwing bestaande uit maximaal 4 bouwlagen toegelaten;
    • 2. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 1' één woongebouw met maximaal 8 bouwlagen en één woongebouw met maximaal 5 bouwlagen toegelaten;
    • 3. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 2' één woongebouw met maximaal 6 bouwlagen toegelaten;
  • e. de hoogte van een bouwlaag mag niet meer dan 3,5 meter bedragen.
7.2.2 regels ten aanzien van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van minimaal 2,5 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag per hoofdgebouw maximaal 75 m² bedragen, mits niet meer dan 50% van het zij- en achtererf van het hoofdgebouw bebouwd wordt;
  • c. de horizontale diepte van aanbouwen aan de achtergevel van een hoofdgebouw mag niet meer dan 4,0 meter bedragen;
  • d. de goothoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,3 meter.
7.2.3 regels ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,0 meter bedragen, tenzij deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;
  • b. de hoogte van palen en masten mag maximaal 10,0 meter bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,0 meter bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1, onder b en voor de bouw van een vierde bouwlaag op de woningen gelegen langs de Hargalaan, mits de vierde bouwlaag plat wordt afgedekt.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 500.
  • b. binnen de als 'Woongebied' bestemde gronden dient minimaal 7.946 m² aan waterberging aanwezig te zijn.
  • c. gebouwen en terreinen ten behoeve van het onderwijs, buitenschoolse opvang, een kinderdagverblijf of andere geluidsgevoelige functies als bedoeld in artikel 7.1, onder f zijn toegelaten, mits de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeer uit de Wet geluidhinder van 48 dB(A) op het terrein of op de gevel van het gebouw niet wordt overschreden.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 7.4, onder b indien de op grond van dat lid vereiste waterberging (deels) op een andere locatie binnen hetzelfde peilgebied wordt gerealiseerd, mits hierover advies wordt gevraagd van het Hoogheemraadschap van Delfland.

Artikel 8 Leiding - Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een warmwaterleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water', met een belemmeringszone ter breedte van 4,0 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

8.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming van de ter plekke aanwezige leiding mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de dubbelbestemming 'Leiding - Water' samenvallende bestemming, op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Water', tot een hoogte van maximaal 3,0 meter.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 8.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de dubbelbestemming 'Leiding - Water' samenvalt, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder waaruit blijkt dat de belangen van de leidingbeheerder niet worden geschaad.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook wordt gerekend het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
  • d. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • e. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg kunnen hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos en andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • g. het aanbrengen van andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.4.2 Uitzondering

Het in lid 8.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn of waarvoor vergunning is verleend voor het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering of realisatie van een bouwplan welke is toegelaten op grond van het bepaalde in artikel 8.2 of waarvoor op grond van artikel 8.3 wordt afgeweken van het bestemmingsplan.
8.4.3 Toetsingscriteria en voorwaarden

De in lid 8.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door de uitvoering van de bedoelde werken en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen het normaal functioneren van de leiding niet wordt of kan worden aangetast;
  • b. de werken en/of werkzaamheden zijn toegelaten op grond van de regels van deze bestemming, dan wel van de andere bestemmingen waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
  • c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, blijkens een schriftelijk advies van de leidingbeheerder, de bestemming 'Leiding - Water' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk:

  • a. te verwijderen, indien ter plaatse de leiding is komen te vervallen;
  • b. te verschuiven indien dit vereist is ten gevolge van de bouw van bouwwerken of de aanleg van wegen, paden, leidingen of watergangen binnen de als Leiding - Water bestemde gronden.

 

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

In het belang van de archeologische monumentenzorg mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - Archeologie' samenvallende bestemming(en), ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie' geen bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) worden gebouwd waarvan het gezamenlijk oppervlak groter is dan 200 m² en die dieper reiken dan 0,5 meter beneden het maaiveld.

9.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 9.2, voor bouwwerken voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de bestemming 'Waarde - Archeologie' samenvalt.
  • b. Er kan slechts afgeweken worden van de bouwregels indien op basis van een archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen.
  • c. Aan de afwijking van de bouwregels kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe ook wordt gerekend het ontginnen, verlagen, afgraven, diepploegen, woelen en mengen van gronden;
  • b. het aanleggen, verdiepen, verbreden van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dan wel het indrijven van enig ander voorwerp.
9.4.2 Toepassingsbereik

Het in lid 9.4.1 bedoelde verbod geldt ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie' voor werken en werkzaamheden waarvan het gezamenlijk oppervlak groter is dan 200 m² en die dieper reiken dan 0,5 meter beneden het maaiveld.

9.4.3 Uitzondering

Het in lid 9.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering of realisatie van een bouwplan welke is toegelaten op grond van het bepaalde in artikel 9.2 of waarvoor op grond van artikel 9.3 wordt afgeweken van het bestemmingsplan.
9.4.4 Toetsingscriteria en voorwaarden
  • a. De in lid 9.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. op basis van een archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar de werken en/of werkzaamheden plaatsvinden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen;
    • 2. de werken en/of werkzaamheden zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de bestemming 'Waarde - Archeologie' samenvalt.
  • b. Aan de in lid 9.4.1 genoemde vergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' wijzigen door de betreffende bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse, op basis van archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Aangrenzende terreinen

Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop 400 meter
  • a. Binnen de 'Vrijwaringszone - molenbiotoop 400 meter' mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht of hoogopgaande beplanting of bomen worden aangebracht hoger dan de 1/30ste van de afstand tussen het bouwwerk of de beplanting tot het middelpunt van de molen vermeerderd met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a voor het oprichten van nieuwe bebouwing, hoogopgaande beplanting of bomen voor zover dit is toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop 400 meter' samenvalt, mits:
    • 1. sprake is van een situatie waarin de vrije windvang en het zicht op de molen reeds beperkt is door bebouwing of beplanting, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder wordt beperkt, of;
    • 2. zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de 'Vrijwaringszone - molenbiotoop 400 meter' wordt gecompenseerd;
    • 3. vooraf de Stichting 'De Schiedamse Molens' gehoord wordt.

 

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Vormen van verboden gebruik

Het is verboden de gronden en gebouwen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, of tot een doel, strijdig met het bestemmingsplan. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • 1. het gebruik (van gebouwen) ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting of (het laten uitoefenen van) straat- of raamprostitutie;
  • 2. het niet voldoen aan een voorwaardelijke verplichting, zoals opgenomen in de artikelen 5.1, 7.1 en 7.4.
13.2 Parkeren, laden, lossen en stallen
  • 1. Het gebruik van gronden, waaronder tevens wordt verstaan het oprichten van een gebouw, verandering van een functie en uitbreiding of wijziging van bestaand gebruik, is slechts toegestaan indien op eigen terrein wordt voorzien in:
    • a. voldoende parkeergelegenheid;
    • b. voldoende ruimte voor het laden en lossen en/of het stallen van fietsen.
  • 2. Het bepaalde in lid 1, onder b geldt niet ten behoeve van het wonen.
  • 3. De aanleg van de in lid 1 genoemde voorzieningen is niet toegelaten op gronden bestemd als 'Groen - 2', tenzij de voorzieningen worden aangelegd ten behoeve van de bestemming 'Groen - 2'.
  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, door:
    • a. de aanleg van nieuwe parkeergelegenheden in het openbaar gebied;
    • b. het gebruik van bestaande parkeerplaatsen in het openbaar gebied, voor zover deze zijn gelegen binnen een straal van 300 meter en de kosten samenhangend met de aanleg van deze parkeerplaatsen worden vergoed;
    • c. duurzaam gebruik van parkeerplaatsen in een naburige parkeervoorziening binnen een straal van 300 meter.
  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien sprake is van uitwisselbaarheid van parkeervoorzieningen bij:
    • a. woningbouw welke overwegend wordt gerealiseerd binnen 500 meter van station Schiedam Centrum of 300 meter van station Schiedam Nieuwland;
    • b. de aanwezigheid van gemeenschappelijke parkeervoorzieningen, welke voorzien in de parkeerbehoefte van een afgebakend gebied;
    • c. buurtvoorzieningen, waarbij aannemelijk is dat bezoekers geen gebruik zullen maken van de auto;
    • d. de toepassing van andere mobiliteitsvormen dan de auto;
    • e. woningen waarbij blijkens de koopakte bij verkoop wordt afgezien van een parkeerplaats.
  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien het bepaalde in lid 3 en 4 niet van toepassing is en met de verwezenlijking van het plan een bijzonder gemeentelijk of maatschappelijk belang gemoeid is.
  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder b indien aantoonbaar op een andere wijze aan de vereiste te voorzien in ruimte voor laden en/of lossen en stallingsvoorziening voor fietsen wordt voldaan, of het gebruik geen aanleiding geeft tot het aanwezig zijn van dergelijke voorzieningen.
  • 8. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de aard, plaats en inrichting van de lid 1 genoemde voorzieningen.
  • 9. Burgemeester en wethouders passen de regels met betrekking tot het parkeren toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals deze gelden op het tijdstip van indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning, of, indien geen omgevingsvergunning vereist is, het moment waarop het gebruik van de gronden wordt gewijzigd.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels van het plan, voor:

  • a. het oprichten van bouwwerken van algemeen nut of het opwekken van duurzame energie, mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 3,5 meter;
  • b. het overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen en bouwwerken en bebouwingspercentages, met niet meer dan 10%;
  • c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  • d. beneden peil gelegen kelders alsmede erkers, balkons, galerijen, luifels, buitentrappen en soortgelijke onderdelen, waarbij de grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,0 meter mogen worden overschreden;
  • e. het in geringe mate, doch met niet meer dan 3,0 meter, afwijken van een bestemmingsgrens of het profiel van de weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.
  • f. geluidwerende voorzieningen, tot een hoogte van maximaal 5,0 meter;

mits de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen niet in onevenredige mate worden beperkt en de ter plaatse aanwezige waarden niet op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Bevoegd gezag

Indien op grond van het bepaalde in het Besluit omgevingsrecht Gedeputeerde Staten of de Minister is aangewezen als het bevoegd gezag bij het verlenen van een omgevingsvergunning, wordt waar op grond van dit bestemmingsplan burgemeester en wethouders bevoegd zijn om:

  • 1. af te wijken van het bestemmingsplan;
  • 2. een omgevingsvergunning te verlenen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden;
  • 3. een omgevingsvergunning te verlenen voor het slopen van een bouwwerk;

in plaats van 'burgemeester en wethouders' gelezen 'Gedeputeerde Staten' dan wel 'de Minister'.

15.2 Verwijzing naar andere regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 16.1, onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Lid 16.1, onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 16.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 16.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 16.2, onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan Harga-Midden van de gemeente Schiedam"