direct naar inhoud van Regels
Plan: Uitwerkingsplan 3 Vossepolder
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0534.uwpVossepolder3-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan:

Onder het plan wordt verstaan het Uitwerkingsplan 3 Vossepolder van de gemeente Hillegom, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0534.uwpVossepolder3-VA01 met de bijbehorende regels.

1.2 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond. Hieronder wordt niet begrepen:

  • een onderbouw: een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;
  • een vide, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de onderliggende laag;
  • een zolder waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50 m, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Wonen

2.1 Bestemmingsomschrijving

Gronden, aangewezen voor 'Wonen' zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in de vorm van gestapelde woningen;
  • b. aan huis gebonden beroepen, voorzover dit door de beoefenaar daarvan in zijn woningen of bijgebouw wordt uitgeoefend en mits daarbij niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen met een gezamenlijk maximum van 25 m2 van de woningen of het bijgebouw wordt gebruikt;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, water-, nuts-, en parkeervoorzieningen.
2.2 Bouwregels

Op de tot 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend woningen worden gebouwd, met daarbijbehorende bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat:

2.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangeduide bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen in de vorm van gestapelde woning niet meer mag bedragen dan wordt aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', met dien verstande dat hoofdgebouwen mogen bestaan uit maximaal 6 bouwlagen en een kap;
  • c. de hoofdgebouwen dienen te worden voorzien van een kap met een dakhelling van ten minste 45 en ten hoogste 60;
  • d. op de gronden met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen per bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan wordt aangeduid;
  • e. uitsluitend gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen worden gebouwd;
2.2.2 Bijgebouwen bij gestapelde woningen

Voor bijgebouwen gelden de navolgende regels:

  • a. bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2,5 m achter de voorgevel te worden gebouwd, uitgezonderd een erker van ten hoogste 5 m2 welke voor de voorgevel mag worden geplaats, mits de afstand van de erker tot de bestemming verkeer ten minste 2,5m bedraagt.
  • b. het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen bedraagt gezamenlijk maximaal 100 m2, mits het totale bouwperceel bebouwd wordt tot een maximum van 40% van het bouwperceel;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m.

2.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de navolgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen die voor de voorgevel van woningen worden geplaatst niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3m, met dien verstande dat de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevel van woningen niet meer mag bedragen dan 1 m.
2.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering, de afmeting, dakbeëindiging, de detaillering, de kapvorm en de nokhoogte, van de in lid 2 en 3 genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:
    • 1. het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;
    • 2. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • b. Nadere eisen, als bedoeld onder a kunnen tevens worden gesteld ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw van het plangebied.
2.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 2.1 onder b voor de uitoefening van aan huis verbonden beroep over een groter vloeroppervlakte, met dien verstande dat:
    • 1. de uitoefening van bedoelde activiteiten ondergeschikt dient te zijn aan de woonfunctie als hoofdfunctie waarbij maximaal 25 m2 van de woning, uitgezonderd de bijgebouwen, gebruikt mag worden;
    • 2. de totale vloeroppervlakte die wordt gebruikt voor de beroepsuitoefening van de woningen de bijgebouwen samen niet meer mag bedragen dan 80 m2 waarbij het in lid 2.2.2 onder b genoemde percentage in acht genomen dient te worden;
    • 3. de uitoefening van de detailhandel is niet toegestaan;
    • 4. er geen onevenredige verkeersoverlast en aantasting van het woon- en leefklimaat te verwachten is.
  • b. lid 2.2.2 onder b voor het bouwen van gestapelde woningen met maximale bouwhoogte van 27 m.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 3 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 4 Algemene gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • b. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte.

Artikel 5 Parkeren en laden of lossen

  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan het gemeentelijke parkeerbeleid, met dien verstande dat ten minste 50% van alle parkeerplaatsen inpandig wordt gebouwd.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw waarvoor een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat op het betreffende bouwperceel in voldoende mate ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt of zal worden aangebracht.
  • c. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a en/of b:
    • 1. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid of laad- of losruimte wordt voorzien, dan wel;
    • 2. mits het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
      • een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
      • een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven, dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid;
      • een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf.

Artikel 6 Bepalingen van het bestemmingsplan Vossepolder welke van toepassing zijn

Het bepaalde in de volgende artikelen van het bestemmingsplan Vossepolder, zoals vastgesteld op 12 oktober 2006 door de raad van de gemeente Hillegom, is onverkort van toepassing op het Uitwerkingsplan 3 Vossepolder Vossepolder:

Paragraaf I Algemene bepalingen

  • Artikel 1 Begripsbepalingen
  • Artikel 2 Wijze van meten

Paragraaf III Gebruiksbepalingen

  • Artikel 11 Gebruik van gronden en bouwwerken

Paragraaf IV Bijzondere bepalingen

  • Artikel 12 Algemene ontheffingsbevoegdheid (ex artikel 15 W.R.O.)

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het uitwerkingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen tweejaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. eenmalig kan ontheffing worden verleend van het bepaalde in dit lid onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in dit lid onder a, met maximaal 10%;
  • c. het bepaalde in dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daar onder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het uitwerkingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het uitwerkingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde in dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Uitwerkingsplan 3 Vossepolder van het bestemmingsplan Vossepolder van de gemeente Hillegom.