direct naar inhoud van Artikel 11 Wonen
Plan: Wijdschild e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0512.BP2011103-4001

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een- en meergezinshuizen met bijbehorende bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven alsmede carports;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte', tevens voor een praktijkruimte en/of atelier;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - duiker', tevens voor een duiker;
  • d. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m²;

met de daarbijbehorende voorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen, waarvoor geldt dat bij drive-in woningen dient te worden voorzien in minimaal één parkeervoorziening op eigen terrein gelegen voor de voorgevel van de woning.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. binnen het bouwvlak, ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen aanduiding:
    • 1. 'vrijstaand', zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
    • 2. 'twee-aaneen', zijn uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 3. 'aaneengebouwd', zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 4. 'gestapeld', zijn uitsluitend gestapelde woningen in de zin van appartementen (meergezinshuizen) toegestaan;
    • 5. 'specifieke bouwaanduiding - drive-in woning', zijn uitsluitend drive-in woningen toegestaan;
  • c. de voorgevels van hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd in de voorste bouwvlakgrens. Indien bij een hoekperceel twee bouwgrenzen naar de gronden met de aanduiding 'tuin' dan wel naar de weg zijn gekeerd, dan dient de voorgevel te worden gebouwd in de bouwvlakgrens, welke zoveel mogelijk een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging ten opzichte van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen op de naastgelegen percelen heeft;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - drive-in woning' is vanaf de eerste verdieping uitsluitend bebouwing toegestaan vanaf 1 meter van de voorgevel, met dien verstande dat muurpenanten en balkons wel op de voorgevel zijn toegestaan;
  • e. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • f. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw - 1' is een ondergeschikte dakopbouw toegestaan, waarvan de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • h. de afscheiding aan de voorzijde van balkons dan wel dakterrassen bedraagt maximaal 1,40 meter;
  • i. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 3 meter aan beide zijden;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde woningen minimaal 3 meter aan één zijde;
    • 3. bij aaneengebouwde woningen minimaal 3 meter aan de niet-aangebouwde zijde van de woningen.

11.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'tuin' geen bijgebouwen zijn toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' bijgebouwen binnen de aanduiding 'tuin' toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - aaneengebouwd bijgebouw' per hoofdgebouw één aan de zijgevel van het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw toegestaan tot in de voorgevelrooilijn met een maximale breedte van 3,5 meter, met dien verstande dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter bedraagt;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • f. in afwijking van het bepaalde in onder d en onder e is:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw - 2' een bijgebouw met een dakopbouw toegestaan met een maximale goot- en bouwhoogte van onderscheidenlijk 6 meter en 8 meter;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw - 3' een bijgebouw met een dakopbouw toegestaan met een maximale goot- en bouwhoogte van onderscheidenlijk 3 meter en 6 meter;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal:
    • 1. 50 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
    • 2. 60 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m², mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;

met dien verstande dat ter plaatse 'specifieke bouwaanduiding - drive-in woning' de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen buiten het bouwvlak maximaal 40 m² bedraagt, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;

  • h. de afstand van bijgebouwen tot de voorgevelrooilijn bedraagt minimaal 3 meter;
  • i. in afwijking van het bepaalde in sub h geldt voor aan de voorgevel aangebouwde bijgebouwen in de vorm van een erker een afstand tot de voorste perceelsgrens van minimaal 1 meter;
  • j. balkons dan wel dakterrassen op een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde overkapping zijn bij drive-in woningen buiten het bouwvlak uitsluitend toegestaan indien zij gesitueerd zijn aan de achtergevel van het hoofdgebouw of de achtergevel van een aangebouwd bijgebouw met een maximale diepte van 2,80 meter gerekend vanaf de achterste bouwvlakgrens;
  • k. de afscheiding aan de voorzijde van balkons dan wel dakterrassen bedraagt maximaal 1,40 meter;
  • l. de breedte bedraagt:
    • 1. van aan de voorgevel aangebouwde bijgebouwen maximaal 60% van de voorgevel;
    • 2. van aan de zijgevel aangebouwde bijgebouwen maximaal 60% van de zijgevel;
    • 3. van aan de achtergevel aangebouwde bijgebouwen de breedte van het hoofdgebouw;
  • m. in afwijking van het voorgaande geldt voor het oprichten van bijgebouwen dat de zijdelingse perceelsgrens voor maximaal 60% mag worden bebouwd.

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bij een hoekperceel niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn en vóór de zijgevelrooilijn niet meer mag bedragen 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van tuinmeubilair en speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • f. bij een vrijstaande of twee-aaneen gebouwde woning mag één carport achter de voorgevelrooilijn worden opgericht, met dien verstande dat een carport niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'tuin';
  • g. overkappingen mogen voor de voorgevelrooilijn met een maximale diepte van 1 meter worden opgericht, tenzij er sprake is van een erker op minder dan 2 meter van de hoofdingang, waarbij de dakafdekking van de erker mag worden doorgetrokken tot boven de hoofdingang.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de milieukwaliteit;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. ter waarborging van het woon- en leefklimaat.

11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Afwijking bijgebouwen aanduiding 'tuin'

Bij omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 11.2.2 onder a voor het bouwen van een bijgebouw in de vorm van een erker binnen de aanduiding 'tuin', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de breedte van de erker mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
  • b. de hoogte van de erker mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • c. de afstand tot de openbare ruimte mag niet minder dan 1,5 meter bedragen;
  • d. de erker mag niet aan een drive-in woning worden gebouwd;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • f. er ontstaat geen onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid.

11.4.2 Afwijking hogere bouwhoogte drive-in woningen

Bij omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 11.2.1 onder f voor het verhogen van de maximale bouwhoogte bij drive-in woningen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend ten behoeve van de bouw van een dakopbouw;
  • b. de omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend bij drive-in woningen;
  • c. er dient rekening te worden gehouden met het gemeentelijk beleid ten aanzien van beeldkwaliteit;
  • d. er dient rekening te worden gehouden met de volgende afmetings- en situeringseisen:
    • 1. de goot- en bouwhoogte van de dakopbouw mag maximaal 3 meter bedragen;
    • 2. de breedte van de dakopbouw dient overeen te komen met de breedte van de woning;
    • 3. de bouwdiepte bedraagt maximaal 7 meter;
    • 4. de afstand tot de voorgevel dient 1 meter te bedragen, met dien verstande dat in het geval dat reeds sprake is van een bestaande dakopbouw(en) op een andere woning direct grenzend aan de woning waarop de dakopbouw gebouwd gaat worden, de dakopbouw op één lijn met de bestaande dakopbouw(en) dient te worden opgericht;
  • e. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.

11.4.3 Afwijken uitbreiden hoofdgebouw drive-in woningen

Bij omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 11.2.1 onder a voor het uitbreiden van het hoofdgebouw bij drive-in woningen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend bij drive-in woningen;
  • b. de uitbreiding is uitsluitend toegestaan aan de achtergevel van de woning;
  • c. de maximale diepte van de uitbreiding bedraagt het aantal meters tot aan de penanten van de woning;
  • d. de maximale bouwhoogte van de uitbreiding bedraagt de hoogte van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • e. er dient rekening te worden gehouden met het gemeentelijk beleid ten aanzien van beeldkwaliteit.

11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van goederen voor bedrijfsdoeleinden;
  • b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan van hout- en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  • e. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • f. detailhandel;
  • g. seksinrichtingen.

11.5.2 Detailhandel

In afwijking van bepaalde in artikel 11.1 juncto het bepaalde in artikel 11.5.1 onder f mag ter plaatse van het perceel aan de Coupure 2 het bestaande gebruik als detailhandel in de vorm van een winkel in bloemen en planten worden voortgezet, totdat de activiteiten van de reeds op het perceel aanwezige winkel worden beëindigd.

11.6 Afwijking van de gebruiksregels
11.6.1 Aan huis verbonden bedrijf

Bij omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 11.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de gebouwen tot een maximum van 45 m²;
  • b. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • c. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • d. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • e. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

11.6.2 Mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 11.1 juncto het bepaalde in artikel 11.5 onder d en onder e voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. maximaal 75 m² van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.