direct naar inhoud van Regels
Plan: Wijzigingsplan Pastoorslaan Hillegom
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0534.wpPastoorslaan-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het wijzigingsplan 'Pastoorslaan Hillegom' van de gemeente Hillegom.

1.2 wijzigingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0534.wpPastoorslaan-VA01 met de bijbehorende regels.

1.3 bestemmingsplan 'Centrum'

Het bestemmingsplan 'Centrum' van de gemeente Hillegom, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0534.BPCentrum-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Groen

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen(voorzieningen) en water;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. voorwerpen van beeldende kunst;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. kunstwerken;
  • g. duikers;
  • h. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen zoals groen, water nutsvoorzieningen en straatmeubilair.

2.2 Bouwregels

Op de in lid 2.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

2.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat uitsluitend nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter;
    • 3. de nutsvoorziening uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan.

2.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 10 m voor lichtmasten;
  • b. 5 m voor voorwerpen van beeldende kunst;
  • c. 4 m voor overige andere bouwwerken.

2.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 2.2.2 onder a sub 3 voor het bouwen van voorwerpen van beeldende kunst waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 m.

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonerven, wijkontsluitingswegen (30 km/u), pleinen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. kruisende infrastructuur;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. duikers;
  • g. bruggen;
  • h. kunstwerken;
  • i. voorwerpen van beeldende kunst;
  • j. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen zoals groen, water nutsvoorzieningen en straatmeubilair.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden.

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat uitsluitend nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 10 m voor lichtmasten;
  • b. 6 m voor geluidwerende voorzieningen;
  • c. 6 m voor vlaggenmasten;
  • d. 5 m voor voorwerpen van beeldende kunst;
  • e. 3 m voor reclamezuilen;
  • f. 4 m voor overige andere bouwwerken.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. duikers;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen en paden.
4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden.

4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen (de woningen) mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. er mogen uitsluitend aaneengebouwde en halfvrijstaande woningen worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen bedraagt minimaal 40 en maximaal 50;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b mogen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' gestapelde woningen worden gebouwd;
  • e. de voorgevels van de woningen mogen uitsluitend in de voorgevelbouwgrens worden gebouwd, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn';
  • f. de diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f geldt ter plaatse van de aanduiding 'diepte' dat de diepte niet meer mag bedragen dan met de aanduiding is aangegeven;
  • h. het hoogteverschil van de dakopbouw met belendende gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • i. de goot- respectievelijk bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte';
  • j. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
  • k. ten behoeve van gestapelde woningen mogen buiten het bouwvlak trappen en stijgpunten worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 5 m.

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen bijbehorende bouwwerken ten behoeve van gestapelde woningen buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. overkappingen mogen alleen gebouwd worden op het achtererfgebied;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen te worden gebouwd op een afstand van minimaal 1,5 m achter de verlengde voorgevel;
  • e. de diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
  • f. van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan:
    • 1. 4 m;
    • 2. 0,30 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw en dient plat te worden afgedekt;
    • 3. het hoofdgebouw;
    • 4. 6 m, indien dit noodzakelijk is om een schuin dakvlak door te trekken;
    • 5. de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, in geval het de goothoogte betreft;
  • g. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen bestaan uit maximaal één bouwlaag;
  • h. aangebouwde bijbehorende bouwwerken die worden gesitueerd aan de zijgevel dienen te voldoen aan het volgende:
    • 1. de breedte mag maximaal 3 m bedragen;
    • 2. de dakhelling dient gelijk te zijn aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
  • i. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • j. het totale oppervlak van alle (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 50 % van het bij het hoofdgebouw behorende achtererfgebied, tot een maximum van:
    • 1. 40 m2 voor aaneengesloten woningen;
    • 2. 60 m2 voor vrijstaande en halfvrijstaande woningen.

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken op het voorerfgebied

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken op het voorerfgebied gelden in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.2 de volgende regels:

  • a. er mogen bijbehorende bouwwerken (erkers, entreeportalen en dergelijke) op het voorerfgebied worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de breedte van het bijbehorende bouwwerk niet meer mag bedragen dan ten hoogste 50% van de breedte van de voorgevel;
    • 2. de diepte van het bijbehorende bouwwerk niet meer mag bedragen dan 1 m met dien verstande, dat de afstand tot het openbaar gebied ten minste 1 m dient te bedragen;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
      • 4 m;
      • 0,30 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw en dient plat te worden afgedekt;
      • het hoofdgebouw.

4.2.4 Dakkappellen

Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:

  • a. per woning is één dakkapel per dakvlak toegestaan;
  • b. de dakkapel is voorzien van een plat dak;
  • c. een dakkapel in het voordakvlak mag nooit meer dan 50% van het dakvlak bedragen;
  • d. de bouwhoogte gemeten vanaf de voet van de dakkapel mag niet meer bedragen dan 1,75 m;
  • e. de onderzijde van de dakkapel is gelegen tussen 0,5 m en 1 m gemeten vanaf de dakvoet;
  • f. de bovenzijde van de dakkapel is gelegen op meer dan 0,5 m onder de daknok;
  • g. de zijkanten van de dakkapel zijn gelegen op meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, gemeten vanaf het hart van de bouwmuur;
  • h. de dakkapel mag niet worden gebouwd op een bijbehorend bouwwerk.

4.2.5 Dakopbouwen

Voor het bouwen van dakopbouwen gelden de volgende regels:

  • a. een dakopbouw mag uitsluitend worden geplaatst op het hoofdgebouw;
  • b. in geval van een dakopbouw op een zadeldak mag de nok door de dakopbouw verticaal gemeten met maximaal 0,8 m worden verhoogd;
  • c. de ruimte die door de dakopbouw ontstaat, mag op het hoogste punt niet meer dan 2,7 m bedragen;
  • d. in geval van een dakopbouw op een zadeldak moet de hellingshoek van het nieuwe dakvlak gelijk zijn aan de hellingshoek van het bestaande dakvlak;
  • e. de verhoging van de totale bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • f. het hoogteverschil van de dakopbouw met belendende gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m in geval van een plat dak en niet meer dan 3,5 m in geval van een kap.

4.2.6 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ander bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het voor- en achtererfgebied mag niet meer dan 50% worden bebouwd met andere bouwwerken, tot een maximum oppervlakte van 50 m2;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. 3 m voor pergola's;
    • 4. 1 m voor overige andere bouwwerken op het voorerfgebied;
    • 5. 3 m voor overige andere bouwwerken ter plaatse van de niet naar de openbare weg gekeerde gevel.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder b en toestaan dat er nog een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd met een diepte van 5 m onder de voorwaarden, dat:

  • a. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de achtergevel;
  • b. het achtererfgebied voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;
  • c. stedenbouwkundige belangen zich hier niet tegen verzetten.

4.3.2 Kap op een bijbehorend bouwwerk

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder f en toestaan dat er een kap mag worden gebouwd onder de voorwaarde dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
  • b. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.3.3 Tweede dakkapel

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4 onder a en toestaan dat er een tweede dakkapel wordt gebouwd onder de voorwaarden dat:

  • a. de dakkapellen op gelijke hoogte worden geplaatst;
  • b. de tussenafstand tussen beide dakkapellen minimaal 0,80 m bedraagt, tenzij in een bijzonder geval zulks niet mogelijk of wenselijk is;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bestaande straat- en/of bebouwingsbeeld.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van gronden en bouwwerken geldt dat:

  • a. binnen deze bestemming de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    • 1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 40 m2;
    • 2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    • 3. detailhandel is niet toegestaan, behoudens productiegebonden detailhandel;
    • 4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 4.4 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen een woning en bijbehorende bouwwerken voor bedrijf aan huis als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. er worden uitsluitend activiteiten uitgevoerd als bedoeld in categorie 1 en 2 van de bijlage "Staat van Bedrijfsactiviteiten", dan wel activiteiten die naar hun aard en omvang gelijk zijn te stellen aan de genoemde categorieën;
  • b. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 80 m2;
  • c. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • d. detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel, is niet toegestaan;
  • e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

4.5.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en toe te staan dat een deel van de woning of bijbehorend bouwwerk bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning) wordt gebruikt, met dien verstande, dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een wooneenheid aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per wooneenheid maximaal één situatie van inwoning ten behoeve van mantelzorg is toegestaan;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de wooneenheid, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de wooneenheid dient te hebben;
  • f. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het wooneenheid voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • g. maximaal 80 m2 van het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  • h. na de beëindiging van de mantelzorgsituatie de wooneenheid weer in oorspronkelijke vorm wordt teruggebracht.

Artikel 5 Leiding - Gas

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een ondergrondse aardgasleiding met een diameter van ten hoogste 12,75 inch en een druk van ten hoogste 40 bar.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

5.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 5.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 5.1 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, zijn uitsluitend toelaatbaar, indien de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten.

Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 wordt verleend, wordt advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Overig - Waarde Archeologie

De dubbelbestemming Waarde - Archeologie, zoals opgenomen in Artikel 24 van het 'bestemmingsplan 'Centrum' komt te vervallen.

Artikel 8 Overig - Algemene Regels

De algemene regels van het bestemmingsplan 'bestemmingsplan 'Centrum' zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het Wijzigingsplan Pastoorslaan Hillegom'.