direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen
Plan: Oostpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.0600oostpolder-DF02

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. (aanpassing als gevolg van uitspraak RvS 201211305/1/R4) tevens voor het hobbymatig houden van landbouwhuisdieren; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hobbymatig houden van landbouwhuisdieren';
  • d. aan de functie onder a. gebonden parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen en water.
19.2 Bouwregels

Op de in lid 19.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de bouwvlakken (één per bouwvlak);
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 9 meter;
  • d. bijgebouwen, aanbouwen en uitbreidingen van de woning mogen worden gebouwd mits:
    • 1. de gronden buiten het bouwvlak voor ten minste 50% onbebouwd blijven;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter;
    • 4. de diepte van uitbreidingen van de woning en aanbouwen niet meer bedraagt dan 3 meter, gemeten uit de achter- en of zijgevelbouwgrens;
    • 5. het gezamenlijk grondoppervlak aan bijgebouwen, aanbouwen en uitbreidingen van de woning bij vrijstaande of halfvrijstaande woningen niet meer bedraagt dan 100 m², met dien verstande dat voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' dit grondoppervlak niet meer bedraagt dan 275 m²;
    • 6. het gezamenlijk grondoppervlak aan bijgebouwen, aanbouwen en uitbreidingen van de woning bij aaneengesloten woningen niet meer bedraagt dan 30 m²;
    • 7. voor zover de bestaande maatvoering van bijgebouwen, aanbouwen of uitbreidingen van de woning afwijkt van het bepaalde in dit lid, geldt de bestaande maatvoering als maximaal toelaatbaar;
  • e. dakkapellen zijn toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot aan de goot van de dakkapel niet meer mag bedragen dan 1,50 meter;
    • 2. de breedte van de dakkapel niet meer mag bedragen dan 60% van de woningbreedte tot een maximum van 3,50 meter;
    • 3. de dakkapel meer dan 0,50 meter en minder dan 1 meter boven de goot van het hoofdgebouw dient te worden geplaatst;
    • 4. de zijkanten van de dakkapel meer dan 0,50 meter van de zijkanten van de bouwmuren af liggen;
    • 5. de onderlinge afstand tussen twee dakkapellen geplaatst in hetzelfde dakvlak ten minste 0,50 meter bedraagt;
  • f. dakopbouwen niet zijn toegestaan, met uitzondering van de reeds bestaande dakopbouwen, waarbij de bestaande goot- en bouwhoogte gelden als ten hoogste toelaatbaar;
  • g. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 1 meter op de gronden voor de voorgevelrooilijn;
    • 2. 2 meter voor het overige;
  • h. de bouwhoogte van een pergola niet meer bedragen dan 2,50 meter;
  • i. de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 6 meter;
  • j. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  • k. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.
19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2:

  • a. onder d ten behoeve van het bouwen van uitbreidingen van de woningen en aanbouwen met een diepte van meer dan 3 meter, mits de bouwmogelijkheid niet leidt tot een onevenredige hinder voor omwonenden (schaduwwerking of privacy);
  • b. onder d ten behoeve van het bouwen van een kap op een bijgebouw waarbij de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan 6 meter en de bouwmogelijkheid niet leidt tot een onevenredige hinder voor omwonenden (schaduwwerking of privacy);
  • c. onder f ten behoeve van het bouwen van een dakopbouw, mits:
    • 1. de gevel niet wordt doorgetrokken;
    • 2. de dakopbouw aan de straatzijde niet uit het dakvlak steekt.
19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt niet verstaan het medegebruik van woningen en/of bijgebouwen als praktijkruimte voor beroepsmatige activiteiten en bedrijfsmatige activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de bruto vloeroppervlakte gebruikt voor beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m²;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt in de omgeving;
  • d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
  • e. de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten.
19.4.2 Hobbymatig houden van landbouwhuisdieren

(aanpassing als gevolg van uitspraak RvS 201211305/1/R4)

Op de in lid 19.1 sub c bedoelde gronden is tevens het hobbymatig houden van landbouwhuisdieren toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik van het perceel in overwegende mate op wonen gericht dient te zijn, en
  • b. het houden van landbouwhuisdieren nauwelijks of geen marktoriëntatie mag hebben, en
  • c. een kleinschalige mestopvangvoorziening (maximaal 3 m3) is toegestaan op minimaal een afstand van 50 meter van woningen van derden, en
  • d. het houden van de dieren niet mag vallen onder een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer.
19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.4.1 ten behoeve van het medegebruik van woningen en/of bijgebouwen voor bedrijfsmatige activiteiten die in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 2, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de bruto vloeroppervlakte gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m²;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt in de omgeving;
  • d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
  • e. de bedrijfsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de bedrijfsmatige activiteiten;
  • g. geen vergunningsplichtige activiteiten op grond van de Wet milieubeheer plaatsvinden.