direct naar inhoud van Artikel 10 Wonen
Plan: Dalem
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0512.BP2011110-8100

Artikel 10 Wonen

10.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bestaande aantal woningen ter plaatse van de aanduidingen:
    aaneengebouwd   aaneengebouwde woningen;  
    twee-aaneen   twee-aaneen gebouwde woningen;  
    vrijstaand   vrijstaande woningen;  
  • b. aan huis verbonden beroepen met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 40 m²;
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, tuinen en erven.

10.2 bouwregels
10.2.1 bouwregels hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is bij woningen ter plaatse van de aanduidingen:
    vrijstaand   aan twee zijden minimaal 3 m;  
    twee-aaneen   aan één zijde minimaal 3 m;  
    aaneengebouwd   aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 3 m;  
  • c. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
10.2.2 bouwregels aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m, of niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
    • 5. een minimale afstand van 0,50 m tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt aangehouden
  • b. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw maximaal:
    • 1. 40 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 250 m², mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
    • 2. 50 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 250 tot en met 500 m², mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
    • 3. 60 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 500 tot en met 1.000 m², mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
    • 4. 70 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m², mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
  • c. goothoogte en bouwhoogte maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;
10.2.3 bouwregels bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
  • c. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
10.3 afwijken van de bouwregels
10.3.1 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 10.2.2 onder a voor het verkleinen van de afstand van een aan-of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen van een aan-of uitbouw, bijgebouw of overkapping vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. artikel 10.2.2 onder b voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot maximaal:
    • 1. 55 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 250 m²;
    • 2. 70 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 250 tot en met 500 m²;
    • 3. 90 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 500 tot en met 1.000 m²;
    • 4. 120 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m²,
  • c. artikel 10.2.2 onder b voor het vergroten van het bebouwingspercentage tot maximaal 70%;
  • d. artikel 10.2.2 onder b voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de oppervlakten genoemd onder b vermeerderd met 20 m², uitsluitend in verband met het gebruik van genoemde bouwwerken als afhankelijke woonruimte, mits een dergelijk gebruik noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • e. artikel 10.2.2 onder c voor het vergroten van de bouwhoogte tot maximaal 5 m.
10.3.2 voorwaarden voor het afwijken

Het afwijken als bedoeld in artikel 10.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
10.4 afwijken van de gebruiksregels
10.4.1 afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:

  • a. de oppervlakte maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m²;
  • b. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • c. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
  • d. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.
10.4.2 voorwaarden voor het afwijken

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.4.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.