direct naar inhoud van Regels
Plan: Landelijk Gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0575.BPlandgeb-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Landelijk Gebied als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0575.BPlandgeb-VA01 van de gemeente Noordwijk

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan het bollencomplex verwant niet-agrarisch bedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven en groene en recreatieve functies in het buitengebied, zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur. Kenmerkende werkzaamheden zijn cultuurtechnische werken en grondverzet, meststoffendistributie, agrarisch loonwerk en broeierijbedrijven zonder opengrondteelt.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.7 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep (inclusief internetverkopen), dat in een woning en/of bijgebouwen door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning en bijgebouwen in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.9 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.10 agrarisch aanverwant bedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven en groene en recreatieve functies in het buitengebied, zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur. Kenmerkende werkzaamheden zijn cultuurtechnische werken en grondverzet, meststoffendistributie en agrarisch loonwerk.

1.11 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  • b. bollenteelt:
    • 1. de teelt van bloembollen, bolbloemen en knolgewassen;
    • 2. de teelt van snijbloemen en van vergelijkbare laag blijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten;
    • 3. de teelt van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt;

niet zijnde sierteelt, boomkwekerij/-teelt, fruitteelt en bosbouw;

    • 1. broeierijen als onderdeel van een grondgebonden bollenteeltbedrijf;
  • c. boomkwekerij/-teelt: de teelt van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
  • d. bosbouw: de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie;
  • e. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • f. gemengd teeltbedrijf: een bedrijf dat in gelijke mate zowel gericht is op het duurzaam en intensief telen van bloembollen, bolbloemen, snijbloemen en van vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten in zowel de volle grond als onder glas, alsmede van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt en dat ten minste 3.000 m² glas duurzaam in gebruik heeft;
  • g. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder ook begrepen het fokken van paarden en het houden van geiten en schapen;
  • h. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • i. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • j. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  • k. sierteelt: de teelt van wintergroene siergewassen, alsmede sierstruiken en sierbomen.
1.12 agrarisch hulpbedrijf

een bedrijf dat rechtstreeks ten dienste staat van agrarische bedrijven en gericht is op het opslaan van goederen en het leveren van goederen en/of diensten aan agrarische bedrijven (agrarische handels- en exportbedrijven daaronder niet begrepen).

1.13 agrarisch loonbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur.

1.14 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.15 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.16 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.17 bed & breakfast

een overnachtingsaccommodatie gericht op het tegen betaling bieden van de mogelijkheid tot een veelal kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt; een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of een bijhuis en wordt gerund door de eigenaren, zijnde de hoofdgebruikers, van het betreffende huis en heeft maximaal zeven kamers.

1.18 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.19 bedrijfsgebouwen

gebouwen ten behoeve van het uitoefenen van de bestemming met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

1.20 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.21 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.22 bestaande gebouwen

gebouwen zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan die tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.23 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.24 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.25 Bevi-inrichting

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.26 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.27 bollencomplex

de clusters van teeltbedrijven, veilingen, afzetorganisaties, handels- en exportbedrijven en tuinbouwtoeleveranciers.

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.29 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.

1.30 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.32 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.

1.33 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.34 bijgebouw

een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.35 broeierij

het in geconditioneerde omstandigheden opwerken van bollen tot bloemen.

1.36 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.37 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.38 culturele voorzieningen

het uitoefenen van activiteiten op cultureel en kunstzinnig vlak, waaronder ateliers, galeries en musea.

1.39 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.40 deskundige

een onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake agrarische bedrijfsvoering of archeologie.

1.41 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

1.42 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.43 duurzaam in gebruik zijnde teeltgronden

gronden die in eigendom zijn of voor een periode van ten minste 5 jaar gepacht of gehuurd worden en die gelegen zijn in de Greenport inclusief de zuidelijke en noordelijke uitloper. Dit mogen tussentijds wisselende gronden zijn, zolang zij gezamenlijk gedurende deze 5 jaar een bepaald aantal ha omvatten.

1.44 evenement

een gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.45 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.46 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.47 gemengd teeltbedrijf

een bedrijf dat gericht is op het duurzaam en intensief telen van zowel bloembollen, bolbloemen, snijbloemen als van vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vaste bloeiende tuinplanten, met uitzondering van sierteelt, in zowel de volle grond als onder glas, alsmede van vollegrondstuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt en dat ten minste 3.000 m² glas duurzaam in gebruik heeft.

1.48 handels- en exportbedrijf

een bedrijf gericht op het vervoer, de opslag, de oppervlakkige bewerking of de afzet van agrarische producten zoals transport- en opslagbedrijven, koelhuizen en dergelijke.

1.49 hobbykas

een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.

1.50 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.51 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.52 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.53 internetverkoop

een specifieke vorm van detailhandel zonder uitstalling, verkoop en afhaal van goederen ter plaatse, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en overwegend per post worden geleverd.

1.54 kampeermiddelen

niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.55 kantoor

voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.56 kas

een bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.57 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten (inclusief internetverkoop) die in een woning en/of bijgebouwen door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning en bijgebouwen in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.58 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.59 kleinschalig kampeerterrein

een kampeerterrein voor kampeermiddelen, niet zijnde permanente kampeermiddelen waaronder tenthuisjes en stacaravans, gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

1.60 koebosje

bosgebiedjes in het graslandgebied waar vroeger vee is begraven dat besmet was met miltvuur.

1.61 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.62 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.63 natuurwaarde

waarde in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en vegetatietypen, al dan niet in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving, en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zelfredzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied.

1.64 nevenfunctie

naast de hoofdfunctie van een agrarisch bedrijf functionerende tak, welke dient bij te dragen aan het inkomen van het agrarische bedrijf; ondergeschikt dient te zijn aan de agrarische hoofdfunctie van het bedrijf in inkomsten, oppervlakte en/of tijdsbesteding en verbonden dient te zijn aan de teeltgrond en/of het bouwvlak (erf en/of overige gronden).

1.65 niet-permanente verblijfsrecreatie

verblijfsrecreatie waarbij uitsluitend van seizoensgebonden standplaatsen voor kampeermiddelen gebruik wordt gemaakt.

1.66 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.67 ondersteunend glas

glazen en plastic kassen en kassen van ander licht- en luchtdoorlatend materiaal, met een goothoogte hoger dan 1,5 m, waaronder begrepen tunnelkassen, rolkassen, gaaskassen, regenkappen.

1.68 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.69 paardenfokkerij

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.

1.70 paardenhouderij

een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden.

1.71 paardrijactiviteiten

het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te weiden.

1.72 paardrijschool

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt.

1.73 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.74 pension

een woning, waarin op kleine schaal tegen vergoeding nachtverblijf al dan niet met ontbijt wordt verstrekt, zonder exploitatie van zaalaccommodatie; een en ander mits niet meer dan één of twee kamers door de bewoner of eigenaar/bewoner van een woning aan niet meer dan in totaal vier personen worden verhuurd, dit mits de gezamenlijke woonvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het totale woonvloeroppervlakte van de woning, zulks met een maximum van 40 m².

1.75 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.76 plattelandswoning

een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.

1.77 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.

1.78 restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.79 schuurkas

een gebouw ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 3 m of meer, waarvan alleen het dak bestaat uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal.

1.80 seizoensgebonden standplaats kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende het zomerseizoen.

1.81 sportcentrum

een voorziening die grotendeels gericht is op sport- en spelfaciliteiten en daarnaast ook ruimte kan bieden aan culturele en recreatieve activiteiten, alsmede aan ondergeschikte horeca- en detailhandelsvoorzieningen.

1.82 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.83 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.84 standplaats voor kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.85 stacaravan

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.86 toeristische standplaats kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende een beperkte periode van het jaar.

1.87 tuincentrum

een bedrijf gericht op:

  • a. de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen;
  • b. de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond;

met daaraan gerelateerd en daaraan ondergeschikt:

  • c. detailhandel in overige artikelen, niet zijnde detailhandel in volumineuze goederen;
  • d. horeca.
1.88 tijdelijke boogkassen

boogkassen lager dan 1,5 m, die gedurende niet meer dan 3 maanden per jaar geplaatst zijn.

1.89 verblijfsmiddelen

voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.

1.90 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.91 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.92 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.93 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.94 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.95 wonen

het duurzaam hoofdverblijf houden door een huishouden in een woning of wooneenheid; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.96 woning of wooneenheid

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.97 woonschip

elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.

1.98 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 hoogte van een woonschip

vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.

2.9 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 oppervlakte van een woonschip

tussen de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.

2.12 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een bollenteeltbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.11 onder b;
  • b. ter plaatse van de aanduiding van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gemengde teelt' een gemengd teeltbedrijf;
  • c. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
    • 1. bollenvelden;
    • 2. grootschalige openheid;
    • 3. kenmerkende landschapsstructuur;
    • 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur': uitsluitend een veldschuur;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij': tevens de uitoefening van een veehouderijbedrijf;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - lavendeltuin: tevens voorzieningen behorende bij de lavendeltuin in de vorm van een opslag-, ontvangst en verkoopruimte;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens een parkeerterrein;
  • h. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • j. de in tabel 3.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing en gronden, die in gebruik mogen worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.

Tabel 3.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
verkoop-aan-huis van agrarische producten (eventueel be- of verwerkt)   0   100  
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing   0   500  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   alle gronden   100  
bed & breakfast   0   maximaal 4 kamers en 8 bedden  

- = Niet van toepassing.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'kas' uitsluitend kassen en bedrijfsgebouwen zijn toegestaan, waarbij bedrijfsgebouwen:
      • aan de maximum goot- en bouwhoogte voor kassen moeten voldoen;
      • ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak mogen beslaan met een maximum van 300 m²;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rolkas' uitsluitend een rolkas is toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - zonder gebouwen' geen gebouwen zijn toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn de volgende gebouwen en bouwwerken ook buiten het bouwvlak toegestaan;
    • 1. rolkassen die een basis hebben binnen het bouwvlak;
    • 2. tijdelijke boogkassen, aansluitend aan het bouwvlak en met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen;
  • c. de dakhelling van gebouwen die met een kap worden afgedekt bedraagt ten minste 12° en ten hoogste 50°;windturbineswindturbines
  • d. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt 1 tenzij anders middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • e. overigens geldt het volgende:
  max. oppervlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan-, uitbouwen)   -   750 m³   5 m   9 m  
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   50 m²   -   3 m   -  
bedrijfsgebouwen ten behoeve van de veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij'   bestaand   bestaand   bestaand   bestaand  
ondersteund glas   3.000 m²*   -   6 m   10 m  
overige bedrijfsgebouwen   250 m² per hectare duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond met een maximum van 3.000 m²   -   8 m   10 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -  
1 m
1 m
2 m  
silo's   -   -   -   12 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   -   -   3 m  

- = Niet van toepassing.

* Tenzij anders is aangegeven door middel van de maatvoeringaanduiding 'maximum oppervlakte kassen'.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 3.2 onder a, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist;
  • b. het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum oppervlak van de overschrijding ten hoogste 100 m² bedraagt en hiermee de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 3.1 onder b niet onevenredig worden aangetast;
  • e. afwijking wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • f. afwijking wordt niet toegepast bij bouwvlakken voorzien van de aanduiding 'kas' of 'specifieke bouwaanduiding - rolkas'.

3.3.2 Ten behoeve van uitbreiding oppervlakte bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder e teneinde de maximale oppervlaktemaat van 3.000 m² voor bedrijfsgebouwen, géén glas of ondersteunend glas zijnde, te kunnen vergroten tot maximaal 6.000 m² per bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. verzoek tot afwijking wordt uitsluitend verleend voor teeltbedrijven die over meer dan 12 ha duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond beschikken;
  • b. voor elke hectare duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond boven op de 12 ha duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond bedraagt de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, géén glas of ondersteunend glas zijnde, ten hoogste 125 m²;
  • c. de vergroting van de oppervlakte bedrijfsgebouwen dient daadwerkelijk noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, wat de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige dient aan te tonen;
  • d. de nieuwe bedrijfsgebouwen dienen in aansluiting op de bestaande gebouwen te worden gebouwd;
  • e. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bouwvlak;
  • f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder b niet onevenredig worden aangetast.

3.3.3 Ten behoeve van een solitaire windturbine

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder e teneinde een solitaire windturbine mogelijk te maken, met inachtneming van het volgende:

  • a. de maximale hoogte bedraagt 15 meter en dient binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd;
  • b. het maximale vermogen bedraagt 30 kw;
  • c. bij de realisatie van een solitaire windturbine dient een minimale afstand van 25 meter van de ondergrondse en bovengrondse gasinfrastructuur aangehouden te worden.
  • d. de windturbine dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de windturbine dient als onderdeel van het agrarische bedrijf uitgevoerd te worden waarbij geen sprake mag zijn van een zelfstandige onderneming.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan;
  • b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
  • c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
  • d. het gebruik van afdekfolies is toegestaan;
  • e. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning inclusief bijgebouwen met een maximum van 40 m².
  • f. paardenbakken zijn niet toegestaan.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 3.2 genoemde nevenfuncties, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak;
  • c. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • e. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • f. in afwijking van het gestelde onder a en e geldt dat buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie 'handels- en exportbedrijf' wel is toegestaan mits de opslag plaatsvindt binnen het bouwvlak en achter de voorgevel;
  • g. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • h. parkeren dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • i. uitoefening van de nevenfunctie dient als onderdeel van het agrarische bedrijf uitgevoerd te worden waarbij geen sprake mag zijn van een zelfstandige onderneming;
  • j. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • k. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • l. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m² en mag er niet meer dan 4.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • m. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • n. ten aanzien van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
    • 1. het bepaalde onder b is niet van toepassing;
    • 2. de nevenfunctie dient in zijn geheel binnen het bouwvlak plaats te vinden;
    • 3. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 15 per bouwvlak;
    • 4. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober.

Tabel 3.2 Nevenfuncties die na afwijking zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
agrarisch handels- en exportbedrijf   alle gronden binnen het bouwvlak, achter de voorgevel   200  
agrarisch hulp- en nevenbedrijf   -   200  
agrarisch loonbedrijf   -   200  
blauwe diensten   alle gronden   100  
opslag en stalling van niet-agrarische producten   -   500  
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur   alle gronden   100  
wandel- of ruiterpaden over het boerenland   alle gronden   -  
kleinschalige horecagelegenheid   -   100  
kleinschalig kamperen   -   100  
bezoekerscentrum   -   100  
natuur- en milieueducatie rondleidingen   alle gronden   100  

- = Niet van toepassing.

3.5.2 Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de tabellen 3.1 en 3.2 teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge de tabellen 3.1 en 3.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 3.5.1.

3.5.3 Ten behoeve van paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 om paardenbakken toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan voor zover gelegen binnen het bouwvlak en binnen het woonkavel;
  • b. de afmeting van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
  • c. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
  • d. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

3.5.4 ten behoeve van een plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning komt te vervallen;
  • d. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 3.2 van toepassing blijven;
  • e. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).
3.6 Wijzigingsbevoegdheden
3.6.1 Ten behoeve van wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1 wijzigen in Wonen indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is en door de initiatiefnemer is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;
  • b. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • c. ten hoogste 1.000 m² van het te wijzigen bouwvlak wordt gewijzigd in de bestemming Wonen en afgestemd op de bestaande inrichting;
  • d. de overige niet tot de woning behorende gronden worden voorzien van een bij de agrarische zone passende agrarische bestemming zonder bouwvlak;
  • e. met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbij behorende erfbebouwing met een maximum van 50 m2, worden alle gebouwen en kassen gesloopt;
  • f. het wonen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • h. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 3.1 onder b niet onevenredig worden aangetast;
  • i. wijziging wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de bollencompensatie.

Artikel 4 Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een bollenteeltbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.11 onder b;
  • b. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
    • 1. bollenvelden;
    • 2. openheid;
    • 3. kenmerkende landschapsstructuur;
    • 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur': uitsluitend een veldschuur;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning': een plattelandswoning;
  • e. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • g. de in tabel 4.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing en gronden, die in gebruik mogen worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.

Tabel 4.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
verkoop-aan-huis van agrarische producten (eventueel be- of verwerkt)   0   100  
agrarisch handels- en exportbedrijf   alle gronden binnen het bouwvlak, achter de voorgevel   200  
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing   0   500  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   alle gronden   100  
bed & breakfast   0   maximaal 4 kamers en 8 bedden  

- = Niet van toepassing.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn de volgende gebouwen en bouwwerken ook buiten het bouwvlak toegestaan;
    • 1. rolkassen die een basis hebben binnen het bouwvlak:
    • 2. tijdelijke boogkassen, aansluitend aan het bouwvlak;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen;
  • c. de dakhelling van gebouwen die met een kap worden afgedekt bedraagt ten minste 12° en ten hoogste 50°;
  • d. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt 1 tenzij anders middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • e. overigens geldt het volgende:
  max. oppervlak per bouwvlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan-, uitbouwen)   -   750 m³   5 m   9 m  
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   50 m²   -   3 m   -  
ondersteunend glas   3.000 m²   -   6 m   10 m  
overige bedrijfsgebouwen   250 m² per hectare duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond met een maximum van 3.000 m²   -   8 m   10 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -  
1 m
1 m
2 m  
silo's   -   -   -   12 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   -   -   3 m  

- = Niet van toepassing.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Ten behoeve van bouwmogelijkheden buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder a teneinde hulpgebouwen buiten het bouwvlak toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder d mogen niet onevenredig worden aangetast.

4.3.2 Ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 4.2 onder a, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist;
  • b. het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum oppervlak van de overschrijding ten hoogste 100 m² bedraagt en hiermee de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder b niet onevenredig worden aangetast;
  • e. afwijking wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

4.3.3 Ten behoeve van uitbreiding oppervlakte bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder e teneinde de maximale oppervlaktemaat van 3.000 m² voor bedrijfsgebouwen, géén glas of ondersteunend glas zijnde, te kunnen vergroten tot maximaal 6.000 m² per bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. verzoek tot afwijking wordt uitsluitend verleend voor teeltbedrijven die over meer dan 12 ha duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond beschikken;
  • b. voor elke hectare duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond boven op de 12 ha duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond bedraagt de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, géén glas of ondersteunend glas zijnde, ten hoogste 125 m²;
  • c. de vergroting van de oppervlakte bedrijfsgebouwen dient daadwerkelijk noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, wat de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige dient aan te tonen;
  • d. de nieuwe bedrijfsgebouwen dienen in aansluiting op de bestaande gebouwen te worden gebouwd;
  • e. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bouwvlak;
  • f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder b niet onevenredig worden aangetast.

4.3.4 ten behoeve van een solitaire windmolen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder e teneinde een solitaire windturbine mogelijk te maken, met inachtneming van het volgende:

  • a. de maximale hoogte bedraagt 15 meter en dient binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd;
  • b. het maximale vermogen bedraagt 30 kw;
  • c. bij de realisatie van een solitaire windturbine dient een minimale afstand van 25 meter van de ondergrondse en bovengrondse gasinfrastructuur aangehouden te worden.
  • d. de windturbine dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de windturbine dient als onderdeel van het agrarische bedrijf uitgevoerd te worden waarbij geen sprake mag zijn van een zelfstandige onderneming.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan;
  • b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
  • c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
  • d. het gebruik van afdekfolies is toegestaan;
  • e. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning inclusief bijgebouwen met een maximum van 40 m²;
  • f. paardenbakken zijn niet toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 4.2 genoemde nevenfuncties, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak;
  • c. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • e. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • g. parkeren dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • h. uitoefening van de nevenfunctie dient als onderdeel van het agrarische bedrijf uitgevoerd te worden waarbij geen sprake mag zijn van een zelfstandige onderneming;
  • i. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • j. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • k. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m² en mag er niet meer dan 4.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • l. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • m. ten aanzien van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
    • 1. het bepaalde onder b is niet van toepassing;
    • 2. de nevenfunctie dient in zijn geheel binnen het bouwvlak plaats te vinden;
    • 3. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 15 per bouwvlak;
    • 4. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober.

Tabel 4.2 Nevenfuncties die na afwijking zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
agrarisch hulp- en nevenbedrijf   -   200  
agrarisch loonbedrijf   -   200  
hovenier   -   200  
blauwe diensten   alle gronden   100  
opslag en stalling van niet-agrarische producten   -   500  
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur   alle gronden   100  
wandel- of ruiterpaden over het boerenland   alle gronden   -  
kleinschalige horecagelegenheid   -   100  
kleinschalig kamperen   -   100  
bezoekerscentrum   -   100  
natuur- en milieueducatie rondleidingen   alle gronden   100  

- = Niet van toepassing.

4.5.2 Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de tabellen 4.1 en 4.2 teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge de tabellen 4.1 en 4.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 4.5.1.

4.5.3 Ten behoeve van paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 om paardenbakken toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan voor zover gelegen binnen het bouwvlak en binnen het woonkavel;
  • b. de afmeting van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
  • c. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
  • d. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

4.5.4 ten behoeve van een plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning komt te vervallen;
  • d. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 4.2 van toepassing blijven;
  • e. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).
4.6 Wijzigingsbevoegdheden
4.6.1 Ten behoeve van bouwvlakvergroting

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 2 met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt, wat de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige dient aan te tonen;
  • b. de oppervlakte van het nieuwe bouwvlak bedraagt ten hoogste 1,5 ha;
  • c. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  • d. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder b niet onevenredig worden aangetast;
  • g. wijziging wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijke overeenkomt is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

4.6.2 Ten behoeve van wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 2 wijzigen in Wonen indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is en door de initiatiefnemer is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;
  • b. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • c. ten hoogste 1.000 m² van het te wijzigen bouwvlak wordt gewijzigd in de bestemming Wonen en afgestemd op de bestaande inrichting;
  • d. de overige niet tot de woning behorende gronden worden voorzien van een bij de agrarische zone passende agrarische bestemming zonder bouwvlak;
  • e. met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbij behorende erfbebouwing met een maximum van 50 m2, worden alle gebouwen en kassen gesloopt;
  • f. het wonen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • h. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder b niet onevenredig worden aangetast;

Artikel 5 Agrarisch - Bollenteelt - Waardevolle graslanden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Bollenteelt - Waardevolle graslanden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een bollenteeltbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.11 onder b;
  • b. alsmede voor het behoud en versterking en herstel van de in de waardevolle graslanden voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
    • 1. karakteristieke graslanden;
    • 2. water;
    • 3. kenmerkende landschapsstructuur;
    • 4. weidevogels;
    • 5. waardevolle oever en slootvegetatie;
    • 6. geriefhoutbosjes en houtwallen en -singels;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur': uitsluitend een veldschuur;
  • d. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. agrarisch natuur- en landschapsbeheer.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en geldt de volgende regel:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, in de vorm van erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' tevens een veldschuur met de bestaande oppervlakte en hoogte is toegestaan;
  • b. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt 1 tenzij anders middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan;
  • b. het gebruik van afdekfolies is toegestaan;
  • c. paardenbakken zijn niet toegestaan.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 5.2 genoemde nevenfuncties, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. de nevenfunctie is uitsluitend toegestaan op onbebouwde gronden buiten een bouwvlak;
  • b. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • f. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • g. uitoefening van de nevenfunctie dient als onderdeel van het agrarische bedrijf uitgevoerd te worden waarbij geen sprake mag zijn van een zelfstandige onderneming;
  • h. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

Tabel 5.2 Nevenfuncties die na afwijking zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
blauwe diensten   alle gronden   100  
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur   alle gronden   100  
wandel- of ruiterpaden over het boerenland   alle gronden   -  
natuur- en milieueducatie rondleidingen   alle gronden   100  

- = Niet van toepassing.

5.4.2 Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de tabellen 5.1 en 5.2 teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge de tabellen 5.1 en 5.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 5.4.1.

Artikel 6 Agrarisch - Glastuinbouw - Bollenzone 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw - Bollenzone 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.11 onder h;
  • b. alsmede voor het behoud en versterking en herstel van de in bollenzone - 1 voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
    • 1. bollenvelden;
    • 2. grootschalige openheid;
    • 3. kenmerkende landschapsstructuur;
    • 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen;
  • c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. de in tabel 6.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing en gronden, die in gebruik mogen worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.

Tabel 6.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing   0   500  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   alle gronden   100  
bed & breakfast   0   maximaal 4 kamers en 8 bedden  

- = Niet van toepassing.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn de volgende gebouwen en bouwwerken ook buiten het bouwvlak toegestaan;
    • 1. rolkassen die een basis hebben binnen het bouwvlak;
    • 2. tijdelijke boogkassen, aansluitend aan het bouwvlak en met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen;
  • c. de dakhelling van gebouwen die met een kap worden afgedekt bedraagt ten minste 12° en ten hoogste 50°;
  • d. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt 1;
  • e. overigens geldt het volgende:
  max. oppervlak per bouwvlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan-, uitbouwen)   -   750 m³   5 m   9 m  
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   50 m²   -   3 m   -  
kassen   1 ha   -   6 m   10 m  
overige bedrijfsgebouwen   volledig bouwvlak   -   8 m   10 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -  
1 m
1 m
2 m  
silo's   -   -   -   12 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   -   -   3 m  

- = Niet van toepassing.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.3.1 Ten behoeve van een solitaire windturbine

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder e teneinde een solitaire windturbine mogelijk te maken, met inachtneming van het volgende:

  • a. de maximale hoogte bedraagt 15 meter;
  • b. het maximale vermogen bedraagt 30 kw;
  • c. bij de realisatie van een solitaire windturbine dient een minimale afstand van 25 meter van de ondergrondse en bovengrondse gasinfrastructuur aangehouden te worden.
  • d. de windturbine dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de windturbine dient als onderdeel van het agrarische bedrijf uitgevoerd te worden waarbij geen sprake mag zijn van een zelfstandige onderneming.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan;
  • b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
  • c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
  • d. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning inclusief bijgebouwen met een maximum van 40 m²;
  • e. paardenbakken zijn niet toegestaan.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 6.2 genoemde nevenfuncties, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak;
  • c. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • e. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • g. parkeren dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • h. uitoefening van de nevenfunctie dient als onderdeel van het agrarische bedrijf uitgevoerd te worden waarbij geen sprake mag zijn van een zelfstandige onderneming;
  • i. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • j. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • k. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m² en mag er niet meer dan 4.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • l. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • m. ten aanzien van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
    • 1. het bepaalde onder b is niet van toepassing;
    • 2. de nevenfunctie dient in zijn geheel binnen het bouwvlak plaats te vinden;
    • 3. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 15 per bouwvlak;
    • 4. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober.

Tabel 6.2 Nevenfuncties die na afwijking zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
agrarisch hulp- en nevenbedrijf   -   200  
agrarisch loonbedrijf   -   200  
hovenier   -   200  
blauwe diensten   alle gronden   100  
opslag en stalling van niet-agrarische producten   -   500  
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur   alle gronden   100  
wandel- of ruiterpaden over het boerenland   alle gronden   -  
kleinschalige horecagelegenheid   -   100  
kleinschalig kamperen   -   100  
bezoekerscentrum   -   100  
natuur- en milieueducatie rondleidingen   alle gronden   100  

- = Niet van toepassing.

6.5.2 Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de tabellen 6.1 en 6.2 teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge de tabellen 6.1 en 6.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 6.5.1.

6.5.3 Ten behoeve van paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4 om paardenbakken toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan voor zover gelegen binnen het bouwvlak en binnen het woonkavel;
  • b. de afmeting van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
  • c. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
  • d. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

6.5.4 Ten behoeve van een plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1. ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning komt te vervallen;
  • d. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 6.2 van toepassing blijven;
  • e. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).
6.6 Wijzigingsbevoegdheden
6.6.1 Ten behoeve van wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw - Bollenzone 1 wijzigen in Wonen indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is en door de initiatiefnemer is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;
  • b. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • c. ten hoogste 1.000 m² van het te wijzigen bouwvlak wordt gewijzigd in de bestemming Wonen en afgestemd op de bestaande inrichting;
  • d. de overige niet tot de woning behorende gronden worden voorzien van een bij de agrarische zone passende agrarische bestemming zonder bouwvlak;
  • e. met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbij behorende erfbebouwing met een maximum van 50 m2, worden alle gebouwen en kassen gesloopt;
  • f. het wonen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • h. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 6.1 onder b niet onevenredig worden aangetast;
  • i. wijziging wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de bollencompensatie.

Artikel 7 Agrarisch - Glastuinbouw - Graslanden

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw - Graslanden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.11 onder h;
  • b. alsmede voor het behoud en versterking en herstel van de in de graslanden voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
    • 1. water;
    • 2. kenmerkende landschapsstructuur;
  • c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. de in tabel 7.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing en gronden, die in gebruik mogen worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.

Tabel 7.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing   0   500  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   alle gronden   100  
bed & breakfast   0   maximaal 4 kamers en 8 bedden  

- = Niet van toepassing.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn de volgende gebouwen en bouwwerken ook buiten het bouwvlak toegestaan;
    • 1. rolkassen die een basis hebben binnen het bouwvlak;
    • 2. tijdelijke boogkassen, aansluitend aan het bouwvlak;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen;
  • c. de dakhelling van gebouwen die met een kap worden afgedekt bedraagt ten minste 12° en ten hoogste 50°;
  • d. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt 1;
  • e. overigens geldt het volgende:
  max. oppervlak per bouwvlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan-, uitbouwen)   -   750 m³   5 m   9 m  
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   50 m²   -   3 m   -  
overige bedrijfsgebouwen   500 m²   -   8 m   10 m  
kassen   1 ha   -   6 m   10 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -  
1 m
1 m
2 m  
silo's   -   -   -   12 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   -   -   3 m  

- = Niet van toepassing.

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.3.1 Ten behoeve van een solitaire windturbine

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 onder e teneinde een solitaire windturbine mogelijk te maken, met inachtneming van het volgende:

  • a. de maximale hoogte bedraagt 15 meter en dient binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd ;
  • b. het maximale vermogen bedraagt 30 kw;
  • c. bij de realisatie van een solitaire windturbine dient een minimale afstand van 25 meter van de ondergrondse en bovengrondse gasinfrastructuur aangehouden te worden.
  • d. de windturbine dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de windturbine dient als onderdeel van het agrarische bedrijf uitgevoerd te worden waarbij geen sprake mag zijn van een zelfstandige onderneming.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan;
  • b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
  • c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
  • d. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning inclusief bijgebouwen met een maximum van 40 m²;
  • e. paardenbakken zijn niet toegestaan.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 7.2 genoemde nevenfuncties, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak;
  • c. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • e. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • g. parkeren dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • h. uitoefening van de nevenfunctie dient als onderdeel van het agrarische bedrijf uitgevoerd te worden waarbij geen sprake mag zijn van een zelfstandige onderneming;
  • i. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • j. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • k. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m² en mag er niet meer dan 4.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • l. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • m. ten aanzien van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
    • 1. het bepaalde onder b is niet van toepassing;
    • 2. de nevenfunctie dient in zijn geheel binnen het bouwvlak plaats te vinden;
    • 3. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 15 per bouwvlak;
    • 4. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober.

Tabel 7.2 Nevenfuncties die na afwijking zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
agrarisch hulp- en nevenbedrijf   -   200  
agrarisch loonbedrijf   -   200  
hovenier   -   200  
blauwe diensten   alle gronden   100  
opslag en stalling van niet-agrarische producten   -   500  
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur   alle gronden   100  
wandel- of ruiterpaden over het boerenland   alle gronden   -  
kleinschalige horecagelegenheid   -   100  
kleinschalig kamperen   -   100  
bezoekerscentrum   -   100  
natuur- en milieueducatie rondleidingen   alle gronden   100  

- = Niet van toepassing.

7.5.2 Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de tabellen 7.1 en 7.2 teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge de tabellen 7.1 en 7.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 7.5.1.

7.5.3 Ten behoeve van paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.4 om paardenbakken toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan voor zover gelegen binnen het bouwvlak en binnen het woonkavel;
  • b. de afmeting van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
  • c. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
  • d. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

7.5.4 Ten behoeve van een plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning komt te vervallen;
  • d. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 7.2 van toepassing blijven;
  • e. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).
7.6 Wijzigingsbevoegdheden
7.6.1 Ten behoeve van wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw - Graslanden wijzigen in Wonen indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is en door de initiatiefnemer is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;
  • b. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • c. ten hoogste 1.000 m² van het te wijzigen bouwvlak wordt gewijzigd in de bestemming Wonen en afgestemd op de bestaande inrichting;
  • d. de overige niet tot de woning behorende gronden worden voorzien van een bij de agrarische zone passende agrarische bestemming zonder bouwvlak;
  • e. met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbij behorende erfbebouwing met een maximum van 50 m2, worden alle gebouwen en kassen gesloopt;
  • f. het wonen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • h. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 7.1 onder b niet onevenredig worden aangetast;
  • i. wijziging wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

Artikel 8 Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Bollenzone 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Waardevolle graslanden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden veehouderijbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.11 onder g;
  • b. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
    • 1. bollenvelden;
    • 2. grootschalige openheid;
    • 3. kenmerkende landschapsstructuur;
    • 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen;
  • c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. de in tabel 8.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing en gronden, die in gebruik mogen worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.

Tabel 8.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
verkoop-aan-huis van agrarische producten (eventueel be- of verwerkt)   0   100  
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing   0   500  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   alle gronden   100  
bed & breakfast   0   maximaal 4 kamers en 8 bedden  

- = Niet van toepassing.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en geldt de volgende regel:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn de volgende gebouwen en bouwwerken ook buiten het bouwvlak toegestaan;
    • 1. erf- en terreinafscheidingen;
  • c. de dakhelling van gebouwen die met een kap worden afgedekt bedraagt ten minste 12° en ten hoogste 50°;
  • d. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt 1 tenzij anders middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • e. overigens geldt het volgende:
  max. oppervlak per bouwvlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan-, uitbouwen)   -   750 m³   -   8 m  
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   50 m²   -   3 m   -  
ondersteunend glas   100 m²   -   6 m   10 m  
overige bedrijfsgebouwen   volledig bouwvlak   -   8 m   10 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -  
1 m
1 m
2 m  
silo's   -   -   -   12 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   -   -   3 m  

- = Niet van toepassing.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Ten behoeve van de realisatie van een veldschuur

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 ten behoeve van de realisatie van een veldschuur behorende bij een agrarisch veehouderijbedrijf buiten het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de veldschuur dient noodzakelijk te zijn voor de agrarische bedrijfsvoering of het welzijn van het vee;
  • b. veldschuren voor het hobbymatig houden van vee zijn niet toegestaan;
  • c. de oppervlakte van de veldschuur bedraagt ten hoogste 50 m2;
  • d. de goothoogte van de veldschuur bedraagt ten hoogste 4 m.
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 8.1 onder b niet onevenredig worden aangetast;
  • f. afwijking wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

8.3.2 Ten behoeve van een solitaire windmolen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 onder e teneinde een solitaire windturbine mogelijk te maken, met inachtneming van het volgende:

  • a. de maximale hoogte bedraagt 15 meter en dient binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd;
  • b. het maximale vermogen bedraagt 30 kw;
  • c. bij de realisatie van een solitaire windturbine dient een minimale afstand van 25 meter van de ondergrondse en bovengrondse gasinfrastructuur aangehouden te worden.
  • d. de windturbine dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de windturbine dient als onderdeel van het agrarische bedrijf uitgevoerd te worden waarbij geen sprake mag zijn van een zelfstandige onderneming.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan;
  • b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
  • c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
  • d. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning inclusief bijgebouwen met een maximum van 40 m²;
  • e. paardenbakken zijn niet toegestaan.
  • f. wijziging van het bestaande (zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met dien verstande dat dit niet meer mag zijn dan is toegestaan op basis van de milieuvergunning of melding) aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen is niet toegestaan indien dit leidt tot een significante een toename van de ammoniakemissie.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 8.2 genoemde nevenfuncties, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak;
  • c. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • e. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • g. parkeren dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • h. uitoefening van de nevenfunctie dient als onderdeel van het agrarische bedrijf uitgevoerd te worden waarbij geen sprake mag zijn van een zelfstandige onderneming;
  • i. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • j. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • k. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m² en mag er niet meer dan 4.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • l. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • m. ten aanzien van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
    • 1. in aanvulling op het bepaalde onder b geldt dat ten hoogste een strook van 100 m buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, in gebruik genomen mag worden voor de nevenfunctie;
    • 2. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 15 per bouwvlak;
    • 3. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober.

Tabel 8.2 Nevenfuncties die na afwijking zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
agrarisch hulp- en nevenbedrijf   -   200  
agrarisch loonbedrijf   -   200  
hovenier   -   200  
veehandelsbedrijf, africhtingsbedrijf voor paarden, foeragehandel, paardenhandel   -   200  
veearts   -   100  
hoefsmederij   -   100  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten   -   200  
blauwe diensten   alle gronden   100  
opslag en stalling van niet-agrarische producten   -   500  
kinderboerderij   -   100  
paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets)   alle gronden   200  
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur   alle gronden   100  
wandel- of ruiterpaden over het boerenland   alle gronden   -  
kleinschalige horecagelegenheid   -   100  
kampeerboerderij   -   200  
kleinschalig kamperen   -   100  
boerengolf   alle gronden   100  
bezoekerscentrum   -   100  
sociale functie   -   200  
natuur- en milieueducatie rondleidingen   alle gronden   100  

- = Niet van toepassing.

8.5.2 Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de tabellen 8.1 en 8.2 teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge de tabellen 8.1 en 8.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 8.5.2.

8.5.3 Ten behoeve van paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.4 om paardenbakken toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan voor zover gelegen binnen het bouwvlak en binnen het woonkavel;
  • b. de afmeting van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
  • c. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
  • d. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

8.5.4 Ten behoeve van een plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning komt te vervallen;
  • d. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 8.2 van toepassing blijven;
  • e. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
8.6.1 Ten behoeve van wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Waardevolle graslanden wijzigen in Wonen indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is en door de initiatiefnemer is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;
  • b. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • c. ten hoogste 1.000 m² van het te wijzigen bouwvlak wordt gewijzigd in de bestemming Wonen en afgestemd op de bestaande inrichting;
  • d. de overige niet tot de woning behorende gronden worden voorzien van een agrarische bestemming zonder bouwvlak, gericht op behoud van grasland;
  • e. met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbij behorende erfbebouwing met een maximum van 50 m2, worden alle gebouwen en kassen gesloopt;
  • f. het wonen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • h. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 8.1 onder b niet onevenredig worden aangetast;
  • i. wijziging wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

Artikel 9 Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Bollenzone 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Bollenzone 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden veehouderijbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.11 onder g;
  • b. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
    • 1. bollenvelden;
    • 2. openheid;
    • 3. kenmerkende landschapsstructuur;
    • 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen;
  • c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. agrarisch natuur- en landschapsbeheer.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en geldt de volgende regel:

  • op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, in de vorm van erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Ten behoeve van de realisatie van een veldschuur

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 ten behoeve van de realisatie van een veldschuur behorende bij een agrarisch veehouderijbedrijf buiten het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de veldschuur dient noodzakelijk te zijn voor de agrarische bedrijfsvoering of het welzijn van het vee;
  • b. veldschuren voor het hobbymatig houden van vee zijn niet toegestaan;
  • c. de oppervlakte van de veldschuur bedraagt ten hoogste 50 m2;
  • d. de goothoogte van de veldschuur bedraagt ten hoogste 4 m;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 9.1 onder b niet onevenredig worden aangetast;
  • f. afwijking wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan;
  • b. paardenbakken zijn niet toegestaan.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 9.1 genoemde nevenfuncties, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. de nevenfunctie is uitsluitend toegestaan op onbebouwde gronden buiten een bouwvlak;
  • b. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • f. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • g. uitoefening van de nevenfunctie dient als onderdeel van het agrarische bedrijf uitgevoerd te worden waarbij geen sprake mag zijn van een zelfstandige onderneming;
  • h. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

Tabel 9.1 Nevenfuncties die na afwijking zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
blauwe diensten   alle gronden   0  
wandel- of ruiterpaden over het boerenland   alle gronden   0  
natuur- en milieueducatie rondleidingen   alle gronden   0  

9.5.2 Ten behoeve van de teelt van ruwvoeder

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid  9.4 onder a, teneinde de teelt van ruwvoeder toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. ten hoogste 20% van de bij het bedrijf behorende bedrijfsgronden mag worden gebruikt voor de teelt van ruwvoeder anders dan gras;
  • b. de noodzaak voor de teelt van ruwvoeder anders dan gras dient aangetoond te worden;
  • c. de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 9.1 onder b niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 10 Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Graslanden

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Graslanden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden veehouderijbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.11 onder g;
  • b. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
    • 1. water;
    • 2. kenmerkende landschapsstructuur;
  • c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. de in tabel 10.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing en gronden, die in gebruik mogen worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.

Tabel 10.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
verkoop-aan-huis van agrarische producten (eventueel be- of verwerkt)   0   100  
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing   0   500  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   alle gronden   100  
bed & breakfast   0   maximaal 4 kamers en 8 bedden  

- = Niet van toepassing.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn de volgende gebouwen en bouwwerken ook buiten het bouwvlak toegestaan;
    • 1. erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. kuilvoerplaten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kuilvoerplaat';
  • c. de dakhelling van gebouwen die met een kap worden afgedekt bedraagt ten minste 12° en ten hoogste 50°;
  • d. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt 1 tenzij anders middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • e. overigens geldt het volgende:
  max. oppervlak per bouwvlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan-, uitbouwen)   -   750 m³   5 m   9 m  
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   50 m²   -   3 m   -  
ondersteunend glas   100 m²   -   6 m   10 m  
overige bedrijfsgebouwen   volledig bouwvlak   -   8 m   10 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -  
1 m
1 m
2 m  
silo's   -   -   -   12 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   -   -   3 m  

- = Niet van toepassing.

10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 10.2 onder a, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist;
  • b. het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum oppervlak van de overschrijding ten hoogste 100 m² bedraagt en hiermee de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 10.1 onder b niet onevenredig worden aangetast;
  • e. afwijking wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

10.3.2 Ten behoeve van de realisatie van een veldschuur

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 onder a ten behoeve van de realisatie van een veldschuur behorende bij een agrarisch veehouderijbedrijf buiten het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de veldschuur dient noodzakelijk te zijn voor de agrarische bedrijfsvoering of het welzijn van het vee;
  • b. veldschuren voor het hobbymatig houden van vee zijn niet toegestaan;
  • c. de oppervlakte van de veldschuur bedraagt ten hoogste 50 m2;
  • d. de goothoogte van de veldschuur bedraagt ten hoogste 4 m;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 10.1 onder b niet onevenredig worden aangetast;
  • f. afwijking wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

10.3.3 Ten behoeve van een solitaire windturbine

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 onder e teneinde een solitaire windturbine mogelijk te maken, met inachtneming van het volgende:

  • a. de maximale hoogte bedraagt 15 meter en dient binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd;
  • b. het maximale vermogen bedraagt 30 kw;
  • c. bij de realisatie van een solitaire windturbine dient een minimale afstand van 25 meter van de ondergrondse en bovengrondse gasinfrastructuur aangehouden te worden.
  • d. de windturbine dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de windturbine dient als onderdeel van het agrarische bedrijf uitgevoerd te worden waarbij geen sprake mag zijn van een zelfstandige onderneming.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan;
  • b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
  • c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
  • d. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning inclusief bijgebouwen met een maximum van 40 m²;
  • e. paardenbakken zijn niet toegestaan.
  • f. wijziging van het bestaande (zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met dien verstande dat dit niet meer mag zijn dan is toegestaan op basis van de milieuvergunning of melding) aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen is niet toegestaan indien dit leidt tot een significante toename van de ammoniakemissie.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 10.2 genoemde nevenfuncties, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak;
  • c. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • e. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • g. parkeren dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • h. uitoefening van de nevenfunctie dient als onderdeel van het agrarische bedrijf uitgevoerd te worden waarbij geen sprake mag zijn van een zelfstandige onderneming;
  • i. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • j. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • k. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m² en mag er niet meer dan 4.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • l. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • m. ten aanzien van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
    • 1. in aanvulling op het bepaalde onder b geldt dat ten hoogste een strook van 100 m buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, in gebruik genomen mag worden voor de nevenfunctie;
    • 2. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 15 per bouwvlak;
    • 3. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober.
  • n. bij de realisatie van een solitaire windturbine dient een minimale afstand van 25 meter van de ondergrondse en bovengrondse gasinfrastructuur aangehouden te worden.

Tabel 10.2 Nevenfuncties die na afwijking zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
agrarisch hulp- en nevenbedrijf   -   200  
agrarisch loonbedrijf   -   200  
hovenier   -   200  
veehandelsbedrijf, africhtingsbedrijf voor paarden, foeragehandel, paardenhandel   -   200  
veearts   -   100  
hoefsmederij   -   100  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten   -   200  
blauwe diensten   alle gronden   100  
opslag en stalling van niet-agrarische producten   -   500  
kinderboerderij   -   100  
paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets)   alle gronden   200  
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur   alle gronden   100  
wandel- of ruiterpaden over het boerenland   alle gronden   -  
kleinschalige horecagelegenheid   -   100  
kampeerboerderij   -   200  
kleinschalig kamperen   -   100  
boerengolf   alle gronden   100  
bezoekerscentrum   -   100  
sociale functie   -   200  
natuur- en milieueducatie rondleidingen   alle gronden   100  
solitaire windturbine (max. 15 m hoog en max 30 kw vermogen)   alle gronden, mits binnen het bouwvlak gelegen   0  

- = Niet van toepassing.

10.5.2 Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de tabellen 10.1 en 10.2 teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge de tabellen 10.1 en 10.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 10.5.1.

10.5.3 Ten behoeve van paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.4 om paardenbakken toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan voor zover gelegen binnen het bouwvlak en binnen het woonkavel;
  • b. de afmeting van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
  • c. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
  • d. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

10.5.4 Ten behoeve van een plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning komt te vervallen;
  • d. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 10.2 van toepassing blijven;
  • e. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).
10.6 Wijzigingsbevoegdheden
10.6.1 Ten behoeve van wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Graslanden wijzigen in Wonen indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is en door de initiatiefnemer is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;
  • b. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • c. ten hoogste 1.000 m² van het te wijzigen bouwvlak wordt gewijzigd in de bestemming Wonen en afgestemd op de bestaande inrichting;
  • d. de overige niet tot de woning behorende gronden worden voorzien van een bij de agrarische zone passende agrarische bestemming zonder bouwvlak;
  • e. met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbij behorende erfbebouwing met een maximum van 50 m2, worden alle gebouwen en kassen gesloopt;
  • f. het wonen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • h. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 10.1 onder b niet onevenredig worden aangetast;
  • i. wijziging wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

Artikel 11 Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Waardevolle graslanden

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Waardevolle graslanden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden veehouderijbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.11 onder g;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur': uitsluitend een veldschuur;
  • c. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
    • 1. karakteristieke graslanden;
    • 2. water;
    • 3. kenmerkende landschapsstructuur;
    • 4. weidevogels;
    • 5. waardevolle oever en slootvegetatie;
    • 6. geriefhoutbosjes en houtwallen en -singels;
  • d. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. de in tabel 11.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing en gronden, die in gebruik mogen worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.

Tabel 11.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
verkoop-aan-huis van agrarische producten (eventueel be- of verwerkt)   0   100  
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing   0   500  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   alle gronden   100  
bed & breakfast   0   maximaal 4 kamers en 8 bedden  

- = Niet van toepassing.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en geldt de volgende regel:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn de volgende gebouwen en bouwwerken ook buiten het bouwvlak toegestaan;
    • 1. erf- en terreinafscheidingen;
  • c. de dakhelling van gebouwen die met een kap worden afgedekt bedraagt ten minste 12° en ten hoogste 50°;
  • d. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt 1 tenzij anders middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • e. overigens geldt het volgende:
  max. oppervlak per bouwvlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan-, uitbouwen)   -   750 m³   5 m   9 m  
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   50 m²   -   3 m   -  
ondersteunend glas   100 m²   -   6 m   10 m  
overige bedrijfsgebouwen   volledig bouwvlak   -   8 m   10 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -  
1 m
1 m
2 m  
silo's   -   -   -   12 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   -   -   3 m  

- = Niet van toepassing.

11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 11.2 onder a, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist;
  • b. het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum oppervlak van de overschrijding ten hoogste 100 m² bedraagt en hiermee de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 11.1 onder c niet onevenredig worden aangetast;
  • e. afwijking wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

11.3.2 Ten behoeve van de realisatie van een veldschuur

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 ten behoeve van de realisatie van een veldschuur behorende bij een agrarisch veehouderijbedrijf buiten het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de veldschuur dient noodzakelijk te zijn voor de agrarische bedrijfsvoering of het welzijn van het vee;
  • b. veldschuren voor het hobbymatig houden van vee zijn niet toegestaan;
  • c. de oppervlakte van de veldschuur bedraagt ten hoogste 50 m2;
  • d. de goothoogte van de veldschuur bedraagt ten hoogste 4 m;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 11.1 onder c niet onevenredig worden aangetast;
  • f. afwijking wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

11.3.3 Ten behoeve van een solitaire windturbine

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 onder e teneinde een solitaire windturbine mogelijk te maken, met inachtneming van het volgende:

  • a. de maximale hoogte bedraagt 15 meter en dient binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd;
  • b. het maximale vermogen bedraagt 30 kw;
  • c. bij de realisatie van een solitaire windturbine dient een minimale afstand van 25 meter van de ondergrondse en bovengrondse gasinfrastructuur aangehouden te worden.
  • d. de windturbine dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de windturbine dient als onderdeel van het agrarische bedrijf uitgevoerd te worden waarbij geen sprake mag zijn van een zelfstandige onderneming.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan;
  • b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
  • c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
  • d. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning inclusief bijgebouwen met een maximum van 40 m²;
  • e. paardenbakken zijn niet toegestaan.
  • f. wijziging van het bestaande (zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met dien verstande dat dit niet meer mag zijn dan is toegestaan op basis van de milieuvergunning of melding) aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen is niet toegestaan indien dit leidt tot een significante toename van de ammoniakemissie.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1 ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 11.2 genoemde nevenfuncties, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak;
  • c. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • e. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • g. parkeren dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • h. uitoefening van de nevenfunctie dient als onderdeel van het agrarische bedrijf uitgevoerd te worden waarbij geen sprake mag zijn van een zelfstandige onderneming;
  • i. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • j. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • k. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m² en mag er niet meer dan 4.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • l. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • m. ten aanzien van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
    • 1. in aanvulling op het bepaalde onder b geldt dat ten hoogste een strook van 100 m buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, in gebruik genomen mag worden voor de nevenfunctie;
    • 2. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 15 per bouwvlak;
    • 3. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober.

Tabel 11.2 Nevenfuncties die na afwijking zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
agrarisch hulp- en nevenbedrijf   -   200  
agrarisch loonbedrijf   -   200  
hovenier   -   200  
veehandelsbedrijf, africhtingsbedrijf voor paarden, foeragehandel, paardenhandel   -   200  
veearts   -   100  
hoefsmederij   -   100  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten   -   200  
blauwe diensten   alle gronden   100  
opslag en stalling van niet-agrarische producten   -   500  
kinderboerderij   -   100  
paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets)   alle gronden   200  
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur   alle gronden   100  
wandel- of ruiterpaden over het boerenland   alle gronden   -  
kleinschalige horecagelegenheid   -   100  
kampeerboerderij   -   200  
kleinschalig kamperen   -   100  
boerengolf   alle gronden   100  
bezoekerscentrum   -   100  
sociale functie   -   200  
natuur- en milieueducatie rondleidingen   alle gronden   100  

- = Niet van toepassing.

11.5.2 Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de tabellen 11.1 en 11.2 teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge de tabellen 11.1 en 11.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 11.5.2.

11.5.3 Ten behoeve van paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.4 om paardenbakken toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan voor zover gelegen binnen het bouwvlak en binnen het woonkavel;
  • b. de afmeting van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
  • c. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
  • d. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

11.5.4 Ten behoeve van een plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning komt te vervallen;
  • d. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 11.2 van toepassing blijven;
  • e. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).
11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Waardevolle graslanden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van ondergrondse transport- of communicatieleidingen;
  • b. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  • c. het (ver)graven of dempen van sloten, watergangen en open water;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van paden/wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het vellen en rooien van houtopstanden.

11.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 11.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. uitgevoerd worden binnen een bouwvlak;
  • d. een vergunning of ontheffing op grond van de Keur van het waterschap vereisen.

11.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 11.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

11.7 Wijzigingsbevoegdheid
11.7.1 Ten behoeve van wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Waardevolle graslanden wijzigen in Wonen indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is en door de initiatiefnemer is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;
  • b. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • c. ten hoogste 1.000 m² van het te wijzigen bouwvlak wordt gewijzigd in de bestemming Wonen en afgestemd op de bestaande inrichting;
  • d. de overige niet tot de woning behorende gronden worden voorzien van een bij de agrarische zone passende agrarische bestemming zonder bouwvlak;
  • e. met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbij behorende erfbebouwing met een maximum van 50 m2, worden alle gebouwen en kassen gesloopt;
  • f. het wonen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • h. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 10.1 onder b niet onevenredig worden aangetast;
  • i. wijziging wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

Artikel 12 Bedrijf

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  • a. bedrijven vallende in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

alsmede voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verhuisbedrijf': een verhuisbedrijf uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afvalstoffenverwerking': tevens een afvalstoffenverwerkingsbedrijf uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - auto- en touringcarbedrijf': een auto- en touringcarbedrijf uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - standbouw': een standbouwbedrijf uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - werf': een scheepswerf uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en activiteiten gerelateerd aan een haven ten behoeve van de pleziervaart;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum': tevens een indoor sportcentrum uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

met dien verstande dat in afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de volgende aanduidingen uitsluitend de volgende bedrijfstypen toegestaan:

  • h. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie': een rioolwaterzuiveringsinstallatie uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg': een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gaswinlocatie': een gaswinlocatie;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier': een hoveniersbedrijf;
  • l. ter plaatsen van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hovenier tevens tuincentrum': een hovenier en tuincentrum;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag bouwmaterialen': de opslag van bouwmaterialen uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': een nutsvoorziening;
  • o. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
  • c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt 1 tenzij anders middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • d. overigens geldt het volgende:

  max. oppervlak per bouwvlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan-, uitbouwen)   -   750 m3   5 m*   9 m*  
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   50 m²     3 m    
bedrijfsgebouwen   -   bestaand + 10%   6 m*   10 m**  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -  
1 m
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   -   -   5 m  

- = Niet van toepassing.

* tenzij anders is aangegeven door middel van de maatvoeringaanduiding maximum goothoogte

** tenzij anders is aangegeven door middel van de maatvoeringaanduiding maximum bouwhoogte

12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Ten behoeve van overschrijden bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 12.2 onder a, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving is vereist;
  • b. het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum oppervlak van de overschrijding ten hoogste 100 m² bedraagt en hiermee de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Bevi-inrichtingen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bevi' toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • e. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • f. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  • g. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • h. internetverkoop is toegestaan, mits ondergeschikt aan de hoofdfunctie;
  • i. internetverkoop inclusief afhaalpunt is toegestaan, mits ondergeschikt aan en als onderdeel van de hoofdfunctie.
  • j. ter plaatse van de aanuiding ter plaatsen van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hovenier tevens tuincentrum' gebruik van bestaande bebouwing ten behoeve van een showroom, werkruimte en kantoorvoorzieningen, verkoop van niet-levende tuingoederen zoals zand en potgrond, de opslag van zand, grind, puin en gereedschappen. Tevens zijn containers ten behoeve van opslag toegestaan.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit één categorie hoger dan in lid 12.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 12.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 12.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

12.5.2 Ten behoeve van paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.4 om paardenbakken toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan voor zover gelegen binnen het bouwvlak en binnen het woonkavel;
  • b. de afmeting van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
  • c. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
  • d. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

Artikel 13 Bedrijf - Afsluiterlocatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Afsluiterlocatie'aangewezen gronden zijn bestemd voor een afsluitvoorziening en bijbehorende gebouwen en bouwwerken en daarbij behorende: ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de totale oppervlakte en de bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer dan bestaand bedragen.
  • b. voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt een maximale bouwhoogte van 5 meter.
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 14 Bedrijf - Agrarisch aanverwant

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  • a. aan het bollencomplex verwante niet-agrarische bedrijven;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
  • c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt 1 tenzij anders middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • d. overigens geldt het volgende:
  max. oppervlak per bouwvlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan-, en uitbouwen)   -   750 m³   5 m   9 m  
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   50 m²   -   3 m   -  
bedrijfsgebouwen   -   bestaand + 10%   8 m   10 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -  
1 m
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   -   -   5 m  

- = Niet van toepassing.

14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Ten behoeve van overschrijden bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 14.2 onder a, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving is vereist;
  • b. het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum oppervlak van de overschrijding ten hoogste 100 m² bedraagt en hiermee de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.

14.3.2 Ten behoeve van overschrijding maximum inhoud van bedrijfsgebouwen en kassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 14.2 onder d, om de maximum inhoud voor bedrijfsgebouwen en kassen te vergroten, met inachtneming van het volgende:

  • a. de uitbreiding bedraagt ten hoogste 30% van de bestaande inhoud, zoals bedoeld in lid 1.21;
  • b. bouwen buiten het bouwvlak is uitsluitend toegestaan indien vergroting binnen het bouwvlak niet mogelijk is, met dien verstande dat de bestemmingsgrens in geen geval wordt overschreden;
  • c. van de bevoegdheid wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien:
    • 1. de omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
    • 2. indien door de initiatiefnemer is aangetoond dat verplaatsing van het bedrijf naar een bedrijventerrein niet mogelijk is.

14.3.3 Ten behoeve van een eerste bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 onder a en/of c ten behoeve van de bouw van een 1e agrarische bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een volwaardig bedrijf waar permanente toezicht vereist is;
  • b. de bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is;
  • c. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er nog niet eerder een bedrijfswoning aan de gronden gerelateerd is geweest;
  • d. de initiatiefnemer dient met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat aan het gestelde onder a en b wordt voldaan;
  • e. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • f. de bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
  • b. paardenbakken zijn niet toegestaan.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
14.5.1 Ten behoeve van paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.4 om paardenbakken toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan voor zover gelegen binnen het bouwvlak en binnen de woonkavel;
  • b. de afmeting van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
  • c. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
  • d. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

Artikel 15 Bedrijf - Handels- en exportbedrijf

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Handels- en exportbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. handels- en exportbedrijven;
  • b. de teelt van bollen bij wijze van neventak;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - wintertennis': tevens een indoortennisbaan;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
  • c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt 1 tenzij anders middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • d. overigens geldt het volgende:
  max. oppervlak per bouwvlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan-, uitbouwen)   -   750 m³   5 m   9 m  
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   50 m²   -   3 m   -  
bedrijfsgebouwen en kassen   -   bestaand + 10%   8 m *   10 m *  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -  
1 m
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   -   -   3 m  

- = Niet van toepassing

* Tenzij anders middels de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven.

15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Ten behoeve van overschrijding bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 15.2 onder a, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving is vereist;
  • b. het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum oppervlak van de overschrijding ten hoogste 100 m² bedraagt en hiermee de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast.

15.3.2 Ten behoeve van overschrijding maximum inhoud van bedrijfsgebouwen en kassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 15.2 onder d, om de maximum inhoud voor bedrijfsgebouwen en kassen te vergroten, met inachtneming van het volgende:

  • a. uitbreiding dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. bouwen buiten het bouwvlak is uitsluitend toegestaan indien vergroting binnen het bouwvlak niet mogelijk is, met dien verstande dat de bestemmingsgrens in geen geval wordt overschreden;
  • c. de landschappelijke kwaliteit dient niet significant te worden aangetast;
  • d. de omliggende (agrarische) bedrijven worden niet onevenredig in hun bedrijfsvoering beperkt;
  • e. initiatiefnemer dient aan te tonen dat het uit te breiden bedrijf geen mogelijkheden heeft om zich op een bedrijventerrein te vestigen.

15.3.3 Ten behoeve van een eerste bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 onder a en/of c ten behoeve van de bouw van een 1e agrarische bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een volwaardig bedrijf waar permanente toezicht vereist is;
  • b. de bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is;
  • c. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er nog niet eerder een agrarische bedrijfswoning aan de gronden gerelateerd is geweest;
  • d. de initiatiefnemer dient met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat aan het gestelde onder a en b wordt voldaan;
  • e. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • f. de bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  • a. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
  • b. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • c. het gebruik als indoortennisbaan zoals bedoeld in lid 15.1 onder c vindt uitsluitend plaats in de periode van 1 oktober tot 1 april
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
15.5.1 Ten behoeve van paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.4 om paardenbakken toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan voor zover gelegen binnen het bouwvlak en binnen het woonkavel;
  • b. de afmeting van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
  • c. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
  • d. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

Artikel 16 Bos

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. bosbouw, zoals genoemd in artikel 1 lid 1.11 onder d;
  • c. water;
  • d. extensieve dagrecreatie;
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.
16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Bos zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van ondergrondse transport- of communicatieleidingen;
  • b. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  • c. het (ver)graven of dempen van sloten, watergangen en open water;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van paden/wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het vellen en rooien van houtopstanden.

16.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 16.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. uitgevoerd worden binnen een bouwvlak;
  • d. een vergunning of ontheffing op grond van de Keur van het waterschap vereisen.

16.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 16.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 17 Detailhandel

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een tuincentrum;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water op perceelsniveau en toegangswegen.
17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
  • c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt 1 tenzij anders middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • d. overigens geldt het volgende:
  max. oppervlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan-, uitbouwen)   -   750 m³   5 m   9 m  
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   50 m²   -   3 m   -  
bedrijfsgebouwen   -   bestaand + 10%   6 m   10 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -  
1 m
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   -   -   3 m  

- = Niet van toepassing.

17.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • c. het maximum oppervlak in gebruik voor aanverwante en ondergeschikte overige detailhandel en horeca bedraagt ten hoogste 20% van het verkoopvloeroppervlak;
  • d. paardenbakken zijn niet toegestaan.
17.4 Afwijken van de gebruiksregels
17.4.1 Ten behoeve van paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.3 om paardenbakken toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan voor zover gelegen binnen het bouwvlak en binnen het woonkavel;
  • b. de afmeting van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
  • c. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
  • d. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

Artikel 18 Gemengd

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een bollenteeltbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.11 onder b;
  • b. culturele voorzieningen;
  • c. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
    • 1. bollenvelden;
    • 2. grootschalige openheid;
    • 3. kenmerkende landschapsstructuur;
    • 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen;
  • d. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. de in tabel 17.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing en gronden, die in gebruik mogen worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.

Tabel 17.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt)   -   100  
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing   -   500  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   alle gronden   100  
bed & breakfast   -   maximaal 4 kamers en 8 bedden  
horeca ondersteunend aan culturele activiteiten   -   -  

- = Niet van toepassing.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn de volgende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ook buiten het bouwvlak toegestaan;
    • 1. rolkassen die een basis hebben binnen het bouwvlak:
    • 2. boogkassen aansluitend aan het bouwvlak, die ten hoogste 3 maanden per jaar aanwezig zijn;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen;
  • c. de dakhelling van gebouwen die met een kap worden afgedekt bedraagt ten minste 12° en ten hoogste 50°;
  • d. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt 1 tenzij anders middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • e. overigens geldt het volgende:
  max. oppervlak per bouwvlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan-, uitbouwen)   -   750 m³   5 m   9 m  
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   50 m²   -   3 m   -  
ondersteund glas   3.000 m²   -   6 m   10 m  
bedrijfsgebouwen   250 m² per hectare duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond met een maximum van 3.000 m²   -   8 m   10 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -  
1 m
1 m
2 m  
silo's   -   -   -   12 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   -   -   3 m  

- = Niet van toepassing.

18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 18.2 onder a, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist;
  • b. het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum te overschrijden oppervlak ten hoogste 100 m² bedraagt;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 18.1 onder c niet onevenredig worden aangetast;
  • e. afwijking wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijke overeenkomt is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
18.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan;
  • b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
  • c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
  • d. het gebruik van afdekfolies is toegestaan;
  • e. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning inclusief bijgebouwen met een maximum van 40 m²;
  • f. paardenbakken zijn niet toegestaan.
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.5.1 Ten behoeve van paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.4 om paardenbakken toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan voor zover gelegen binnen het bouwvlak en binnen het woonkavel;
  • b. de afmeting van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
  • c. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
  • d. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.
18.6 Wijzigingsbevoegdheden
18.6.1 Ten behoeve van wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Gemengd wijzigen in Wonen indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is en door de initiatiefnemer is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;
  • b. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • c. ten hoogste 1.000 m² van het te wijzigen bouwvlak wordt gewijzigd in de bestemming Wonen en afgestemd op de bestaande inrichting;
  • d. de overige niet tot de woning behorende gronden worden voorzien van een agrarische bestemming zonder bouwvlak;
  • e. met uitzondering van de bedrijfswoning en de daarbij behorende erfbebouwing met een maximum van 50 m2, worden alle gebouwen en kassen gesloopt;
  • f. het wonen dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • g. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • h. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 18.1 onder c niet onevenredig worden aangetast;
  • i. wijziging wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de bollencompensatie.

Artikel 19 Groen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  • b. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.
19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 20 Horeca

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven uit categorie 1a of 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - appartementen': tevens 4 recreatie appartementen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - tandarts': een tandartsartspartijk;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en toegangswegen.
20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
  • c. de dakhelling van gebouwen die met een kap worden afgedekt bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°;
  • d. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt 1 tenzij anders middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • e. overigens geldt het volgende:
  max. oppervlak per bouwvlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan-, uitbouwen)   -   750 m³   5 m   9 m  
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   50 m²   -   3 m   -  
bedrijfsgebouwen   -   bestaand + 10%   6 m   10 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -  
1 m
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   -   -   3 m
 
20.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. paardenbakken zijn niet toegestaan.
  • b. permanente bewoning van appartementen ter plaate van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - appartementen' is niet toegestaan.
20.4 Afwijken van de gebruiksregels
20.4.1 Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 20.1 om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 20.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 20.1 genoemd.

20.4.2 Ten behoeve van paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.3 om paardenbakken toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan voor zover gelegen binnen het bouwvlak en binnen het woonkavel;
  • b. de afmeting van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
  • c. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
  • d. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

 

Artikel 21 Maatschappelijk

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van maatschappelijk - ambulancepost': een ambulancepost;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molen': een molen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven': verenigingsleven;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water op perceelsniveau en toegangswegen.
21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
  • c. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • d. overigens geldt het volgende:
  max. oppervlak per bouwvlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfsgebouwen, met uitzondering van een molen   -   bestaand + 10%   6 m   10 m  
molen   -   bestaand   de bestaande goothoogte   de bestaande bouwhoogte  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -  
1 m
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   -   -   3 m  

Artikel 22 Natuur

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. natuur;
  • b. water;
  • c. extensieve dagrecreatie;
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - koebosje' tevens behoud van de voorkomende cultuurhistorische waarden, in de vorm van een koebosje.
22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
  • c. in afwijking van het gestelde onder a zijn ter plaatse van de 'specifieke vorm van natuur - koebosje' geen bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van ondergrondse transport- of communicatieleidingen;
  • b. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  • c. het (ver)graven of dempen van sloten, watergangen en open water;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van paden/wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het vellen en rooien van houtopstanden.

22.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 22.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. uitgevoerd worden binnen een bouwvlak;
  • d. een vergunning of ontheffing op grond van de Keur van het waterschap vereisen.

22.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 22.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 23 Recreatie

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': een volkstuincomplex;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'groen': een groenstrook behorende bij het volkstuincomplex;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water op perceelsniveau en toegangswegen.
23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. binnen een zone van 1 m vanaf de insteek van een sloot mag niet worden gebouwd;
  • b. per volkstuin bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen ten hoogste 30% van de oppervlakte van de betreffende volkstuin;
  • c. de hoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 2,3 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte ten hoogste 1,8 m bedraagt.

Artikel 24 Recreatie - Dierenweide

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dierenweide' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het hobbymatig houden van dieren;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water op perceelsniveau en toegangswegen.
24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
  • c. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • d. overigens geldt het volgende:
  max. oppervlak per bouwvlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfsgebouwen   -   bestaand   bestaand   bestaand
 
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -  
1 m
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -
 
-   3 m  

Artikel 25 Sport

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan': een golfbaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': een haven ten behoeve van de pleziervaart;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'manege': een manege;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water op perceelsniveau en toegangswegen.
25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaald onder a zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' ook buiten het bouwvlak toegestaan;
  • c. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, tenzij anders middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • d. overigens geldt het volgende:
  max. oppervlak per bouwvlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfsgebouwen   -   bestaand + 10%   6 m   10 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -  
1 m
1 m
2 m  
ballenvangers ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan'   -   -   -   8 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   -   -   5 m  
lichtmasten         18 m  

Artikel 26 Verkeer

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.
26.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding, de verlichting of geluidswerende voorzieningen, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 27 Water

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding (peilvlakniveau);
  • b. verkeer te water;
  • c. ondergeschikt groen;
  • d. bruggen ten behoeve van langzaam verkeer en/of bestemmingsverkeer.
27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat steigers niet zijn toegestaan.
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 28 Wonen

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. ter plaatste van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenbak': uitsluitend een paardenbak;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen.

met daaraan ondergeschikt:

  • d. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. bed & breakfast als nevenfuncties met maximaal maximaal 4 kamers en 8 bedden ten dienste van de nevenfunctie.
28.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a zijn bijgebouwen eveneens toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • d. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt 1, tenzij anders middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • e. overigens geldt het volgende:
  max. oppervlak per bouwvlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
woning (inclusief aan-, uitbouwen)   -   750 m³   5 m   9 m  
bijgebouwen en overkappingen   50 m²,*en**met dien verstande dat ten minste 50% van het bouwvlak onbebouwd blijft   -   3 m   -  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -  
1 m
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   -   -   3 m  

* tenzij anders doormiddel van de maatvoeringsaanduiding 'maximum oppervlakte bijgebouwen' is aangegeven.

** met dien verstande dat de totale oppervlakte aan bebouwing ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' niet meer mag bedragen dan 100 m2

met dien verstande dat:

  • f. een tweede woning op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - duinweg 40' uitsluitend is toegestaan nadat op het perceel Duinweg 40 een minimale oppervlakte van 1.198 m2 aan bedrijfsloodsen gesloopt is en blijft overeenkomstig het landschapsadvies zoals opgenomen in bijlage 4;
  • g. een tweede woning op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - achterweg 19' uitsluitend is toegestaan nadat:
    • 1. op het perceel Achterweg 19 een minimale oppervlakte van 3.000 m2 aan kassen en een minimale oppervlakte van 498 m2 aan schuren gesloopt zijn en blijven overeenkomstig het landschapsadvies zoals opgenomen in bijlage 4;
    • 2. de aanduiding 'milieuzone - geurzone' van het bedrijf aan de Achterweg 11a van het beoogde woonperceel is komen te vervallen;
  • h. een tweede woning op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - achterweg 10' uitsluitend is toegestaan nadat:
    • 1. op het perceel Achterweg 10 een minimale oppervlakte van 865 m2 aan kassen gesloopt is en blijft overeenkomstig het landschapsadvies zoals opgenomen in bijlage 4;
    • 2. de aanduiding 'milieuzone - geurzone' van het bedrijf aan de Achterweg 11a van het beoogde woonperceel is komen te vervallen;
  • i. een tweede en derde woning op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - wilgendam 5' uitsluitend zijn toegestaan nadat op het perceel Vogelaardreef 8 de bedrijfswoning, een minimale oppervlakte van 320 m2 aan kassen en een minimale oppervlakte van 740 m2 aan schuren gesloopt zijn en blijven en op het perceel Wilgendam 5 een minimale oppervlakte van 204 m2 aan schuren gesloopt is en blijft overeenkomstig het landschapsadvies zoals opgenomen in bijlage 4;
  • j. de woning op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zwarteweg 18a' uitsluitend is toegestaan nadat:
    • 1. op het perceel Zwarteweg 18A een minimale oppervlakte van 3.100 m2 aan kassen gesloopt is en blijft en op de in het landschapsadvies aangegeven locatie een minimale oppervlakte van 300 m2 aan schuren gesloopt is en blijft, overeenkomstig het landschapsadvies zoals opgenomen in bijlage 4;
    • 2. en voorts een resterende oppervlakte van 400 m2 kas gesloopt wordt en blijft ofwel in een overeenkomst met de Greenport Ontwikkelings Maatschappij gecompenseerd wordt;
  • k. de onder f t/m j bedoelde woningen ieder voor zich uitsluitend zijn toegestaan voor zover adequate landschappelijke inpassing plaatsvindt op basis van het landschapsadvies in bijlage 4.
28.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. paardenbakken zijn niet toegestaan.
  • b. voor aan-huis-verbonden beroep en bedrijf geldt:
    • 1. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie gehandhaafd;
    • 2. uitsluitend worden activiteiten uitgevoerd als bedoeld in categorie 1 en 2 van de bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' dan wel activiteiten die naar hun aard en omvang gelijk te stellen zijn aan de genoemde categorieën;
    • 3. de bedrijfs/beroepsactiviteiten worden door de bewoner(s) uitgeoefend;
    • 4. maximaal 1/3e deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, wordt gebruikt ten behoeve van de bedrijfs/beroepsactiviteiten, met een maximum van 50 m²;
    • 5. horeca en/of detailhandel zijn niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel;
    • 6. buitenopslag ten behoeve van de activiteit is niet toegestaan;
    • 7. lichtreclame is niet toegestaan;
    • 8. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
28.4 Afwijken van de gebruiksregels
28.4.1 Ten behoeve van paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.3 om paardenbakken toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. de afmeting van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
  • c. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 25 m;
  • d. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing.

Artikel 29 Wonen - Landgoed

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. landgoederen met een parkachtige aanleg;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen.
29.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden zijn uitsluitend erf- en terreinafscheidingen toegestaan;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m.
29.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • paardenbakken zijn niet toegestaan.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Wonen - Landgoed zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van ondergrondse transport- of communicatieleidingen;
  • b. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  • c. het (ver)graven of dempen van sloten, watergangen en open water;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van paden/wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het vellen en rooien van houtopstanden.

29.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 29.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. uitgevoerd worden binnen een bouwvlak;
  • d. een vergunning of ontheffing op grond van de Keur van het waterschap vereisen.

29.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 29.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 30 Leiding - Gas

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een aardgastransportleiding.

30.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 30.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
30.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid  30.2 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad. Alvorens te beslissen wint het bevoegdgezag schriftelijk advies in in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van ondergrondse transport- of communicatieleidingen;
  • b. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  • c. het (ver)graven of dempen van sloten, watergangen en open water;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van paden/wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplanting of bomen.
  • f. het indrijven van voorwerpen in de bodem zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • g. het permanent opslaan van goederen.

30.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 30.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 30.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

30.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 30.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of wordt voldaan aan deze voorwaarde.

Artikel 31 Leiding - Hoogspanning

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor hoogspanningsleidingen met de daarbij behorende beschermingszone aan weerszijden uit het hart van de kabel.

31.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldt dat in afwijking van het bepaalde bij de bestemmingen, zoals bedoeld in lid 31.1 niet mag worden gebouwd.

31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanning zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen of afgraven, dieper dan 1,00 m onder peil;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. diepploegen, dieper dan 1,00 m onder peil;
  • e. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies, dieper dan 1,00 m onder peil;
  • f. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen, dieper dan 1,00 m onder peil;
  • g. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • h. het aanbrengen van elementenverharding, halfverharding of overige verhardingen, waarbij dieper dan 1,00 m onder peil gegraven wordt.

31.3.2 Uitzonderingen op uitvoeringsverbod

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

31.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 31.3.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsleidingen als bedoeld in 31.1;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 32 Leiding - Riool

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een rioolleiding.

32.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 32.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
32.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 32.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van ondergrondse transport- of communicatieleidingen;
  • b. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  • c. het (ver)graven of dempen van sloten, watergangen en open water;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van paden/wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen.

32.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 32.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 32.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

32.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 32.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 33 Leiding - Water

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een waterleiding.

33.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 33.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
33.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 33.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van ondergrondse transport- of communicatieleidingen;
  • b. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  • c. het (ver)graven of dempen van sloten, watergangen en open water;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van paden/wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen.

33.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 33.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 33.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

33.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 33.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 34 Waarde - Archeologie - 2

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

34.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 34.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen, anders dan met een archeologisch onderzoek, kan aantonen dat de grond zodanig is verstoord dat er geen archeologische waarden te verwachten zijn.
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
    • 4. een bouwwerk dat mag worden gebouwd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

34.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 34.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 34.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

34.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  34.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen, anders dan met een archeologisch onderzoek, kan aantonen dat de grond zodanig is verstoord dat er geen archeologische waarden te verwachten zijn.

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien op basis van archeologisch

onderzoek of een noodzakelijkheidstoets is aangetoond dat de archeologische

waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad of niet langer sprake

is van te verwachten archeologische waarden

Artikel 35 Waarde - Archeologie - 3

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

35.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 35.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen, anders dan met een archeologisch onderzoek, kan aantonen dat de grond zodanig is verstoord dat er geen archeologische waarden te verwachten zijn.
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    • 4. een bouwwerk dat mag worden gebouwd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

35.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 35.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 35.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

35.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  35.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
  • c. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen, anders dan met een archeologisch onderzoek, kan aantonen dat de grond zodanig is verstoord dat er geen archeologische waarden te verwachten zijn.

Artikel 36 Waarde - Archeologie - 4

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

36.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 36.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen, anders dan met een archeologisch onderzoek, kan aantonen dat de grond zodanig is verstoord dat er geen archeologische waarden te verwachten zijn.
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50.000 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
    • 4. een bouwwerk dat mag worden gebouwd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 4 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

36.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 36.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 36.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50.000 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

36.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  36.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
  • c. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen, anders dan met een archeologisch onderzoek, kan aantonen dat de grond zodanig is verstoord dat er geen archeologische waarden te verwachten zijn.

Artikel 37 Waterstaat - Waterkering

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.

37.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 37.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
37.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 37.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 38 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 39 Algemene bouwregels

39.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
39.2 Bestaande maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden.
  • b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
39.3 Herbouw (bedrijfs)woningen
  • a. algehele herbouw van (bedrijfs)woningen mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing voor (bedrijfs)woningen gelegen aan 30 km/h-wegen.
39.4 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de ondergrondse ruimte mag uitsluitend vanuit de binnenzijde van het gebouw waaronder het wordt gerealiseerd, toegankelijk zijn;
  • b. de bouw van de ondergrondse ruimte behorende bij en dienstbaar aan de woning is uitsluitend toelaatbaar voor zover zich in het bouwvlak een woning bevindt;
  • c. de ondergrondse ruimte bestaat uit ten hoogste één bouwlaag;
  • d. het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar direct onder de woning waarbij de ondergrondse ruimte niet voorbij de buitenmuren van de woning komen;
  • e. de inhoud van ondergrondse ruimten worden niet meegerekend bij de maximale inhoudsmaat van de woning;
  • f. het kunstmatig verhogen van het peil rond de woning is niet toegestaan.

Artikel 40 Algemene gebruiksregels

  • a. Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
  • b. Het gebruik van bedrijfswoningen, woningen en/of wooneenheden anders dan voor één huishouden is niet toegestaan.

Artikel 41 Algemene aanduidingsregels

41.1 Molenbiotoop
41.1.1 Molenbiotoop en molen in buitengebied

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de volgende regels:

  • a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht en mag geen beplanting aanwezig zijn hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht en mag geen beplanting aanwezig zijn met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a en b, indien:
    • 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en beplanting en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
    • 2. toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden;
  • d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.
41.2 Landgoedbiotoop

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landgoedbiotoop' geldt in aanvulling op hoofdstuk 2 dat bij ontwikkelingen de waarden van de landgoedbiotoop beschermd dienen te worden, en waar mogelijk dienen ontwikkelingen gericht te zijn op verbetering en versterking van de kwaliteit van het landgoed en de bijbehorende biotoop.

41.3 Milieuzone - geurzone

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' mogen geen nieuwe woningen en andere geurgevoelige objecten worden gebouwd.

41.4 wetgevingszone - afwijkingsgebied

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het toestaan van steigers binnen de bestemming Water met dien verstande dat:

  • a. afwijking uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied';
  • b. afwijking is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een steiger behorende bij de watersportvereniging;
  • c. de lengte van de steiger bedraagt ten hoogste 150 m
  • d. de steiger mag de doorvaart van de betreffende watergang niet belemmeren;
  • e. geen onevenredige belemmeringen optreden voor omliggende percelen
  • f. de verkeersaantrekkende werking dient in vehouding te staan tot de omliggende wegen.

Artikel 42 Algemene afwijkingsregels

42.1 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

42.2 Afwijkingsregels voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande fundamenten

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 39.3 ten behoeve van de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande fundamenten met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
  • b. de nieuwe situering dient milieuplanologisch inpasbaar te zijn;
  • c. er mogen geen milieutechnische beperkingen voor omliggende, bestaande (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • d. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.
42.3 Tijdelijke huisvesting (buitenlandse) werknemers

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 om (buitenlandse) werknemers bij agrarische bedrijven, agrarisch aanverwante bedrijven en handels- en exportbedrijven tijdelijk te huisvesten, met inachtneming van het volgende:

  • a. tijdelijke huisvesting van (buitenlandse) werknemers is uitsluitend toegestaan indien het tijdelijke huisvesting betreft bij het bedrijf waar de betreffende werknemer werkzaam is;
  • b. tijdelijke huisvesting is uitsluitend toegestaan als er een aantoonbare noodzaak is tijdens de piekperiode van het jaar voor het betreffende bedrijf;
  • c. het totaal aantal werknemers dat tijdelijk gehuisvest wordt, bedraagt ten hoogste 40 werknemers per bedrijf;
  • d. tijdelijke huisvesting is ten hoogste 3 maanden per jaar toegestaan;
  • e. ten behoeve van de tijdelijke huisvesting mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht met dien verstande dat tijdelijke woonunits wel zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. tijdelijke woonunits zijn uitsluitend toegestaan wanneer aangetoond kan worden dat andere mogelijkheden voor huisvesting niet mogelijk zijn;
    • 2. tijdelijke woonunits worden binnen het bouwvlak geplaatst en leiden niet tot een onevenredig aantasting van de in hoofdstuk 2 genoemde natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden bij de betreffende bestemming;
    • 3. de tijdelijke woonunits betreffen geen toercaravans, kampeerauto's of tenten;
    • 4. de tijdelijke woonunits worden na afloop van de vergunningtermijn fysiek verwijderd
  • f. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van functies mag niet onevenredig groot zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de huisvesting van werknemers;
  • g. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • h. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • i. de huisvesting dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

Artikel 43 Algemene wijzigingsregels

43.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

43.2 Waarde archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemmingen Waarde - Archeologie -2, - 3 en - 4 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
43.3 wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden ter plaatse van de wetgevingszone-wijzigingsgebied 1 wijziging in de bestemming Natuur, met dien verstande dat:

  • a. de gronden ingericht worden ten behoeve van de landschapsbouw en natuurontwikkeling waarbij uitsluitend andere bouwwerken tot een bouwhoogte van ten hoogste 2 m zijn toegestaan;
  • b. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of contractueel afspraken zijn gemaakt over een inspanningsverplichting en vergoedingen om tot bepaalde inrichting te komen.
43.4 Verbreding watergangen

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingen wijzigen in de bestemming Water, indien:

  • a. de bestemmingswijziging noodzakelijk is voor de verbreding van de hoofdwatergangen;
  • b. de ter plaatse aanwezige natuur- en landschapswaarden niet onevenredig aangetast worden;
  • c. een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de bollencompensatie conform de compensatieregeling bollenteeltgebied zoals opgenomen in de provinciale verordening.
43.5 Heterogene landschappen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen van gronden ter plaatse van de bestemmingen als bedoeld in artikel 3 tot en met 11, ten behoeve weiden met blaarkoppen en/of paarden, kruidenvelden, wandelpaden en natuur, ten behoeve van de versterking van een heterogeen landschap, met dien verstande dat:

  • a. aangetoond wordt dat de nieuwe functie de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 1 van de te wijzigen bestemming niet onevenredig aantast en passend is binnen deze waarden. Tevens dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • b. de nieuwe functie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de bollencompensatie conform de compensatieregeling bollenteeltgebied zoals opgenomen in de provinciale verordening.
43.6 Wijzigen aanduiding 'milieuzone - geurzone'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, betreffende de aanduiding 'milieuzone - geurzone', het plan te wijzigen zodanig dat de aanduiding geheel of gedeeltelijk van het plan wordt verwijderd, indien vaststaat dat er minder respectievelijk geen sprake meer is van geurhinder.

Artikel 44 Overige regels

44.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

44.2 Relatie

Ter plaatse van de aanduiding 'relatie' zijn 2 of meer bouwvlakken gekoppeld en gelden de volgende regels:

  • a. voor de toepassing van:
    • 1. gebruiksregels;
    • 2. bouwregels;
    • 3. afwijkingsbevoegdheden;
    • 4. wijzigingsbevoegdheden;

worden de gekoppelde bouwvlakken als één bouwvlak aangemerkt;

  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing indien de betreffende regel voortvloeit uit de op het bouwvlak opgenomen aanduiding.
44.3 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden – al dan niet gecombineerd - , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  • b. bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels die zijn neergelegd in 'Nota Parkeren en Stallen Noordwijk 2013', dan wel de opvolger dan die regel) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 45 Overgangsrecht

45.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
45.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 46 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied'.